Plan: | Industrierondweg Boni |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0184.BP2013Havens001-0301 |
De aanleiding voor het onderhavige bestemmingsplan betreft de noodzaak tot verplaatsing van de thans nog in het oude dorp (locatie 't Klif 3) gevestigde supermarkt (Boni) vanuit het ´oude dorp´ naar een locatie op Lemsterhoek. Het pand waarin de huidige supermarkt is gevestigd beantwoordt, vanwege de beperkte gebruiksruimte (ca. 550 m2 vvo), niet meer aan de hedendaagse ruimtebehoefte voor een full service supermarkt waartoe de huidige Boni zich wil ontwikkelen. Bovendien is dit pand gedateerd en niet meer geschikt voor het exploiteren van een full service supermarkt. Ruimte voor uitbreiding van de supermarkt ontbreekt op de huidige locatie en ook anderszins is er in de directe nabijheid van de huidige locatie geen ruimte voor de vestiging van een dergelijke supermarkt met een brutowinkelvloeroppervlak (bvo) van ca. 1.375 m2 en een winkelvloeroppervlak (wvo) van 1.100 m2, zijnde de thans minimaal benodigde oppervlakte voor een full service supermarkt die beantwoordt aan de hedendaagse eisen.
Daarnaast geldt dat een full service supermarkt op de bestaande of op een andere locatie in het oude dorp, vanwege de hieraan inherente parkeerbehoefte, de bevoorrading en het verkeer, niet meer past.
Omwonenden ondervinden in de huidige situatie overlast tengevolge van het aan deze supermarkt inherente geluid, het tekort aan parkeercapaciteit en de slechte bereikbaarheid van hun percelen.
Om de hiervoor genoemde redenen is nader onderzoek verricht naar een locatie die in de nabijheid van het oude dorp ligt en vanuit een oogpunt van parkeren, verkeer, bereikbaarheid en bevoorrading geen beletsel vormt.
Het plangebied wordt aan de noordkant begrensd door de Industrierondweg en aan de westzijde door de Ambachtsweg. Op afbeelding 1 is het plangebied aangegeven.
Afbeelding 1: plangebied (in blauw kader)
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan “Havens”. De gronden zijn hierin bestemd voor “Bedrijventerrein 3”, waarbij de gronden waarop de toekomstige supermarkt is geprojecteerd zijn voorzien van de aanduiding “detailhandel volumineus”. Deze bestemming staat een gebruik als supermarkt niet toe.
In deze toelichting komen achtereenvolgens de volgende aspecten aan de orde:
De planregeling kenmerkt zich door gedetailleerde bestemmingen. Uitgangspunt is dat de gedetailleerde bestemmingen goed inzicht geven in de gebruiks- en bouwmogelijkheden. De bij de bestemming behorende omschrijving beschrijft de gebruiksmogelijkheden.
Op de locatie gelegen ten oosten van de Ambachtsweg is thans nog een garagebedrijf gevestigd (garagebedrijf Van Sloten).
Dit bedrijf zal, ten behoeve van de vestiging van de Boni supermarkt op deze locatie, worden verplaatst naar een locatie op bedrijventerrein Zwolsehoek. Het perceel dat aan de oostzijde grenst aan het perceel waarop het garagebedrijf is gevestigd met daarop thans nog een woning, zal eveneens worden aangewend voor de vestiging van de Boni.
Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid voor de vestiging van een supermarkt met bijbehorende voorzieningen waaronder parkeergelegenheid en ruimte voor bevoorradingsverkeer. Het plan voorziet in de mogelijkheid voor bebouwing in één laag en deels in twee bouwlagen. De supermarkt omvat een minimale bvo van 1.375 m2. Ten behoeve van de supermarkt zullen overeenkomstig de daarvoor opgenomen normen in de "Nota Parkeernormen Urk, 1e herziening" parkeerplaatsen worden aangelegd. Deze geldt als een voorwaardelijke verplichting. De bevoorrading vindt plaats aan de oostzijde van de supermarkt.
In het plan is tevens een regeling opgenomen voor de aan de hiervoor weergegeven ontwikkelingsmogelijkheid (i.c. de supermarkt) grenzende wegen. Het betreft hier delen van de Industrierondweg, de Urkerweg en de Ambachtsweg. De groenstrook die ligt tussen de Urkerweg en de Industrierondweg is eveneens in dit plan opgenomen. Een deel van de ten noorden van de geprojecteerde supermarkt gelegen voor “Verkeer” bestemde gronden, zal dienen als parkeervoorziening ten behoeve van de supermarkt.
Het voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een specifieke ontwikkeling met een vrij beperkte omvang. Om voornoemde reden wordt in deze paragraaf uitsluitend ingegaan op die beleidsstukken van de verschillende overheden die relevant zijn voor het onderhavige plangebied.
Een van de centrale uitgangspunten van de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid kunnen, bij Algemene Maatregel van Bestuur, regels worden gesteld omtrent onder andere bestemmingsplannen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau, in die zin dat respectievelijk provinciale inpassingplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen daarop moeten worden afgestemd.
De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als motto 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'. In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainport-functies en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.
De belangrijkste nationale belangen die gevolgen hebben voor dit bestemmingsplan zijn als volgt geformuleerd.
Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten. De natuur in de EHS blijft goed beschermd met een 'nee, tenzij'-regime. Binnen de EHS zijn nieuwe projecten, plannen en handelingen met een significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken. De flexibiliteit in begrenzing en de mogelijkheden om ontwikkelingen toe te staan, die in het beleidskader Spelregels EHS zijn uitgewerkt, blijven overeind.
Dit bestemmingsplan heeft geen betrekking op ontwikkelingen binnen de EHS. De nationale beleidsuitgangspunten zijn op provinciaal niveau uitgewerkt. Het bestemmingsplan sluit aan op deze uitgangspunten. Voorliggend bestemmingsplan is niet in strijd met de uitgangspunten uit de SVIR.
Als één van de nationale belangen uit de SVIR geldt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten (nationaal belang 13). Met het traject van de inspraak wordt hieraan voldaan.
