direct naar inhoud van Artikel 12 Leiding - Riool
Plan: Urkerhard
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0184.Urkerhard-0507

Artikel 12 Leiding - Riool

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de rioolpersleiding.

12.2 Bouwregels

Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mag in afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen niet worden gebouwd met uitzondering van gebouwen ten behoeve van het leidingbeheer, de maximale bebouwde oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 25 m².

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 voor wat betreft het oprichten van bebouwing overeenkomstig de ter plaatse geldende basisbestemming, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de rioolpersleiding, in verband waarmee de leidingbeheerder wordt gehoord.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 12.1 bedoelde gronden de volgende werken uit te voeren:
    • a. het vergraven en egaliseren van gronden;
    • b. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters ;
    • c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen;
    • d. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
    • e. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;
  • 2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.4 sub 1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functies die het plan beoogd te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • 3. Bij de afweging als bedoeld in lid 12.4 sub 2 wordt in ieder geval betrokken de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming;
  • 4. Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.4 sub 1 is vereist voor:
    • a. werken en werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • b. werken en werkzaamheden welke op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.