direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Port of Urk - Binnendijks bedrijventerrein
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0184.BP2020BDBT-0001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Urk wil ten zuiden van Urk en aansluitend op het bestaande bebouwde gebied (Zwolsehoek) een nieuw binnendijks bedrijventerrein realiseren: Port of Urk - Binnendijks bedrijventerrein. Op die manier wil de gemeente de vraag naar geschikte bedrijfskavels faciliteren. Met het plan wordt beoogd een aantrekkelijk en toekomstbestendig bedrijventerrein te realiseren. Enerzijds om ruimte te bieden aan de groei van het visserijcluster en de maritieme sector. Urk heeft hierin een hubfunctie en wil deze versterken. Anderzijds moet het bedrijventerrein voorzien in de behoefte van Urker bedrijven welke als gevolg van autonome groei ontwikkel- en/of uitbreidingswensen hebben. De aanleiding en het doel van het bedrijventerrein zijn verder uitgewerkt in de Nota van uitgangspunten en ambities, vastgesteld door het college van Burgemeester en wethouders op 19 november 2019.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied is gelegen aan de zuidzijde van Urk, grenzend aan het bestaand bebouwd gebied. Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de N352 (Domineesweg) en het bestaande bedrijventerrein Zwolsehoek, ten oosten door de Zuidermeerweg en Zuidermeertocht, zuidelijk door een agrarisch perceel gelegen aan de Zuidermeerweg en westelijk door de Zuidermeerdijk en het IJsselmeer met de geplande Port of Urk - Maritieme Servicehaven Noordelijk Flevoland (MSNF). Hieronder is een afbeelding geplaatst met de globale begrenzing van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2020BDBT-0001_0001.png"

Afbeelding 1.1: Globale begrenzing plangebied

1.3 Vigerende plannen

Ter plaatse van het plangebied vigeren (geheel of gedeeltelijk) de volgende plannen:

  • Beheersverordening Landelijk gebied (vastgesteld door de gemeenteraad van Noordoostpolder op 21 maart 2016).
  • Rijksinpassingsplan Windenergie langs de dijken van de Noordoostpolder (vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op 20 december 2010).

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 van de toelichting wordt ingegaan op het planvoornemen; de doelstelling en uitgangspunten. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 het beleidskader van het Rijk, de provincie, de regio (waaronder waterschap) en de gemeente uiteen gezet. Hoofdstuk 5 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 6 beschrijft de juridische opzet waarbij de verbeelding en de planregels worden besproken. Tot slot volgt in hoofdstuk 7 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van de ter visie legging en overleg.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Historie

De omgeving van Urk was al vroeg een interessante plaats voor rondtrekkende mensen. De verschillende terreintypen boden mogelijkheden voor jacht, visserij, verzamelen, akkerbouw en veeteelt. Op diverse plaatsen zijn sporen van bewoning uit de Vroege en Midden Steentijd gevonden, onder andere op de hoger gelegen dekzandruggen rondom Urk. Ook de zone langs het Vechtdal, zuidoostelijk van de oude kern Urk, was een aantrekkelijke vestigingsplaats.

Met het stijgen van de zeespiegel werd de hoogteligging in toenemende mate een bepalende factor bij de keuze van een vestigingsplaats. Een groot deel van het gebied bleef echter nog droog genoeg en geschikt voor bewoning.

Vanaf de Romeinse tijd werd het gebied steeds natter en er ontstonden verschillende eilanden, zoals Urk en Schokland. De bewoners vestigden zich in nederzettingen rond de pleistocene opduiking van het voormalige eiland Urk. Door het stijgende water werden de eilandbewoners gedwongen over te stappen van akkerbouw naar veeteelt en vervolgens naar de visserij (17e eeuw).

De strijd tegen het water uit zich in het voorkomen van dijkrestanten uit de 12e tot 14e eeuw. Deze liggen ten oosten van Urk. In de loop van de 16e eeuw was sprake van bewoning op de plaats van de huidige oude kern Urk.

Het gegeven, dat het voormalige visserseiland Urk, thans gelegen op een knikpunt in de westelijke IJsselmeerdijk, deel is gaan uitmaken van de Noordoostpolder is mede bepalend geweest voor het latere structuurbeeld van de kern. Dit geldt vanaf de eerste dorpsuitbreiding, die vanwege de ligging van de vissershaven ten noorden van het eiland werd gesitueerd. Voor de eilandbewoners was destijds de woonfunctie als bindende factor van essentiële betekenis voor de gewenste integratie tussen het bestaande dorp en de nieuwe uitbreiding.

Ook moest ruimte worden gecreëerd voor uitbreiding van voorzieningen, waarvoor op het compact bebouwde eiland geen plaats meer was. Hierin is voorzien door telkens verspreid in de toegevoegde woonwijken buurt- en/of wijkcentra te situeren, nauwkeurig afgestemd op de zich dan ontwikkelende behoeften.

Wat de groene ruimte betreft, werd aanvankelijk aangesloten op het karakteristieke stenige karakter van Urk. Drie gebieden vormen daarop een uitzondering, namelijk het Urkerbos en de staatsreservaten Toppad en Staartweg. De woongebieden hebben zich vervolgens, in aansluiting op de eerste dorpsuitleg, vanaf het voormalige eiland geheel ten noorden van de Urkervaart in oostelijke richting ontwikkeld. Met het toenemen van de afstand tot het voormalige eiland en de veranderingen in de woonwensen heeft de groenstructuur in de nieuwste woonwijken steeds meer aandacht gekregen. Desondanks hebben de woonbuurten nog steeds een compact karakter waarin de sociale samenhang van de bevolking tot uitdrukking komt.

De oostelijke ontwikkelingsrichting geldt eveneens voor het bedrijventerrein, met dien verstande dat het zich, na het aan de haven grenzende bedrijventerrein Lemsterhoek, in een aaneengesloten zone ten zuiden van de Urkervaart en ten noorden van de Domineesweg heeft ontwikkeld.

Nadat de Noordoostpolder in 1942 droog viel, zijn de gronden rondom Urk in gebruik genomen als agrarische grond, veelal akkerland. Dit gebied kenmerkt zich door een strakke, rechtlijnige verkaveling met grote kavels.

Het plangebied lag tot voor kort in de gemeente Noordoostpolder. Per 1 januari 2019 heeft er een grenscorrectie plaatsgevonden en behoort het plangebied tot het grondgebied van de gemeente Urk.

2.2 Ruimtelijke structuur

Het plangebied is gelegen ten zuiden van Urk; zuidelijk van de Domineesweg en bedrijventerrein Zwolsehoek, oostelijk van de Zuidermeerdijk en westelijk van de Zuidermeerweg.

Het gebied wordt gekenmerkt door grote kavels met een standaard kavelmaat 300x800 meter. Het betreffen akkerlanden die zijn gelegen in de strakke verkaveling die de polder eigen is. Aan de randen van het plangebied, langs de Domineesweg en de Zuidermeerweg, is een beperkt aantal opstallen aanwezig. Dit betreffen actieve en voormalige boerderijen. Langs de Zuidermeerdijk, die als primaire waterkering dienst doet, staat een tweetal windturbines.

De groenstructuur bestaat uit groensingels rondom de bebouwde kavels. De waterstructuur is opgebouwd uit de Zuidermeertocht,een kwelsloot langs de Zuidermeerdijk en kavelsloten rond de bebouwde kavels en tussen de akkerlanden. Deze kavelsloten wateren af op de Zuidermeertocht.

2.3 Functionele inrichting

Het plangebied wordt momenteel voornamelijk gebruikt als agrarisch productiegebied (akkerbouw) in overeenstemming met het primaire doel waartoe de Noordoostpolder in 1942 is drooggelegd en ingericht. In het noordwestelijke puntje van het plangebied is een palletbedrijf gelegen.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Doelstellingen en uitgangspunten

In de 'Nota van uitgangspunten en ambities: Ontwikkeling nieuw binnendijks bedrijventerrein Urk' (vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 19 november 2019, Bijlage 1) zijn uitgangspunten vastgelegd voor het stedenbouwkundig plan en onderhavig bestemmingsplan.

Met de ontwikkeling van Port of Urk - Binnendijks bedrijventerrein wordt ruimte geboden aan:

  • de autonome groei van Urker bedrijven (brede economie);
  • het visserijcluster;
  • het maritieme cluster;

Met Port of Urk - Binnendijks bedrijventerrein wil de gemeente een clusterontwikkeling op Urk voor visserij- en maritiem gerelateerde bedrijven op regionaal, nationaal en internationaal niveau zo optimaal en efficiënt mogelijk faciliteren en benutten.

De volgende uitgangspunten en ambities zijn geformuleerd voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein:

Programma

Uit ladderonderzoek is gebleken dat behoefte is aan 60 hectare bedrijvigheid. Deze wordt mogelijk gemaakt middels dit bestemmingsplan. In paragraaf 5.1 wordt nader ingegaan op het ladderonderzoek.

Het kwalitatieve programma van het binnendijks bedrijventerrein bestaat uit bedrijven tot hoogstens milieucategorie 4.2 conform de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering, waarvan in beperkte mate kantoren, perifere detailhandel en een truckparkeerplaats met bijbehorende voorzieningen. Daarnaast worden bedrijven in een hogere milieucategorie (tot en met 5.3 conform de VNG-publicatie) toegestaan mits deze behoren tot de maritieme sector of het visserij cluster.

De toegestane bedrijvigheid is vastgelegd in een staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij de planregels).

Clustervorming en segmentering

In dit bestemmingsplan wordt de milieuzonering nieuwe stijl toegepast. Contouren ten aanzien van geluid- en geurhinder zijn hierin bepalend. In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op de toepassing van dit aspect.

Bedrijven in de maritieme en visserijsector en de daaraan ondersteunende bedrijvigheid, worden op het bedrijventerrein waar mogelijk in de nabijheid van elkaar geplaatst. Clustervorming wordt mogelijk gemaakt door het toepassen van een milieuzonering, door het stellen van beeldkwaliteitseisen en door een uitgiftebeleid.

Bedrijvigheid dient te voldoen aan beleidsregels voor beeldkwaliteit, zie Artikel 6. Hiermee zijn de representatieve uitstraling en welstand verzekerd.

Er heeft afstemming plaatsgevonden met ondernemers op Urk om de vestingingseisen en -wensen in beeld te krijgen. Met deze eisen en wensen is zoveel mogelijk rekening gehouden.

Beeldkwaliteit

Het beeldkwaliteitplan heeft middels beleidsregels een directe binding met de planregels van dit bestemmingsplan, daarmee heeft het een directe juridische werking.

Indeling van het plangebied

Bouwclusters langs de Domineesweg en Zuidermeerweg

De twee (bedrijf)woonfuncties gelegen aan de Domineesweg 27 en 29 en de (bedrijf)woonfunctie aan de Zuidermeerweg 51 zijn met dit bestemmingsplan wegbestemd. Bekeken wordt in hoeverre het groencluster rond de kavel Zuidermeerweg 51 behouden kan blijven. De (bedrijf)woonfunctie aan de Zuidermeerweg 49 is in dit bestemmingsplan behouden en conserverend bestemd (Artikel 3 Agrarisch).

Windturbines

De bestaande windturbines zijn in dit plan conserverend bestemd (Artikel 5 Bedrijf - Windturbinepark). De risicocontouren rondom de twee windturbines hebben een plek gekregen in dit bestemmingsplan. In het stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met deze contouren. In paragraaf 5.7 is nader ingegaan op het aspect externe veiligheid, ondermeer als gevolg van de windturbines. In Artikel 17 van de planregels is het beschermingsregime als gevolg van de windturbines vastgelegd.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is onderzoek gedaan naar het effect van slagschaduw als gevolg van de windturbines. In paragraaf 5.8 wordt hier nader op ingegaan.

Toekomstige water-, groen- en verkeerstructuur

De gemeente heeft in overleg met stakeholders, waaronder het waterschap Zuiderzeeland, een watervisie opgesteld. Hierin is nadrukkelijk rekening gehouden met de normen van het waterschap. In paragraaf 5.10 wordt nader ingegaan op het aspect water, de normen en de afstemming met het waterschap.

In het plan is ruimte voor een boulevard in oost-westelijke richting. Deze boulevard wordt gekenmerkt door een laan met daaraan gekoppeld een water- en groenstructuur. De hoofdverkeersstructuur is vastgelegd middels een bestemming 'Verkeer'. Deze hoofdverkeersstructuur omvat de ontsluiting van het toekomstige MSNF.

De terreinindeling is onderdeel van het stedenbouwkundig plan. Het stedenbouwkundig plan voorziet in een veilige verkeersstructuur. Beleidsregels ten aanzien van beeldkwaliteit en parkeren borgen de terreinindeling en het laden en lossen op eigen terrein.

Duurzaamheid

In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met eisen en wensen ten aanzien van duurzaamheid. Beleidsregels duurzaamheid regelen dat voldaan dient te worden aan een aantal duurzaamheidsbeginselen. Een toelichting hierop wordt gegeven in paragraaf 5.15.

Mobiliteit

Een (veilige) fietsstructuur is onderdeel van het stedenbouwkundig plan.

Het gebruik van duurzame brandstoffen wordt gestimuleerd. Zo wordt de vestiging van een tankstation voor de verkoop van duurzame branstoffen (lng, cng en waterstof) mogelijk gemaakt.

Circulaire economie

Clustervorming wordt mogelijk gemaakt door het toepassen van een milieuzonering, door het stellen van beeldkwaliteitseisen en door een uitgiftebeleid.

Klimaatadaptatie 

Het stedenbouwkundig plan voorziet in voldoende groen en water. Binnen het plan dient overeenkomstig de normen van het waterschap 5,3 hectare water geborgen te worden.

De realisatie van groene daken wordt gestimuleerd.

Energie

In het stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met brede leidingstraten om diverse leidingen en een warmtenet mogelijk te maken.

Het inventariseren van duurzaamheidsmaatregelen vindt parallel aan het opstellen en uitvoeren van dit bestemmingsplan plaats. Waar mogelijk krijgen deze duurzaamheidsmaatregelen een plek in dit bestemmingsplan en/of in de beleidsregels.

Parallel aan het opstellen en uitvoeren van dit bestemmingsplan vindt verkenning van het toepassen van parkmanagement plaats. Waar mogelijk krijgt dit parkmanagement een plek in dit bestemmingsplan en/of in de beleidsregels.

Middels beleidsregels voor duurzaamheid wordt afgedwongen dat daken van (delen van) bedrijven voldoende draagkracht hebben.

Gezondheid en vieligheid

Milieuzonering

In dit bestemmingsplan wordt de milieuzonering nieuwe stijl toegepast. Hiermee wordt rekening gehouden met omliggende milieuhindergevoelige functies. Contouren ten aanzien van geluid- en geurhinder zijn hierin bepalend. In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op de toepassing van dit aspect.

Luchtkwaliteit en geur

Er is onderzoek uitgevoerd naar het aspect luchtkwaliteit. In paragraaf 5.5 wordt hier nader op ingegaan.

Het aspect geur maakt onderdeel uit van de milieuzonering. Hier wordt nader op ingegaan in paragraaf 5.3.

Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte

Dit is een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. In paragraaf 6.1 wordt toegelicht welke instrumenten toegepast zijn en op welke wijze.

Plan-m.e.r.

Voor dit bestemmingsplan is een planMER opgesteld. Zie hiervoor paragraaf 5.2.

3.2 Ontwikkelingen

Port of Urk - Binnendijks bedrijventerrein zal ruimte bieden aan maritieme bedrijvigheid en bedrijven uit de visserijsector. Daarnaast is ruimte voor bedrijvigheid afkomstig van Urk.

Clustering is niet dwingend voorgeschreven, omdat deze afhankelijk is van de te vestigen bedrijven. Clustering krijgt wel een plek in uitgiftebeleid, waaraan bedrijfsinitiatieven ten tijde van uitgifte/verkoop van bedrijfspercelen worden getoetst. Daarnaast onstaat clustering door beeldkwaliteitseisen en milieuzonering. In het zuidelijk deel ontstaat bijvoorbeeld de meeste milieuruimte. Dit is hierdoor de meest geschikte plek voor de visverwerkende industrie, omdat ze hier zo min mogelijk omliggende gevoelige functies, zoals woningen, hindert.