Kern van de nieuwe Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vooraf kenbaar maken en aangeven langs welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het rijk en de provincies bemoeien zich voortaan uitsluitend met wat daadwerkelijk van nationaal respectievelijk van provinciaal belang is. Ook moeten rijk en provincies duidelijk maken of de borging van een belang gevolgen heeft voor ruimtelijke besluitvorming door provincies en gemeenten.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 22 augustus 2011 vastgesteld en heeft als doel om, vanuit een concreet nationaal belang, een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente.
Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies.
Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen die, via het stellen van regels aan de inhoud of de toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten), beschermd kunnen worden.
Belangen waarvoor regels zijn opgenomen zijn onder andere grote rivieren, defensie, waterkeringen, ecologische hoofdstructuur en erfgoederen.
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een kleinschalige ontwikkeling binnen de EHS. Voor dit bestemmingsplan is dan ook uitsluitend de EHS als nationaal belang relevant. De nationale beleidsuitgangspunten zijn op provinciaal niveau uitgewerkt. Het bestemmingsplan sluit aan op deze uitgangspunten. Voorliggend bestemmingsplan is niet in strijd met de uitgangspunten uit het Barro.
In de SVIR is de zgn. ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. De ladder voor duurzame verstedelijking dient ter ondersteuning van provincies en gemeenten in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen.
De “ladder” heeft tot doel een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Deze beoogt daarbij een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
De “ladder” voor i.c. detailhandel vraagt van gemeenten bij nieuwe winkelontwikkelingen eerst naar herstructurering binnen of aan de rand van bestaande winkelgebieden te kijken, voordat een nieuwe perifere locatie wordt overwogen. Op deze wijze wordt een duurzame winkelstructuur met een beperkt aantal sterke winkellocaties nagestreefd, wordt winkelleegstand tegengegaan en wordt zuinig omgegaan met de schaarse ruimte.
In het kader hiervan dient de gemeente nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren met drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, i.c. de beoordeling of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag; (2) de beschikbare ruimte binnen binnenstedelijk gebied, te weten primair de vraag of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag en vervolgens of deze binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten en (3)ingeval herstructurering of transformatie van bestaand bebouwd gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, dient de betroken overheid te oordelen of deze vraag op locaties kan worden ontwikkeld die passend(multimodaal)ontsloten zijn dan wel als zodanig worden ontwikkeld.
De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling.
Toetsing verplaatsing/ uitbreiding supermarkt
Trede 1 Ruimtevraag
Het plan voorziet in de verplaatsing en uitbreiding van een bestaande lokale supermarkt met een wvo van ca. 560 m2, vanuit het Oude Dorp naar de thans voorliggende locatie op Lemsterhoek. Deze supermarkt voorziet vrijwel uitsluitend in een lokale behoefte en daarbij nog meer in het bijzonder voor de bewoners van een bepaald deel van Urk, te weten voor het westelijke deel van het dorp (i.c. het Oude Dorp).
De verplaatsing van de Boni naar een nieuwe locatie dient, om te kunnen voorzien in de hedendaagse behoefte van een full- service supermarkt voor Urk, te beschikken over een terreinoppervlakte van minimaal 2.750 m2. Zowel het vandaag de dag aan te bieden assortiment alsook de inrichting en indeling van een supermarkt, waaronder de breedte van gangpaden en uitstallingsruimten, hebben ertoe geleid dat full-service supermarkten als in de onderhavige situatie, dienen te beschikken over een minimale bvo van ca. 1.375 m2.
Uit het in 2015 door Seinpost Adviesbureau BV uitgevoerde onderzoek (“Distributieve verkenning Industrierondweg Urk – Economisch – ruimtelijke effectstudie voor Bonisupermarkten” d.d. mei 2015 – Bijlage 1) blijkt dat er tot 2025 op Urk uitbreiding van detailhandel in de super- en versmarktbranche mogelijk is met een oppervlakte van maximaal 1.400 m2 wvo.
Uit het hiervoor genoemde onderzoek blijkt met betrekking tot de onderscheiden trappen het navolgende.
Trede 2 Bepalen regionale vraag naar ruimte (ruimtevraag)
Er is sprake is van een actuele regionale behoefte aan deze uitbreiding zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin. Uit de beoordeling van het initiatief van Boni Supermarkten aan de hand van de ladder blijkt dat er in Urk voldoende ruimte is om het dagelijks aanbod en daarbinnen de supermarktbranche uit te breiden. Dat komt met name omdat het aantal inwoners blijft groeien en het dagelijks aanbod daarbij in de afgelopen 5 tot 10 jaar is achtergebleven. Via verschillende methodieken is dat middels een benchmark-analyse onderzocht voor wat betreft het aanbod per hoofd vergeleken met soortgelijke kernen in relatie tot de andere gemeenten in de provincie Flevoland. Uit de distributieve verkenning blijkt op dit moment een uitbreidingsruimte van 450 m2 wvo nu oplopend naar 1.400 m2 wvo medio 2025. In deze berekeningen is rekening gehouden met de sterke positie van de foodspeciaalzaken op Urk.
In kwalitatieve zin voegt een nieuwe supermarkt bovendien iets toe als full service supermarkt met een scherpe prijsstelling. De formule scoort ten opzichte van andere supermarkten goed in de klantenwaardering. De formule vindt betrokkenheid bij de lokale gemeenschap een belangrijk aandachtspunt. Uit voornoemd onderzoek blijkt dat dit een goede aanvulling is op de overige supermarkten op Urk die variëren van full-service tot discount en daarmee het ondernemerschap stimuleert. Uit de trends blijkt dat de supermarktbranche een dynamische sector is, mede door de groei van de omzetten, veranderingen in de assortimenten, lange openingstijden e.d.
Bij de actuele regionale behoefte verdienen ook de leegstand en de mogelijke effecten op het woon-, leef- en ondernemersklimaat aandacht. Op Urk is de leegstand beperkt. Deze ligt duidelijk onder het landelijk gemiddelde. De effecten van de uitbreiding van de supermarkt zullen daardoor gering zijn. Het betreft bovendien niet een nieuwe toetreder maar een verplaatsing met uitbreiding van een supermarkt met een thans erg hoge vloerproductiviteit. De bewoners van het westelijke deel van Urk krijgen de beschikking over een full-service supermarkt op korte afstand die voldoet aan de huidige eisen. Dit zorgt voor een goede spreiding van de voorzieningen voor de dagelijkse aankopen over het dorp.
