direct naar inhoud van Toelichting
Gemeente: Tubbergen
Status: vastgesteld
Team:
Contact:

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend plan heeft betrekking op de bedrijfswoning aan de Maatweg 1 in Tubbergen, welke hoort bij het naastgelegen horecabedrijf (Chinees restaurant Kota Radja) aan de Timmerstraat 2. Vanwege het voornemen om de bedrijfswoning af te splitsen van het horecabedrijf, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Plangebied en ligging

Het plangebied is gelegen aan de rand van het centrum van Tubbergen. De rode omkadering in figuur 1 geeft de bedrijfswoning aan de Maatweg 1 weer. De witte omkadering schetst de gehele context, waarbij ook het naastgelegen horecabedrijf aan de Timmerstraat 2 is weergegeven. Voorliggend plan heeft echter alleen betrekking op de functiewijziging van de bedrijfswoning aan de Maatweg 1.

Hoewel de Maatweg en Timmerstraat ontsloten worden op de Almeloseweg, een belangrijke verkeersader naar het centrum van Tubbergen, betreffen het twee rustige straten. De Maatweg betreft ter plaatse een doodlopende straat. In de directe omgeving bevinden zich met name woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.TUBBPMAATWEG1-VG01_0001.png"

Figuur 1: Luchtfoto van het plangebied (rode omkadering) en naastgelegen horecabedrijf (meegenomen in de witte omkadering)

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.TUBBPMAATWEG1-VG01_0002.png"

Figuur 2: Ligging van het plangebied in de kern Tubbergen

1.3 Huidig planologisch regime

Het vigerend bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan 'Tubbergen', vastegsteld op 6 januari 2015. Daarnaast zijn ook het '(veeg)bestemmingsplan kernen gemeente Tubbergen' (vastgesteld 25 mei 2020) en 'Parapluplan woningen in centrum dorpskernen' (eveneens vastgesteld 25 mei 2020) van kracht. In het bestemmingsplan 'Tubbergen' kennen zowel het horecabedrijf aan de Timmerstraat 2 als de woning aan de Maatweg 1 een horecabestemming en functieaanduiding 'horeca van categorie 2'. Ook geldt ook voor beide panden een maatvoering van 'maximum bouwhoogte 9 meter' en 'maximum goothoogte 4 meter'.

De woning aan de Maatweg 1 kent de functieaanduiding 'bedrijfswoning'. Het meest noordelijke deel van het perceel kent daarnaast de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - middelhoge archeologische verwachting'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.TUBBPMAATWEG1-VG01_0003.png"

Figuur 3: Uitsnede bestemmingsplan 'Tubbergen' (vastgesteld 6 januari 2015)

Aangezien de woning aan de Maatweg 1 verbonden is aan het horecabedrijf, vanwege de horecabestemming met functieaanduiding 'bedrijfswoning', is hier op basis van het vigerend bestemmingsplan geen reguliere bewoning mogelijk. Om de woning aan de Maatweg 1 af te splitsen van het horecabedrijf, is voor deze locatie een partiële herziening van het vigerende bestemmingsplan 'Tubbergen' noodzakelijk.

1.4 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan, 'Tubbergen, Maatweg 1', bestaat uit de volgende stukken:

  • Toelichting
  • regels
  • verbeelding (NL.IMRO.0183.TUBBPMAATWEG1-VG01)

Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

In de huidige situatie bevindt zich aan de Timmerstraat 2 een horecabedrijf met een bijbehorende bedrijfswoning aan de Maatweg 1. Het horecabedrijf betreft een Chinees restaurant, waar voornamelijk veel gerechten worden afgehaald. De meeste (afhaal)activiteiten vinden plaats in het weekend aan het eind van de middag en begin van de avond. De meeste klanten komen uit de kern Tubbergen en komen per fiets of auto het eten afhalen, waarbij geparkeerd wordt bij de openbare parkeerplaatsen in de buurt van het restaurant. De overkapping van de woning grenst gelijk aan het horecabedrijf, zoals zichtbaar is in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.TUBBPMAATWEG1-VG01_0004.png"

Figuur 3: Vooraanzicht woning Maatweg 1 met aan de linkerzijde het horecabedrijf aan Timmerstraat 2