Zelfstandige kantoren kunnen gevoelige functies zijn of worden, afhankelijk van hun omvang. Om de visverwerkende industrie zo min mogelijk te hinderen, zijn kantoren toegestaan in het noordelijk deel van het plangebied.

In verband met de aanwezigheid van de A6 in de nabijheid van het plangebied en het ontbreken van truckersparkeerplaatsen in de regio, biedt dit bedrijventerrein ruimte aan een truckersparkeerplaats. Op deze parkeerplaats is ruimte voor langparkeren van vrachtwagens.

De hoofdontsluiting van het bedrijventerrein bestaat uit een aansluiting op de huidige rotonde in de Domineesweg in de noordoostzijde van het plangebied. Via de op te waarderen Zuidermeerweg loopt de hoofdontsluiting in de zuidelijke richting. Ongeveer halverwege het plangebied buigt de hoofdontsluiting af in zuidwestelijke richting. Een boulevard loopt in zuidwestelijke richting loodrecht op de dijk. De boulevard is een ruime verkeersstructuur, met parallelstructuur, omgeven door groen en water. De boulevard wordt doorgetrokken over de dijk en vormt daarmee tevens de hoofdontsluiting voor de MSNF. Evenwijdig aan de dijk loopt de hoofdstructuur in noordelijke richting terug naar de Domineesweg en vormt daar de tweede ontsluiting van het plangebied

Een onderliggende verkeersstructuur is flexibel en kan naar gelang de ontwikkeling van het bedrijventerrein ingericht worden.

Duurzaamheidsmaatregelen worden overwogen en nagestreefd door de gemeente, maar zijn sterk afhankelijk van de op het bedrijventerrein te vestigen bedrijven. Daarnaast heeft dit bestemmingsplan een looptijd van twintig jaren. De verwachting is dat in die periode duurzaamheid een hoge vlucht neemt en voorzieningen worden (door)ontwikkeld, waardoor het nu niet verstandig is concrete duurzaamheidsmaatregelen op bedrijfs- en gebouwniveau voor te schrijven, daar er over enkele jaren waarschijnlijk beter renderende maatregelen beschikbaar zijn. Zo wordt in dit kader bijvoorbeeld de toepassing van een warmtenet en zon op daken overwogen. De toepassing van duurzaamheidsmaatregelen worden afgedwongen middels beleidsregels. Beleidsregels zijn vrij eenvoudig te wijzigen, waardoor bij doorontwikkeling van duurzaamheidsmaatregelen niet het hele bestemmingsplan herzien hoeft te worden.

Het stedenbouwkundig plan wordt momenteel nader uitgewerkt en krijgt een plek in dit bestemmingsplan. Ondernemers worden meegenomen in de planontwikkeling. Het uiteindelijke stedenbouwkundig plan kan aanleiding geven om de indeling van het plangebied en de detaillering van het bestemmen te wijzigen.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voorzover relevant, de rijks -, regionale-, provinciale -, en gemeentelijke beleidsstukken. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald in de regels en op de verbeelding. Thematisch beleid en wet- en regelgeving ten aanzien van de verschillende omgevingsaspecten wordt per thema behandeld in Hoofdstuk 5.

4.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Begin 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid heeft onder meer de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040 vervangen. De structuurvisie heeft betrekking op:

  • rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water-)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;
  • rijksbelangen m.b.t. (inter-)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;
  • rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.

Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt.

Daarnaast wordt (boven-)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's met concentraties van topsectoren (waaronder Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking.

Overige sturing op verstedelijking, zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los.

Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040; een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Dit doet het Rijk op basis van de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven zowel bovengronds als ondergronds richting 2040 bepalen. Zo werkt het Rijk aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Een aantal ambities heeft raakvlakken met dit bestemmingsplan:

  • De woon- en werklocaties in steden en dorpen passen bij de vraag van mensen
  • Mensen wonen in een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit, zowel in stedelijk als in landelijk gebied, en zijn blijvend beschermd tegen overstromingen en heeft voldoende zoetwater in droge perioden.

Deze ambities zet het Rijk neer voor 2040. Het is niet enkel aan het Rijk om deze ambities waar te maken; dit vraagt samenwerking met decentrale overheden, marktpartijen en kennisinstellingen. Op basis van de ambities is het Rijk tot drie rijksdoelen gekomen. Dit zijn drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk “concurrerend, bereikbaar en leefbaar & veilig”. Voor deze drie hoofddoelen zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.

De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Voor alle nationale opgaven worden rijksinstrumenten ingezet, waarbij financiering slechts één van de instrumenten is. Ook decentrale overheden en marktpartijen dragen bij aan de realisatie van nationale opgaven.

Toepasbaarheid

Dit bestemmingsplan heeft raakvlakken met de volgende nationale belangen:

Nationaal belang 8: Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.

Voor een goede milieukwaliteit moet de kwaliteit van bodem, water en lucht minimaal voldoen aan de (internationaal) geldende norm(en). De gezondheid van burgers moet worden beschermd tegen negatieve milieueffecten zoals geluidsoverlast. Het uitgangspunt is een gelijk beschermingsniveau voor het hele land. In Hoofdstuk 5 is aangegeven op welke wijze in het voorliggende bestemmingsplan rekening is gehouden met de diverse milieuaspecten.

Nationaal belang 13: Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Bij het voorliggende bestemmingsplan zijn alle belangen zorgvuldig afgewogen. Burgers, belangenorganisaties en andere overheden hebben de mogelijkheid om in het kader van de bestemmingsplanprocedure te reageren op deze afweging.

Nationale Omgevingsvisie (NOVI) - ontwerp

Momenteel stelt het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) op. Het ontwerp van de NOVI is gereed en in procedure gebracht. De NOVI vervangt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De NOVI komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting in 2021 in werking treedt. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kan in gebieden gekomen wordens tot betere, meer geïntegreerde keuzes.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio’s
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Toepasbaarheid

Dit bestemmingsplan draagt bij aan de prioriteiten:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

Dit bestemmingsplan biedt ruimte aan verschillende maatregelen in het kader van klimaatadaptatie en energietransitie. Een beleidsregel duurzaamheid geeft regels waardoor voldaan dient te worden aan verschillende eisen ten aanzien van duurzaamheid, waaronder eisen ten aanzien van klimaatadaptatie en energietransitie.

  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel

Binnen Urk en haar omgeving bestaat een grote behoefte aan vestigingslokaties voor nieuwe bedrijvigheid. De huidige bedrijventerreinen op Urk zijn zo goed als vol. Met het realiseren van een nieuw bedrijventerrein krijgt Urk de mogelijkheid economisch te blijven groeien. Het bedrijventerrein wordt duurzaam ontwikkeld.

  • 3. Sterke en gezonde steden en regio’s

De ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein draagt bij aan de economische ontwikkeling van Urk en daarmee aan een sterke regio.

Besluit ruimtelijke ordening

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Deze ladder is als motiveringseis voor stedelijke ontwikkelingen, opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Toepasbaarheid

De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing op dit bestemmingsplan. In paragraaf 5.1 wordt nader ingegaan op de ladder.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden was het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische Kernbeslissingen (PKB's). Sinds 1 juli 2008 zijn deze documenten alleen nog bindend voor het rijk en niet meer voor andere overheden. Het rijk kiest ervoor om het deel van het ruimtelijk beleid dat bedoeld is bindend te zijn voor andere overheden, ook onder de Wro te borgen. Dit kan via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt over ruimtelijke ordening.

Op 30 december 2011 is de eerste tranche van het Barro in werking getreden. Deze eerste tranche van het Barro bevat een vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau, in bestemmingsplannen, te worden verwerkt. De vastgestelde onderdelen van het Barro hebben betrekking op onder meer het kustfundament, de grote rivieren, de Waddenzee, defensie, erfgoederen en het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).

Op 1 oktober 2012 is de tweede tranche van het Barro in werking getreden. Deze tranche vormt een vertaling van nieuw ruimtelijk beleid van het Rijk, dat eerder is vastgelegd in o.a. de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de MIRT-agenda's. Dit deel van het Barro bevat regels voor onder meer radarverstoringsgebieden, militaire terreinen, reserveringsgebieden voor nieuwe hoofdwegen en spoorlijnen en reserveringsgebieden voor uitbreiding van enkele bestaande hoofdwegen.

Op 1 juli 2014 zijn de wijzigingen van het Barro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Deze wijzigingen hebben betrekking op buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen die van nationaal belang zijn. Tevens is hiermee een aantal verbeteringen aangebracht in het Barro.

Toepasbaarheid

Dit bestemmingsplan heeft geen directe betrekking op regels in het Barro, maar staat deze regels ook niet in de weg.

4.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Flevoland – FlevolandStraks

De Omgevingsvisie FlevolandStraks, vastgesteld op 8 november 2017, geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van Flevoland. De Omgevingsvisie vervangt het visiedeel uit het Omgevingsplan 2006. Vervolgens worden de beleids- en uitvoeringsdelen uit het Omgevingsplan 2006 gefaseerd vervangen door onder meer programma's en regels in een omgevingsverordening. Hierbij biedt de provincie waar mogelijk en wenselijk lokaal maatwerk. Vanaf de vaststelling van de Omgevingsvisie werkt de provincie vanuit de geest van deze visie.

De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities de provincie heeft voor de toekomst. Het bijzondere verleden van de jongste provincie van Nederland vormt de basis van de visie.

Flevoland is gemaakt voor ontwikkeling. De ontwikkelingsgerichtheid is onderdeel van de identiteit van de provincie. Hier grijpt de provincie met lef de kansen van nieuwe ontwikkelingen. En de ontwikkelingen blijven doorgaan. Denk aan opgaven zoals woningbouw, bedrijvigheid, herontwikkelingen, nieuwe voorzieningen, klimaatverandering, bodemdaling, waterveiligheid, transformatie in landbouw, duurzame energie. Alle opgaven - klein of groot - omarmt de provincie op een wijze, waarbij ze de kenmerkende elementen van de polder koesteren. Binnen deze kenmerken geven ze ruimte aan ontwikkelingen. De overheden hebben de polders aangelegd en ingericht. Het is een plek waar inwoners, organisaties en ondernemers hun idealen kunnen realiseren. Hierdoor krijgt de provincie meer verrassing, spontaniteit en variatie. Mensen maken Flevoland.

In de Omgevingsvisie wordt onderscheid gemaakt in kernopgaven en strategische opgaven. Deze opgaven hebben een tijdshorizon van circa tien tot vijftien jaar.

Kernopgaven

Er zijn drie kernopgaven:

  • het Verhaal van Flevoland (fysieke omgeving);
  • krachtige Samenleving (sociaal-economische omgeving);
  • ruimte voor Initiatief (bestuurlijke omgeving).

Deze opgaven vormen de kern voor alle ontwikkelingen waar de provincie Flevoland bij betrokken is. Zowel voor de strategische opgaven uit de Omgevingsvisie, als andere vraagstukken van de provincie Flevoland

Strategische opgaven

Veranderende maatschappelijke opvattingen en technologische mogelijkheden bepalen in grote mate de manier waarop we in de toekomst gaan wonen, werken en leven in Flevoland. Deze veranderingen krijgen een grote impact. Niet van de ene op de andere dag, het gaat om veranderingen die zich over vele jaren uitstrekken. De provincie gaat Flevoland hierop voorbereiden. Sterker nog, de provincie wil dat inwoners en bedrijven optimaal profiteren van deze ontwikkelingen. In de strategische opgaven staan deze vraagstukken en ambities voor de toekomst beschreven. Het gaat om de volgende opgaven:

  • duurzame energie;
  • regionale kracht;
  • circulaire economie;
  • landbouw: meerdere smaken.

Meer specifieke uitspraken over de toekomstige invulling van de provincie worden in de visie niet beschreven. De provincie faciliteert de ontwikkelende partijen zoveel mogelijk, zo ook bij de ontwikkeling in het plangebied. Samen met partners en inwoners wil de provincie het Verhaal van Flevoland verder brengen.

Toepasbaarheid

De provincie Flevoland is nauw betrokken bij de ontwikkeling van Port of Urk - Binnendijks bedrijventerrein. Uitgangspunt is dat gelet op de betrokkenheid van en de medewerking door de provincie de ontwikkeling van het bedrijventerrein past binnen de kernopgave: krachtige Samenleving.

Omgevingsverordening Provincie Flevoland

In de Omgevingsverordening Provincie Flevoland (vastgesteld op 27 februari 2019) zijn bestaand beleid en regels voor de fysieke leefomgeving uit provinciale beleidsnota’s en verordeningen bij elkaar gebracht in een nieuwe opzet. Het betreft een actualisatie en een beleidsneutrale omzetting van bestaand beleid.

Toepasbaarheid

Voor zover relevant hebben regels uit de Omgevingsverordening een plek gekregen in dit bestemmingsplan.

RO Visie Werklocaties Flevoland

In de RO Visie Werklocaties, die 28 juni 2016 is vastgesteld, staat beschreven wat nodig is om te komen tot sterke werklocaties met toekomstwaarde in de provincie Flevoland. Belangrijkste reden voor deze visie is, dat er sprake is van een nieuwe realiteit: de afgelopen decennia is Flevoland sterk gegroeid. In de toekomst is de vraag echter minder groot dan in de vorige Visie Werklocaties Flevoland werd verwacht. Daarnaast is er sprake van een kwalitatief andere vraag. Hierdoor beantwoordt het aanbod van nu regelmatig niet meer aan de vraag van vandaag en morgen. Met de nieuwe Visie Werklocaties Flevoland wordt ingespeeld op deze nieuwe realiteit.

Toepasbaarheid

Met de ontwikkeling van Port of Urk - Binnendijks bedrijventerrein wordt invulling gegeven aan de vraag aan bedrijvigheid in Noordelijk Flevoland, namelijk op het gebied van visserij en maritiem. Hiermee geeft dit plan invulling aan de RO Visie Werklocaties Flevoland.

Regio Deal Noordelijk Flevoland

De urgentie van het bedrijventerrein dat (onder andere) de groei van het visserijcluster en de maritieme sector op Urk kan faciliteren is ook ingezien door het Rijk en de provincie Flevoland. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in een overeenkomst Regio Deal Noordelijk Flevoland. Eén van de pijlers is het toekomstbestendig maken van het Maritiem Cluster op Urk. In feite wordt daarbij ingezet op het realiseren van een nieuwe buitendijkse servicehaven en een binnendijks bedrijventerrein. De servicehaven wordt door de provincie Flevoland ontwikkeld.

De Regio Deal Noordelijk Flevoland is op 12 december 2019 ondertekend door het Rijk, de provincie Flevoland, de gemeente Urk, de gemeente Noordoostpolder en het bedrijfsleven.

Toepasbaarheid

De ontwikkeling van Port of Urk - Binnendijks bedrijventerrein is de eerste belangrijke stap in de uitvoering van de Regio Deal.

4.3 Regionaal beleid

Waterbeheerplan Zuiderzeeland 2016-2021

Het Waterbeheerplan Zuiderzeeland 2016-2021 (vastgesteld 27 oktober 2015) bevat het beleid van het waterschap Zuiderzeeland over de zorg voor waterveiligheid en voldoende en schoon water. In het plan staan de doelen en de maatregelen die het waterschap in de periode 2016-2021 neemt om die doelen te realiseren.

Toepasbaarheid

De doelen en maatregelen die het waterschap stelt aan planvorming ten aanzien van waterberging en waterveiligheid zijn voor Urk vertaald in de Watervisie Urk. Deze Watervisie is in afstemming met het Waterschap Zuiderzeeland tot stand gekomen. De Watervisie is doorvertaald in dit bestemmingsplan. In paragraaf 5.10 wordt nader ingegaan op de eisen en wensen ten aanzien van het aspect water.