Trede 3 Bouwen binnen bestaand stedelijk gebied (beschikbare ruimte)
Aangezien Boni voor het planinitiatief niet uitwijkt naar een locatie buiten het stedelijk gebied is een beoordeling van de trede 3 niet meer aan de orde.
Ten aanzien van de multimodale ontsluiting wordt gekozen voor een optimale inpassing en bereikbaarheid. De geprojecteerde locatie Lemsterhoek ligt bij de entree van de Ambachtsweg direct aansluitend aan de Industrierondweg. Er bevindt zich in de directe omgeving van het plangebied een bushalte. Hiermee is de ontsluiting van de winkel voor zowel het autoverkeer alsook voor fietsers, voetgangers en gebruikers van het openbaar vervoer in voldoende mate gewaarborgd.
Het plangebied biedt voldoende mogelijkheden voor parkeerruimte voor de bezoekers van de supermarkt alsook voor het laden en lossen ten behoeve van de supermarkt. Door het treffen van maatregelen/ voorzieningen in de infrastructuur is de verkeersveiligheid van de bezoekers van de supermarkt en ook het andere (bestemmings)verkeer in voldoende mate gewaarborgd.
Conclusie
Met de vestiging van Boni op de locatie Lemsterhoek wordt een op Urk gevestigde supermarkt gefaciliteerd om de gewenste vestigingscondities te realiseren. Dit is, met de gewenste transformatie naar een full service supermarkt, op de bestaande locatie en in de directe omgeving van het huidige pand niet mogelijk.
Middels voornoemd onderzoek is er duidelijkheid over de markteffecten en de bijdrage aan het voorzieningenniveau. Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat verplaatsing van de supermarkt naar de locatie Industrierondweg 27 voldoet aan het gestelde met betrekking tot de ladder duurzame verstedelijking.
Flankerende maatregelen
Uit het onderzoek blijkt dat ook al is er voldoende marktruimte, het toch aan te bevelen is om flankerende maatregelen te nemen en de positie van de winkels in het Oude Dorp te versterken. Gestreefd dient te worden naar de concentratie van winkels en het vervlechten van toerisme en detailhandel in het centrum, en het nemen van verkeers- en parkeermaatregelen in het centrum (Oude Dorp). Via verschillende methodieken is dat onderzocht door een benchmark-analyse uit te voeren waarbij het aanbod per hoofd, is vergeleken met soortgelijke kernen en met andere gemeenten in de provincie.
Op 2 november 2006 is het Omgevingsplan Flevoland 2006 vastgesteld. Het Omgevingsplan bevat het integrale omgevingsbeleid van de provincie voor de periode van 2006 tot 2015, met een doorkijk naar 2030. Het betreft een bundeling van het Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingplan en het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan.
Het Omgevingsplan valt onder het overgangsrecht van de Wro. Dit wil zeggen dat het Omgevingsplan sinds 1 juli 2008 automatisch de status van structuurvisie heeft gekregen.
Leven
Onder de term 'leven' vallen de plannen die te maken hebben met het prettig en veilig wonen in Flevoland. De plannen variëren van behoud van de goede luchtkwaliteit tot een verbetering van de vormen van hulpverlening waar de provincie verantwoording voor draagt.
Waar mogelijk wordt intensief door de provincie Flevoland meegewerkt aan plannen die de individuele gemeenten hebben op het gebied van de verbetering van de samenleving. Een goede woonkwaliteit is voor iedereen het uitgangspunt. Naast de woning zelf is daarbij ook de woonomgeving belangrijk. Het gaat om kwaliteiten als voorzieningen, groenstructuren, recreatiemogelijkheden, veiligheid en een schone omgeving. Daarbij wil de provincie zich met name ook sterk maken voor de verhoging van het voorzieningenniveau op gebieden waar dit achter is gebleven bij de sterke toename van het aantal inwoners.
Conclusie
De onderhavige verplaatsing/ uitbreiding van de supermarkt past binnen het provinciaal beleid betreffende het prettig wonen in Flevoland.
Ecologische hoofdstructuur
De voorgenomen ontwikkeling vindt niet plaats in tot EHS aangewezen gebied, waardoor er geen fysieke beschadiging plaats vindt van daarin voorkomende waarden. Ook de mogelijke effecten vanuit de externe werking zoals toename van verlichting, uitstoot van NOx en SO2 door uitlaatgassen en geluid vindt niet plaats. De aantasting van wezenlijke waarden en kenmerken van EHS/ ecologische verbindingszone vindt niet plaats.
Gebiedsbescherming
De bescherming van natuurgebieden wordt geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ruimtelijke projecten kunnen niet zonder meer gerealiseerd worden in beschermde natuurgebieden. Projecten die in de nabijheid van beschermde natuurgebieden worden geprojecteerd, dienen te worden getoetst op de mogelijke negatieve effecten die zij op deze gebieden kunnen hebben en of zij verstoring zullen veroorzaken (externe werking). Als er sprake is van externe werking dan kan het noodzakelijk zijn dat bij de provincie, zijnde het bevoegd gezag, een vergunning volgens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet aangevraagd moet worden.
Soortbescherming
Soortbescherming wordt geregeld in de Flora– en faunawet. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen tot beschermde soorten. Deze beschermde soorten mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. Belangrijk is het feit dat beschermde organismen ook buiten de natuurgebieden voorkomen. De wet maakt een onderscheid tussen licht en zwaar beschermde soorten. Indien er sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel ruimtelijke inrichting, gelden voor sommige, licht beschermde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora – en faunawet niet. Voor (zwaar) beschermde soorten dient een ontheffing volgens artikel 75 van de Flora en faunawet te worden aangevraagd bij de minister EL&I (Dienst Regelingen).
