direct naar inhoud van Artikel 10 Wonen
Plan: Rondweg Enter 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2010000023-0003

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in woonhuizen;

met dien verstande dat:

  • b. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  • c. bed & breakfast is toegestaan in de woning en/of een aan de woning aangebouwd gebouw;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' de voor het betrokken perceel genoemde (bedrijfs)activiteit plaats mag vinden, met dien verstande dat:
    • 1. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
    • 2. de maximale gezamenlijke bebouwingsoppervlakte die voor deze activiteit wordt gebruikt niet meer bedraagt dan de bestaande oppervlakte zoals genoemd in de tabel:

Adres   Activiteit   Bestaande oppervlakte  
Rondweg 19   opslag wit- en bruingoed   475 m2  

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing', geen bouwwerken zijn toegestaan;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.

10.2 Bouwregels

Op de tot Wonen bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' mogen geen gebouwen worden opgericht.

10.2.1 Hoofdgebouwen in casu woonhuizen

Voor hoofdgebouwen in casu woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één woonhuis worden gebouwd;
  • c. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand vanuit de as van de meest nabij gelegen rijbaan gemeten van 15 m;
  • d. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3 exclusief de inhoud van kelders voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk is;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder b tot en met f geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en in voorkomend geval van herbouw, gehandhaafd mogen worden.
10.2.2 Bijgebouwen

Voor bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per woning mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand vanuit de as van de meest nabij gelegen rijbaan gemeten van 15 m;
  • c. Voor gebouwen geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • d. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 8 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte 15% lager dient te zijn dan de woning, met een minimum van 1 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder c geldt in geval van woningen met één bouwlaag, dat de bouwhoogte van een bijgebouw niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • g. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met e geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en in voorkomende geval van herbouw, gehandhaafd mogen worden, met dien verstande dat de oppervlakte van bijgebouwen niet meer dan 250 m2 mag bedragen.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder begrepen overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceels- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 10.1 ten behoeve van een trekkershut, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend ter plaatse van een voormalig agrarisch bedrijf en een kleinschalig kampeerterrein een trekkershut is toegestaan;
    • 2. niet meer dan twee trekkershutten per voormalig agrarisch bedrijf en per kleinschalig kampeerterrein zijn toegestaan;
    • 3. de oppervlakte van een trekkershut niet meer dan 36 m2 mag bedragen;
  • b. 10.1 en op een voormalig agrarisch bedrijf twee trekkershutten in de vorm van een hooiberg met een oppervlakte van niet meer dan 36 m2 toestaan;
  • c. 10.2.1 onder a en toestaan dat een erker met een inhoud van niet meer dan 20 m3wordt gebouwd;
  • d. 10.2.2 onder e ten behoeve van een afwijkende dakhelling;
  • e. 10.2.3 ten behoeve van een hobbymatige paardenbak, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
    • 2. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.200 m2.
10.4.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 13 Algemene gebruiksregels wordt in ieder geval gerekend het gebruik van kampeermiddelen, vrijstaande bijgebouwen, gastenverblijven en recreatiewoningen voor permanente bewoning of als tweede woning.

10.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 13 Algemene gebruiksregels wordt in ieder geval niet gerekend:

  • a. het stallen van caravans in (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. niet meer dan 35% van het vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen mag worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep tot een maximale oppervlakte van 50 m2, dan wel, indien de bestaande oppervlakte groter is, de oppervlakte zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
    • 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 3. detailhandel is niet toegestaan.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 10.1 juncto artikel 1.53 (begripsomschrijving woning) voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
  • b. 10.1 en toestaan dat een (voormalige bedrijfs)woning, zijnde een zelfstandige wooneenheid, met een omvang van minimaal 1.000 m3 wordt gebruikt ten behoeve van twee woningen;
  • c. 10.1 en toestaan dat een voormalige bedrijfswoning, zijnde een zelfstandige wooneenheid, met een omvang van minimaal 1.500 m3 wordt gebruikt ten behoeve van drie woningen;
  • d. 10.1 ten behoeve van een trekkershut, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend ter plaatse van een voormalig agrarisch bedrijf en een kleinschalig kampeerterrein een trekkershut is toegestaan;
    • 2. niet meer dan twee trekkershutten per voormalig agrarisch bedrijf en per kleinschalig kampeerterrein zijn toegestaan;
    • 3. de oppervlakte van een trekkershut niet meer dan 36 m2 mag bedragen;
  • e. 10.1 ten behoeve van een landschappelijk ingepast, kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
    • 1. op deze gronden het keur van het waterschap niet van toepassing is;
    • 2. de sanitaire voorzieningen binnen bestaande opstallen worden gerealiseerd;
  • f. 10.1 ten behoeve van een hobbymatige paardenbak, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
    • 2. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.200 m2;
  • g. 10.5.1 ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw, gastenverblijf of een recreatiewoning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van mantelzorg;
    • 2. er niet meer dan 75 m2 aan bestaande bijgebouwen, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
    • 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
    • 4. het bijgebouw, het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
    • 5. het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
    • 6. de omgevingsvergunning en derhalve het gebruik van het bijgebouw, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen.
10.6.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
10.7 Wijzigingsbevoegdheid
10.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

de bestemming ' Wonen ' wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' en bedrijven van de categorie 1 en 2 toestaan, zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen die als bijlage bij de regels is gevoegd, met dien verstande dat op de volgende adressen ten behoeve van de bedrijfsfunctie de oppervlakte van alle gebouwen (inclusief (bedrijfs-) woningen en bijgebouwen bij woningen) mag worden vergroot, met een maximale oppervlakte, zoals genoemd in onderstaande tabel:

Adres   15% van oppervlakte perceel (in m²)   Aanwezige ² bebouwing (in m²)   Maximale oppervlakte bebouwing in nieuwe situatie  
Mettenkampsweg 11   1310   800   920  
Rondweg 17   750   285   600  
Rondweg 19   1345   1080   770 **  
Rondweg 21   1335   400   600  
Rondweg 23   135   250   290  
Rondweg 25   510   300   510  
Rondweg 25a + 27   170   320   400  
Rondweg 30a / 32   1695   1285   1480  
Rondweg 34   620   240   600  
Rondweg ong. / Rondweg 38   525   300   325 ***  
Rondweg 42   760   230   600  
Rondweg 46   160   160   200  
Rondweg 46a   175   70   200  
Rondweg 48   405   245   405  
Rondweg 50   320   180   320  
Rondweg 52   2025   290   600  

* Het uitgangspunt is een maximale oppervlakte van 600 m² en minimaal 200 m² per woning. Wanneer in de huidige situatie al meer dan 15 % van de kavel is bebouwd of meer dan 600 m² bebouwing aanwezig is, dan mag nog maximaal 15 % worden bijgebouwd.

** Getal wijkt af van uitgangspunt vanwege toepassing Rood voor Rood.

*** Getal wijkt af van uitgangspunt vanwege toepassing Rood voor Rood, aangegeven oppervlakte is inclusief nieuwe woning met bijgebouwen in het kader van Rood voor Rood.

10.7.2 Specifiek afwegingskader

Indien toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid, zoals genoemd onder 10.7.1 onder b, dient ter zake een bodemonderzoek, een flora- en faunaonderzoek,en een inrichtingsplan te worden overgelegd.

Bij beoordeling van het inrichtingsplan wordt in ieder geval getoetst op de volgende onderdelen: groen en groensingels, waterberging, verharding en parkeervoorzieningen op eigen terrein.

10.7.3 Algemeen afwegingskader

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden, zoals genoemd in 10.7.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.