direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Urkerveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0184.BP2019Uv-0301

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

1.1.1 Algemeen

De gemeente Urk en de Stichting Het Flevo-landschap hebben in overleg met de provincie Flevoland, de gemeente Noordoostpolder en het waterschap Zuiderzeeland een plan ontwikkeld voor de aanleg van natuur in het Urkerveld. Het plan maakt onderdeel uit van het Programma Nieuwe Natuur van de provincie Flevoland. Voor de uitvoering van het plan is door de verschillende partijen een realisatieovereenkomst afgesloten.

Het doel van het plan is om een open, toegankelijk en beleefbaar natuurgebied te creëren, waarbij ook aandacht is voor cultuurhistorie, educatie en recreatie. Met het project wordt aangesloten bij het geologisch Van der Lijn reservaat in het Urkerbos. Het projectvoorstel is destijds door de gezamenlijke partijen opgesteld. Het ontwerp van de inrichting is ten opzichte van het projectvoorstel enigszins gewijzigd. Onder andere het idee van nieuwe bosaanplant is in het nieuwe ontwerp verlaten.

Het Urkerveld ligt direct tegen het Urkerbos aan en wordt aan de westzijde begrensd door de Westermeerdijk en aan de noordkant door landbouwgebied. Aansluitend aan het Urkerbos wordt een natuurlijke overgangszone aangelegd met struweel dat overgaat in open gebied met kruidenrijk grasland, moerasgebied en een slenk. Aan de noordkant wordt op het Urkerveld als overgang tussen het kruidenrijk grasland en het naastliggende landbouwgebied een vogelakker ingericht. Het moerasachtige gebied, de slenk en de struweelranden trekken zowel vogels als insecten aan. Het kruidenrijk grasland zal door begrazing beheerd worden. Door het Urkerbos en het Urkerveld wordt een nieuw fietspad aangelegd. Via het fietspad en aansluiting op de Westermeerdijk kan de Nieuwe Natuur beleefd worden en kan vanuit Urk een rondje Urkerbos en Urkerveld gemaakt worden.

De ontwikkeling van het gebied heeft betrekking op circa 29 hectare. De percelen zijn momenteel nog gelegen binnen het grondgebied van de gemeente Noordoostpolder. Per 1 januari 2019 is een Grenscorrectie een feit waarna de percelen binnen de grenzen van de gemeente Urk vallen.

De gronden zijn voorafgaand aan de natuurontwikkeling voor agrarische doeleinden gebruikt en zijn in de geldende beheersverordening Landelijk gebied van de gemeente Noordoostpolder als zodanig geregeld. Omdat de gronden hoofdzakelijk zijn bestemd voor agrarische functies, is het wenselijk de gronden specifiek te bestemmen voor natuurontwikkeling.

De verschillende partijen hebben zich, ook financieel, gecommiteerd aan de ontwikkeling. Het voorliggende bestemmingsplan geeft een invulling aan het wijzigen van de huidige bestemming ten behoeve van de voorgestelde natuurontwikkeling.

1.1.2 Grenscorrectie

De gemeente Noordoostpolder en Urk zijn bezig met een grenscorrectie voor een aantal gebieden rondom Urk. De correctie heeft ook betrekking op het onderhavige plangebied (zie figuur 1). De procedure voor de grenscorrectie loopt en is naar verwachting per 1 januari 2019 een feit waarna het plangebied binnen de grenzen van de gemeente Urk komt te vallen. Ten tijde van de bekendmaking van het ontwerp van dit bestemmingsplan is er een herindelingsregeling voor de grenscorrectie. Hierover heeft al besluitvorming in de colleges van burgemeester en wethouders plaatsgevonden. De regeling wordt vervolgens voorgelegd aan de gemeenteraden van beide gemeenten. Op basis van de regeling vindt de correctie plaats. Inhoudelijk heeft dit voor het bestemmingsplan geen gevolgen. Het bestemmingsplan is opgezet volgens de standaarden van de gemeente Urk. Voor de procedure die dit bestemmingsplan moet doorlopen heeft de grenscorrectie een aantal praktische consequenties. Deze worden in Hoofdstuk 7 beschreven.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2019Uv-0301_0001.png"

Figuur 1 Fragment herindelingsregeling grenscorrectie gemeenten Noordoostpolder en Urk (bron: gemeente Urk).  

1.2 Ligging plangebied

In figuur 2 is de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven. De locatie grenst aan het Urkerbos aan de zuidkant. Aan de overige zijden zijn de Westermeerdijk en het agrarisch open gebied de begrenzing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2019Uv-0301_0002.png"

Figuur 2. Ligging plangebied (bron: Rho adviseurs).

1.3 Geldende planologische regelgeving

Beheersverordening Landelijk gebied 

Het plangebied is geregeld in de beheersverordening Landelijk gebied van de gemeente Noordoostpolder. De verordening is vastgesteld op 21 maart 2016. In het verordeningsgebied zijn ter plaatse van het Urkerveld voor het gebruik, het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden de regels van het bestemmingsplan Landelijk gebied 2004 van toepassing verklaard. In dit plan heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch gebied'. De gronden mogen op basis van deze bestemming voornamelijk gebruikt worden voor de agrarische bedrijfsvoering. In het bestemmingsplan geldt een wijzigingsbevoegdheid van agrarisch naar natuur. Een van de voorwaarden hierbij is, dat de gezamenlijke oppervlakte van het te wijzigen gebied niet meer bedraagt dan 24 hectare. In de beheersverordening zijn evenwel de wijzigingsbevoegdheden komen te vervallen, zodat van die bevoegdheid hier geen gebruik meer gemaakt kan worden. Nog afgezien van het feit dat de onderhavige ontwikkeling meer dan 24 hectare omvat. Een fragment van het bestemmingsplan voor het landelijk gebied is weergegeven in figuur 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2019Uv-0301_0003.png"

Figuur 3. Fragment bestemmingsplan Landelijk gebied 2004 (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl). 

Rijksinpassingsplan Windenergie langs de dijken van de Noordoostpolder

In de uiterste noordwesthoek van het plangebied geldt het Inpassingsplan Windenergie langs de dijken van de Noordoostpolder, vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en innovatie op 20 december 2010. Met het inpassingsplan zijn destijds de windturbines langs de Westermeerdijk planologisch mogelijk gemaakt. Een deel van de bij de windturbines behorende vrijwaringszone is over het plangebied gelegen. Zie onderstaande figuur 4. Op basis van de bijbehorende planregels behorende bij de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - windturbine' is op deze gronden de wiekoverslag van de windturbine toegestaan. Deze aanduiding met bijbehorende regels wordt in onderhavig bestemmingsplan overgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2019Uv-0301_0004.png"

Figuur 4. In rood de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - windturbine' van het Rijks Inpassingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl).

Buitengebied

Ten zuiden van het plangebied is het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Urk gelegen. Dit plan is vastgesteld op 7 juli 2016. De gronden zijn in dat bestemmingsplan bestemd voor "Bos".

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2019Uv-0301_0005.png"  

Figuur 5. Fragment bestemmingsplan "Buitengebied", gemeente Urk (bron: ruimtelijkeplannen.nl).

1.4 Opzet bestemmingsplan en toelichting

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgezet. In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan gegeven. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit bestemmingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de juridische regeling van het plan toegelicht. In de hoofdstukken 6 en 7 komen respectievelijk de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aan de orde. Bijlagen zijn apart bij de toelichting gevoegd.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Urkerveld betreft een deel van de agrarische gronden ten noorden van het Urkerbos. Aan de noordkant is het agrarisch gebied de begrenzing, terwijl de Westermeerdijk aan de westzijde de begrenzing vormt. Het gebied, circa 29 hectare groot, is in de huidige situatie ingericht voor de agrarische bedrijfsvoering. De agrarische percelen zijn noord-zuid gericht en worden begrensd door sloten. Figuur 6 geeft een overzicht van het plangebied en zijn directe omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2019Uv-0301_0006.png"

Figuur 6. Luchtfoto met plangebied daarop aangegeven (bron: Rho adviseurs).

2.2 Beschrijving ontwikkeling

Sinds 2014 zijn de provincies verantwoordelijk voor de verdere ontwikkeling van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen bekend als de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Natuurnetwerk Nederland is een netwerk van bestaande en toekomstige natuurgebieden in Nederland. Het vormt de basis voor het nationale natuurbeleid.