Plangebied
In de nabijheid van het plangebied ligt het Natura 2000 – gebied het IJsselmeer. Het plangebied maakt zelf geen deel uit van dit Natura 2000 gebied. Omdat het bestemmingsplan de mogelijkheid biedt voor wijziging/ herbouw van een reeds bestaande bouwkundige invulling (temidden van stedelijk gebied), welke geen wezenlijke verandering impliceert van de bestaande situatie, zijn de effecten op het Natura - 2000 gebied niet nader onderzocht. Gezien het voorgaande wordt er ook geen verstoring verwacht van (beschermde) planten en dieren.
Conclusie
Vanwege het feit dat het voorliggend bestemmingsplan geen wezenlijke wijzigingen mogelijk maakt van hetgeen ter plaatse reeds was gerealiseerd, zal dit, mocht dit eerder wel het geval zijn geweest, niet leiden tot een nieuwe verstoring van het Natura 2000 gebied (i.c. het IJsselmeer).
De op basis van dit bestemmingsplan mogelijke bestemmingen zijn daarmee zonder meer inpasbaar vanuit een oogpunt van ecologie.
Op 25 september 2014 heeft de raad de “Structuurvisie Urk 2035+” vastgesteld. Het vertrekpunt van deze visie is dat Urkers willen wonen op Urk zowel nu als in de toekomst. Dit betekent dat er voldoende ruimte binnen de eigen gemeentegrens moet zijn en blijven om te wonen, te werken en te recreëren. Tot 2035 zal, uitgaande van het gemiddeld scenario, Urk doorgroeien naar ca. 25.600 inwoners. De groei van de Urker bevolking vraagt om ruimte, ruimte om in te kunnen spelen op de woonwensen van woonconsumenten. Het streven is om te komen tot een betere afstemming tussen behoefte, vraag en aanbod.
Afbeelding 2: Structuurvisie Urk 2035+
In de structuurvisie is met betrekking tot de detailhandel aangegeven dat bij het verbeteren van de kwaliteit van de bestaande winkelgebieden en de actualisatie van detailhandelsbeleid, de Gemeentelijke Visie Vestigingslocaties(GVV) een rol speelt. In de GVV worden de betreffende beleidskaders aangegeven voor elk vestigingsmilieu en voor de bedrijven- en industrieterreinen.
Aangegeven is dat actueel beleid noodzakelijk is om de actualiteiten ten aanzien van de detailhandelsstructuur te borgen en het detailhandelsbeleid te kunnen voeren. Hiervoor zal een inventarisatie worden uitgevoerd, met als uiteindelijk doel om samen met het bedrijfsleven te komen tot inzichten hoe het detailhandelsklimaat verbeterd kan worden. In de loop van 2016 zal dit beleid geactualiseerd worden.
Met betrekking tot Lemsterhoek is in hoofdstuk 7 (Opgave gebieden) onder 7.2.2. opgenomen dat dit gebied kansen biedt voor de vestiging van perifere functies. Hieronder worden functies verstaan die qua aard, schaal, karakter en het gebruik niet passen in de hoofd- en wijkcentra of het woon- en voorzieningengebied. Hierbij wordt gedacht aan horeca, detailhandel en parkeren.
De gemeente Urk heeft in november 2012 de nota “Economisch beleid 2012-2020 - versterken, verbinden, verbreden” vastgesteld. De focus van het economisch beleid van Urk ligt op het behoud en het versterken van de totale visserijketen en het stimuleren van de sectoren maritiem, zakelijke dienstverlening, zorg en toerisme.
Met de voorgenomen verplaatsing van de supermarkt vanaf 't Klif naar de voorliggende locatie aan de Ambachtsweg wordt een bijdrage geleverd aan een versterking van het voorzieningenniveau.
Naar aanleiding van ontwikkelingen in de supermarktbranche die nopen tot een verdere uitbreiding van het winkelvloeroppervlak, heeft het college van B&W d.d. september 2007 besloten de op Urk aanwezige supermarkten in het midden- en hoogsegment tot 2015 beleidsmatig de mogelijkheid te bieden uit te breiden tot een netto vloeroppervlak (nvo) van 1.250 m2. De Boni valt binnen het middensegment en komt op basis van dit beleid, gezien de bestaande wvo ter grootte van 560 m2, voor uitbreiding in aanmerking.
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeenteraad is op grond van de Monumentenwet verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Om dit te kunnen onderbouwen dient de gemeente er voor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied bekend zijn. Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op de Archeologische Beleidskaart van de gemeente Urk.
Hieruit blijkt dat voor het gebied waarop het bestemmingsplan betrekking heeft een lage verwachtingswaarde geldt. Dit houdt in dat er pas archeologisch onderzoek plaats hoeft te vinden bij een oppervlakte groter dan 1,5 ha en dieper dan 0,50 meter. De oppervlakte van het voorliggend plangebied bedraagt ca. 3.600 m2. Een archeologisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
Afbeelding 3: fragment Archeologische Beleidskaart van de gemeente Urk.
Door Buro de Brug is, niettegenstaande het voorgaande, een archeologisch bodemonderzoek uitgevoerd. Dit heeft geresulteerd in het rapport “Archeologisch bureauonderzoek Industrieweg Urk B 15 -237” d.d. 30 april 2015 (Bijlage 2).
De conclusie van het bureauonderzoek is dat het plangebied op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden een lage trefkans heeft. Uitgaande van de gemeentelijke verwachtingskaart geldt er een middelhoge verwachting. Gezien de vorm van deze middelhoge verwachtingszone en de toelichting bij de verwachtingskaart is geconcludeerd dat deze verwachting geldt voor restanten van de kustbewaking uit de 18de eeuw. De kustbewaking bestond uit een schuin talud met palen aangevuld met riet, wier, puin en afval. Het plangebied bevindt zich echter op 100 m ten zuiden van de voormalige kustbewaking. Op basis van het bureauonderzoek geldt er een lage verwachting voor resten uit alle perioden, hoewel in de pleistocene bodem theoretisch wel resten uit het Laat-Paleolithicum – Mesolithicum aanwezig kunnen zijn. Vanwege de diepteligging en de aard van de eventuele resten, is de trefkans voor deze resten zeer klein.