Keur Waterschap Zuiderzeeland

Elk waterschap in Nederland heeft een Keur. De Keur is een wettelijke regeling die van toepassing is op onder andere: de schouw, grondwaterbeheer, veranderingen in het watersysteem, het aanleggen van duikers, dammen of werkzaamheden bij de dijk.

Waterkwantiteit

De Keur is de verordening (wettelijke regeling) van het waterschap en gaat vooral over het waterkwantiteitaspect. De Keur is van toepassing op het aanbrengen van veranderingen aan het watersysteem. Ook het onttrekken van water aan de bodem of aan oppervlaktewater is geregeld in de Keur. Voor handelingen in het watersysteem is een watervergunning nodig of kan volstaan worden met een melding.

Legger

Op de legger staan alle oppervlaktewateren en dijken aangegeven, die in beheer zijn bij het waterschap en waarop de Keur dus van toepassing is. De legger maakt duidelijk wat u waar van Waterschap Zuiderzeeland mag verwachten. Voor het waterschap is de legger, samen met de keur, hét instrument om te zorgen voor veilige dijken, droge voeten en voldoende en schoon water.

Bestaande waterstructuur

De bestaande waterstructuur in het plangebied is opgebouwd uit de Zuidermeertocht, kavelsloten rond de boerderijkavels en akkers en een kwelsloot langs de Zuidermeerdijk. Het huidige watersysteem in het gebied bestaat uit kavelsloten met een tussenafstand van 300 meter, die afwateren op de Zuidermeertocht. Al deze watergangen hebben een waterpeil van - 5,7 m ten opzichte van NAP.

De aangrenzende dijk langs het plangebied is van wezenlijk belang voor het voortbestaan van de polder van Flevoland. Daartoe is er door het waterschap Zuiderzeeland beleid opgesteld. In de beleidsregels is opgenomen wat de mogelijk- en onmogelijkheden zijn ten aanzien van bijvoorbeeld nieuwe bouwwerken en/of terreininrichtingen binnen de beschermingszones van de dijk.

Toepasbaarheid

De doelen en maatregelen die het waterschap stelt aan planvorming ten aanzien van waterberging en waterveiligheid zijn voor Urk vertaald in de Watervisie Urk. Deze Watervisie is in afstemming met het Waterschap Zuiderzeeland tot stand gekomen. De Watervisie is doorvertaald in dit bestemmingsplan.

De mogelijkheden en onmogelijkheden van het plan zullen verder in overleg met het Waterschap Zuiderzeeland nader onderzocht en afgestemd worden. Het proces vangt aan met het invullen van de digitale watertoets, waarna verder overleg zal plaatsvinden. De resultaten zijn verwerkt in paragraaf 5.10.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Geactualiseerde Structuurvisie Urk 2035+

De eerder door de gemeenteraad vastgestelde Structuurvisie Urk 2035+ (vastgesteld 25 september 2014) is als gevolg van een nieuwe grenscorrectie, nieuwe ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden, gerealiseerde of bijna afgeronde projecten, veranderingen in wetgeving en nieuw beleid, aan actualisering toe. Op basis van het fundament van van de in 2014 vastgestelde Structuurvisie is een Geactualiseerde Structuurvisie Urk 2035+ opgesteld en op 4 juli 2019 vastgesteld.

Binnen de Structuurvisie wordt aangegeven hoe een gemeente de komende jaren haar ruimtelijke beleid vorm en inhoud zal geven. De Structuurvisie geeft een ruimtelijk en realistisch beeld van de verwachte en wenselijke ontwikkelingen en de daarbij behorende randvoorwaarden. Op deze wijze wordt er op het hoogste abstractieniveau afstemming aangebracht binnen het ruimtelijke beleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2020BDBT-0001_0002.png"

Structuurbeeld Urk 2035+

De grenscorrectie met de gemeente Noordoostpolder, ten behoeve van de realisatie van Port of Urk - Binnendijks bedrijventerrein, is onderdeel van de structuurvisie.

Ontwikkelingen die plan m.e.r.-plichtig zijn, maar waarvoor nog geen plan m.e.r.-procedure is opgestart, afgerond of ingepast, zijn niet concreet opgenomen in de structuurvisie. Dit geldt ook voor Port of Urk - Binnendijks bedrijventerrein. In de structuurvisie is dit gebied aangeduid als "opdrachtgebied". Uitwerking van deze ontwikkeling vindt plaats in dit bestemmingsplan, waarvoor wel een m.e.r.-procedure doorlopen wordt.

Urk zal in de toekomst concentrisch groeien. Op deze wijze zal een lang uitgerekt dorp voorkomen worden en zal een betere verbinding gevonden worden tussen de verschillende functies. Om dit te bewerkstelligen zal onder meer, voor de ontwikkeling van bedrijvigheid, de sprong over de Domineesweg gemaakt worden.

Bedrijvigheid

De doelstelling van het huidige gemeentelijk economische beleid is het behouden en versterken van de bedrijvigheid op Urk. In tegenstelling tot andere beleidsterreinen laat de lokale economie zich het minst door de overheid beïnvloeden. Economisch beleid is dan ook voorwaardenscheppend beleid. Op Urk dienen zich mogelijkheden aan om door middel van het ruimtelijk beleid het vestigingsklimaat terdege te beïnvloeden bijvoorbeeld door het realiseren van het binnendijks bedrijventerrein.

Toepasbaarheid

De realisatie van het Port of Urk - Binnendijks bedrijventerrein is een voortvloeisel uit de Structuurvisie Urk 2035+ en sluit daarmee aan op de ambities die de gemeente heeft uitgesproken ten aanzien van bedrijvigheid.

4.4.2 Visie Werklocaties Noordelijke Flevoland

De Visie Werklocaties is beleidsmatig gericht op bedrijventerreinen in Noordelijk Flevoland. In deze Visie Werklocaties werken de gemeente Urk en Noordoostpolder gezamenlijk hun ambities en beleid op de bedrijfslocaties verder uit. Op die manier kan Noordelijk Flevoland de komende jaren economisch groeien, kansen kan pakken en bedrijven bovenal de ruimte kan geven. Belangrijk daarbij is:

  • 1. dat nieuw aanbod van bedrijfsgrond meerwaarde heeft ten opzichte van het bestaande aanbod;
  • 2. dat ruimte kan worden geboden aan lokaal gebonden bedrijven;
  • 3. dat werkgelegenheid lokaal behouden blijft;
  • 4. dat de leefbaarheid in de kernen ook de komende jaren geborgd blijft;
  • 5. dat de sterke positie van Noordelijk Flevoland voor onder meer Agrofood, Composieten, Maritiem, en Visserij verstevigt.

De Visie Werklocaties geeft de kaders en uitgangspunten voor een zorgvuldige ontwikkeling van en een goede ruimtelijke ordening voor de bedrijfslocaties in Noordelijk Flevoland:

  • 1. De gemeenten richten zich met deze Visie Werklocaties op beleid met aandacht voor het bestaande aanbod en in regionaal perspectief, zodat ze ook het vestigingsklimaat voor ondernemers op niveau houden en de economie regionaal sterk op de kaart zetten;
  • 2. De gemeenten richten zich ons op beleid met aandacht voor de ladder voor duurzame verstedelijking en met het oog op flexibiliteit, waardoor ze hun risico's beperken en planologische ruimte houden voor lokaal maatwerk;
  • 3. De gemeenten richten zich op beleid dat past bij provinciale uitgangspunten, die door de provincie zijn uiteengezet in de RO Visie Werklocaties.

Toepasbaarheid

Dit bestemmingsplan geeft invulling aan de Visie werklocaties door een bedrijventerrein mogelijk te maken voor lokaal gebonden bedrijven en bedrijven in de sterke clusters maritiem en visserij.

4.4.3 Detailhandelsvisie Urk

Het uitgangspunt in de detailhandelsvisie is, dat Urk na 2025 beschikt over een complete en evenwichtige detailhandelstructuur. Deze bestaat uit een goede spreiding van winkelgebieden en hun onderling onderscheidend vermogen. De inwoners beschikken over het winkelvoorzieningenniveau waar ze recht op hebben, wat overigens ook geldt voor de (toeristische) bezoekers.

Voorgaande geldt voor:

  • 1. de dagelijkse sector, de supermarkten en de speciaalzaken (food, persoonlijke verzorging);
  • 2. het basis-winkelen in de centrumbranches (mode-luxe, vrije tijd e.d.). Dat is met een prettig verblijfsklimaat in combinatie met horeca, leisure/ cultuur, diensten/ ambacht, de weekmarkt en de evenementen. Dit wordt het nieuwe hart van Urk, als plek voor ontmoeting en om te verblijven;
  • 3. de PDV-branches: tuincentra, woninginrichting, doe-het-zelf, tweewielers / ABC.

Om dit te bereiken is het noodzakelijk om gerichte keuzes te maken in de detailhandelstructuur. Er zal veel meer ingezet moeten worden op een toekomstgerichte structuur waarnaar ook 'gehandeld' wordt. De langere termijn ontwikkeling van Urk wordt centraal gesteld. De structuurvisie 2035 vormt voor de visie belangrijke input. Daarbij wordt rekening gehouden met het karakter van de deelgebieden van Urk: van het oude centrum met de haven tot de omliggende uitbreidingswijken en de bedrijventerreinen. In de detailhandelsvisie wordt de bipolaire detailhandelstructuur centraal gesteld.

Overwegingen in de bipolaire detailhandelstructuur op Urk:

  • 1. Oud Urk: Oude Dorp met de subcentra De Hofstee en Pyramideweg. Dit is het historische deel van Urk en het direct omliggende gebied;
  • 2. Nieuw Urk: winkelcentrum Urkerhard, met een goede afweging of op termijn een subcentrum in Schokkerhoek (reeds Zeeheldenwijk) haalbaar is.

Voor het bedrijventerrein geldt dat de groei van de detailhandel moet worden teruggebracht en zoveel mogelijk moet worden geconcentreerd. Vestigingslocaties voor perifere detailhandel (PDV) mogen niet ten koste gaan van de bestaande detailhandelstructuur op Urk. Detailhandel voor niet-frequente doelgerichte aankopen is alleen op perifere locaties toegestaan als deze moeilijk inpasbaar is in bestaande winkelgebieden vanwege de volumineuze aard, brand- en explosiegevaar en de dagelijkse bevoorrading (zoals auto's, boten, caravans, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en woninginrichting waaronder meubels). Thematische ontwikkelingen zijn toegestaan (zoals wonen, outdoor, rijwielen) als aangrenzend aan bestaande centra geen plek is. Voor PDV geldt dat concentratie is geregeld via een PDV-zone, zodat combinaties tussen PDV-winkels wordt bevorderd (bijvoorbeeld tussen een keukenzaak en woonwinkel) en winkels profiteren van de gezamenlijke randvoorwaarden (infrastructuur, parkeren, herkenbaarheid locatie).

Toepasbaarheid

In dit bestemmingsplan is ruimte voor 4.500 m2 winkelvloeroppervlakte aan PDV op het bedrijventerrein. Deze behoefte is berekend in het ladderonderzoek (zie paragraaf 5.1). Middels een wijziging van het bestemmingsplan is meer winkelvloeroppervlakte aan PDV toegestaan mits de behoefte hiertoe aangetoond is. Overige detailhandel is op het bedrijventerrein niet toegestaan omdat deze een plek dienen te hebben in het Oude Dorp of in het Urkerhard en op termijn eventueel in de Zeeheldenwijk.

4.4.4 Beleidsnotitie internetwinkels

Veel producten worden, met name door startende ondernemers en parttime ondernemers, worden tegenwoordig verkocht vanuit een internetwinkel die gevestigd is in hun woning, een bedrijfsruimte op een bedrijventerrein of elders. Volgens de leidende definities van detailhandel (de Raad van State heeft hierin uitspraken gedaan) is er in die situatie sprake van detailhandel.

De bedoeling van de Beleidsnotitie internetwinkels is, om (beleids-)regels te formuleren voor de vestiging van internetwinkels binnen de gemeente Urk en op deze wijze een algemeen en aanvaardbaar toetsingskader te creëren.

Vestiging internetwinkels buiten woongebieden

De kans bestaat dat door het toestaan van internetwinkels in andere gebieden dan winkelcentra detailhandel (en daarmee oneerlijke concurrentie) ontstaat. Om dit te voorkomen wordt in de notitie voorgesteld op het bedrijventerrein en in andere gebieden in beginsel alleen internetwinkels toe te staan, waar goederen kunnen worden besteld en betaald via internet.

Hierbij worden de volgende criteria gehanteerd:

  • 1. het pand moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de Bouwverordening;
  • 2. de internetwinkel past qua aard, omvang en ruimtelijke uitstraling in de omgeving, naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders;
  • 3. geen vergunning- en/of meldingsplicht op grond van de Wet milieubeheer en/of andere milieuwetgeving is van toepassing. Het moet gaan om activiteiten die passen binnen categorie 1 van de VNG-uitgave “Bedrijven en milieuzonering”;
  • 4. verkoop van goederen vanuit het pand en uitstallen van goederen zijn niet toegestaan;
  • 5. inloop- en kijkdagen zijn niet toegestaan;
  • 6. een internetwinkel mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken en heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • 7. de levering van goederen mag niet leiden tot onveilige verkeerssituaties.

Ruimtelijk gezien zijn er vier verschillende categorieën internetwinkels (webwinkels) te onderscheiden:

  • 1. Een internetwinkel waar alleen een elektronische transactie tot stand komt;
  • 2. Een internetwinkel met opslag– en verzendfunctie;
  • 3. Een internetwinkel met (beperkte) afhaal- en afrekenmogelijkheid;
  • 4. Een internetwinkel met afhaalmogelijkheid en de mogelijkheid de goederen ter plaatse te passen en/of bekijken.

Toepasbaarheid

Internetwinkels in categorie 3 en 4 passen niet op een bedrijventerrein. Derhalve zijn alleen internetwinkels in categorie 1 en 2 op het bedrijventerrein toegestaan. Deze internetwinkels zijn enkel toegestaan via een afwijkingsbevoegdheid om zo controle te kunnen houden op de omvang en invloed op de omgeving van deze internetwinkels.

4.4.5 Nota economisch beleid 2012 - 2020

Urk heeft een sterke economie en wil deze ook sterk houden. De nota Economisch beleid is richtinggevend voor het scheppen van de juiste randvoorwaarden om te komen tot economische structuurversterking voor Urk. Het vormt een visie op het beleidsterrein economische zaken met een doorkijk naar de toekomst, welke doelstellingen daaraan gekoppeld zijn en hoe men dit wil bereiken. De nota kent een uitvoeringsprogramma, waarin negen strategische speerpunten en bijbehorende activiteiten zijn opgenomen. De focus van het economische beleid van Urk ligt op het behouden van en versterken van de totale visserijketen en het stimuleren van de sectoren maritiem, zakelijke dienstverlening, zorg en toerisme en recreatie. Het uiteindelijke doel van het economisch beleid is zoveel mogelijk banen creëren. Hiervoor is samenwerking nodig binnen het bedrijfsleven onderling, maar ook tussen gemeente, bedrijfsleven en onderwijs. Verder dienen er ruimtelijke keuzes gemaakt te worden om de noodzakelijk ruimtelijke randvoorwaarde te creëren voor het verbeteren van het vestigingsklimaat van de maritieme sector, zakelijke dienstverlening, zorg en toerisme en recreatie.

Onderdeel van het uitvoeringsprogramma Economisch Beleid is het realiseren van een aantal harde vestigingsvoorwaarden voor de maritieme sector en zakelijke dienstverlening, zoals het aanwezig zijn van maritieme infrastructuur en informele werklocaties. Andere speerpunten die de nota aangeeft vallen meer onder de “zachte” vestigingsvoorwaarden zoals aanwezigheid van goed opgeleid arbeidspotentieel, investeren in kennis(clustering), intensiveren van de contacten met het bedrijfsleven, investeren in samenwerking en het economisch laden van het merk Urk.