In oktober 2013 is de provincie Flevoland gestart met het programma Nieuwe Natuur. De provincie heeft gemeenten, ondernemers, terreinbeheerders en bewoners gevraagd om met plannen voor de realisering van nieuwe natuur te komen. Een belangrijk thema daarbij is de verbinding tussen mens en natuur. Als gevolg van deze oproep van de provincie zijn diverse projectvoorstellen ingediend voor verschillende locaties in Flevoland.

Een van die projectvoorstellen betreft het inrichten van het Urkerveld nabij Urk als natuurgebied. Dit project is door de provincie gehonoreerd en is uitgewerkt tot een realisatievoorstel. Door verschillende partijen is voor de uitvoering van het project Urkerveld een intentieovereenkomst gesloten.

 

In figuur 7 en in Bijlage 1 is een actuele inrichtingskaart van het gebied opgenomen.

De bedoeling is een overgangszone te maken van het Urkerbos naar de dijk en het open landschap (agrarisch gebied), waardoor een goede overgang en afronding van het bos optreedt en betere mogelijkheden ontstaan voor de diversiteit en mogelijkheden voor flora en fauna en het beleven van natuur door het ontsluiten van dit gebied voor voet- en fietsverkeer. De invulling van 'Urkerveld' heeft tevens een meerwaarde voor de recreatie en het toerisme van Noordelijk Flevoland.

Vanuit het Urkerbos worden lobben met (bloeiend en vruchtdragend) struweel aangeplant, waardoor struweellobben ontstaan. Tussen de struwelen en naar de dijk toe wordt de huidige vegetatie geleidelijk omgevormd tot kruidenrijk grasland. Zo ontstaat een geleidelijke overgang van bos naar grasland met vooral veel randlengte.

De bestaande kavelsloot van dijk naar bos voert vrij veel kwelwater af. Deze wordt omgevormd tot een

brede slenk met natuurvriendelijke oevers die enigszins slingert. Ten noorden van de slenk komt

halfnatuurlijk grasland. Op deze manier ontstaat een overgang van oost naar west: van besloten bos via halfopen struwelen naar open grasland en ontstaat er een overgang van zuid naar noord: van bos,

via struwelen en grasland naar landbouwgebied.

Het plan gaat, als eerder aangegeven, niet langer uit van een verbreding van de bosrand langs het Van der Lijn reservaat. De huidige rand van het bos blijft ook in de nieuwe situatie de bosrand. Voor het verbeteren van het beheer zijn maatregelen voorzien die begrazing mogelijk maakt. Dit vergroot de differentiatie in vegetatie.

De natuurontwikkeling zal versterkend werken op de bestaande omgeving, waaronder het Van der Lijn reservaat. Eenvoudige aanduidingen met tekst kunnen in het bos geplaatst worden, zodat de historie van het gebied nog meer gaat leven voor de bezoeker en de aantrekkelijkheid en educatieve mogelijkheden ervan worden vergroot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2019Uv-0301_0007.png"

Figuur 7. Inrichtingskaart plangebied (bron: Stichting Het Flevo-landschap).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 2012

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationaal ruimtelijk beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening 2011

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Voor het plangebied is het Natuur Netwerk Nederland relevant. Met de ontwikkelingen wordt bijgedragen aan het nationaal belang om de ecosystemen met de daarbij behorende soorten binnen het netwerk veilig te stellen. In die zin past deze ontwikkeling binnen het Rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Stuctuurvisie Omgevingsplan Flevoland 2006

In het Omgevingsplan is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een samenbundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Door de vier plannen in één integraal plan samen te voegen, zijn de hoofdlijnen van het beleid van de provincie Flevoland compact en is de samenhang tussen de diverse beleidsterreinen het best gewaarborgd. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid. In dit Omgevingsplan worden normen en kaders die in Europese en nationale regelgeving zijn vastgelegd niet herhaald wanneer dit niet expliciet is voorgeschreven. Wel wordt waar nodig een doorvertaling gemaakt naar de Flevolandse situatie. Omdat beleid niet statisch is, zijn er sinds de vaststelling op 2 november 2006 veel beleidsaanpassingen geweest. Deze zijn alle verwerkt en te vinden in een zogenaamde geconsolideerde versie van het Omgevingsplan die op de website van de provincie te vinden is.

De provincie acht de ecologische verbindingen (Natuurnetwerk Nederland gebieden) en de versterking daarvan van belang. Het zijn vaak lintvormige elementen met een zodanige natuurlijke begroeiing dat verschillende diersoorten er voldoende beschutting vinden om de oversteek van het ene kerngebied naar het andere te wagen. In Flevoland vervullen de meeste tochten en vaarten een verbindende functie. Hoe langer de afstand, des te belangrijker is het dat er ook tussentijds wat grotere stapstenen zijn die als tijdelijk rustgebied kunnen fungeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2019Uv-0301_0008.png"

Figuur 8. Huidige NNN gebieden rondom Urk (bron: provincie Flevoland).

Voor de versterking van de gebieden is de provincie het project Nieuwe Natuur gestart. Zoals in 1.1 al werd aangegeven, is het Urkerveld uitgekozen als concrete uitwerkingslocatie voor de nieuwe natuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2019Uv-0301_0009.png"

Figuur 9. Bestaande natuur in groen en nieuwe natuur in geel (bron: provincie Flevoland).

3.2.2 Omgevingsvisie Flevoland - FlevolandStraks

Op 8 november 2017 heeft de provincie Flevoland deze omgevingsvisie vastgesteld. De Omgevingsvisie FlevolandStraks geeft de visie van de provincie Flevoland op de toekomst van dit gebied. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities voor de toekomst er zijn. Het bijzondere verleden van de jongste provincie van Nederland vormt de basis van de visie.

Flevoland is gemaakt voor ontwikkeling. De ontwikkelingsgerichtheid is onderdeel van haar identiteit. Hier grijpt de provincie met lef de kansen van nieuwe ontwikkelingen. En de ontwikkelingen blijven doorgaan. Denk aan opgaven zoals woningbouw, bedrijvigheid, herontwikkelingen, nieuwe voorzieningen, klimaatverandering, bodemdaling, waterveiligheid, transformatie in landbouw en duurzame energie. Alle opgaven - klein of groot - omarmt de provincie op een wijze, waarbij ze de kenmerkende elementen van de polder koesteren. Binnen deze kenmerken geven ze ruimte aan ontwikkelingen. De overheden hebben de polders aangelegd en ingericht. Het is een plek waar inwoners, organisaties en ondernemers hun idealen kunnen realiseren. Hierdoor krijgt de provincie meer verrassing, spontaniteit en variatie. Mensen maken Flevoland.

Meer specifieke uitspraken over de toekomstige invulling van de provincie worden in de visie niet beschreven. De provincie faciliteert de ontwikkelende partijen zo veel mogelijk, zo ook bij de ontwikkeling in het onderhavige plangebied.

3.2.3 Natuurbeheerplan 2019

In het Natuurbeheerplan is het Urkerveld aangewezen als gebied om te vormen tot nieuwe natuur. In dit plan beschrijft de provincie de beleidsdoelen en de subsidiemogelijkheden voor het beheer van

natuurgebieden, landschapselementen en voor agrarisch natuurbeheer inclusief groenblauwe

diensten in de provincie. Het Natuurbeheerplan is verankerd in het Subsidiestelsel Natuur en

Landschap (SNL).

3.2.4 Verordening voor de fysieke leefomgeving

In de Verordening verbindt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald. Voor de ontwikkelingen in het plangebied zijn de bepalingen over het natuurnetwerk van belang. Zoals eerder aangegeven, streeft de provincie ernaar de wezenlijke kenmerken van dergelijke gebieden te behouden, te versterken en te ontwikkelen. Met dit bestemmingsplan wordt daarin voorzien.

Een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op gronden die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur (nu NNN) zoals begrensd op de van deze verordening deel uitmakende kaart Natuur voorziet in een passende bestemming met gebruiksregels gericht op behoud, herstel of ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de gronden. Het plangebied maakt volgens de kaart Natuur deel uit van de ecologische hoofdstructuur (NNN). Met dit bestemmingsplan worden de natuurwaarden die al aanwezig zijn in het Urkerbos en omgeving versterkt.

Tevens mag een ruimtelijk plan voor gronden die deel uitmaken van de NNN geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gronden, of tot significante aantasting van de samenhang tussen gebieden die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur. Van voorgenoemde is met de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt geen sprake. Dit blijkt uit de ecologische quickscan en de Aanmeldingsnotitie m.e.r.- beoordeling die voor de ontwikkeling gemaakt zijn. De quickscan is als bijlage QuickScan Flora en Fauna toegevoegd. Paragraaf 4.8 gaat dieper op dit aspect in.