Hoewel toevalvondsten zoals scheepswrakken niet geheel uitgesloten kunnen worden op deze locatie, is het advies van Buro de Brug om geen archeologisch vervolgonderzoek uit te laten voeren.
Mochten er tijdens de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, dan geldt er een meldingsplicht conform artikel 53 van de Monumentenwet.
Conclusie
Op basis van deze quickscan wordt voor het plangebied geen feitelijk archeologisch onderzoek en/of andersoortige behoudsmaatregelen geadviseerd.
De modernisering van de monumentenzorg (MoMo) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening (Bro)is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Het plangebied valt buiten de contouren van het historische eiland Urk c.q. buiten het beschermd dorpsgezicht.
Afbeelding 4: fragment Beschermd dorpsgezicht Urk met rechtsonder net zichtbaar het plangebied.
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functie(s). Wanneer een toekomstige functie mogelijk wordt belemmerd door de bodemkwaliteit, dan zal een verkennend bodemonderzoek moeten aantonen of dit daadwerkelijk het geval is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om te kijken of de toekomstige functie van het gebied niet in strijd is met de kwaliteit van de bodem.
In het kader van het voorgenomen plan zijn zowel de locatie Industrierondweg 26 als de locatie Industrierondweg 27 en 27 a hierop onderzocht.
Perceel Industrierondweg 26
Van der Poel Milieuadvies heeft nader onderzoek verricht naar de bodemverontreiniging op het perceel Industrierondweg 26. De resultaten hiervan zijn weergegeven in het rapport “Verkennend bodemonderzoek perceel Industrierondweg 26 Urk” (projectnr. 2014.404 – december 2014 – Bijlage 3).
Er is een overschrijding van de tussenwaarde aan borium geconstateerd. Deze wordt vermoedelijk veroorzaakt door een natuurlijk verhoogde achtergrondwaarde. De overschrijding is evenwel dusdanig (gering) dat aanvullende maatregelen of analyses niet noodzakelijk worden geacht.
Percelen Industrierondweg 27 en 27 a
FMA Nillisen Bedrijfsadviseurs heeft onderzoek verricht naar de bodemverontreiniging op de percelen Industrierondweg 27 en 27 a. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport “Nader bodemonderzoek Industrierondweg 27 en 27 a te Urk”(projectnr. BO20110092 – 22 juli 2011 – Bijlage 4).
Geconstateerd is dat op de onderzoekslocatie sprake is van een bodemverontreiniging die een belemmering vormt bij het huidige en toekomstige gebruik van het perceel. Op een gedeelte van de percelen is over een oppervlakte van ca. 80 m2 sprake van een minerale olieverontreiniging die zich op een diepte van 50 cm tot 200 cm onder maaiveld bevindt. Het totale volume aan met minerale olie verontreinigde grond die de classificatie 'industrie' overschrijdt, wordt geschat op ca. 120 m3.
Er is sprake van een ernstige bodemverontreiniging indien meer dan 25 m3 bodemvolume de interventiewaarde overschrijdt. Het totale volume aan verontreinigde grond overschrijdt met ca. 50 m3 de interventiewaarde. Hierdoor is er sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Geconstateerd is echter dat de aangetoonde en afgeperkte minerale olie verontreiniging in de grond vooralsnog geen nadelige beïnvloeding heeft gehad op de grondwaterkwaliteit ter plaatse. Dit op basis van resultaten van eerder uitgevoerd bodemonderzoek. De aangetoonde grondverontreiniging dient gesaneerd te worden waarover voorafgaand aan de uitvoering hiervan overleg moet worden gevoerd met het bevoegd gezag.
Conclusie
Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden gesteld dat, na sanering van de vervuilde locatie op de percelen Industrierondweg 27 en 27 a, er vanuit een oogpunt van bodemkwaliteit op de voorliggende locatie geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig zijn voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging.
Externe Veiligheid heeft betrekking op de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis gaat tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven.
Voor dit bestemmingsplan is door Spa Ingenieurs een quickscan uitgevoerd (“Quickscan externe veiligheid supermarkt Urk, Koraal Vastgoed uit Genemuiden d.d. 21 mei 2015 nr. 21520204.RO1- Bijlage 5). Uit deze quickscan blijkt dat het plaatsgebonden risico en het groepsrisico geen belemmering vormen voor de voorgenomen planontwikkeling. De voorgenomen ontwikkeling ligt niet binnen de 10.6 risicocontour of binnen een invloedgebied van een risicobron. Ook zal het aantal personen niet sterk wijzigen. Op basis van het voorgaande geldt dat een kwantitatieve beoordeling of verantwoording van het groepsrisico niet nodig is.
Conclusie
De ontwikkeling van dit plan wordt niet belemmerd door het aspect externe veiligheid.
In Nederland wordt de natuur beschermd op basis van gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Het bestemmingsplan ligt weliswaar in de nabijheid van maar maakt geen deel uit van het Natura 2000-gebied IJsselmeer en evenmin maakt het deel uit van voor de EHS aangewezen gronden.
Door Van der Poel Milieu Advies B.V is een quick scan naar de consequenties van de uitvoering van het initiatief voor de flora en fauna uitgevoerd (Quick scan flora en fauna Industrierondweg 26, 27 en 27 a Urk, projectnummer 2014.404 d.d. 8 december 2014 Bijlage 6). Op basis van voornoemd rapport blijkt het navolgende.
Beschermde gebieden
Realisering van het project zal naar verwachting niet leiden tot negatieve effecten op de habitatsoorten en – typen en (de leefgebieden van) de vogels waarvoor het IJsselmeer is aangewezen. Uitzondering hierop vormt de meervleermuis, waarvan niet bekend is welke de effecten van het project zullen zijn op deze vleermuizen. Er dient dan ook nader onderzoek naar deze vleermuizensoort plaats te vinden om de effecten hierop vast te kunnen stellen.
Ecologische hoofdstructuur
Het project zal evenmin negatieve effecten hebben op de wezenlijke waarden en kenmerken van het nabij gelegen EHS gebied.