Toepasbaarheid

Het bedrijventerrein wordt met name ontwikkeld voor de visserij- en maritieme sector. Het bestemmingsplan biedt flexibiliteit in de inrichting van het plangebied.

4.4.6 Beleidsnota Visserij 2012 - 2020

Vis en Urk zijn met elkaar verbonden. De visverwerkende industrie genereert de meeste banen op Urk en is samen met de visserij belangrijk voor onze economie. Om die reden zal de gemeente Urk zich blijvend inspannen om in Den Haag en binnen Europa te wijzen op de moeilijke omstandigheden waarin de visserij zich vandaag de dag staande moet houden. Alle betrokken partijen dienen de handen ineen te slaan. Urk moet op basis van consensus werken aan een proactief beleid binnen de visserij. De vastgestelde nota Visserij wil door middel van aanbevelingen graag één en ander in goede banen leiden. In dat kader zullen in overleg met alle betrokkenen binnen de sector perspectieven worden geschetst.

Toepasbaarheid

Met de realisatie van dit bedrijventerrein wordt ruimte geboden aan bedrijven in de visserijsector. Daarmee blijft Urk zich inzetten voor deze sector.

4.4.7 Visie parkeren / Notitie parkeernormen Urk

Op basis van de visie moeten parkeervoorzieningen op het bedrijventerrein worden gerealiseerd op eigen terrein. Consequentie is dat bij iedere aanvraag van een omgevingsvergunning wordt gekeken of er voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn. Zijn er onvoldoende parkeerplaatsen, dan wordt de omgevingsvergunning in beginsel geweigerd.

Op basis van de Visie parkeren gelden voor bedrijventerreinen de volgende uitgangspunten:

  • 1. Parkeren, laden en lossen vindt in principe plaats op eigen terrein.
  • 2. Bedrijven moeten parkeergelegenheid op eigen terrein realiseren overeenkomstig de parkeernormen uit Notitie Parkeernormen Urk.
  • 3. Ten westen van de Westwal (het oudere gedeelte van het bestaande bedrijventerrein) wordt, voor zover het geen problemen veroorzaakt, het parkeren, laden en lossen op de rijbaan geaccepteerd.
  • 4. Op de hoofdroutestructuur van het bedrijventerrein is het parkeren op de rijbaan niet toegestaan.

Toepasbaarheid

De uitgangspunten uit de visie en de notitie zijn vertaald in beleidsregels specifiek voor dit bedrijventerrein die in dit bestemmingsplan van toepassing zijn verklaard.

4.4.8 Beleidsregels jeugdhonken

Op 29 juni 2017 heeft de gemeenteraad de beleidsregels Jeugdhonken Urk 2017 vastgesteld. De Jeugdhonken zijn een aandachtspunt in het alcoholbeleid van het kabinet. Enerzijds hebben jeugdhonken een positieve sociale functie. Anderzijds laat het gebruik van jeugdhonken ook het alcoholgebruik onder jongeren zien, die zorgelijk kan zijn. Als gemeente hebben wij hier het beste zicht op wat lokaal speelt en willen daarbij de regie op de jeugdhonken houden.

De gemeente zet in op een meer faciliterende rol. Betrokkenen (ouders, jongeren en (mede)eigenaren van bedrijfspanden) bij jeugdhonken zijn zelf verantwoordelijk voor veilig gebruik van jeugdhonken en een gezonde leefstijl in de jeugdhonken. Vanuit de gemeentelijke regiefunctie en tevens ter ondersteuning wordt structureel ingezet op preventie, met nadrukkelijk aandacht voor toezicht en handhaving. Toezichthouders vanuit de gemeente bezoeken vanaf medio 2015 elke zaterdagavond (indien nodig meerdere keren per avond) alle jeugdhonken en spreken bezoekers van jeugdhonken aan op vormen van overlast. Hierbij is er in ieder geval aandacht voor geluidsoverlast, verkeersoverlast, glas op straat, wildplassen, overmatig alcoholgebruik etcetera. De toezichthouders staan in nauw contact met de politie, zodat snel opgeschaald kan worden als daartoe noodzaak bestaat.

De gemeenteraad heeft beleidsregels inclusief criteria vastgesteld om zo, mede vanuit juridisch advies, te kunnen handhaven op jeugdhonken die niet voldoen aan deze beleidsregels. Hiermee zijn de drie taakgebieden preventie, toezicht en handhaving op jeugdhonken structureel geborgd.

De gemeente heeft zich op het standpunt gesteld dat wordt afgezien van handhavend optreden bij jeugdhonken, als zij voldoen aan de beleidsregels en daarbij behorende bepalingen. Wordt niet voldaan aan deze regels, dan worden sancties opgelegd.

Een belangrijk onderdeel van deze beleidsregels zijn criteria, waaraan elk jeugdhonk moet voldoen. Deze criteria zijn onderdeel van een convenant welke door de 18+ contactpersonen en/of aanspreekpunten van jeugdhonken (eigenaar bedrijfspand en jongeren die het jeugdhonk runnen) moeten worden ondertekend:

  • 1. Er moet sprake zijn van een besloten karakter;
  • 2. Uitsluitend toegankelijk voor personen van 16 jaar en ouder (legitimatieplicht);
  • 3. Kleinschalig (maximaal 1 persoon per m² netto vloeroppervlak, met een maximum van 25 personen);
  • 4. Geen commerciële bedrijfsvoering zoals bijvoorbeeld de verkoop van (non)alcoholische dranken en/of etenswaren, openbare uitnodigingen enzovoort;
  • 5. Geen verstoring van de openbare orde (geen overlast veroorzaken aan derden);
  • 6. Geen handel in en gebruik/bezit van drugs in (de directe omgeving van) het jeugdhonk;
  • 7. Bepalingen met betrekking tot brandveiligheid en vluchtwegen moeten in acht genomen zijn op grond van het geldende Bouwbesluit;
  • 8. Het gebruik als jeugdhonk is altijd ondergeschikt aan de bedrijfsmatige activiteiten in en op de locatie van het bedrijfspand. Een bedrijfspand in hoofdzaak of uitsluitend gebruiken als jeugdhonk is niet toegestaan;
  • 9. Er mogen geen personen in kennelijke staat van dronkenschap in een jeugdhonk aanwezig zijn;
  • 10. Er is een registratieplicht voor de 18+ contactpersonen/aanspreekpunten van het bedrijfspand/jeugdhonk. De contactgegevens van de eigenaar van het bedrijfspand en de jongeren die het jeugdhonk runnen moeten bekend zijn. Tijdens opening van het jeugdhonk moet één van de jongeren die het jeugdhonk runnen aanwezig zijn;
  • 11. Te allen tijde wordt toegang verleend aan toezichthouders;
  • 12. Nieuwe en bestaande jeugdhonken mogen niet geopend worden voordat deze criteria als onderdeel van het convenant ondertekend zijn door de eigenaar van het bedrijfspand en de jongeren die het jeugdhonk runnen.

Toepasbaarheid

Het jeugdhonkbeleid wordt separaat van dit of andere bestemmingsplannen getoetst en gehandhaafd.

4.4.9 Beleidsregel bedrijfsverzamelgebouwen en unitbouw

De Beleidsregel bedrijfsverzamelgebouwen en unitbouw is op 12 december 2017 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.

In het verleden werd de bouw en realisatie van bedrijfsverzamelgebouwen en unitbouw planologisch slechts toegestaan met een binnenplanse ontheffing. Sinds 2008 wordt geen toepassing meer gegeven aan deze binnenplanse ontheffing. Vanuit de markt is meer vraag naar bedrijfsverzamelgebouwen en unitbouw, zodat hierop beleid is vastgesteld waaraan getoetst kan worden bij een aanvraag voor afwijking van het bestemmingsplan bij verlenen van een omgevingsvergunning. De achterliggende gedachte hierbij is dat nadelige ruimtelijke effecten van een dergelijke ontwikkeling zoveel mogelijk beperkt kunnen worden.

Beleidsmatig kan voor het toestaan van bedrijfsverzamelgebouwen onder voorwaarden afgeweken worden van het bestemmingsplan. De belangrijkste toevoeging is dat het gebruik van het bedrijfsverzamelgebouw naar aard, omvang en ruimtelijke uitstraling moet passen en niet mag leiden tot onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat. Ook dienen er minimaal 2 afzonderlijke en zelfstandige bedrijven gevestigd te zijn in het gebouw.

Bij unitbouw is de belangrijkste toevoeging, dat aanvragen voor unitbouw als één geheel in behandeling moeten worden genomen. Daarnaast mag er per unit slechts 1 beroep/bedrijf worden uitgevoerd en gevestigd. Er geldt een minimale bedrijfsvloeroppervlak van 200 m² op de begane grond en het is niet toegestaan meer dan 3 units aaneen te realiseren.

Toepasbaarheid

Bedrijfsverzamelgebouwen en unitbouw is niet toegestaan op het bedrijventerrein.

4.4.10 Handhavingsbeleid 2016 - 2020

Hoe te handhaven is beleidsmatig vastgelegd in de nota Handhavingsbeleid gemeente Urk 2016-2020.

Het uitgangspunt bij de gemeente is dat overheid en de samenleving een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor de naleving van de wet- en regelgeving om de fysieke leefomgeving schoon, veilig en leefbaar te houden. De eerste verantwoordelijkheid voor naleving ligt bij de gebruikers van de fysieke leefomgeving. Wordt deze verantwoordelijkheid niet genomen dan is de overheid aan zet.

Het accent van het handhaving zal liggen op de preventie, zodat zo min mogelijk een beroep gedaan hoeft te worden op de handhavingsinstrumenten. Bij het constateren van een overtreding zal in eerste instantie worden gekeken of legalisatie tot de mogelijkheden behoort. Is dit niet het geval dan zal doortastend handhavend worden opgetreden. De gemeente Urk hanteert bij handhaving de volgende uitgangspunten:

  • Voorlichting en preventie waar het kan, handhaving waar nodig;
  • Burgers, bedrijven en verenigingen zijn primair zelf verantwoordelijk voor naleving. Regie handhaving ligt bij de gemeente;
  • Belonen van goede naleving, daadkrachtige aanpak slechte naleving;
  • Handhaving voldoet aan de wettelijke eisen;
  • Afspraken met handhavingspartners in de regio worden nageleefd;
  • Handhaving wordt zoveel mogelijk integraal opgepakt.

Het gemeentelijk handhavingsbeleid is voor wat betreft de fysieke leefomgeving van toepassing op de handhavingstaken op grond van Wabo, APV, AVS, winkeltijden, marktverordening, DHW, Wet kinderopvang, Opiumwet en jeugdhonken. De taken op het gebied van milieu zijn overgedragen aan de OFGV Het OFGV heeft hiertoe een utivoeringskader opgesteld.

Toepasbaarheid

Op dit bestemmingsplan wordt het hierboven genomede beleid nageleefd.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Beleidskader

Besluit ruimtelijke ordening

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen heeft het Rijk een 'ladder' voor duurzame verstedelijking in het leven geroepen (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Deze ladder is als motiveringseis voor stedelijke ontwikkelingen, opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met het doorlopen van de 2 treden van de ladder wordt stilgestaan bij het nut en de noodzaak van het nieuwe project en het eventuele ruimtebeslag dat daarmee gepaard gaat.

De definitie voor een stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1, lid 1, Bro) luidt als volgt: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

De definitie van bestaand stedelijk gebied (artikel 1.1.1., lid 1, Bro) luidt als volgt: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

Situatie plangebied

Ter bepaling van het definitieve programma voor het bedrijventerrein is een ladderonderzoek voor duurzame verstedelijking uitgevoerd (Ladderverkenning binnendijks bedrijventerrein, Stec groep, 29 november 2019, concept, Bijlage 2).

Buiten de ladder, blijkt uit een eerste verkenning dat Urk een ontwikkeling doormaakt die bovengemiddeld is ten opzichte van haar omgeving en de rest van Nederland. Over de laatste jaren is er sprake geweest van een bovengemiddelde werkgelegenheidsgroei en bevolkingsgroei, en de werkloosheid is er lager dan gemiddeld. Veel bedrijven zijn ge- of verbonden met de lokale gemeenschap en met andere lokale bedrijven. Er is een sterke clustervorming van visserij- en maritieme clusters. Al enkele jaren is er sprake van een ruimtetekort om bedrijven te huisvesten of uit te laten breiden. Bestaande terreinen worden 'overintensief' gebruikt.

Dit alles maakt dat de gemeente inmiddels al beschikt over een leadlijst voor meer dan 30 hectare bedrijvigheid.

De marktregio van de ontwikkeling is het 'zoekgebied' waarbinnen voor de ladder vraag en aanbod tegen elkaar af moeten worden gewogen. Voor alle functies wordt verwacht dat die primair de gemeente Urk omvat, met uitzondering van perifere detailhandel. Voor perifere detailhandel is het aannemelijk dat in ieder geval ook de eventuele effecten in de gemeente Noordoostpolder meegewogen moeten worden.

Behoefte

Voor drie verschillende functies is een taxatie gemaakt van de behoefte – gedefinieerd als vraag minus het harde planaanbod – tot en met 2040. De totale getaxeerde behoefte voor Port of Urk - Binnendijks bedrijventerrein in deze periode bedraagt 26,1 tot 60,2 hectare, opgebouwd uit:

  • 24,2 tot 56,4 hectare bedrijfsruimte;
  • 1,9 tot 3,3 hectare voor een truckparking (inclusief voorzieningen);
  • beperkte behoefte van maximaal 4.500 m2 voor perifere detailhandel.

Onder bedrijfsruimte vallen de sectoren bouw, handel en reparatie, consumentendiensten, dienstverlening, industrie, landbouw en logistiek en groothandel.

Opvallend is dat de behoefte vrijwel dezelfde omvang heeft als de vraag; er is op dit moment namelijk vrijwel geen planaanbod beschikbaar. Het enige aanbod omvat het gebied Zeeheldenwijk (voorheen Schokkerhoek), waar enkele hectare grond beschikbaar is voor kleinere, lichtere bedrijven in milieucategorie 1 en 2, en (onder andere) perifere detailhandel. De toekomstige ruimtevraag komt voor een belangrijk deel (60-65%) ook uit de industrie en logistiek, beide overigens met name visserij- en maritiem gerelateerd.

Omdat de huidige Urker bedrijventerreinen 'overintensief' gebruikt worden, er beperkte mogelijkheden zijn voor bedrijven om zich elders in de marktregio te vestigen en omdat de huidige leadslijst al lang is, kan gesteld worden dat het aanhouden van de bovenkant van de bandbreedte (42 tot 60 hectare) reëel is.

Planregeling

In dit bestemmingsplan is 75,25 hectare van rechtswege bestemd als 'Bedrijventerrein'. Omdat er binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' niet alleen ruimte is voor bedrijven, maar ook voor wegen en openbaar gebied, wordt ervan uitgegaan dat maximaal 80 % van de oppervlakte uitgeefbaar is voor bedrijven. Hiermee is van rechtswege ruimte voor maximaal 60,2 hectare bedrijventerrein (inclusief truckparking en perifere detailhandel).

Overeenkomstig de uitkomsten van het onderzoek zijn binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' een truckparking met voorzieningen toegestaan van maximaal 3,3 hectare groot en mag maximaal 4.500 m2 aan perifere detailhandel worden gevestigd.

Naast een bestemming 'Bedrijventerrein' is een bestemming 'Agrarisch' opgenomen. Binnen deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de gronden te wijzigen in de bestemming 'Bedrijventerrein'. Deze gronden mogen niet eerder gewijzigd worden dan dat middels een ladderonderzoek is aangetoond dat er behoefte bestaat aan deze bedrijvigheid.

Conclusie

Uit het (concept) ladderonderzoek is gebleken dat behoefte bestaat aan maximaal 60,2 hectare bedrijvigheid, waaronder maximaal 3,3 hectare truckparking (met voorzieningen) en maximaal 4.500 m2 aan perifere detailhandel.