De natuurontwikkeling voldoet aan de voorwaarden van de provinciale regeling in de verordening. Met de ontwikkeling wordt ook voldaan aan de voorwaarden voor een goede inpassing en een verdere versterking van de natuurwaarden binnen het NNN.

3.3 Gemeentelijk/lokaal beleid

3.3.1 Structuurvisie Urk 2035+

Op 25 september 2014 heeft de raad de Structuurvisie Urk 2035+ vastgesteld. Het vertrekpunt van deze visie is dat Urkers willen wonen op Urk zowel nu als in de toekomst. Dit betekent dat er voldoende ruimte binnen de eigen gemeentegrens moet zijn en blijven om te wonen, te werken en te recreëren. Tot 2035 zal, uitgaande van het gemiddeld scenario Urk doorgroeien naar ca. 25.600 inwoners. De groei van de Urker bevolking vraagt naar ruimte, ruimte om in te kunnen spelen op de woonwensen van woonconsumenten. Het streven is om te komen tot een betere afstemming tussen behoefte, vraag en aanbod.

In figuur 10 is het Structuurbeeld Urk 2035+ weergegeven. In de figuur zijn de toen nog als zodanig geformuleerde NNN gebieden te onderscheiden als ook de nieuwe natuur. Het plangebied is aangeduid als nieuwe natuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2019Uv-0301_0010.png"

Figuur 10. Structuurvisie Urk 2035+ (bron: gemeente Urk).

3.3.2 Handhavingsbeleid

Het handhavingsbeleid van de gemeente Urk is vastgelegd in de nota Handhavingsbeleid gemeente Urk 2016-2020. De visie van de gemeente Urk is dat overheid en samenleving een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor de naleving van de wet- en regelgeving om de fysieke leefomgeving schoon, veilig en leefbaar te houden. Primair ligt de naleving bij de gebruikers van de fysieke leefomgeving. Wordt deze verantwoordelijkheid niet genomen dan is de overheid aan zet.

Het accent van het handhaving ligt op de preventie, zodat zo min mogelijk een beroep gedaan hoeft te worden op de handhavingsinstrumenten. De mate van toezicht is afhankelijk van de prioritering op grond van een risicoanalyse. Is het risico hoog dan is het toezicht actiever dan wanneer het risico laag is.

Om de effecten van toezicht en handhaving te meten worden zaken gemonitord, geregistreerd en weergegeven in een verslag. Elke vier jaar wordt het handhavingsbeleid geëvalueerd en waar nodig opnieuw vastgesteld.

3.4 Conclusie

De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt sluit aan bij Rijksbeleid en bij de visie en het beleid van provincie en gemeente. Met het bestemmingsplan wordt in kwalitatieve zin bijgedragen aan de natuurontwikkeling van het Natuur Netwerk Nederland en aan de beleving in recreatieve en educatieve zin van de natuurlijke omgeving rondom Urk.

Hoofdstuk 4 Planologische en milieutechnische randvoorwaarden

4.1 Vormvrije m.e.r. beoordeling

Voor het bestemmingsplan is een vormvrije m.e.r. beoordeling uitgevoerd, zie bijlage Aanmeldingsnotitie m.e.r.- beoordeling.

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een functiewijziging met een oppervlakte van 125 hectare of meer van water, natuur, recreatie of landbouw (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D9). De ontwikkeling van het gebied heeft betrekking op circa 29 hectare en blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling worden enkele procedurele vereisten uit de Wet milieubeheer van toepassing. Dit betekent dat de initiatiefnemer voortaan een melding moet doen van het voornemen om een activiteit uit te voeren beneden de drempelwaarde uit Bijlage D van het Besluit m.e.r. zoals dit plan. Dit betekent ook dat de nieuwe bepalingen voor de m.e.r.-beoordelings-procedure (wijzigingen in artikelen 7.16 tot en met 7.19 Wet milieubeheer) ook van toepassing zijn op de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Het bijgevoegde document bevat deze beoordeling.

Hieronder volgen de conclusies en aanbevelingen uit de beoordeling.

Uit de notitie blijkt, dat het plangebied niet ligt in kwetsbaar gebied en/of een gebied met een beschermde status. De aard en omvang van het plan leiden niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen.

Bij de uitvoering van de plannen dient rekening te worden gehouden met broedende vogels door de natuurbouw buiten het broedseizoen uit te voeren en/of op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken).

Wanneer op deze manier wordt gehandeld, is het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure niet noodzakelijk.

4.2 Milieuzonering

4.2.1 Kader

In het kader van de Wet milieubeheer kunnen er veiligheidszoneringen en milieuzoneringen zijn vastgelegd tussen inrichtingen en gevoelige bestemmingen. Dit betreft o.a. voorschriften ten aanzien van geur, geluid en veiligheid. Inrichtingen zijn gehouden aan de voorschriften die zijn vastgelegd in de omgevingsvergunning of in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Op 6 november 2007 is het Besluit houdende algemene regels voor inrichtingen gepubliceerd, ook wel het Activiteitenbesluit genoemd. Dit Activiteitenbesluit is op 1 januari 2008 van kracht geworden en vervangt een groot deel van de milieuvergunningen en AMvB's. Daarnaast heeft de VNG het boekje: “Bedrijven en milieuzonering, Handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk” (2009) opgesteld. Deze handreiking geeft informatie over de ruimtelijk relevante milieuaspecten van diverse bedrijfsactiviteiten. Tevens geeft het boekje een richtafstand voor het ontwikkelen van bedrijfsactiviteiten in de omgeving en voor het inpassen van gevoelige functies nabij bedrijven

4.2.2 Onderzoek en conclusie

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen bijvoorbeeld) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

De voorgenomen natuurontwikkeling in het plangebied betreft geen gevoelige functie en tevens geen functie die invloed heeft op gevoelige functies. Het aspect milieuzonering staat de uitvoerbaarheid van het plan dan ook niet in de weg.

4.3 Geluid

De Wet geluidhinder is niet relevant voor het onderhavige bestemmingsplan. Er worden geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt en er is evenmin voorzien in nieuwe geluidhinderlijke functies (wegen bijvoorbeeld). Ook uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het aspect niet van belang. Er wordt geen nieuwe intensieve recreatieve infrastructuur in het gebied gerealiseerd. Door het nieuwe gebied wordt enkel een fietspad aangelegd. Er wordt geen toename van recreatief verkeer op de omliggende wegen verwacht. Er zal bij de inrichting van het gebied sprake zijn van een toename van werkverkeer en materieel , maar dat is zeer beperkt en van korte duur.

4.4 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Zuiderzeeland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij de planvorming is het waterschap betrokken geweest en zijn afspraken gemaakt over de inrichting van het gebied en de uitvoering daarvan.

Bij het tot stand komen van de landschappelijke inrichting is en wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder. Het waterschap is onder andere betrokken geweest in het startoverleg van dit bestemmingsplan op 13-09-2018 en is betrokken bij het tot stand komen van de waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Partiele herziening Omgevingsplan Flevoland Water 2015
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Partiele herziening Omgevingsplan Flevoland Water 2015

In de partiele herziening komen zaken naar voren die van belang zijn voor dit plan onder andere op het gebied van archeologie. Het plangebied heeft op de Kaart 'Functies en Doelen Water' van de Partiële herziening Omgevingsplan Water 2015 de nevenfunctie Water voor behoud archeologisch erfgoed. Binnen dergelijke gebieden is het van belang dat rekening wordt gehouden met het archeologisch erfgoed bij aanpassingen aan de waterhuishouding. In het vervolg van deze paragraaf en in 4.6 is aangegeven hoe in het plan rekening is gehouden met de archeologische waarden van het gebied.

Waterschapsbeleid

Op 27 oktober 2015 is het Waterbeheerplan 2016 - 2021, 'Het waterschap midden in de maatschappij' vastgesteld. Dit bevat langetermijndoelen (zichtjaar 2050), doelen voor de periode 2016 - 2021 en maatregelen die het waterschap samen met de gebiedspartners uit gaat voeren. Deze hebben betrekking op:

  • waterveiligheid: veilige omgeving om te wonen, werken en recreëren;
  • schoon water: goede kansen voor flora en fauna, schoon oppervlaktewater en robuust, doelmatig en duurzaam afvalwatersysteem;
  • voldoende water: watersysteem op orde en waterpeil juist ingesteld, beperking kans op wateroverlast en watertekort;
  • water en ruimte: beheergebied is water robuust en klimaatbestendig ingericht.