Algemeen
De Flora- en faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt handelingen, die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene verbodsbepalingen).
Ingeval het bestemmingsplan handelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen. Indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.
Uit voornoemde quick scan blijkt dat er binnen het plangebied geen exemplaren van streng of strikt beschermde soorten of (potentiële) voortplantings-, verblijfs- of groeiplaatsen, uitgezonderd vogels en vleermuizen, zijn aangetroffen.
Vogels
In potentie kunnen binnen het plangebied huismussen en gierzwaluwen broeden. De nesten hiervan zijn jaarrond beschermd. Om vast te stellen of deze aanwezig zijn heeft Eco Tierra nader onderzoek uitgevoerd (no. 2015 – 003 d.d. 10 oktober 2015) waaruit blijkt dat er geen ontheffing in het kader van de Flora en faunawet aangevraagd behoeft te worden. Wel blijft de algemene zorgplicht van toepassing. Dit impliceert dat ten tijde van de aanvraag om een omgevingsvergunning nader onderzoek verricht moet worden naar de aanwezigheid van nestlocaties.
Bij de uitvoering van de werkzaamheden dient ten allen tijde rekening gehouden te worden met alle (broedende)vogels in en nabij het plangebied.
Vleermuizen
Ten aanzien van gebouwbewonende vleermuizen geldt dat deze een vaste verblijf- of voortplantingsplek kunnen hebben binnen het plangebied. Om vast te stellen of hiervan in de onderhavige situatie sprake is, zal hiernaar nader onderzoek moeten worden verricht. Uit voornoemd onderzoek blijkt dat er geen significante foerageergebieden worden verwacht binnen het plangebied. Ook zullen tengevolge van de uitvoering van dit project, naar verwachting, geen significante vliegroutes worden aangetast.
Flora en faunawet
Uit het onderzoek blijkt dat, uitgaande van de huidige situatie, er geen procedurele gevolgen zijn als gevolg van de uitvoering van het onderhavige project.
Op basis van de zorgplicht ex artikel 2 van de Flora en faunawet dient er bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht genomen te worden voor in het wild levende dieren. Hierbij geldt dat de maanden september en oktober veelal geschikte maanden zijn om werkzaamheden uit te voeren. Voor de in tabel 1 algemeen voorkomende soorten geldt een algemene vrijstelling ingeval het ruimtelijke ingrepen betreft.
Conclusie
Op basis van de quickscan kan worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan niet wordt belemmerd door verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Wel zal er nader onderzoek moeten worden verricht naar de aanwezigheid van meervleermuizen, huismussen en gierzwaluwen.
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast.
De supermarkt zelf betreft geen geluidsgevoelig object maar de activiteiten inherent hieraan kunnen gevolgen hebben voor aangrenzende geluidgevoelige functies. Door Munsterhuis Geluidsadvies is in dat kader akoestisch onderzoek verricht naar de effecten van de supermarkt op de aangrenzende geluidsgevoelige objecten. De resultaten van dit onderzoek zijn weergeven in het rapport “Akoestisch onderzoek Toekomstige Boni Supermarkt Industrierondweg/ Ambachtsweg op Urk (projectnummer 14.007/ d.d. 8 december 2014- Bijlage 7).
De conclusies van het onderzoek zijn de navolgende:
Voor wat betreft de indirecte geluidhinder geldt dat de geluidbelasting in de dag- en avondperiode respectievelijk 40 en 36 dB(A) bedraagt. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Ter afscherming van het tengevolge van het parkeren afkomstige geluid zal er een geluidscherm worden geplaatst met een hoogte van 2,5 meter.
Met betrekking tot de luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
De ontwikkelingen die mogelijk zijn op basis van voorliggend plan blijven beneden de criteria zoals deze hiervoor zijn weergegeven onder a t/m c.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren tengevolge van de uitvoering van het voorliggend bestemmingsplan.
Met de voorbereiding van het onderhavige bestemmingsplan dient nagegaan te worden welke gevoelige functies zoals wonen in of nabij het plangebied beïnvloed kunnen worden door de realisering van de supermarkt.
Doelstelling van het bestemmingsplan is dat bestaande milieugevoelige functies in beginsel worden gerespecteerd en geregeld. Uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening heeft het geen zin een milieuhinderlijke bestemming te projecteren die vanwege milieuregelgeving niet kan worden gerealiseerd. Onderzocht moet dus worden of – vooral in verband met de nabije aanwezigheid van milieugevoelige functies zoals wonen– tengevolge van de uitstralingseffecten van de supermarkt deze hierdoor zodanig beïnvloed worden dat er geen sprake meer is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In dat kader worden in de VNG- brochure "Bedrijven en milieuzonering" richtafstanden gegeven. Die afstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Opgemerkt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging), waarvan hier sprake is, kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De genoemde VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" is een hulpmiddel bij de invulling daarvan. De brochure kent staten van bedrijfsactiviteiten met indelingen in categorieën van bedrijven.
Door voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen en scholen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het milieugevoelige functies mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
In de richtafstandenlijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:
Milieucategorie - grootste richtafstand:
1 10 meter
2 30 meter
3.1 50 meter
3.2 100 meter
De factoren, die hebben geleid tot de indeling in categorieën dienen als indicatief te worden beschouwd, met dien verstande dat de bepalende "grootste afstand" niet mag worden overschreden, indien daardoor een bedrijfsactiviteit ontstaat die niet meer past binnen de indeling. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op het gemiddelde bedrijfstype. Daardoor kan de milieubelasting van de binnen dit type voorkomende bedrijven onderling nogal verschillen. Deze verschillen kunnen voortvloeien uit:
Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.
De mogelijkheden voor bedrijfsvoering worden (vooral) bepaald door milieuregelgeving (o.a. Activiteitenbesluit, Wet milieubeheer)en het kan voorkomen dat de planologisch geboden gebruiksmogelijkheden dan niet (maximaal)kunnen worden benut.
Op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' geldt voor een supermarkt, voor zover er sprake is van een rustig woongebied, een richtafstand van 10 meter ten opzichte van een milieugevoelige functie en voor zover er sprake is van een gemengd gebied, geldt er een richtafstand van 0 meter.