Met dit bestemmingsplan is maximaal 75,25 hectare bruto / 60,2 hectare netto rechtstreeks bestemd als 'Bedrijventerrein'. Binnen het bestemmingsplan is ruimte voor maximaal 3,3 hectare truckparking en 4.500 m2 perifere detailhandel. Extra bedrijvigheid is enkel toegestaan middels een wijzigingsbevoegdheid waarbij aangetoond dient te worden dat er behoefte bestaat aan deze bedrijvigheid.

Hiermee voldoet dit bestemmingsplan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

5.2 Milieueffectrapportage

Wettelijk kader

Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een bestemmingsplan dat kaderstellend is voor, of een besluit neemt over, projecten met grote milieugevolgen een milieueffectrapportage te doorlopen (gesloten spoor). Onderdeel C van de bijlage Besluit m.e.r. (de 'C-lijst') geeft de aard en omvang van dergelijke projecten. Van andere projecten moet het bevoegd gezag beoordelen of deze projecten belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen hebben (m.e.r.-beoordeling). Deze projecten staan in onderdeel D van de bijlage Besluit m.e.r. (de 'D-lijst'). Hierbij geldt sinds de aanpassing van het Besluit m.e.r. per 1 april 2011 de omvang als richtwaarde en niet als absolute drempelwaarde. Daarom is altijd een toets noodzakelijk of sprake is van een project met grote milieugevolgen zodra een project één of meer van de beschreven activiteiten in Onderdeel D bevat, ongeacht de omvang van deze activiteiten. Deze toets, de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling, dient plaats te vinden aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. De hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van de projecten, plaats van de projecten en kenmerken van het potentiële effect. Het mag duidelijk zijn dat wanneer een project ruim beneden de omvang uit de bijlage van het Besluit m.e.r. blijft, deze beoordeling beknopt kan zijn. Als blijkt dat aanzienlijke nadelige milieugevolgen niet zijn uit te sluiten, is alsnog een volledige m.e.r.-beoordeling of m.e.r.-procedure nodig.

In figuur 5.1 zijn bovenstaande regels schematisch weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2020BDBT-0001_0003.png"

Figuur 5.1) schematische weergave m.e.r.-(beoordelings)plicht

Op basis van artikel 7.6 van de Wet milieubeheer kunnen Provinciale Staten als aanvulling op de 'C-lijst' uit het Besluit m.e.r. in de provinciale milieuverordening (of provinciale omgevingsverordening) extra activiteiten met gevallen, plannen en besluiten aanwijzen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben en dus m.e.r.-plichtig zijn. Provinciale Staten van Flevoland hebben in de Omgevingsverordening Provincie Flevoland geen extra activiteiten met gevallen, plannen en besluiten aangewezen die m.e.r.-plichtig zijn.

In aanvulling op het voorgaande is er nog een zijspoor, het open spoor, waardoor een plan m.e.r.-plicht kan gelden. Dit is het geval wanneer significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten. Dan geldt de verplichting tot uitvoeren van een Passende Beoordeling in het kader van de Wet natuurbescherming en daarmee de verplichting tot het uitvoeren van een planm.e.r.

Situatie plangebied

Het bestemmingsplan Port of Urk - Binnendijks bedrijventerrein is plan m.e.r. plichtig omdat het (mogelijk) binnen de navolgende categorieën valt:

  • Het bestemmingsplan Port of Urk - Binnendijks bedrijventerrein maakt een industrieterrein van 75 hectare of meer mogelijk.
  • De activiteiten van Port of Urk - Binnendijks bedrijventerrein kunnen wellicht significante effecten hebben op een Natura 2000 gebied en om die reden is een passende beoordeling mogelijk noodzakelijk.

De milieueffecten worden beschreven in een milieueffectrapport (MER). Het definitieve (ontwerp)milieueffectrapport zal gelijktijdig met het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie worden gelegd. De Commissie voor de m.e.r. (Cie. m.e.r.) zal in deze periode haar bij wet verplichte toetsingsadvies uitbrengen.

Conclusie

De conclusies uit het MER worden te zijner tijd hier vermeld.

5.3 Milieuzonering

Beleidskader

In mei 2019 heeft de VNG de uitgave Milieuzonering nieuwe stijl gepubliceerd. Deze is toegepast in dit bestemmingsplan.

De tot op heden veel gebruikte VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009) gaat uit van een indeling van bedrijven in milieucategoriën met bijbehorende richtafstanden tot een rustige woonwijk en gemengd gebied. In een Staat van bedrijfsactiviteiten zijn bedrijven aan de hand van de SBI-code ingedeeld in een milieucategorie.

De milieucategorie en de daarbij behorende richtafstand geven een eerste indicatie van de benodigde afstand tot wonen, maar ook niet meer dan dat. In de praktijk is al vaak gebleken dat de werkelijk benodigde milieuruimte van een bedrijf flink kan afwijken van de richtafstand: deze kan zowel groter zijn als kleiner. Dit is één van de redenen dat de VNG besloten heeft de huidige VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering niet meer te actualiseren. Naar de mening van de VNG is deze uitgave niet geschikt voor toepassing onder het nieuwe stelsel van de Omgevingswet. Daarom heeft de VNG de uitgave Milieuzonering nieuwe stijl gepubliceerd.

Milieuzonering nieuwe stijl anticipeert op de integratie van milieu en ruimte in de Omgevingswet en gaat uit van de beschikbare milieuruimte voor een bedrijf, zonder verwijzing naar een Staat van bedrijfsactiviteiten met richtafstanden op basis van de SBI-code.

De methodiek is veel flexibeler dan de traditionele bedrijven en milieuzonering, omdat:

  • 1. er geen discussie meer is of een bepaald bedrijf wel of niet is genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, immers er is geen bedrijvenstaat meer;
  • 2. een bedrijf niet 'vast' zit aan een bepaalde milieucategorie met bijbehorende richtafstand. Als een bedrijf minder milieuruimte nodig heeft is plaatsing in een andere zone zonder specifieke omgevingsvergunning goed mogelijk.

Bijkomend voordeel van de nieuwe sytematiek is dat de woonomgeving beter beschermd wordt tegen geluid- en geuroverlast. Anders dan bij de huidige systematiek gelden er namelijk concrete milieunormen op een afstand van 30 of 50 meter van de terreingrens van het bedrijf, naast de normen op grond van het Activiteitenbesluit die gelden op de gevels van woningen.

Gebruiksruimte

In plaats van een milieuzonering aan de hand van zones met oplopende milieucategorieën en een Staat van bedrijfsactiviteiten, krijgt milieuzonering nieuwe stijl vorm door zones die bij grotere afstand tot de woonomgeving voorzien in een oplopende gebruiksruimte voor geluid en geur per bedrijf, zonder een Staat van bedrijfsactiviteiten.

De gebruiksruimte van een bedrijf is de milieuruimte die een bedrijf op grond van het bestemmingsplan mag benutten voor het uitoefenen van zijn bedrijfsvoering. Milieuzonering nieuwe stijl limiteert de gebruiksruimte voor geluid en geur per bedrijf. Dus ieder bedrijf krijgt zijn eigen gebruiksruimte.

In de nieuwe uitgave wordt gemotiveerd dat het niet nodig is om al in het ruimtelijk spoor concrete milieunormen op te nemen voor veiligheid en stof, ter vervanging van de richtafstanden voor stof en gevaar zoals die in de huidige uitgave Bedrijven en milieuzonering zijn opgenomen.

Onderzoek

Geluid door bedrijven op het bedrijventerrein

De hoeveelheid geluidruimte per bedrijf is afhankelijk van de zone van het bedrijventerrein waarin het bedrijf ligt. Per zone wordt een standaard geluidruimte per bedrijf toegekend. Hieronder is een voorbeelduitwerking voor het maatgevende thema geluid weergegeven, met de bijbehorende geluidnormen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2020BDBT-0001_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2020BDBT-0001_0005.png"

De zones zijn in de verbeelding vastgelegd, de ligging van de bedrijven niet. Welke norm waar geldt volgt uit de regels in combinatie met de concrete ligging van de grens van het bedrijf (de inrichting).

De voor de vier zones gehanteerde afstanden tot een rustige woonwijk en gemengd gebied sluiten aan bij de zones uit de VNG-publicatie bedrijven en milieuzonering, voor respectievelijk de milieucategorieën 2, 3.1, 3.2 en 4.1. Door deze aansluiting is het relatief eenvoudig om de bestaande systematiek met oplopende maximale milieucategorieën te vervangen door de nieuwe systematiek met zones met oplopende geluidruimte. Bovendien blijft het principe van inwaartse zonering en blijven de voordelen daarvan, in termen van efficiënt ruimtegebruik en een goede bescherming van de woon en leefomgeving, op deze manier in stand.

In dit bestemmingsplan is een zonering voor geluid met concrete geluidnormen per bedrijf opgenomen conform de nieuwe systematiek van de VNG, waarbij de zonering is opgenomen gerekend vanaf de grens van het bedrijventerrein. De eerste 20 meter is zone 1, etc.

Geur door bedrijven op het bedrijventerrein

Voor geur is een vergelijkbare regeling opgenomen als voor geluid, met normen voor de toelaatbare geur per bedrijf, die gelden op een afstand van 30 of 50 meter van de terreingrens van het bedrijf. Voor geur zijn 3 zones opgenomen. Naast de zones voor geur zijn er twee zones opgenomen, waar de normen voor geur niet gelden voor het verwerken van vis.

De zones zijn met een aanduiding aangegeven op de verbeelding. De aanduiding voor het verwerken van vis zónder drogen ligt vanaf een afstand van 200 meter van de rand van het bedrijventerrein. De aanduiding voor het drogen van vis op een afstand vanaf 500 meter.

Door de in de branche gebruikelijke maatregelen om geurhinder te voorkomen, in combinatie met de aangehouden afstanden tot buiten het bedrijventerrein, zal geurhinder buiten het bedrijventerrein door de viswerkende bedrijven voorkomen worden, zodat het niet nodig is daarvoor in het bestemmingsplan geurnormen te hanteren. In de planregels zijn per activiteit de te treffen maatregelen voorgeschreven.

Normen en normen

De genoemde normen op bedrijventerreinen zijn primair gericht op het afbakenen van de gebruiksruimte en niet op het beschermen van gevoelige objecten. Voor het beschermen van gevoelige objecten gelden eigen normen en regels, op grond van het Activiteitenbesluit of een omgevingsvergunning milieu.

Flexibiliteit

In de planregels is voor bedrijven de mogelijkheid opgenomen om met een omgevingsvergunning af te wijken van de standaard normen voor geluid of geur.

Toegelaten bedrijven

Voor de toelating van (bedrijfs-)activiteiten gelden nog de volgende randvoorwaarden:

  • 1. De gronden zijn bestemd voor de functie bedrijf. Andere functies, zoals zelfstandige kantoren, horeca, detailhandel, benzinesevicestations, worden niet direct toegelaten, dan wel alleen op maat.
  • 2. Andere functies (dan bedrijf) zijn onder bepaalde voorwaarden toegelaten. De voorwaarden zijn onder meer:
    • a. de activiteit draagt bij aan de ambties en doelstellingen van Urk;
    • b. de activiteit leidt niet tot een onaanvaardbare aantasting van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving;
    • c. belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.
  • 3. De volgende activiteiten zijn niet toegelaten:
    • a. IPPC-activiteiten in de zin van de Richtlijn industriële emissies (RIE);
    • b. activiteiten in de zin van het Bevi;
    • c. activiteiten in de zin van de Wet geluidhinder;
    • d. milieuvergunningplichtige activiteiten die tevens MER-(beoordelings)plichtig zijn in de zin van het Besluit milieueffectrapportage.

Onderzoeksplicht

Bij nieuw te vestigen bedrijven moet duidelijk zijn dat kan worden voldaan aan de in de planregels opgenomen normen voor geluid en geur. In de voorbeeldregels van de VNG-uitgave is daarvoor een meldingssystematiek opgenomen. Deze systematiek sluit aan bij de meldingssystematiek uit het Activiteitenbesluit. In de melding moet worden onderbouwd dat kan worden voldaan aan de van toepassing zijnde regels voor geluid en geur. Deze onderbouwing is vormvrij. De onderbouwing kan beperkt en kwalitatief zijn in eenvoudige situaties, maar ook bestaan uit een volwaardig kwantitatief onderzoek bij meer complexe bedrijven.

Het is aan het bevoegd gezag om te beoordelen of de onderbouwing toereikend is. Mocht het bevoegd gezag van oordeel zijn dat de onderbouwing niet toereikend is, en het bedrijf is niet bereid de onderbouwing aan te vullen (wat in de praktijk ongebruikelijk is), dan is in de regels de mogelijkheid opgenomen om met een nadere eis alsnog een geluid- of geuronderzoek af te dwingen.

Conclusie

Dit bestemmingsplan voorziet in een passend kader voor de toelating van bedrijven, die goed aansluit bij de bedrijvigheid waarvoor Port of Urk - Binnendijks bedrijventerrein is bedoeld.

5.4 Verkeer

Beleidskader

In het belang van een goede ruimtelijke ordening moet sprake zijn van een aanvaardbare afwikkeling van alle soorten verkeer. Bij ruimtelijke planning dienen verkeerskundige aspecten afgewogen te worden, omdat deze van grote invloed zijn op het doelmatig functioneren van verschillende functies. Wanneer nieuwe ontwikkelingen worden gepland, is het van belang te onderzoeken welke effecten dit heeft op de verkeerskundige situatie om zo nodig passende maatregelen te kunnen nemen.

Situatie plangebied

In verband met de omvang van het plangebied wordt deze middels twee gebiedsontsluitingswegen ontsloten op de Domineesweg: aan de westzijde en aan de uiterste oostzijde. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid een ronde te rijden. Dit bestemmingsplan maakt eveneens mogelijk dat er een aansluiting gerealiseerd zal worden op de Maritieme Servicehaven Noordelijk Flevoland aan de westzijde van het plangebied. Op het bedrijventerrein is ruimte om op een flexibele manier erfwegen aan te leggen, naar gelang de ontwikkeling van het bedrijventerrein.

Parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein. Derhalve dient er voorzien te worden in voldoende ruimte voor parkeren op eigen terrein.

Voor vrachtwagens wordt een truckparking mogelijk gemaakt waar bedrijven op Urk gebruik van kunnen maken, maar ook chauffeurs van elders. Door de ligging ten opzichte van de A6 is deze truckparking goed bereikbaar voor binnen- en buitenlandse chauffeurs. Overnachten is mogelijk op de truckparking.

Conclusie

Dit bestemmingsplan voorziet in een voldoende verkeers- en parkeerstructuur.

5.5 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

Het aspect luchtkwaliteit wordt bij de besluitvorming van ruimtelijke plannen betrokken. In dat kader wordt een plan of ontwikkeling getoetst aan de voorschriften van Titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Centraal daarbij staat artikel 5.16, eerste lid, van de wet.

Daarnaast moet het plan voorzien in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, op grond van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is altijd van toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen, ook wanneer besluiten op grond van artikel 5.16, eerste lid, van de Wm niet beoordeeld hoeven te worden.

Tot slot heeft het bevoegd gezag volgens Algemene wet bestuursrecht (Awb) als taak om belangen op een evenwichtige wijze af te wegen (art. 3.4) en besluiten deugdelijk te onderbouwen (art. 3.46).

Luchtkwaliteitseisen

Op basis van artikel 5.16 Wm kan een bestemmingsplan worden vastgesteld indien:

  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde, die behoort bij de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  • het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Ruimtelijk-economisch besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Situatie plangebied

Een onderzoek naar de luchtkwaliteit wordt nog uitgevoerd. De achtergrondwaarden van de relevante stoffen zijn op Urk zo laag, dat aangenomen kan worden dat de grenswaarden niet overschreden zullen worden.

Conclusie

Uit onderzoek moet blijken of grenswaarden overschreden zullen worden. Dit is niet de verwachting, waarmee het bestemmingsplan met het oog op de luchtkwaliteit uitvoerbaar zal zijn.