Het gaat daarbij om reguliere werkzaamheden zoals peilbeheer, onderhoud aan dijken en het zuiveren van afvalwater en om nieuwe ontwikkelingen zoals de implementatie van de Deltabeslissing Waterveiligheid.

Gemeentelijk beleid

Op 5 november 2015 is het Gemeentelijk Rioleringsplan Urk 2016 t/m 2021 'Strak aan de wind' opgesteld waarin het beleid voor afval-, regen-, grond- en oppervlaktewater in de gemeente Urk staat. Hierin wordt verwezen dat de gemeente het beheer en onderhoud van het stedelijk water in 2011 overgedragen heeft aan het Waterschap Zuiderzeeland voor een samenhangend waterbeheer.

De regionale doelen binnen het gemeentelijk rioleringsplan zijn innovatie en verduurzaming van de afvalwaterketen in samenwerking met de regionale partners. De lokale doelen in van het gemeentelijkbeleid zijn:

• een tevreden inwoner;

• een goed functionerend afvalwaterstelsel;

• een duurzame leefomgeving.

Onderzoek

Huidige situatie

Het gebied is gelegen ten noorden van het Urkerbos langs de Westermeerdijk waarachter het IJsselmeer ligt. Het plangebied is ingericht voor agrarisch gebruik. Ten noorden van het plangebied bevinden zich agrarische gronden.

Bodem en grondwater

De originele bodem van het noordelijk deel van het plangebied bestaat volgens de digitale bodemkaart van Nederland uit kalkrijke poldervaaggrond bestaande uit lichte zavel. De originele bodem van het zuidelijk deel bestaat volgens de digitale bodemkaart van Nederland uit ondiepe keileemgronden. De gemiddelde stand van het freatisch grondwater bedraagt ± 5,70 m –NAP (peilgebied Lage Afdeling), waardoor het grondwater zich op ± 2,1 m -mv zou bevinden.

Waterkwantiteit

Volgens de legger van het waterschap liggen binnen het plangebied geen hoofdvaarten, vaarten of tochten. Wel ligt een aantal overige watergangen/sloten in het plangebied zoals weergegeven in figuur 11. Aan weerszijde van deze sloten geldt een onderhoudsstrook.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2019Uv-0301_0011.png"

Figuur 11. Watergangen en duikers in en rond het plangebied (bron: Legger waterschap Zuiderzeeland).

Veiligheid en waterkeringen

Ten westen van het plangebied ligt de primaire waterkering Westermeerdijk. Een deel van het plangebied valt binnen de beschermingszones van de waterkering zoals te zien in figuur 12. Het is, ingevolge de Keur van het waterschap, verboden zonder watervergunning een handeling te verrichten waardoor de werking van de waterkering wordt belet, gehinderd of verzwakt.

Voor de binnenbeschermingszone zijn de volgende handelingen verboden zonder watervergunning:

  • A. ontgrondingen of afgravingen verrichten alsmede seismische onderzoeken verrichten.
  • B. explosiegevaarlijk materiaal of explosiegevaarlijke inrichtingen te hebben,
  • C. heiwerkzaamheden verrichten of werken, waaronder begrepen gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde plaatsen, wijzigen of verwijderen,
  • D. kabels, drukleidingen of drukvaten plaatsen of hebben,
  • E. werkzaamheden verrichten die tot gevolg kunnen hebben dat verandering wordt gebracht in de staat van waterstaatswerken, waaronder aanleggen, baggeren, boren, bouwen, graven, dempen, herstellen, onderhouden, planten, repareren, reviseren, slopen, uitbreiden, verbouwen en herbouwen, dan wel gelijksoortige werkzaamheden,
  • F. opgaande (hout)beplantingen te plaatsen of te behouden, dan wel aanwezige (hout)beplantingen te verwijderen,
  • G. windmolens plaatsen, wijzigen of verwijderen.

Voor de tussenbeschermingszone zijn A, B, C en G verboden en voor de buitenbeschermingszone A, B en G.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2019Uv-0301_0012.png"

Figuur 12. Westmeerdijk met beschermingszones met plangebied rood omkaderd (bron: Legger waterschap Zuiderzeeland).

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is niet aangesloten op het rioolstelsel. Voor dit plan is de afvalwaterketen en riolering niet relevant.

Toekomstige situatie

De verbeelding van de ontwikkeling is te zien in Bijlage 1 en figuur 13. Hierin is te zien dat ten noordoosten een sloot in westelijke richting wordt verlegd. Het bestaande betonpad wordt gehandhaafd en wordt aangesloten op de Westermeerweg. De sloot (S2) wordt verontdiept en verbreed tot een slenk met een natuurvriendelijke oever. De sloot in het zuiden van het plangebied (S4) wordt gedempt tot aan het maaiveld. Dit zorgt ter plaatse voor plas-drassituaties. Verder wordt een fietspad door het gebied gerealiseerd die de paden van de dijk en het bos met elkaar verbinden. Dit fietspad wordt verhoogd aangebracht en voor de doorstroming van de watergangen worden een duikers aangebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2019Uv-0301_0013.png"

Figuur 13. Verbeelding van de ontwikkeling (bron: Eelerwoude).

Grondwater

Het plan voorziet niet in een wijziging van de grondwaterstand. Lokaal zou een aantal maatregelen invloed kunnen hebben op de grondwaterstand. Rond de punten S4 en S2 op de inrichtingskaart zou na neerslag sprake kunnen zijn van een lokale grondwaterstandverhoging.

Er is echter geen sprake van regionale grondwaterstandswijziging.

Waterkwantiteit

Het fietspad zorgt voor een verhoging van het verhard oppervlak. De totale verandering van de watergangen zorgt voor voldoende watercompensatie verdere watercompensatie is dan ook niet noodzakelijk.

De beoogde ontwikkeling zorgt voor een verandering in de waterhuishouding. Het gevolg van de verandering van de watergangen is dat een groter deel van het Urkerveld zal gaan afwateren via de dijksloot en de daarop aansluitende sloot S1. De afvoerroute via sloot S2 en S3 richting de weg blijft gewaarborgd. De gevolgen van de extra afvoer zijn onderzocht door het waterschap Zuiderzeeland. Hieruit blijkt dat de veranderingen van de watergangen niet tot problemen leidt voor de waterhuishouding en geen verdere aanpassingen gedaan hoeven te worden.

Het waterschap heeft gekeken naar de waterhuishouding en een notitie opgesteld. Daarin wordt duidelijk dat de te handhaven watergangen voldoende capaciteit hebben om het water na inrichting af te voeren. De inrichtingsmaatregelen hebben geen invloed op de grondwaterstanden.

Waterkwaliteit

Door gebruik te maken van natuurvriendelijke oevers wordt beoogd de waterkwaliteit en de ecologie te verbeteren. De brede natuurvriendelijke oevers functioneren als een mooie overgang van land naar water met alle bijbehorende potenties voor dieren op het land en het water.

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken tijdens de aanlegfase.

Het lokaal afgraven van de bouwvoor (nutrientenrijk) ter plaatse van de slenk zal een impuls geven aan de waterkwaliteit. De drainage die nu afwatert in sloot waar de slenk wordt gerealiseerd komt te vervallen door de verondieping van de sloot ter plaatse van de slenk. Verder zal het toekomstig beheer gericht zijn op verschraling door begrazing.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling voorziet niet in ontgrondingen of afgravingen binnen de beschermingszone van de primaire waterkering. Wel wordt een verhoogd fietspad aangelegd in de binnenbeschermingszone en wordt de bestaande watergang verondiept met zeer flauwe oevers waarvoor een vergunning op basis van de 'Keur' wordt aangevraagd. Hiermee wordt voorkomen dat de ontwikkeling invloed heeft op de waterveiligheid. De aan te leggen slenk bevindt zich buiten de binnenbeschermingszone.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Voor de volgende ontwikkelingen dient een vergunning op basis van de 'Keur aangevraagd te worden:

  • De veranderingen van de watergangen (graven, dempen, uitdiepen, ontdiepen, verbreden, laten vervallen en tot maaiveld brengen);
  • Het plaatsen van de stuw;
  • Het aanbrengen van duikers;
  • Het aanleggen van een verhoogd fietspad in de binnenbeschermingszone van de primaire waterkering;
  • de aanpassing van de slenk, wat neerkomt op ontdiepen en verbreden van een bestaande watergang . Deze valt niet binnen de binnenbeschermingszone.