In de onderhavige situatie is sprake van een gemengd gebied, waarbij de richtafstand tot de naast gelegen milieugevoelige, op grond van het bovenstaande 0 meter bedraagt. Gelet op deze richtafstand tussen het voorliggend plangebied en de dichtst bij gelegen milieugevoelige functies, is het de verwachting dat de op basis van dit plan te realiseren supermarkt geen onevenredige hinder zal veroorzaken voor bestaande dan wel op basis van vigerende bestemmingsplannen mogelijk te realiseren milieugevoelige functies.
Conclusie Geconcludeerd kan worden dat de reeds aanwezige en op basis van vigerende bestemmingsplannen mogelijke milieugevoelige functies geen belemmering vormen voor de op basis van dit plan te realiseren supermarkt.
Proces
Het plangebied en de op basis daarvan geboden planologische mogelijkheden en de daaraan verbonden gevolgen voor het watersysteem, zijn ten opzichte van de huidige situatie van relatief beperkte omvang.
De insteek van de gemeente Urk is om regenwater, indien mogelijk, schoon te houden en niet te vermengen met afvalwater.
De digitale watertoets is uitgevoerd om de procesgang te bepalen. Mede vanwege de toename van het verhard oppervlak met ca. 400 m2 (in stedelijk gebied) is contact opgenomen met de waterbeheerder, i.c. het Waterschap Zuiderzeeland (ZZL).
Bij brief d.d. 1 mei 2015 (dossiercode: 20150501-37-10878) heeft het Waterschap Zuiderzeeland aangegeven dat, op basis van de digitale watertoets, de normale watertoets gevolgd moet worden.
In de vooroverlegreactie merkt het waterschap op dat de locatie waarop de voorgenomen ontwikkeling uitvoering kan krijgen, reeds volledig verhard is. Uitvoering van hetgeen planologisch mogelijk is op basis van het voorliggend plan zal, aldus het waterschap, geen invloed hebben op de ontwikkeling van de waterhuishouding. Om voornoemde reden geeft het waterschap aan dat het niet noodzakelijk is om in vooroverleg te treden over het voorontwerp bestemmingsplan.
Huidige situatie
Op de locatie waarop het voorliggend plan betrekking heeft is thans nog een garagebedrijf gevestigd met bijbehorende parkeervoorzieningen. Op het perceel Industrierondweg 26 staat nog een woning.
Nieuwe situatie
De te realiseren supermarkt betreft een fullservice supermarkt (laag/ middellaag prijsniveau) die wordt gerealiseerd in het als "rest bebouwde kom" aangegeven gebied.
Bij de verlening van de omgevingsvergunning zal door de aanvrager aangetoond moeten worden dat er ten behoeve van de supermarkt voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. Voldoende in dezen betekent dat voldaan wordt aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Nota Parkeernormen Urk, 1e herziening”. Ingeval deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient rekening gehouden te worden gehouden met deze wijziging.
In de nieuwe situatie zullen er ten behoeve van de supermarkt aansluitend op het eigen terrein van de supermarkt 34 parkeerplaatsen worden aangelegd. Aan de noordzijde van het tegenover de supermarktlocatie gelegen deel van de voor “Verkeer” bestemde gronden tussen de Urkerweg en de Industrierondweg zal, door aankoop van een strook grond, nog parkeergelegenheid worden aangelegd. In het aangrenzende gebied zal in de dan nog resterende parkeerbehoefte worden voorzien.
Voor de verkeerssituatie van het plan is een onderzoek uitgevoerd dat als Bijlage 8 is opgenomen bij dit bestemmingsplan.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat ten behoeve van de toekomstige supermarkt voldoende parkeervoorzieningen overeenkomstig het gemeentelijk parkeerbeleid, zijn gewaarborgd.
De gemeente Urk heeft de ambitie om bij nieuwe ontwikkelingen rekening te houden met het klimaat en duurzaamheid. Om bij nieuwbouw in te spelen op het klimaat en de duurzaamheid zal op uitvoeringsniveau aandacht worden besteed aan onder andere materiaalgebruik.
Conclusie
Het voorliggend bestemmingsplan verzet zich niet tegen uitvoering op basis van duurzaamheid.
Op basis van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.)dient getoetst te worden, of een plan voorziet in, of een kader vormt voor activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. In de bijlage bij het Besluit m.e.r zijn lijsten opgenomen waarin activiteiten zijn opgenomen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (lijst C) of ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (lijst D). In de lijsten zijn indicatieve drempelwaarden opgenomen.
De bouw van een winkelcentrum met parkeerterreinen en woningen wordt beschouwd als een stedelijk project als bedoeld in onderdeel D 11.2 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Een stedelijk project valt onder een m.e.r. beoordelingsplicht in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op voor wat het winkelcentrum betreft, een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Aangezien deze drempelwaarde niet wordt overschreden geeft het Besluit milieueffect-rapportage aanleiding om een vormvrije m.e.r. beoordeling uit te voeren. Bij de vormvrije m.e.r. beoordeling wordt nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieueffecten. Op grond van artikel 2, lid 5 van het Besluit milieueffect-rapportage moet het voornemen worden getoetst aan de criteria van Bijlage III van de Europese milieurichtlijn.
Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van een supermarkt met een oppervlakte van maximaal 1.375 m2 met bijbehorend (parkeer)terrein met een oppervlakte van ca. 1.650 m2 mogelijk en vervangt een eerder hier gevestigd garagebedrijf en een woning. De verwachting is dat deze supermarkt met bijbehorend terrein niet zal leiden tot een grote verkeerstoename en er hierdoor evenmin sprake zal zijn van een significante toename van de milieubelasting als gevolg van toekomstige activiteiten ten opzichte van de referentiesituatie. Het voorgaande blijkt ook uit de resultaten van de hiervoor beschreven omgevingsaspecten.
Voor wat betreft de ligging van de gronden waarop het voorliggend plan betrekking heeft geldt dat deze ligt in een stedelijke omgeving, te weten omringd door bedrijven en wegen en zich niet bevindt in de nabijheid van beschermde natuurgebieden.