5.6 Geluidhinder

Wettelijk en beleidskader

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk. Dit wordt een 'hogere waarde' genoemd ('hoger' in de zin van hoger dan de voorkeursgrenswaarde) en wordt via een formele procedure vastgelegd.

Ten aanzien van geluid maken we onderscheid in verkeerslawaai (weg, spoorweg en vaarweg) en industrielawaai. Onder industrielawaai kent het geluid als gevolg van windturbines een eigen plek. Spoorwegverkeerslawaai is in onderhavig bestemmingsplan niet aan de orde en wordt derhalve niet nader behandeld.

Wegverkeerslawaai

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) artikel 74 hebben alle wegen een geluidzone. Uitzondering hierop zijn woonerven en straten met een maximumsnelheid van 30 km/u. De zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of een weg binnen of buitenstedelijk is gelegen.

Voor de bepaling van de maximale vast te stellen geluidbelasting houdt de Wet geluidhinder rekening met de ligging van de geluidgevoelige bestemmingen en wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied. Binnen stedelijk gebied gelden over het algemeen minder strenge normen. In het kort komt het er op neer dat het gebied binnen de bebouwde kom behoort tot het stedelijke gebied, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, dat gelegen is binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. In het laatste geval en voor de situatie buiten de bebouwde kom gelden de normen die van toepassing zijn op het buitenstedelijke gebied. Een hoofdweg is, conform deze definitiebepaling van de Wet geluidhinder, altijd gelegen in buitenstedelijk gebied.

Indien de geluidbelasting hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en maatregelen gericht op reductie van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zijn of als deze overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard ontmoeten, zijn burgemeester en wethouders van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de geluidbelasting.

De gevels van geluidgevoelige bestemmingen kunnen ook worden uitgevoerd als een blinde of dove gevel (conform artikel 1b lid 5 van de Wgh). Hiermee vervalt de verplichting om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, waarbij een kanttekening wordt geplaatst dat de geluidwering van deze gevels ten minste gelijk dient te zijn aan de hoogte van de geluidbelasting minus de maximale binnenwaarde.

Ter anticipatie op het steeds stiller worden van motorvoertuigen mag alvorens te toetsen aan de geldende grenswaarden een aftrek worden toegepast op de berekende geluidbelasting. Deze aftrek bedraagt:

  • 2 dB voor wegen waar de maximumsnelheid gelijk is aan of hoger is dan 70 km/uur;
  • 5 dB voor overige wegen.

Geluid als gevolg van bedrijven

Het beleidskader en de planregeling ten aanzien van geluid door bedrijven op het bedrijventerrein is reeds uitgewerkt in paragraaf 5.3 Milieuzonering.

Geluid als gevolg van windturbines

Activiteitenbesluit

Het geluid dat wordt veroorzaakt door de windturbines kan aan verschillende criteria worden getoetst en beoordeeld. In beginsel staat in het Activiteitenbesluit een norm voor het jaargemiddelde in de combinatie dag-, avond- en nachtperiode (Lden) en de nachtperiode (Lnight). Het Activiteitenbesluit laat ook ruimte voor het bevoegd gezag om, op basis van lokaal of gebiedsgericht geluidbeleid, bij maatwerkvoorschrift een andere norm vast te stellen.

In het Activiteitenbesluit is qua normstelling het volgende opgenomen:

Artikel 3.14a

  • 1. Een windturbine of een combinatie van windturbines voldoet ten behoeve van het voorkomen of beperken van geluidhinder aan de norm van ten hoogste 47 dB Lden (combinatie dag-, avond- en nachtperiode) en aan de norm van ten hoogste 41 dB Lnight (nachtperiode) op de gevel van gevoelige gebouwen en bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein.
  • 2. Onverminderd het eerste lid kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift teneinde rekening te houden met cumulatie van geluid als gevolg van een andere windturbine of een andere combinatie van windturbines, normen met een lagere waarde vaststellen ten aanzien van een van de windturbines of een combinatie van windturbines.
  • 3. In afwijking van het eerste lid kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift in verband met bijzondere lokale omstandigheden normen met een andere waarde vaststellen.

Daarnaast geldt in de onderhavige situatie dat er twee turbines aanwezig zijn in het plangebied.

Voor gecumuleerd geluid is er geen formeel toetsingskader. Vanuit een goede ruimtelijke ordening wordt hier echter wel op ingegaan. De gecumuleerde geluidsbelasting is vastgesteld conform de methode uit bijlage 4 bij de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.

Laagfrequent geluid

Een gedeelte van het geluid dat windturbines produceren heeft een frequentie van 4-100 Hz en wordt daarom geclassificeerd als laagfrequent geluid. Uit zienswijzen op eerdere windprojecten is gebleken dat de vrees bestaat dat laagfrequent geluid mensen ziek maakt en dat de Nederlandse geluidsnorm onvoldoende bescherming biedt, omdat bij de vaststelling van de voor windturbinegeluid geldende norm van 47 dB op basis van Lden met deze informatie geen rekening zou zijn gehouden.

Om deze reden heeft de Staatssecretaris van I&M een brief aan de Tweede Kamer gestuurd met twee onderzoeken van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en een literatuurstudie naar laagfrequent geluid door Bureau LBP/Sight. Op grond van inzichten uit deze onderzoeken concludeert de Staatssecretaris dat de huidige norm voor geluidhinder van windturbines (47 dB-Lden en 41 dB-Lnight) en het bijbehorende reken- en meetvoorschrift voldoen en geen wijzigingen behoeven.

Laagfrequent geluid draagt inderdaad voor een klein deel bij in de hinderervaring van windturbinegeluid. Echter, deze hinder is op een verantwoorde manier voldoende beperkt door de huidige norm. De Staatssecretaris erkent dat gemiddeld 9 procent van de bewoners van woningen die op de normgrens belast zijn met windturbinegeluid zal zijn gehinderd. Dat is ook in lijn met de toelichting in 2009 van de toenmalige minister van VROM op de ontwerp-norm voor windturbinegeluid. Zoals al eerder is betoogd, is dat een beleidskeuze geweest waarbij de verschillende belangen zijn afgewogen.

De 47 dB Lden-norm is gebaseerd op de mate van hinderlijkheid die wordt ervaren. Hierbij is gebruik gemaakt van empirisch onderzoek, waarbij ook rekening is gehouden met laagfrequent geluid (met een frequentie van 125 Hz of minder), wat een onderdeel van het geluidsspectrum van windturbinegeluid is. Laagfrequent geluid is derhalve niet apart beschouwd, omdat het een integraal onderdeel uitmaakt van de beoordeling van de Lden-normering.

Situatie plangebied

Er wordt een akoestisch onderzoek uitgevoerd, waarmee de akoestische situatie in beeld gebracht wordt en eventuele maatregelen genomen kunnen worden.

Conclusie

Uit akoestisch onderzoek moet blijken of er zich geluidproblemen zullen voordoen. Indien dit het geval is worden maatregelen voorgeschreven en/of worden hogere waarden verleend.

5.7 Externe veiligheid

Wettelijk en beleidskader

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die onder het BRZO vallen, LPG-tankstations, opslagplaatsen (PGS), ammoniakkoelinstallaties en spoorwegemplacementen. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor het groepsrisico (GR). Het verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen hiermee rekening te houden.

Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)

In de regeling staan regels over de veiligheidsafstanden en berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Op grond van het Bevi zijn in de Revi voor een aantal bedrijfscategorieën (zoals LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties, opslagplaatsen) vaste veiligheidsafstanden opgenomen.

Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Dit besluit is vergelijkbaar met het Bevi, maar dan van toepassing op buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het gaat om buisleidingen voor aardgas met een uitwendige diameter van meer dan 50 mm (1,97 inch) en een druk van meer dan 1600 kPa (16 bar) en om buisleidingen voor aardolieproducten, met een uitwendige diameter van meer dan 70 mm (2,76 inch) en een druk van meer dan 1600 kPa. Buiten de regels over het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico is in het Bevb bepaald dat in een bestemmingsplan de ligging van buisleidingen wordt weergeven en dat een regeling wordt opgenomen voor de belemmeringenstrook. Deze belemmeringenstrook ligt op vijf meter aan weerszijden van de buisleiding of vier meter in geval van aardgasleidingen met een druk tussen 1600 en 4000 kPa.

Circulaire effectafstanden LPG tankstations

De Circulaire effectafstanden LPG tankstations vraagt gemeenten een effectbenadering toe te passen bij besluiten rondom LPG-tankstations. Daarnaast blijft een risicobenadering in het kader van het Bevi (plaatsgebonden risico en groepsrisico) nodig. De effectbenadering is van toepassing als de gemeente een nieuw bestemmingsplan vaststelt. Het gaat om een bestemmingsplan op grond waarvan kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten nabij een LPG-tankstation gerealiseerd worden. Ook voor een omgevingsvergunning milieu voor het oprichten van een LPG-tankstation is een effectbenadering van toepassing.

Windturbines en externe veiligheid

Windturbines kunnen ook risico's veroorzaken voor de omgeving. De risico's worden veroorzaakt door het falen van de windturbine waarbij delen van windturbines op personen en/of objecten of op andere risicobronnen terecht kunnen komen, zoals een buisleiding, een weg of spoorweg. Om deze risico's te beperken worden eisen gesteld aan de afstand tussen de windturbine en objecten en andere risicobronnen in de omgeving van de windturbine. Deze eisen zijn opgenomen in wet- en regelgeving voor objecten waarin personen aanwezig zijn zoals woningen, ziekenhuizen en scholen (in het Activiteitenbesluit) en voor buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd (in het Besluit externe veiligheid buisleidingen). Voor wegen, spoorwegen en elektriciteitsleidingen hebben de infrastructuurbeheerders eisen gesteld. Aan deze eisen moet worden voldaan als de windturbine op de grond van de infrastructuurbeheerder wordt gerealiseerd. Als dat niet het geval is, kunnen de eisen als wensen van de infrastructuurbeheerders worden gezien. Echter vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het wenselijk om te voldoen aan de afstandseisen die de infrastructuurbeheerders stellen.

Hieronder zijn de gestelde eisen weergegeven:

Risico's voor (beperkt) kwetsbare objecten

Het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (verder aangeduid met Activiteitenbesluit) stelt de eis dat geen kwetsbare objecten zijn toegestaan binnen de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour (PR-contour). Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-5 per jaar PR-contour als grenswaarde (zie afbeelding 5.2).

Het plaatsgebonden risico weergeeft de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een risicovolle activiteit. De 10-6 per jaar PR-contour geeft een kans op overlijden van 1 op 1.000.000 weer en de 10-5 per jaar PR-contour geeft een kans op overlijden van 1 op 100.000 weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2020BDBT-0001_0006.png"

Afbeelding 5.2 Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

Situatie plangebied

Om de externe veiligheidssituatie in beeld te brengen is een onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van (beperkt) kwetsbare objecten in het plangebied en de risicobronnen in en in de nabijheid van het plangebied (Onderzoek externe veiligheid bedrijventerrein Urk, Royal HaskoningDHV, 3 december 2019, Bijlage 3).

Aanwezigheid (beperkt) kwetsbare objecten

Het plangebied maakt een bedrijvenpark mogelijk. Hier kunnen (beperkt) kwetsbare objecten toe behoren. Om deze reden worden de bestemmingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt als relevant beschouwd met het oog op externe veiligheid.

Bestaande relevante risicobronnen

In het plangebied bevinden zich twee windturbines. Bij ontwikkelingen in het plangebied dient rekening gehouden te worden met domino-effecten van deze windturbines.

Buiten het plangebied zijn meerdere risicobronnen aanwezig. Het betreft een veertiental risicobronnen waaronder de opslag van vloeistoffen in het gemaal, een aantal ammoniak koelinstallaties bij verschillende bedrijven, een viertal LPG-tankstations, een tweetal propaantanks en het windturbinepark ten zuiden van het plangebied.

Voor het bestemmingsplan zijn de volgende risicobronnen relevant:

  • windturbinepark (gedeeltelijk gelegen in het plangebied);
  • LPG-tankstation aan de Westwal.

De windturbines nabij en in het plangebied zijn relevant voor het plangebied. De windturbines vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. In de risicoberekening voor het plaatsen van nieuwe Bevi-inrichtingen en (beperkt) kwetsbare objecten dient rekening gehouden te worden met deze windturbines. De plaatsgebonden risicocontouren PR10-5 en PR10-6 zijn relevant voor het uitsluiten van (beperkt) kwetsbare objecten. De PR10-5 en PR10-6 contouren zijn opgenomen op de verbeelding middels respectievelijk de bestemming 'Bedrijf - Windturbinepark' en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - windturbine'. Omdat de bestemming 'Bedrijf - Windturbinepark' uitsluitend windturbines en bijbehorende voorzieningen mogelijk maakt, zijn (beperkt) kwetsbare objecten per definitie uitgesloten. De gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - windturbine' sluit de vestiging van kwetsbare objecten uit.

Wanneer binnen de maximale effectafstanden van de windturbines (357 meter voor het scenario bladbreuk) een nieuwe Bevi-inrichting wordt geplaatst dient in de kwantitatieve risicoberekening van deze nieuwe (Bevi-)inrichtingen rekening gehouden te worden met risicoverhoging door domino-effecten.

Het LPG-tankstation aan de Westwal is conform het Bevi en de circulaire effectafstanden LPG-tankstations relevant. Het invloedsgebied (Bevi) van 150 meter en de effectafstand van 160 meter (Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations) vallen deels over het plangebied. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de 150 en 160 meter dient een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd te worden.

Nieuwe inrichtingen

Dit bestemmingsplan staat maximaal één nieuw tankstation met gevaarlijke stoffen (lpg, lng, cng en/of waterstof) toe, mits de risicocontouren binnen de inrichtingsgrenzen blijven of wanneer uit onderzoek blijkt dat er geen gevaar optreedt voor de omgeving. Bevi-inrichtingen zijn pas toegestaan na een wijziging van het bestemmingsplan.

Conclusie

Binnen het plangebied dient rekening gehouden te worden met externe veiligheidsrisico's. Voor de bescherming van (beperkt) kwetsbare objecten zijn een bestemming en gebiedsaanduiding opgenomen met een bijbehorend beschermingsregime. Bij de ontwikkeling van nieuwe Bevi-inrichtingen dienen de risicocontouren binnen de inrichtingsgrenzen te blijven.

Externe veiligheid staat de uitvoering van dit bestemmingsplan dan ook niet in weg.

5.8 Slagschaduw

Beleid

Windturbines kunnen leiden tot slagschaduw wanneer de zon op de wieken schijnt. Slagschaduw op bijvoorbeeld ramen van woningen kan als hinderlijk worden ervaren. Vooral de wisseling tussen wel en geen schaduw speelt hierin een rol. Bij windturbines met drie wieken is de slagschaduw in de praktijk beperkt. De geplande windturbines hebben een omwentelingssnelheid van circa 6 tot 18 toeren per minuut (6 – 18 rounds per minute (rpm)). Het maximale aantal bladpassages is daardoor 54 per minuut, dit komt overeen met een frequentie van 0,9 Hz. Uit onderzoek is gebleken dat mensen vooral last hebben van het afwisselen van schaduw en licht bij een hogere frequentie, tussen de 2,5 en 14 Hz. Bij het onderzoek naar slagschaduw wordt altijd rekening gehouden met alle slagschaduw (dus onafhankelijk van omwentelingssnelheid en frequentie).

Onderzoek

Om de slagschaduweffecten vanwege de aanwezige windturbines in beeld te brengen is onderzoek gedaan naar het aspect slagschaduw (Slagschaduw Urk, Royal HaskoningDHV, 28 oktober 2019, Bijlage 4).