Water en Waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, de beschermingszones vallen binnen het plangebied en hebben een dubbelbestemming toebedeeld gekregen.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.5 Bodem

Uit een vooronderzoek en een verkennend onderzoek naar een specifieke deellocatie is gebleken, dat de locatie Urkerveld als onverdacht beschouwd kan worden. Dit komt overeen met de Bodemkwaliteitskaart. De grond die wordt ontgraven ten behoeve van de inrichting wordt binnen het gebied weer hergebruikt (er is sprake van een gesloten grondbalans). Gelet hierop bestaan er vanwege bodemaspecten geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling. Het vooronderzoek en het verkennend onderzoek zijn opgenomen in respectievelijk de bijlagen 3 en 4.

4.6 Archeologie

De archeologische beleidsadvieskaart ter plaatse (van de gemeente Noordoostpolder) geeft het gebied een grotendeels hoge archeologische verwachting. Dit betekent dat een aanlegvergunning categorie 1 van kracht is. In deze gebieden geldt op basis van geologische en bodemkundige opbouw en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een hoge archeologische verwachting. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot. Op deze terreinen rust een voorschrift om aanlegvergunning. Het vrijstellingscriterium voor bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten ligt in dit geval bij ingrepen beneden 500 m2 en/of niet dieper dan 0,5 m –mv.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2019Uv-0301_0014.png"

Figuur 14. Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart gemeente Noordoostpolder (bron: gemeente Noordoostpolder).

Voor de inrichting van Urkerveld zijn er 2 maatregelen die van invloed kunnen zijn op archeologie. Dat is de aanleg van het fietspad en de slenk.

Stichting Het Flevo-Landschap heeft gezien de archeologische waarde van het gebied ervoor gekozen rekening te houden met het vrijstellingscriterium voor bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten. Dat ligt in dit geval bij ingrepen beneden 500 m2 en/of niet dieper dan 0,5 m –mv.:

  • a. De slenk zal niet dieper ontgraven worden dan 0,5 meter.
  • b. De ontgraving ten behoeve van het fietspad zal niet dieper worden dan 0,5 meter.

Gezien het voorgaande is er derhalve voor deze ontwikkeling geen aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk. Zie ook 4.4, 5.2 en 7.1 Vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro.

Om in de toekomst eventuele nieuwe ontwikkelingen te kunnen reguleren, wordt in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Archeologie - 5' overeenkomstig de standaard voor bestemmingsplannen van de gemeente Urk opgenomen.

4.7 Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

In het plangebied zelf zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. Het betreft nieuw agrarisch land dat bij de inpoldering in de vorige eeuw is ontstaan. Nabij het plangebied, in het Urkerbos, is het Van der Lijn reservaat gelegen. Dit is een geologisch reservaat. Het belang van dit reservaat bestaat uit het keileem en de zwerfstenen die hier worden aangetroffen. Dit materiaal heeft in de voorlaatste ijstijd circa 150.000 jaar geleden met een gletsjer een 1.200 kilometer lange tocht afgelegd vanaf Scandinavië. Dat gebeurde met een snelheid van 100 meter per jaar, verplakt in ijs of rollend tussen het ijs en de bevroren bodem.

De eindmorene die na het terugtrekken van de gletsjer achterbleef, kwam op deze plek in 1942 aan het licht na de drooglegging van de Noordoostpolder. Dit leidde in 1954 tot de aanwijzing van twee hectare als eerste geologisch reservaat in Nederland.

Voorliggend initiatief beoogt de aanwezige landschappelijke waarden ter plaatse en de beleving van de gronden als natuur te versterken. Vanuit de bosrand wordt een geleidelijke overgang naar open landschap gecreëerd. Het is niet noodzakelijk om nadere regels te stellen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

4.8 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en plant- en diersoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. Voor de ontwikkelingen in het plangebied is een ecologische quickscan naar de aanwezige flora en fauna uitgevoerd. Deze is als bijlage QuickScan Flora en Fauna bij de toelichting toegevoegd. De belangrijkste resultaten, conclusies en aanbevelingen worden hierna besproken. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.


Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in een stiltegebied, grondwaterbeschermingsgebied of boringsvrije zone. Het plangebied maakt in de huidige situatie geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Aan de overzijde van de Westermeerdijk ligt het Natura 2000-gebied IJsselmeer op een afstand van circa 70 meter vanaf het plangebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied met stikstofgevoelige habitatsoorten is Rijntakken op een afstand van circa 19 kilometer. Het plangebied maakt momenteel geen deel uit van Natuurnetwerk Nederland (NNN). Als te ontwikkelen gebied gaat het daar wel deel van uitmaken.

Het plangebied grenst aan het Urkerbos dat een NNN-gebied is. Het projectgebied en omgeving ligt niet in een gebied waar de bij communautaire wetgeving vastgestelde normen (EU-normen, bijvoorbeeld met betrekking tot luchtkwaliteit) inzake milieukwaliteit reeds worden overschreden.

Hierdoor zijn negatieve effecten door geluidsverstoring of visuele verstoring als gevolg van de ingreep op het gebied uit te sluiten. De ingreep draagt niet bij aan verreikende effecten, zoals stikstofdepositie of verdroging. De ingreep leidt ook niet tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in Natura 2000-gebieden en heeft ook geen significant verstorend effect op de soorten waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen.

Een overtreding van de Wet natuurbescherming ten aanzien van Natura 2000-gebieden is dan ook niet aan de orde. Het plangebied ligt tegen een NNN-gebied aan. De ingreep vindt niet plaats binnen de bestaande natuur in het NNN. Echter als de ontwikkeling nabij NNN gronden ligt, moet eveneens een afweging plaatsvinden. Afgewogen moet worden in hoeverre de ontwikkeling kan leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN. Zoals onder meer uit de inleiding blijkt, is deze natuurontwikkeling met name ingegeven door versterking en bescherming van de waarden van het NNN-gebied. Van een aantasting is derhalve geen sprake.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Op basis van het nieuwe rijksbeleid zoals opgenomen in het Natuurnetwerk Nederland (NNN), heeft de provincie Flevoland in december 2013 de destijds zo genoemde Ecologische Hoofdstructuur (EHS) herijkt. De NNN is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Bij de herijkte NNN is de prioriteit komen te liggen bij het bereiken van de doelen van de Natura-2000-gebieden en de Europese Kaderrichtlijn Water. Voor wat betreft het beleidsveld Natuur richt de provincie zich niet alleen op de kwantitatieve prestaties (output: hoeveel hectare verworven en ingericht, hoeveel beheerplannen Natura 2000 vastgesteld) maar vooral ook op de effecten (outcome: de natuurkwaliteit, hoe ontwikkelt de Flevolandse biodiversiteit zich). Het voorgaande is breder dan de reikwijdte van het NNN omdat er door de provincie van uitgegaan wordt dat de bijdrage aan de biodiversiteit ook buiten de begrenzing van het NNN plaatsvindt, bijvoorbeeld het leveren van een bijdrage aan de biodiversiteit door recreatiegebieden en het agrarisch gebied.

Soortenbescherming

Op donderdag 6 september 2018 is in het plangebied en omgeving een veldonderzoek gedaan naar de aanwezigheid van beschermde plant- en diersoorten. De resultaten van deze verkenning worden in het rapport in Bijlage 5 gepresenteerd. Onderzocht is welke wettelijk beschermde plant- en diersoorten er mogelijk voorkomen ter plaatse en in de directe omgeving van het plangebied. Gekeken is ook welke verwachte wettelijk beschermde plant- en diersoorten hinder ondervinden van de planvorming en hoe dient te worden omgegaan met eventuele negatieve effecten.

Flora

Het plangebied is in cultuur gebracht en betreft een intensief gebruik van landbouwgebied. Het gebied is jong en het pioniersstadium niet ontgroeid. De aanwezigheid van beschermde planten wordt derhalve uitgesloten. Gedurende het verkennend veldonderzoek op donderdag 6 september 2018 zijn geen beschermde plantensoorten of resten van beschermde plantensoorten vastgesteld.