Conclusie Geconcludeerd kan worden dat van het voorliggend plan geen belangrijke nadelige milieugevoelige effecten worden verwacht. Hierbij zijn de criteria van Bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn in acht genomen.
In dit hoofdstuk worden de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. De regels van dit bestemmingsplan geven inhoud aan de bestemmingen binnen het plangebied. Aan de in het plangebied voorkomende bestemmingen zijn in de regels bepalingen gekoppeld waarmee het gebruik en de toegestane bebouwing zijn geregeld.
Het bestemmingsplan vormt bij de aanvraag van de vergunning voor het bouwen een belangrijk toetsingskader. Een heldere opzet van de regels draagt derhalve bij aan de inrichting van het plangebied en de toekomstige handhaafbaarheid in het gebied. Het feit dat het voorliggend bestemmingsplan maatwerk betreft en bovendien ontwikkelingsgericht is, heeft er toe geleid dat, met het oog op de voorgenomen realisering van de supermarkt, enige flexibiliteit is opgenomen. Met het opnemen van de flexibiliteitsbepalingen wordt voorkomen dat, bij de daadwerkelijke uitwerking van het plan, kleine wijzigingen direct leiden tot strijdigheid. Ondanks de flexibiliteit in het bestemmingsplan biedt het plan ook voldoende zekerheid aan de omgeving over de toekomstige invulling van het gebied. De regels en verbeelding van het bestemmingsplan vormen samen het juridische deel van het bestemmingsplan.
Verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen die in het gebied voorkomen, aangegeven. Ook zijn aanduidingen opgenomen voor specifieke ruimtelijke elementen die een nadere regeling behoeven.
Regels
De opbouw van de regels is gelijk aan die van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De opbouw van de regels is als volgt:
Inleidende regels geven de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen (artikel 1), waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 'wijze van meten' wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
In de Bestemmingsregels zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn, waar mogelijk, flexibiliteitsbepalingen (afwijkingsbevoegdheden)opgenomen.
In de Algemene regels staan (aanvullende)bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden. Hieronder valt o.a. de algemene afwijkingsregeling, die burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken. De overgangs- en slotregels van de regels hebben betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.
Detailhandel
Deze bestemming biedt de mogelijkheid voor het uitoefenen van detailhandel, echter uitsluitend voor zover het betreft een supermarkt. Andere vormen van detailhandel zijn expliciet uitgesloten. Naast de vestigingsmogelijkheid voor een supermarkt biedt het plan ook de mogelijkheid voor parkeren en bevoorrading ten behoeve van de supermarkt.
Groen
De bestaande groenvoorzieningen aan de noordkant van de voor Detailhandel bestemde gronden zijn bestemd voor Groen. Deze gronden liggen tussen de aan de noordzijde van de groenvoorziening gelegen Urkerweg en de ten zuiden van deze gronden gesitueerde Industrierondweg.
Verkeer
Delen van de Urkerweg, de Industrierondweg en de Ambachtsweg, die vallen binnen het plangebied zijn bestemd voor Verkeer. Deze bestemming biedt de mogelijkheid voor o.a. wegen, straten, voet- en rijwielpaden, groen en parkeren. De gronden voorzien van de functieaanduiding “specifieke vorm van verkeer - parkeervoorzieningen” dienen primair als parkeervoorziening ten behoeve van de supermarkt.
Dubbelbestemmingen
Leiding - Gas
De gasleiding die het plangebied doorkruist is voorzien van de dubbelbestemming “Leiding – Gas”. Voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, zoals de aanleg van wegen en paden, het verrichten van graafwerkzaamheden en heien is, binnen een afstand van 5 meter ter weerszijden van de gasleiding, een omgevingsvergunning (zgn. aanlegvergunningsvergunning)verplicht.
Gebiedsaanduiding
Vrijwaringszone dijk
De in het westelijk deel van het plangebied gelegen gronden zijn voorzien van de gebiedsaanduiding “vrijwaringszone - dijk”. De hiervoor opgenomen bepalingen hebben tot doel de bescherming, de versterking, het beheer en het onderhoud van de dijk met de bijbehorende voorzieningen. Deze aanvullende bestemming prevaleert ten opzichte van de overige aan die gronden toegekende bestemmingen.
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 sub f Bro onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Het project wordt op particulier initiatief gerealiseerd. De kosten in verband met de realisatie van het project, inclusief de kosten voor de in het openbaar gebied te realiseren wijzigingen en de kosten verbonden aan het opstellen van het bestemmingsplan, zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Het project wordt gefinancierd uit eigen middelen van de initiatiefnemer. Het kostenverhaal van het planvoornemen is geregeld in een anterieure overeenkomst.
De gemeente heeft met initiatiefnemer, als onderdeel van de anterieure overeenkomst, een planschadeovereenkomst gesloten waardoor toewijzing van eventuele verzoeken om tegemoetkoming in de planschade kan worden afgewenteld op de initiatiefnemer.
Conclusie
De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is met het sluiten van de anterieure overeenkomst en een planschadeovereenkomst aangetoond. De gemeente acht de exploitatie van dit plan dan ook verzekerd.
In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan op 18 juni 2015 toegezonden aan o.a. de Provincie Flevoland en aan het Waterschap Zuiderzeeland met het verzoek om binnen 6 weken op het plan te reageren. De reactie van het waterschap is opgenomen in de "Reactienota inspraak en overleg bestemmingsplan Industrierondweg Boni" (Bijlage 9).
Op basis van de gemeentelijke inspraakverordening heeft het voorontwerpbestemmingsplan vanaf 19 juni 2015 voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen.
Drie personen hebben in het kader van de inspraak gereageerd. Deze reacties en de beantwoording hiervan zijn opgenomen in de "Reactienota inspraak en overleg bestemmingsplan Industrierondweg Boni" (Bijlage 9).
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 11 september tot en met 22 oktober 2015 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn 11 zienswijzen ingediend. De inhoud van de zienswijzen en de beantwoording hiervan zijn opgenomen in de "Zienswijzen/ antwoordnota Industrierondweg Boni" (Bijlage 10).