Kantoren en bedrijven zijn geen gevoelige objecten in het kader van het Activiteitenbesluit. Er gelden dan ook geen normen op het gebied van slagschaduw. Wel dient een ontwikkeling te voldoen aan ‘een goede ruimtelijke ordening’. Omdat met name personen met beeldschermwerk in een kantoorgebouw de hele dag bij een raam werken, kunnen zij hinder ondervinden van de slagschaduw van windturbines. Derhalve heeft een kwalitatieve beoordeling plaatsgevonden van de slagschaduwhinder op het toekomstige bedrijventerrein.

Voor de beoordeling van effecten van slagschaduw zijn met het programma WindPRO slagschaduwberekeningen uitgevoerd, waarmee slagschaduwcontouren zijn bepaald. Door deze contouren op kaart te projecteren, kan worden bepaald of gevoelige bestemmingen hinder kunnen ondervinden van slagschaduw. Binnen de 6 uur-contour bestaat een kans op overschrijding van de norm uit de Activiteitenregeling.

De 6 uur-contour is de contour waarbij maximaal 6 uur slagschaduw per jaar op een object ontstaat. Daarbij is uitgegaan van 17 dagen per jaar meer dan 20 minuten schaduw (de norm uit de Activiteitenregeling milieubeheer (Rarim), artikel 3.12), wat overeenkomt met 17 * 20/60 = 5,67 (afgerond) 6 uur per jaar. Buiten deze contour is er geen kans op overschrijding van de norm.

In het onderzoek zijn de twee windturbines in het plangebied en de windturbine direct zuidelijk van het plangebied betrokken. De vijf meer zuidelijk gelegen windturbines in de lijnopstelling langs de Zuidermeerdijk hebben geen (extra) invloed op het plangebied en zijn derhalve niet betrokken in dit onderzoek.

Resultaten

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2020BDBT-0001_0007.png"

Afbeelding 5.1 Slagschaduwcontour (blauw, 6 uur per jaar) met plangebied (rood)

Vrijwel het gehele plangebied valt binnen de slagschaduwcontour van 6 uur per jaar. Enkel de strook langs de Domineesweg en de strook langs de noordzijde van de Zuidermeerweg vallen buiten de 6 uur contour.

De berekende slagschaduwcontour van 6 uur per jaar is voor kantoren zeer worst case omdat medewerkers op een kantoor over het algemeen alleen tijdens kantoortijden werken. De 6 uur contour gaat ook uit van zonuren buiten kantoortijden en in de weekenden.

Omdat het hele bedrijventerrein volgebouwd zal worden, zal met name de bebouwing aan de zuidwestelijke rand van het bedrijventerrein hinder ondervinden van slagschaduw. Die (hoge) bebouwing zal slagschaduw wegnemen voor gebouwen die meer oostelijk en noordelijk staan. Bij de situering van kantoren kan hier rekening mee gehouden worden. Zo kunnen bijvoorbeeld de kantoren noordoostelijk van de bedrijfshallen gebouwd worden, kunnen zo min mogelijk ramen op het zuidwesten gerealiseerd worden en kunnen kantoorpanden voorzien worden van zonwering. Het toepassen van zonwering bij kantoorpanden is overigens al gebruikelijk om lichtinval tegen te gaan.

Daarnaast wordt opgemerkt dat de windturbines reeds voorzien zijn van een automatische stilstandvoorziening ten behoeve van de reeds aanwezig gevoelige objecten.

Conclusie

Op basis van de slagschaduw berekeningen kan geconcludeerd worden dat de bestaande windturbines

hinder veroorzaken op het toekomstige bedrijventerrein. Kantoren en bedrijven worden echter niet

gedefinieerd als gevoelig object. Er zijn voldoende maatregelen voor handen om slagschaduwhinder in

de gebouwen zoveel mogelijk tegen te gaan.

Het plan is uitvoerbaar ten aanzien van het aspect slagschaduw.

5.9 Bodemkwaliteit

Wettelijk en beleidskader

In verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van consoliderend bestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven, tenzij een redelijk vermoeden moet bestaan van een saneringssituatie.

Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem benodigd. Het bouwen is alleen toelaatbaar als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet te oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd.

Situatie plangebied

Om inzicht te krijgen in de milieuhygiënische bodemkwaliteit van de gronden is een tweetal verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd. Er is een onderzoek uitgevoerd ter plaatse van de kavel Domineesweg 29 (Verkennend (water)bodemonderzoek asbest Domineesweg 29 te Tollebeek, Bodemvisie milieu en veilighied, 12 juni 2019, Bijlage 5). Daarnaast is onderzoek uitgevoerd ter plaatse van de agrarische kavel gelegen achter het adres Zuidermeerweg 51 (Verkennend bodemonderzoek Percelen akkerland achter Zuidermeer 57 te Nagele, Bodemvisie milieu en veiligheid, 15 november 2019, Bijlage 6).

Voor de overige percelen is nog geen onderzoek uitgevoerd in verband met het ontbreken van betredingstoestemming.Deze onderzoeken worden nog uitgevoerd. Voor de niet bebouwde percelen kan op basis van de uitgevoerde onderzoeken wel al een voorlopige conclusie getrokken worden.

Op basis van de bekende voorinformatie en de resultaten van de terreininspecties, worden geen specifieke aandachtspunten verwacht met betrekking tot potentieel aanwezige bodemverontreiniging. Op basis van het relatief grote aantal onderzoeksresultaten dat middels uitgevoerd bodemonderzoek van het gebied is verkregen, wordt op voorhand geen significante mate van bodemverontreiniging verwacht. De uitgevoerde onderzoeken hebben aangetoond, dat in het gebied overwegend sprake is van maximaal licht verhoogde gehalten aan onderzochte stoffen. Op basis van dit gegeven, wordt het voor de percelen akkerland vooralsnog niet noodzakelijk geacht, om in dit stadium verkennend bodemonderzoek uit te voeren.

Ter plaatse van de kavel Domineesweg 29 is geen asbest aangetroffen. De daar aanwezige waterbodem is onderzocht. Het onderzochte slib komt voor verspreiding op aangrenzende percelen in aanmerking. Het slibmateriaal is beoordeeld als 'altijd toepasbaar'.

Conclusie

Er is voldoende zicht op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan voor wat betreft het aspect bodemkwaliteit. Er wordt geen significante mate van bodemverontreiniging verwacht. Daarmee is de bodemkwaliteit voldoende voor de beoogde functie.

5.10 Water

Wettelijk en beleidskader

In Nederland heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de watertoets. De watertoets houdt in dat bij het maken van ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium bekeken moet worden wat de gevolgen zijn voor water en de ruimtelijke ordening. De watertoets is een proces waarbij overleg wordt gevoerd met de waterbeheerder. De waterbeheerder stelt in dit proces de kaders vast en geeft een wateradvies voor verschillende waterhuishoudkundige aspecten. De watertoets resulteert uiteindelijk in een waterparagraaf, die in de toelichting van het ruimtelijke plan wordt opgenomen.

Kader richtlijn water (KRW)

De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese wet met als doel dat alle lidstaten in alle wateren in Europa uiteindelijk een goede chemische en ecologische waterkwaliteit weten te bereiken. Een goede ecologische kwaliteit betekent dat plant- en diersoorten die 'van nature' in bepaalde wateren voorkomen daar ook daadwerkelijk in (kunnen) leven en zich voortplanten. Daar wordt naar gestreefd in alle wateren.

Waterwet

De Waterwet is in 2009 van kracht geworden en regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbeterd ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Alle regelgeving op het gebied van water is verankerd in de Waterwet. Voor alle activiteiten op, in of met invloed op het oppervlakte- en grondwater en de waterkeringen dient een Watervergunning in het kader van de Waterwet te worden aangevraagd.

In deze waterparagraaf zijn de keuzes gemotiveerd ten aanzien van waterhuishoudkundige aspecten die zijn gemaakt met betrekking tot dit bestemmingsplan.

Situatie plangebied

De gemeente heeft in overleg met stakeholders, waaronder het waterschap Zuiderzeeland, een watervisie opgesteld. Deze watervisie wordt in het voorjaar van 2020 voor vaststelling voorgelegd. Daarna zal deze een plek krijgen in dit bestemmingsplan.

Het plangebied dient te voorzien in 5,3 hectare waterberging. Deze ruimte wordt gevonden in watergangen gelegen langs de wegen op het bedrijventerrein. Langs de boulevard komt een brede watergang die het grootste gedeelte van de waterbergingsopgave opvangt.

De watergang langs de boulevard past binnen de bestemming 'Verkeer'.

Conclusie

Voor dit bestemmingsplan wordt de watertoets doorlopen met het waterschap Zuiderzeeland. Er wordt voldaan aan de water(beschermings)opgaven. Daarmee is dit bestemmingsplan uitvoerbaar voor wat betreft het aspect water.

5.11 Ecologie

Wettelijk kader

De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. Voorheen was de soortenbescherming in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998. Sinds 1 januari 2017 zijn de Natuurbeschermingswet, Flora- en faunawet en de Boswet opgegaan in één nieuwe wet: de Wet natuurbescherming (Wnb).

De Wnb heeft tot doel in het wild voorkomende planten- en diersoorten in stand te houden en te beschermen. De wet kent daardoor zowel verbodsbepalingen, gebiedsbescherming als een algemene zorgplicht. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen. Door middel van gebiedsbescherming wordt een beschermingskader geboden voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voormalige EHS), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten.

Gebiedsbescherming

Door middel van gebiedsbescherming wordt een beschermingskader geboden voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van het NNN, beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten. Een belangrijk onderdeel van de Wet Natuurbescherming is dat er geen vergunning gegeven mag worden voor handelingen of projecten die schadelijk kunnen zijn voor de kwaliteit van de habitats van soorten, waarvoor een gebied is aangewezen. Wanneer niet op voorhand uitgesloten kan worden dat er schadelijke effecten kunnen optreden, dan dienen de initiatiefnemers een 'passende beoordeling' te maken. Dat betekent een onderzoek naar alle aspecten van het project en welke gevolgen die kunnen hebben voor datgene wat bescherming geniet.

Soortenbescherming

Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen. Er bestaan drie beschermingsregimes voor drie verschillende groepen van beschermde soorten. Voor de algemeen beschermde soorten geldt een algemene ontheffing voor ruimtelijke ingrepen. Ook voor de overige beschermde soorten is ontheffing mogelijk, mits wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor strikt beschermde soorten kan enkel afgeweken worden na een uitgebreide toetsing.

Situatie plangebied

Er wordt een natuurtoets uitgevoerd waaruit moet blijken wat de gevolgen zijn voor de soort- en de gebiedsbescherming.

Conclusie

Uit de natuurtoets moet blijken of er zich problemen voordoen ten aanzien van ecologie.

5.12 Archeologie en cultuurhistorie

Wettelijk kader

Wet op de Archeologische Monumentenzorg

In de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) zijn de uitgangspunten van het in 1992 ondertekende Europese Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. In deze wet is vastgelegd dat gemeenten in het kader van ruimtelijke ordening ook rekening dienen te houden met het archeologisch erfgoed.

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient inventariserend archeologisch onderzoek te worden gedaan, zodat in het plan - indien nodig - een passende regeling kan worden getroffen om aanwezige archeologische waarden te beschermen. Uitgangspunt van de WAMZ is om archeologische waarden te beschermen, zonder meer maatschappelijke last te veroorzaken dan nodig is. Wat er moet gebeuren, verschilt per gebied en regio, dus niet alle activiteiten zijn even ingrijpend.

De WAMZ heeft vier belangrijke pijlers:

  • archeologische waarden moeten zo veel mogelijk in de bodem (in situ) worden bewaard, omdat de bodem de beste conserveringsomgeving is;
  • archeologie moet tijdig worden meegenomen in de procedures van ruimtelijke planvorming;
  • de verstoorder van het bodemarchief betaalt de kosten van archeologisch vooronderzoek en noodzakelijke volwaardige opgravingen, voorzover die kosten redelijkerwijs kunnen worden toegerekend aan de verstoorder;
  • gemeenten en provincies krijgen een belangrijke rol in de verankering van archeologie in hun ruimtelijke plannen en omgevingsvergunningen; zij krijgen de ruimte om omgevingsvergunningvoorwaarden genuanceerd in te vullen.

Erfgoedwet

In het kader van de modernisering van de Monumentenwet is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat in een bestemmingsplan niet alleen een beschrijving moet staan op welke wijze rekening gehouden wordt met aanwezige of te verwachten monumenten in de grond (archeologie), maar ook met de aanwezige cultuurhistorische waarden. Op 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988, samen met enkele andere wetten op het gebied van de bescherming van cultureel erfgoed, samengevoegd tot de Erfgoedwet. Met de Erfgoedwet wil de overheid het cultureel erfgoed in Nederland beter beschermen. De wet regelt de omgang met Rijksbeschermde gebouwde en archeologische monumenten en de beschermde stads- en dorpsgezichten.

Situatie plangebied

Archeologie

In het rapport 'Erfgoed in de polder' zijn de archeologische waarden en verwachtingswaarden in de hele gemeente Noordoostpolder in beeld gebracht (Erfgoed in de polder Actualisatie van de archeologische waarden- en verwachtingskaart van de gemeente Noordoostpolder, RAAP, 24 januari 2018, Bijlage 7). Het plangebied maakte tot en met 2018 onderdeel uit van de gemeente Noordoostpolder, derhalve kan gebruik gemaakt worden van deze rapportage voor het in kaart brengen van de aanwezige archeologische waarden en verwachtingswaarden.

In het uiterste noorden van het plangebied liggen de uitlopers van twee rivierduinen. Deze kennen een hoge archeologische verwachtingswaarde omdat dit soort gebieden in de Midden en Nieuwe Steentijd al bewoond werden. De kans is derhalve groot dat hier archeologische waarden aangetroffen worden.

In het plangebied zijn vier vindplaatsen bekend:

  • 1. een onbekende opgraving uit de Late Middeleeuwen aan de zuidzijde van de Domineesweg;
  • 2. twee keer resten van een nederzetting uit het Mesolithicum of Neolithicum aan de zuidzijde van de Domineesweg;
  • 3. een scheepswrak van een zeewaardig Fins vrachtschip uit de periode 1740-1760, gelegen aan de westzijde van de Zuidermeerweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2020BDBT-0001_0008.png"

Afbeelding 5.1 Uitsnede archeologische waarden en verwachtingenkaart

Het overgrote deel van het plangebied kent een lage/middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Hier worden zeer weinig archeologische waarden verwacht.

Ter bescherming van de archeologische waarden en verwachtingswaarden zijn dubbelbestemmingen opgenomen. Voor deze dubbelbestemmingen geldt een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Cultuurhistorie

De verkavelingsstructuur met een standaard kavelmaat van 300x800 meter is karakteristiek voor het plangebied. De kavels worden omsloten door watergangen. Ten gevolge van de polderinrichting en de vormgeving van de uitbreiding van Urk (waaronder Zwolsehoek), vindt binnen het plangebied een hoekverdraaiing plaats in de verkavelingsrichting welke loodrecht op de Domineesweg is gericht. Dit gegeven levert voor de locatie een extra karakteristiek op. De Noordoostpolder wordt van uitzonderlijk universele betekenis geacht, als duidelijk voorbeeld van een rationeel landschap uit de twintigste eeuw waarin twee voormalige eilanden, Urk en Schokland, als zelfstandige elementen zijn opgenomen.

Aan de westgrens van het plangebied is de IJsselmeerdijk gelegen. Deze dijk is met zijn hoogte van 8 meter boven maaiveld karakteristiek. De cultuurhistorische waarde van deze dijk ligt in het feit dat het de geschiedenis en het ontstaan van Flevoland zichtbaar maakt. De dijk maakte immers de inpoldering van de Noordoostpolder mogelijk.

In de planvorming is rekening gehouden met de karakteristieke verkaveling en het gebruik van en zicht op de IJsselmeerdijk.

Conclusie

Aanwezige archeologische waarden en verwachtingswaarden en cultuurhistorische waarden worden voldoende beschermd middels dit bestemmingsplan. Derhalve kan het bestemmingsplan uitvoerbaar worden geacht voor wat betreft de aspecten archeologie en cultuurhistorie.