Vleermuizen

De aanwezigheid van verblijfplaatsen zoals kolonie-, paar- en overwinteringsplaatsen van vleermuizen kan in het plangebied worden uitgesloten. In het plangebied komen geen geschikte potentiele

verblijfplaatsen voor. Het ontbreekt aan bomen en gebouwen in het plangebied. In de bosrand, grenzend aan het plangebied, zijn wel nestkasten voor vleermuizen aanwezig waarvan ruige dwergvleermuis en bijvoorbeeld grootoorvleermuis gebruik maakt. Met de plannen worden deze verblijfplaats niet beïnvloedt.

Met de realisatie en gebruik van de plannen worden geen landschapselementen wezenlijk beïnvloed. De huidige bosrand blijft een kenmerkend landschapselement. Negatieve effecten op vliegroutes van vleermuizen worden derhalve uitgesloten.

Het is bekend dat ruige dwergvleermuis veelvuldig wordt vastgesteld gedurende de trek in het Urkerbos.

Het plan zal echter niet van negatieve invloed zijn op de aanwezigheid van migratieroutes omdat

grootschalige landschapselementen zoals dijken en rivieren niet negatief worden beïnvloedt.

Met de realisatie van de plannen zal het gebied niet negatief van vorm veranderen, gelet op de

foerageermogelijkheden van vleermuizen. Mogelijk foerageert er sporadisch gewone dwergvleermuis als gevolg van de aanwezige ecotopen (pioniervegetatie) en de openheid van het gebied (weinig

oriëntatiemogelijkheden). In de loop der tijd kan de kwaliteit als foerageergebied voor vleermuizen door de natuurontwikkeling verbeteren. Effecten op de foerageermogelijkheden van vleermuizen worden derhalve uitgesloten.

Overige zoogdieren

Gelet op de kenmerken van het plangebied is de aanwezigheid van internationaal beschermde overige zoogdieren uitgesloten. Mogelijk komen in het plangebied, bijvoorbeeld aan de randen, bosmuis en veldmuis voor. Voor deze algemeen voorkomende zoogdieren bestaat een algemene provinciale vrijstelling in de Provincie Flevoland.

Broedvogels

Gedurende het verkennend veldonderzoek zijn geen geschikte (potentiële) nestlocaties aangetroffen voor vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen. In de bosrand grenzend aan het plangebied kunnen deze wel voorkomen zoals nesten van buizerd. De plannen van de natuurontwikkeling zullen hierop echter niet van negatieve invloed zijn. In het plangebied kunnen algemene broedvogels broeden zoals kievit, scholekster en graspieper. Gedurende het veldonderzoek is fazant vastgesteld.

In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het noodzakelijk om de natuurbouw buiten het broedseizoen uit te voeren en/of op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken).

Amfibieën

Uit de ecologische QuickScan naar de aanwezigheid van beschermde dier- en plantsoorten blijkt, dat de aanwezigheid van de rugstreeppad in het gebied niet kan worden uitgesloten en daarmee mogelijke effecten van de natuurontwikkeling op de pad ook niet. In de QuickScan wordt aanbevolen vervolgonderzoek te doen naar de mogelijke aanwezigheid van de rugstreeppad in het gebied.

In het voorjaar van 2018 is, op verzoek van het Flevo-landschap, een gerichte veldinventarisatie in het gebied van het Urkerveld gedaan naar de aanwezigheid van de rugstreeppad. De inventarisatie vond plaats in de avonden van 16, 23 en 30 mei 2018. Er is geïnventariseerd volgens het soortinventarisatieprotocol van het Netwerk Groene Bureaus (versie juli 2017). Dit schrijft voor om tijdens 3 bezoeken te luisteren naar de roep of kooractiviteiten van de padden. Van deze bezoeken dient minimaal 1 in de periode half april t/m mei plaats te vinden. De inventarisatie werd uitgevoerd door een gekwalificeerd medewerker en beheerder van het Flevo-landschap in samenwerking met GRAS Advies.

Er werd op twee locaties geluisterd: op locatie 1, mede vanwege de nieuw gegraven sloot, iets waar rugstreeppadden graag gebruik van maken en op locatie 2 waar de rest van het plangebied goed te beluisteren is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2019Uv-0301_0015.png"

Figuur 15. De twee waarneemlocaties (bron: Het Flevo-landschap). 

Er werden geen rugstreeppadden gehoord, ook niet in de nabije omgeving. Er waren ook geen waarnemingen van rugstreeppadden in het veld tijdens de werkzaamheden.

Uit de inspectie van het gebied en de huidige vegetatie blijkt, dat de aanwezigheid van rugstreeppadden in het Urkerveld niet aannemelijk is. Deze conclusie is in lijn met resultaten van veldonderzoeken op dezelfde avonden bij het Staartreservaat, iets zuidoostelijker van het Urkerveld. Ook daar werd de rugstreeppad niet waargenomen of gehoord. Het is erg waarschijnlijk dat de rugstreeppadden zich nog verder in zuidoostelijke richting van het Staartreservaat ophouden.

De voorgenomen aanleg van natuur in het Urkerveld heeft dan ook geen negatief effect op de duurzame gunstige staat van instandhouding van de rugstreeppad in de wijdere omgeving. Een ontheffing op de Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk.

Mogelijk komen in het plangebied gewone pad, grote groene kikker en bruine kikker voor. Voor de algemene soorten amfibieën bestaat een algemene provinciale vrijstelling in de Provincie Flevoland.

Vissen

Met de realisatie van de plannen wordt het water niet wezenlijk beïnvloed. Met het van kracht worden van de Wet natuurbescherming zijn bijvoorbeeld kleine modderkruiper en bittervoorn niet meer beschermd.

Reptielen en overige 

Gelet op de kenmerken van het plangebied kan de aanwezigheid van reptielen worden uitgesloten, evenals de aanwezigheid van beschermde ongewervelden (onder andere diverse soorten dagvlinders en libellen).

Vanuit de conclusies die hierboven staan omschreven, gelden de volgende aandachtspunten voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan:

  • In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het noodzakelijk om de natuurbouw buiten het broedseizoen uit te voeren en/of op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken);
  • er zijn mogelijk algemene nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in de provincie Flevoland;
  • de aanwezigheid van de rugstreeppad kan na een gerichte veldinventarisatie worden uitgesloten, evenals mogelijke effecten op deze pad.

Deze conclusies en aanbevelingen worden bij de uitvoering van de natuurrealisatie in acht genomen. Aanvullend hierop kan nog het volgende worden gesteld. Op basis van de SOVON kartering 2015 zijn er geen jaarrond beschermde nesten in de buurt van het geplande fietspadtracé. Roofvogelwerkgroep NOP houdt elk jaar nesten bij. Op basis van hun gegevens zijn ook de afgelopen jaren (tot en met 2018) geen nieuwe nesten in de omgeving van het fietspadtracé gekarteerd. Vleermuizen zijn niet gekarteerd. Er zal conform de gedragscode voor Bosbeheer gekapt worden waarbij door vleermuizen bewoonde bomen beschermd (=niet gekapt mogen) worden. Het fietspadtracé zal dan verlegd worden. De kapwerkzaamheden vinden plaats door het Flevolandschap op basis van de gedragscode voor Bosbeheer.

4.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten. Bij ontwikkeling van nieuwe functies die een risico kunnen veroorzaken of bij ontwikkeling van risicogevoelige functies dient onderzoek plaats te vinden naar eventuele gevolgen voor het plaatsgebonden en groepsrisico. Natuurinrichting is geen risicovolle inrichting. Op de risicokaart (www.risicokaart.nl) is aangegeven dat zich in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen bevinden. Uit oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.10 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken. Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

De voorgenomen ontwikkeling van natuur is een handeling of activiteit volgens het NIBM. De ontwikkeling zorgt niet of nauwelijks voor een verkeerstoename op de omliggende wegen. De ontwikkeling valt daarmee binnen de categorie 'Niet in betekenende Mate' zoals bedoeld in het NIBM. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Het project draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.11 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.


In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Relevante zones vanwege de bescherming, het onderhoud en de instandhouding van de dijk en de vrijwaringszone met betrekking tot de windturbine in de omgeving worden toegelicht in 5.2.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Algemene juridische opzet

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden. Verder sluit de regeling in het voorliggende bestemmingsplan zoveel mogelijk aan bij het handboek van de gemeente Urk en eerder in de gemeente gemaakte bestemmingsplannen.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Regels

In deze paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen zoals deze op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen, beschreven.

INLEIDENDE REGELS

Begrippen (Artikel 1)

De van toepassing zijnde begrippen die voorkomen in de regeling van dit bestemmingsplan worden in Artikel 1 verklaard. Een aantal begrippen worden voorgeschreven door de SVBP 2012.

Wijze van meten (Artikel 2)

Wat moet worden verstaan onder de bouwhoogte van een bouwwerk: wordt in dit deel van de regels uitgelegd.

BESTEMMINGSREGELS

Natuur (Artikel 3)

De gronden krijgen de bestemming 'Natuur'. Binnen deze bestemming mogen de gronden ten behoeve van de natuur worden ingericht en voorts worden beheerd. Extensief dagrecreatief en educatief medegebruik is op grond van de bestemmingsomschrijving toegestaan. Ook agrarisch medegebruik en een gebruik voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen en paden zijn toegestaan.

De inrichting zelf, voor zover wordt gehandeld binnen de tekening behorende bij de Inrichtingskaart is niet vergunningplichtig. Wel is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen om bij eventuele toekomstige structurele ingrepen in het gebied mee te kunnen kijken met de gevolgen die deze kunnen hebben op de natuurwaarden.

Voor het overige zijn geen gebouwen en overkappingen toegelaten. Andere bouwwerken mogen uitsluitend worden opgericht ten behoeve van de in de bestemmingsomschrijving genoemde doeleinden.

Waarde - Archeologie 5 (Artikel 4)

Dit artikel is opgenomen ter bescherming van de archeologische waarden in het gebied. De inrichtingsplannen waarvoor dit bestemmingsplan is gemaakt, kunnen binnen de betreffende voorschriften en zonder aanlegvergunning plaats vinden. De regeling kent voorschriften over het bouwen van bouwwerken en het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Voor bouwactiviteiten en - werkzaamheden die groter zijn dan 500 m² en ingrepen die dieper dan 50 cm de bodem verstoren dient aangetoond te worden dat de archeologische waarden niet worden verstoord. De diepte wordt bepaald aan de hand van de huidige bestaande situatie. In het inrichtingsplan wordt de slenk niet dieper dan 50 cm aangelegd. Mocht er in de toekomst de wens zijn om deze te verdiepen dan dient middels een verkennend archeologisch booronderzoek aangetoond te worden dat de archeologische waarde zich op deze locatie dieper bevindt dan 0,5 meter. In dat geval geldt de dieptevrijstellingsgrens weer.

ALGEMENE REGELS

Anti-dubbeltelbepaling (Artikel 5)

De antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan

bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het

opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk,

waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend

voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Algemene gebruiksregels (Artikel 6)

Dit artikel geeft aan, welke activiteiten in ieder geval in strijd zijn met de bestemmingsplanbepalingen. De opsomming is niet uitputtend, maar enkel bedoeld om voor enkele activiteiten op voorhand duidelijkheid te scheppen.

Algemene afwijkingregels ( Artikel 7)

Dit artikel biedt de mogelijkheid om via een omgevingsvergunning af te wijken van maten en

bouwgrenzen (voor zover geen bestemmingsgrenzen), voor zover noodzakelijk in verband met de

werkelijke situatie.

Algemene aanduidingsregels (Artikel 8)

De aanduidingen die in dit bestemmingsplan voorkomen worden in dit artikel verklaard. Het betreffende de zones voor de bescherming, het onderhoud en de instandhouding van de primaire waterkering en een zone die de wiekoverslag vanwege de naastgelegen windturbine waarborgd.

OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Overgangrecht (Artikel 9)

Elk bestemmingsplan dient een regeling te bevatten over overgangsrecht ten aanzien van bouwwerken en ten aanzien van het gebruik. In de overgangsbepaling ten aanzien van het gebruik is een bepaling opgenomen die behoud van de vogelstand, de instandhouding van de natuurlijke habitats en behouw van de wilde flora en fauna waarborgd.

Slotregel (Artikel 10)

Deze regel geeft aan hoe het bestemmingsplan dient te worden geciteerd.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De verschillende partijen financieren de realisatie van de inrichting van het gebied. Financiering van de maatregelen vindt plaats in het kader van de ontwikkelopgave van het Natuur Netwerk Nederland.

Grondexploitatie

In de Wro zijn regels opgenomen over de grondexploitatie. Deze regels verplichten tot kostenverhaal door de gemeente. Er is sprake van kostenverhaal (6.2.3 tot en met 6.2.5 van het Bro) als een bouwplan zoals aangegeven in 6.2.1 Bro wordt mogelijk gemaakt. In het natuurontwikkelingsplan is geen bebouwing voorzien. Dat betekent dat kostenverhaal niet aan de orde is en dat er geen exploitatieplan moet vastgesteld door de gemeenteraad.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro

Overleg

Het concept ontwerpbestemmingsplan is, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden naar en overlegd met de overleginstanties in casu de provincie Flevoland en het Waterschap Zuiderzeeland.

Waterschap Zuiderzeeland

Het Waterschap had onderstaande opmerkingen. Na de opmerkingen is de reactie in cursief aangegeven. De reacties zijn totstandgekomen in goed overleg met het waterschap. Het gaat om de volgende opmerkingen:

- in het plan wordt gesproken over het plaatsen van een stuw. Ten aanzien hiervan bestaat bij het waterschap een aantal vragen in verband met mogelijke effecten hiervan op de waterhuishouding. Reactie: in de definitieve planvorming komt de stuw te vervallen. De inrichtingskaart is hierop aangepast.

- het waterschap heeft een aantal tekstuele opmerkingen met betrekking tot de waterparagraaf, onder andere ten aanzien van de in de toelichting genoemde verbodsbepalingen binnen de verschillende beschermingszones van de waterkeringen. Voor een aantal genoemde werkzaamheden binnen deze zones zijn diverse handelingen gebonden aan een watervergunning. Reactie: de tekstuele voorstellen van het waterschap zijn overgenomen in de tekst van de waterparagraaf.

- er is onduidelijkheid wat er gaat gebeuren met de sloot die op de inrichtingskaart is aangeduid met S6. In een eerdere fase van de planvorming zou deze worden gedempt. Reactie: het klopt inderdaad dat deze sloot S6 wordt gedempt.

- uit de tekst van de waterparagraaf blijkt niet duidelijk of de slenk welke op de inrichtingskaart is aangegeven in de beschermingszone komt te liggen. Reactie: na overleg tussen het waterschap en het Flevolandschap is vastgesteld, dat de slenk niet binnen de binnenbeschermingszone komt te liggen. De inrichtingskaart is hierop aangepast.

De opmerkingen van het Waterschap zijn verwerkt in de waterparagraaf 4.4. Ook is de Inrichtingskaart op genoemde punten aangepast.

Provincie Flevoland

De provincie Flevoland had de volgende opmerkingen en suggesties ten aanzien van het plan. Ook hier zijn de reacties hierop in cursief aangegeven. Naar aanleiding van de opmerkingen van de provincie heeft overleg plaats gevonden tussen de provincie en het Flevo landschap over de planvorming en de uitvoering daarvan.

Ten aanzien van ecologie:

- de quickscan gaat in op het te ontwikkelen gebied en niet op de aanleg van het fietspad. Bij de aanleg van het fietspad moeten mogelijk bomen worden gekapt waarin jaarrond beschermde nesten van vogels kunnen voorkomen en/of verblijfplaatsen van vleermuizen. Op welke wijze wordt hiermee omgegaan? Reactie: de ecologische quickscan gaat in op de effecten op plant- en diersoorten van de wijziging van de bestemming voor het plangebied van dit bestemmingsplan. Binnen het plangebied is de aanleg van een fietspad geprojecteerd. Dit gegeven is meegenomen in de ecologische quickscan. De aanwezigheid van verblijfplaatsen zoals kolonie-, paar- en overwinteringsplaatsen van vleermuizen kan in het plangebied worden uitgesloten. Ook zijn gedurende het verkennend veldonderzoek in het plangebied geen geschikte (potentiële) nestlocaties aangetroffen voor vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen of leefgebieden van andere beschermde soorten. De aanleg van het fietspad binnen het plangebied kan op grond hiervan plaatsvinden. Buiten het plangebied, in het Urkerbos, kunnen wel rust- of verblijfplaatsen van vleermuis of broedvogels voorkomen. Deze zullen worden gerespecteerd bij de aanleg van het fietspad. Zie hiervoor de ecologische paragraaf waarin onder meer wordt verwezen naar SOVON onderzoeken. Vastgesteld is, dat de wijziging van de bestemming voor het onderhavige plangebied geen invloed heeft op de habitats in het Urkerbos. De aanleg van het fietspad door het bos en langs en over de dijk maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. De aanleg van het fietspad door het bos en langs en over de dijk kan plaats vinden binnen de geldende bepalingen van het bestemmingsplan c.q. de beheersverordening. Wel is voor de aanleg van het fietspad een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden nodig. In het kader van de aanvraag om een omgevingsvergunning daarvoor, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van beschermde diersoorten in het gebied.