5.13 Conventionele explosieven

Beleidskader

Als gevolg van gevechtshandelingen in het verleden kunnen conventionele explosieven in het plangebied zijn achtergebleven. Wanneer conventionele explosieven (niet gesprongen explosieven (NGE)) uit de Tweede Wereldoorlog bij de aanleg van Port of Urk - Binnendijks bedrijventerrein spontaan worden aangetroffen, dan ontstaat mogelijk een verhoogd veiligheidsrisico. Onbedoelde detonaties (zware explosies) bij de uitvoering van werkzaamheden kunnen in het ergste geval leiden tot dodelijk letsel en zware schade aan materieel en omgeving. Spontane vondsten van conventionele explosieven kunnen daarnaast tot extra uitvoeringskosten leiden, hetgeen gevolgen kan hebben voor de financiële uitvoerbaarheid van het plan.

Situatie plangebied

Om te bezien of er conventionele explosieven voorkomen in het plangebied is een vooronderzoek conventionele explosieven uitgevoerd (Vooronderzoek CE Urk Domineesweg, AVG, 20 december 2018, Bijlage 8).

Op basis van de beoordeelde feiten van het vooronderzoek is geconcludeerd dat er indicaties zijn voor de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven.

De volgende gevechtshandelingen / conventionele explosieven gerelateerde handelingen hebben in en nabij het onderzoeksgebied plaatsgevonden:

  • Het neerkomen van afwerpmunitie en brandbommen.

De volgende conventionele explosieven kunnen mogelijk in het onderzoeksgebied worden aangetroffen:

  • Afwerpmunitie, 1000 lb.
  • Brandbommen, 30 lb.

Het onderzoeksgebied is gedeeltelijk verdacht op conventionele explosieven. Het betreft de noordoostelijke hoek van het plangebied.


Geadviseerd wordt deze conventionele explosieven op te sporen. Daartoe is een projectplan opgesteld welke tot uitvoering wordt gebracht.

Conclusie

Mogelijk aanwezige conventionele explosieven in de bodem worden opgespoord en indien mogelijk verwijderd/vernietigd. Hiermee wordt de ondergrond veilig begaanbaar voor ontwikkelingen in het plangebied.

5.14 Kabels en leidingen

Beleidskader

Kabels en leidingen kunnen een belemmering vormen waar in de planontwikkeling rekening mee gehouden dient te worden.

Situatie plangebied

In het plangebied ligt een ruimtelijk relevante hoogspanningsleiding afkomstig van de windturbines in het plangebied. Deze is met een bijhorend beschermingsregime opgenomen op de verbeelding en in de planregels.

Liander is voornemens een regelstation te realiseren op het bedrijventerrein. Dit regelstation is middels een aanduiding met bijhorende regeling opgenomen in het bestemmingsplan.

Conclusie

De ruimtelijk relevante leidingen worden beschermd en vormen daarmee geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

5.15 Duurzaamheid

Beleidskader

De gemeente werkt momenteel aan duurzaamheidsbeleid. Relevante onderdelen uit dit beleid zullen hun beslag krijgen in dit bestemmingsplan. Beleidsregels ten aanzien van duurzaamheid maken onderdeel uit van de planregels.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte

Het bestemmingsplan is een ruimtelijk besluit, waarin de regels voor het gebruik en het bebouwen van gronden worden vastgelegd. In een bestemmingsplan wordt door middel van bestemmingen en aanvullende aanduidingen aangegeven op welke gronden welke functies toegestaan zijn en hoe deze gronden bebouwd mogen worden.

Het bestemmingsplan is een digitaal bestand in gml-formaat, waarin geometrisch bepaalde planobjecten zijn vastgelegd. Technisch gezien is een bestemmingsplan zodoende een verzameling objecten (zoals bestemmingsvlakken), waaraan informatie (zoals ligging en naam) is gekoppeld. Om het plan te kunnen raadplegen zijn in feite drie onderdelen van belang:

  • een digitale en analoge verbeelding van de geometrisch bepaalde planobjecten (plankaart);
  • de juridisch bindende regels van het bestemmingsplan (planregels);
  • een bijbehorende toelichting (plantoelichting).

Het bestemmingsplan kan geraadpleegd worden door middel van computersoftware; in ieder geval via de internetpagina www.ruimtelijkeplannen.nl. Met de software kunnen verschillende kaarten van het bestemmingsplan opgeroepen worden door het aan- of uitvinken van planobjecten. Door interactie met het kaartbeeld worden de regels van de betreffende bestemmingen weergegeven. Ook kan de toelichting worden opgeroepen.

Om de vergelijkbaarheid te bevorderen bestaat er een landelijke standaard voor de verbeelding van bestemmingsplannen (SVBP2012). De toepassing van de SVBP2012 is verplicht. Hiermee wordt geborgd dat alle bestemmingsplannen overeenkomen voor wat betreft kleurgebruik, naamgeving, gebruik van arceringen en dergelijke.

Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de koppeling tussen de regels en de verbeelding. In de volgende paragraaf staat uitgelegd welke systematiek voor dit bestemmingsplan gehanteerd is en hoe de eigenschappen van het plangebied zich hebben vertaald in de toegekende bestemmingen. De paragraaf daarna geeft een korte toelichting per artikel van de planregels.

6.2 Plansystematiek

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. Alleen de regels en de verbeelding zijn juridisch bindend. De plantoelichting bevat de achtergronden, onderzoeken en motieven van het plan. De toelichting is enerzijds voor de besluitvorming van belang, maar kan daarnaast van belang zijn bij het interpreteren van de regels of de verbeelding. Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de vorige hoofdstukken, hebben in de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan hun juridische vertaling gekregen in de vorm van bestemmingen. De juridische planopzet en de inhoud van de toegekende bestemmingen worden in dit hoofdstuk toegelicht.

Dit bestemmingsplan is opgezet conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Voortvloeiende uit de Wro is het plan mede gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).

Op de verbeelding zijn bestemmingen toegekend aan de diverse aanwezige functies. Bij het opstellen van de verbeelding is gebruik gemaakt van de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT).

Crisis- en herstelwet

Dit bestemmingsplan is opgesteld met gebruik van de Crisis- en herstelwet (Chw), meer specifiek met gebruik van artikel 7c Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (BuChw) dat de mogelijkheid biedt voor een zogenaamd bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Middels een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kan de gemeente als experiment onder de werking van de Chw vooruitlopen en anticiperen op de komst van de Omgevingswet. In de 14e tranche van het BuChw is artikel 7c van toepassing verklaard op het gehele grondgebied van de gemeente Urk. Doordat het plangebied Port of Urk - Binnendijks bedrijventerrein per 1 januari 2019 tot het grondgebied van de gemeente Urk behoort, kan ook voorPort of Urk - Binnendijks bedrijventerrein een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte worden opgesteld.

Artikel 7c BuChw biedt – kort samengevat - de volgende instrumenten:

  • a. Een langere planperiode van twintig jaar.
  • b. De verbreding van de reikwijdte van het plan, waarmee in het plan ook regels ten behoeve van de veilige en gezonde leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit in het plan kunnen worden opgenomen.
  • c. Aan definitieve bestemmingen kunnen voorlopige bestemmingen met een looptijd van maximaal tien jaar vooraf gaan.
  • d. In het bestemmingsplan kunnen bepalingen uit gemeentelijke verordeningen worden opgenomen, waarbij dan ook bepalingen kunnen worden opgenomen die afwijken van de betreffende verordening.
  • e. In het bestemmingsplan kan voor bepaalde activiteiten een meldingsplicht worden opgenomen.
  • f. In het bestemmingsplan kunnen open normen worden opgenomen, waarvan de uitleg plaatsvindt aan de hand van vast te stellen beleidsregels.
  • g. Voor de eventuele planschade geldt een voorzienbaarheidstermijn van 3 jaar.
  • h. Bij de vormgeving van het plan mag worden afgeweken van de RO-standaarden.
  • i. Het kostenverhaal mag worden gefaseerd, hetgeen betekent dat het exploitatieplan kan worden uitgesteld tot het moment van vergunningverlening.
  • j. Met betrekking tot gebiedsgerichte geluidswaarden kunnen maatwerkregels worden gesteld.

Met dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de verbrede reikwijdte zoals genoemd in de leden a, d en i.

6.3 Toelichting op de regels

Deze paragraaf bevat een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. Daarnaast wordt in deze paragraaf ingegaan op de overige regels uit het bestemmingsplan. Conform SVBP2012 zijn de regels onderverdeeld in vier hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die genoemd worden in de planregels. Dit artikel voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moeten worden. Evenals de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen bij de toepassing van de planregels.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

De bestemming 'Agrarisch' is toegekend aan die gronden die op den duur nodig zijn voor de ontwikkeling van Port of Urk - Binnendijks bedrijventerrein , maar welke overeenkomstig het ladderonderzoek, nog niet van rechtswege bestemd kunnen worden als 'Bedrijventerrein'. De bestaande rechten worden hier opnieuw mogelijk gemaakt, met dien verstande dat nieuwbouw van gebouwen niet is toegestaan.

Artikel 4 Bedrijf - Agrarisch verwerkings- en opslagbedrijf

Het bedrijf gelegen aan de Domineesweg 31 is conserverend bestemd als 'Bedrijf - Agrarisch verwerkings- en opslagbedrijf'. Indien het bestaande bedrijf verhuist naar een locatie op het bedrijventerrein of indien wordt aangetoond dat er behoefte is aan meer bedrijvigheid dan in het huidige ladderonderzoek is onderzocht, dan mag de bestemming gewijzigd worden in de bestemming 'Bedrijventerrein'.

Artikel 5 Bedrijf - Windturbinepark

In het plangebied bevindt zich een tweetal windturbines. Overeenkomstig het vastgesteld Rijks Inpassingsplan, zijn deze windturbines opnieuw bestemd.

Artikel 6 Bedrijventerrein

Aan het te ontwikkelen bedrijventerrein is de bestemming 'Bedrijventerrein' toegekend. Op het bedrijventerrein zijn de bedrijfsactiviteiten toegestaan, zoals deze zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Eveneens zijn kantoren en horeca toegestaan. Binnen het plangebied is ruimte voor maximaal 1 tankstation en een truckersparkeerplaats.

Artikel 7 Verkeer

De wegen in het plangebied zijn bestemd als 'Verkeer'. Deze bestemming omvat ook bermen, paden en water.

Artikel 8 Water

Het bestaande water in het plangebied is bestemd als 'Water'. Deze bestemming omvat ook bermen en groenvoorzieningen.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 1, Artikel 10 Waarde - Archeologie 3, Artikel 11 Waarde - Archeologie 5  en Artikel 12 Waarde - Archeologie 8

Deze dubbelbestemmingen dienen ter bescherming van de archeologische belangen.

Artikel 13 Waterstaat - Waterkering

Deze dubbelbestemming dient ter bescherming van de belangen van de primaire waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het overgebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 15 Algemene bouwregels

In deze regels zijn algemene bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen in het plan gelden, voor zover er geen voor de bestemming geldende bouwregels van toepassing zijn. Hierin zijn ondermeer regels opgenomen ten behoeve van overschrijdingen van de bouwgrenzen.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

In deze regels zijn algemene gebruiksregels opgenomen die voor alle bestemmingen in het plan gelden. Op grond van de algemene gebruiksregels wordt algemeen ongewenst gebruik verboden, tenzij een bepaald gebruik juist bedoeld is toe te laten op grond van de bestemmingen, direct hetzij indirect.

Artikel 17 Algemene aanduidingsregels

Overeenkomstig de legger en de keur van het waterschap Zuiderzeeland zijn de beschermingszones behorende bij de waterkering vastgelegd. Binnen deze zones zijn beperkingen aan het bebouwen en het gebruiken van gronden gelegd ter bescherming van de huidige en mogelijk toekomstige waterkeringen.

Eveneens is een gebiedsaanduiding opgenomen voor de risicocontour als gevolg van de windturbines. Binnen deze zone zijn beperkingen opgelegd aan het gebruik van de gronden in verband met de veiligheid. De aanduidingszone omvat de 10-6 per jaar risicocontour van de windturbines.

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn. Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 19 Algemene wijzigingsregels

Voor het wijzigen van het plan ten behoeve van kleine wijzigingen aan de opzet is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Artikel 20 Algemene procedureregels

Met dit artikel wordt de uniforme voorbereidingsprocedure overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard op besluiten tot het stellen van nadere eisen.

Artikel 21 Overige regels

In dit artikel is een nadere eisenregeling van algemene aard opgenomen. Bestaande en toekomstige wetgeving wordt in dit artikel van toepassing verklaard. Tevens is opgenomen in welke volgorde dubbelbestemmingen voorrang krijgen indien deze elkaar overlappen en in dat geval strijdig zijn aan elkaar.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven.

Artikel 23 Slotregel

Deze regel bevat de citeerregel van het plan.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient de toelichting van een bestemmingsplan inzicht te geven over de uitvoerbaarheid van het plan.

Dit bestemmingsplan maakt bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) mogelijk. Op grond van artikel 6.12 lid 1 van de Wet op de ruimtelijk ordening (Wro) dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop dergelijke bouwplannen zijn voorzien.

De gemeenteraad kan bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan ook besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie van de gronden anderszins is verzekerd en het bepalen van een tijdvak of fasering en het stellen van eisen en regels niet noodzakelijk is.

Een deel van de gronden is in eigendom van de gemeente. Het kostenverhaal van deze gronden is anderszins verzekerd. De toerekenbare kosten aan deze gronden zijn verzekerd door middel van gronduitgifte door de gemeente.

Het overgrote deel van de gronden is niet in eigendom van de gemeente. Voor deze gronden is het kostenverhaal derhalve nog niet verzekerd.

Op grond van het bepaalde in artikel 7g van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Bu Chw) is het gehele grondgebied van de gemeente Urk aangewezen als ontwikkelgebied. Daardoor is het mogelijk om gebruik te maken van verbrede reikwijdte voor dit bestemmingsplan.

Op grond van het bepaalde in artikel 7g Bu Chw mag de gemeente Urk toepassing geven aan artikel 7c Bu Chw. Op grond van artikel 7c lid 10 Bu Chw kan de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan besluiten om af te wijken van het bepaalde in artikel 6.12 lid 1 en 3 Wro met dien verstande dat een exploitatieplan door burgemeester en wethouders kan worden vastgesteld of een exploitatiebijdrage kan worden verbonden aan een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.

Omdat het verhaal van kosten op dit moment niet volledig anderszins verzekerd is, zal de gemeenteraad bij het vaststellen van het bestemmingsplan haar wettelijke mogelijkheden voor kostenverhaal in overweging nemen. De overwegingen zijn om bij vaststelling van het bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen of gebruik te maken van het uitstel van verplicht kostenverhaal onder de Bu Chw zoals in voorgaande alinea genoemd. De gemeente Urk zal te allen tijde haar kosten verhalen op derden indien zij overgaan tot zelfrealisatie van hun eigendom gelegen in het bestemmingsplangebied.

Op 12 december 2019 heeft de gemeenteraad van de gemeente Urk de gemeentelijke grondexploitatie behorend bij dit bestemmingsplan vastgesteld. Deze gemeentelijke grondexploitatie is op dit moment verliesgevend. Voor een verliesgevende gemeentelijke grondexploitatie dient de gemeenteraad conform de Notitie grondbeleid in begroting en jaarverslaggeving 2019 een verliesvoorziening te treffen. Met de vaststelling van deze gemeentelijke grondexploitatie heeft de gemeenteraad tevens besloten deze verliesvoorziening te treffen als onderdeel van haar jaarrekening 2019.

Hiermee is de financieel economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan geborgd.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.2.1 Inspraak

Op grond van artikel 3.1.6 onder e van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gaan een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor, vergezeld van een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Het voorontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd.

7.2.2 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, overleg pleegt met instanties, zoals omliggende gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Het voorontwerp wordt in een vooroverleg besproken met de vooroverlegpartners.

7.2.3 Zienswijzen

Op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ligt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes voor een ieder ter inzage.