- hier en daar in het bestemmingsplan wordt de oude term Ecologische Hoofdstructuur nog toegepast. Reactie: het bestemmingsplan is aangepast ten aanzien van het gebruik van verouderde termen.

Ten aanzien van Water-Slenk:

- waterkwaliteit: bij de waterkwaliteit wordt niet nader ingegaan op de te bereiken doelstellingen zoals doorzicht en mogelijke vispaaifunctie in de slenk en aandachtspunten voor de inrichting in relatie tot waterkwaliteit die gegeven zijn. In de reactie op de concept-planuitwerking en inrichtingsplan is aangegeven dat het van belang is om te weten of het realiseren van een doodlopende watersysteem (slenk) met behoud van drainage vanaf de voormalige landbouwpercelen mogelijk is zonder waterkwaliteitsproblemen ten aanzien van voedselrijkdom. Reactie: in de waterparagraaf in de toelichting is de betreffende paragraaf over waterkwaliteit aangevuld zoals overlegd met de provincie.

- waterveiligheid: de slenk is een wezenlijk onderdeel van het inrichtingsplan om een impuls te geven. Het dient dan natuurlijk ook duidelijk te zijn of de realisatie hiervan geheel mogelijk is gezien ligging in eventueel de binnendijkse en de buitendijkse beschermingszone, ondanks het gegeven dat het zeer ondiepe ontgravingen zijn. Reactie: na overleg tussen het waterschap en het Flevolandschap is vastgesteld, dat de slenk niet binnen de binnenbeschermingszone komt te liggen. De inrichtingskaart is hierop aangepast. De in het voorontwerp nog ontbrekende informatie over de slenk is aangevuld in het ontwerp bestemmingsplan.

Ten aanzien van water in relatie tot archeologie:

- in de paragraaf 4.4 Water wordt nader ingegaan op beleid op het gebied van water. Hierbij is het provinciale beleid niet juist aangehaald en goed door verwerkt. Zo kennen wij geen provinciaal Waterplan (par 4.4 van de toelichting), maar hebben we de partiële herziening Omgevingsplan Flevoland Water 2015. Hier komen ook zaken naar voren die van belang zijn voor dit plan o.a. op het gebied van archeologie. Het plangebied heeft op de Kaart 'Functies en Doelen Water' van de Partiële herziening Omgevingsplan Water 2015 de nevenfunctie Water voor behoud archeologisch erfgoed. Binnen dergelijke gebieden is het van belang dat rekening wordt gehouden met het archeologisch erfgoed bij aanpassingen aan de waterhuishouding. Afgaand op de toelichting en het eerder ontvangen concept-planuitwerking (4-1-2018) worden ingrepen gedaan aan het watersysteem en de drainagesystemen. Er wordt in de toelichting dat kort aangeduid dat het plan niet voorziet in een wijziging van de grondwaterstand . Dit zouden we graag nader onderbouwd zien. Men zou ook kunnen verwachten dat in bepaalde delen de optredende grondwaterstanden hoger worden, waarbij desondanks geen risico's optreden voor de archeologische waardes. Echter dit zien we graag dan goed aangeduid. Wij zien dus graag benoemd dat het plangebied vanuit de Partiële herziening Omgevingsplan Water 2015 de nevenfunctie Water voor behoud archeologisch erfgoed heeft met korte toelichting waarbij onderbouwd aandacht wordt besteed aan de grondwaterhuishouding in relatie tot archeologische waarden. Reactie: het waterpeil wijzigt met de plannen voor natuurinrichting niet. Noch zal er sprake zijn van een verhoging van het peil, noch van een verlaging. Reactie: in overleg met de provincie is de waterparagraaf op het onderdeel archeologie hierop aangepast en zijn de juiste beleidsdocumenten benoemd.

- het provinciaal beleid ten aanzien van water is niet goed weergegeven in de paragraaf. Reactie: dit is aangepast in het ontwerp van het bestemmingsplan.

Ten aanzien van archeologie:

- Voor de ingrepen is gekozen voor een maaiveldverlaging tot de dieptevrijstellingsgrens (50 cm onder maaiveld). In de regels ten behoefte van de toekomstige situatie wordt de dubbelbestemming archeologie opgenomen met vrijstellingsgrenzen 500 m2 en 50 cm.  Dit betekent dat in de planregels onder 4.3.3 uitzonderingen – de uitzondering – meer specifiek het gedeelte dieptevrijstelling - niet van toepassing is voor de slenk. De slenk wordt nu tot dicht boven het archeologisch niveau aangelegd. Nogmaals verdiepen betekent dat men in de mogelijk archeologisch waardevolle lagen ontgraaft. Reactie: de uitzonderingssituatie in de bestemmingsplanregels ziet toe op een vrijstellingsgrens tot 50 cm diep ten opzichte van de bestaande situatie. Mocht de slenk in de toekomst dieper worden aangelegd dan is deze uitzonderingssituatie, uitgaande van gelijkblijvend beleid niet meer van toepassing. Dit is in de juridische toelichting op het bestemmingsplan aangegeven.

- In de Planuitwerking is, ook in dit kader, het volgende advies van de gemeente opgenomen: Op basis van de landschappelijke, geologische en bodemkundige situatie en de verspreiding van de bekende archeologische vondsten is de trefkans op archeologische resten in deze gebieden hoog. Bovendien is het aanwezige bodemarchief behoudenswaardig en vrijwel zeker intact. Onderzoeken zijn hier echter niet, of in zeer beperkte mate uitgevoerd. Bij bodemroerende activiteiten zullen in dit gebied vrijwel altijd archeologische resten voor de dag komen. Deze resten zullen bovendien meestal van (zeer hoge) waarde zijn. Voorafgaand aan de realisatie van nieuwe natuur dient een verkennend archeologisch booronderzoek uitvoeren te worden (minimaal 6 boringen per ha). Het doel hiervan is het vaststellen van eventuele bodemverstoring en aanwezigheid van geul/oeverwallen. Wij hebben ons in de fase van de planuitwerking (4-1-2018) bij dit advies aangesloten, omdat hiermee wordt voorkomen dat er tijdens de uitvoering alsnog onverwachts resten worden aangetroffen. Ook kan de uitkomst zijn dat eventuele lagen zich op grotere diepte bevinden, zodat een ontgraving tot grotere diepte kan worden gerealiseerd. Daarom ontvangen wij graag de informatie of uitvoering is gegeven aan bovenstaand advies en wat in dat geval de resultaten zijn. Reactie: Het Flevolandschap maakt gebruik van de archeologische vrijstellingsgrenzen. Om archeologische risico's in de uitvoering te beperken zal Flevolandschap nog een verkennend archeologisch booronderzoek uitvoeren (min. 6 boringen per ha). Het doel hiervan is het vaststellen van eventuele bodemverstoring en de aanwezigheid van geul/oeverwallen. De inrichtingsmaatregelen veroorzaken geen wijziging van de grondwaterstand en daarmee kunnen effecten op de archeologische waarden uitgesloten worden.

7.2 Ontwerp bestemmingsplan

Het ontwerp van het bestemmingsplan is bekendgemaakt en ter visie gelegd door de gemeente Noordoostpolder, zie 1.1.2, omdat het bestemmingsplan voor de natuurontwikkeling op dat moment nog van toepassing was op het grondgebied van de gemeente Noordoostpolder.

Zienswijze

Het ontwerp bestemmingsplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Er zijn binnen de gestelde periode twee zienswijzen ingediend. In de bijlage Nota van beantwoording zienswijzen zijn de reacties op de zienswijzen weergegeven. De zienswijzen hebben niet geleid tot een aanpassing van het ontwerp bestemmingsplan.

7.3 Vaststelling bestemmingsplan

Een voorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan wordt, ná de grenscorrectie van 1 januari 2019, voorgelegd aan de gemeenteraad van de gemeente Urk, zie 1.1.2. De gemeenteraad zal in april 2019 een voorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan worden gedaan.

Vaststelling

Het bestemmingsplan wordt, al dan niet gewijzigd, door de gemeenteraad van Urk vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.