2.2 Nieuwe situatie

In de nieuwe situatie is de bedrijfswoning aan de Maatweg 1 afgesplitst van het horecabedrijf aan de Timmerstraat 2. In wezen verandert de fysieke situatie voor beide panden niet. Beide panden behouden de huidige functie (horeca en wonen). Voorliggend bestemmingsplan heeft enkel betrekking op het omzetten van de bedrijfswoning Maatweg 1 naar een reguliere woning, waarmee de woning permanent wordt afgesplitst van het horecabedrijf. Daarmee vervallen in de toekomst de mogelijkheden voor het realiseren van een extra bedrijfswoning bij het horecabedrijf aan de Timmerstraat 2.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het relevante beleid dat betrekking heeft op het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling beschreven. Het wordt benaderd vanuit het Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Uit het beleid volgen randvoorwaarden die worden getoetst aan het voorgenomen plan.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte

Op nationaal niveau wordt het ruimtelijk beleidskader bepaald door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteitsaanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken uit onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…') en de gebruiker komt centraal te staan. Het Rijk laat de sturing tussen verstedelijking en landschap over aan de provincies om meer ruimte te laten voor regionaal maatwerk. Daarmee is het beleid ten aanzien van landschap op land niet langer een rijksverantwoordelijkheid. Zo werkt het Rijk aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Het onderhavige plan heeft verder geen betrekking op de overige benoemde onderdelen in de SVIR.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro wordt een aantal projecten die van Rijksbelang zijn met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen.

Binnen het Barro worden de volgende onderdelen besproken:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie;
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijkswegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de EHS, de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater, maximering van het de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer en is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen. Per 1 juli 2016 zijn er nog enkele wijzigingen van de Barro van kracht geworden. Deze wijzigingen hebben geen directe invloed op het voorliggende plan. Wel is de term 'Ecologische Hoofdstructuur' gewijzigd in 'Natuurnetwerk Nederland' ('NNN').

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Het Bro (artikel 3.1.6) bepaalt dat voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen de treden van de ladder moet worden doorlopen.

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Het voorliggende plan betreft een kleinschalig plan, waarbij geen sprake is van de ontwikkeling van meerdere woningen. Blijkens jurisprudentie wordt een dergelijke kleinschalige ontwikkeling niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling in de zin van de Bro. Een verdere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee niet noodzakelijk.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Het onderhavige plan heeft verder geen betrekking op de overige benoemde onderdelen in het Barro.

3.2.3 Conclusie

Vanuit de SVIR, het Barro en de Bro komen geen randvoorwaarden of uitgangspunten naar voren die rechtstreeks doorwerken op het voorgenomen plan.

3.3 Provinciaal beleid Overijssel

3.3.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel
3.3.1.1 Inleiding

Op 21 juni 2022 hebben Provinciale Staten een geconsolideerde versie van de Omgevingsvisie voor de provincie Overijssel vastgesteld. In deze geconsolideerde versie zijn alle vastgestelde actualisaties meegenomen. De orginele Omgevingsvisie van Overijssel 'Beken kleur', dateerd van 12 april 2017.

Omgevingsvisie Overijssel  

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • generieke beleidskeuzes;
  • ontwikkelingsperspectieven;
  • gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities. De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan welk soort ontwikkeling op welke locatie plaats zou kunnen vinden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.

Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt. Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en binnen welke kaders het uitgevoerd kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.TUBBPMAATWEG1-VG01_0005.png"

Figuur 4: Uitvoeringskader Omgevingsvisie Overijssel

Aan het plangebied is het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken' toegekend. Dat wil zeggen dat steden en dorpen buiten de stedelijke netwerken altijd mogen bouwen voor de lokale behoefte, mits dit is onderbouwd en regionaal is afgestemd. Herstructurering en transformatie van woonvoorzieningen moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden.

De gebiedskenmerken gaan met name in op de kaders waarbinnen nieuwe (stedelijke) ontwikkelingen (in de vorm van nieuwbouw) mogelijk zijn en zijn daarmee niet van toepassing op voorliggend plan.

Omgevingsverordening Overijssel

De huidige Omgevingsverordening van de provincie Overijssel is voor het eerst vastgesteld op 12 april 2017. De meest recente vastgestelde (geconsolideerde) versie van de Omgevingsverordening van Overijssel is vastgesteld op 21 juni 2022. De Omgevingsverordening zorgt voor de doorwerking van het provinciale omgevingsbeleid door het formuleren van bindende instructieregels voor onder andere bestemmingsplannen.

Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

In artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening wordt bepaald dat bestemmingsplannen uitsluitend kunnen voorzien in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen of verharden leggen op de groene omgeving, wanneer aannemenlijk is gemaakt dat:

  • er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door hestructurering en/of transformatie;
  • de mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Voorliggend plan is overeenstemming met de Omgevingsvisie en -verordening van de provincie Overijssel. Het voldoet aan het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, door bestaande bebouwing (in dit geval een bedrijfswoning die niet meer noodzakelijk is) permanent in te zetten voor reguliere bewoning.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 MijnOmgevingsvisie Tubbergen

Op 30 maart 2021 is MijnOmgevingsvisie Tubbergen vastgesteld. Wat betreft wonen worden er in MijnOmgevingsvisie enkele speerpunten geformuleerd: betaalbaar wonen, inbreiden voor uitbreiden en een aanbod dat aansluit bij de toekomstige woningvraag. Vanwege de vraag naar woningen in de kernen van Tubbergen (met name voor betaalbare woningen voor starters en geschikte woningen voor ouderen), wil de gemeente de komende jaren in kwantitatieve en kwalitatieve zin woningen realiseren die overeenkomen met deze vraag. Daarbij zet de gemeente in op het bouwen binnen de grenzen van een kern. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om plekken die verbeterd moeten worden of waar de bestaande functie vervalt.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met de speerpunten uit MijnOmgevingsvisie. Zo wordt een reeds bestaande bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning, waardoor de woning in de toekomst beschikbaar zal zijn voor reguliere bewoning. Aangezien er in de toekomst geen noodzaak meer is voor een bedrijfswoning bij het horecabedrijf, draagt het plan daarmee bij aan het toekomstbestendig maken van het woningaanbod in Tubbergen.

3.4.2 Woonvisie 2021+

De Woonvisie 2021+ van de gemeente Tubbergen is vastgesteld op 15 juni 2021. In de woonvisie wordt een grote vraag naar nieuwe woningen in de gemeente Tubbergen geconstateerd, met name voor starters en senioren. Om de woningvoorraad op peil te houden is er dan ook sprake van een behoefte aan in ieder geval 350 nieuwe woningen voor de drie grootste kernen samen (Albergen, Geesteren en Tubbergen). Het behouden van een kwalitatieve woningvoorraad is daarnaast van belang. Dit kan onder andere door voldoende aanbod voor starters, die niet alleen behoefte hebben aan koopwoningen in het goedkopere segment, maar meer dan elders in het land ook vaak kiezen voor een ruime twee-onder-één kapwoning of vrijstaande woning. Daarnaast dienen veel woningen te worden verduurzaamd of levensloopbestendig te worden gemaakt. Hoewel er dus gebouwd moet worden om te kunnen voldoen aan de woningvraag, wil de gemeente (in overeenstemming met de Ladder voor duurzame verstedelijking) zoveel mogelijk binnen de bebouwde kom op inbreidingslocaties realiseren. Op die manier blijft het buitengebied zo groen mogelijk.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Hoewel voorliggend plan niet voorziet in de bouw van een nieuwbouwwoning, kan gezien de huidige woningvraag in de gemeente Tubbergen wel worden geconcludeerd dat er voldoende vraag is naar een extra reguliere burgerwoning. Aangezien voorliggend plan voorziet in de functiewijziging van een bestaande bedrijfswoning naar reguliere burgerwoning, wordt de reeds bestaande bebouwing hier optimaal voor benut. Daarmee is het plan in overeenstemming met de Ladder voor duurzame verstedelijking en de Woonvisie 2021+ van de gemeente Tubbergen.

3.5 Conclusie

De voorgestelde ontwikkeling is in overeenstemming met beleidsaspecten die door rijk, provincie en gemeente zijn geformuleerd.

Hoofdstuk 4 Waardentoets

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de impact van de ontwikkeling op de verschillende waarden in het gebied beschreven. Hieronder vallen flora & fauna, archeologie, cultuurhistorie en water. Er wordt beschreven wat er is onderzocht en welke resultaten hieruit zijn gekomen. Vervolgens wordt hier een conclusie uit getrokken met de gevolgen van deze ontwikkeling op de waarden in het gebied.

4.2 Natuurwaarden

Vanaf 1 januari 2017 is in Nederland de Wet natuurbescherming in werking getreden. De Wet natuurbescherming bestaat uit drie onderdelen: bescherming van soorten, bescherming van Natura 2000-gebieden en de bescherming van houtopstanden.

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden betreffen een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/43/EEG) en de gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Voorheen heette de NNN de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het NNN is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk. In of in de directe nabijheid van de NNN geldt het 'nee, tenzij'-principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

Soortenbescherming

De Wet natuurbescherming erkent de intrinsieke waarde van in het wild levende planten- en diersoorten, of de soort nu beschermd is of niet (= zorgplicht). De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wilde levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Overtreding van de zorgplicht is niet strafbaar gesteld, maar kan door toepassing van bestuursdwang wel worden gehandhaafd. Aangezien voorliggend bestemmingsplan alleen betrekking heeft op het omzetten van een bedrijfswoning naar een reguliere woning en er geen (bouw)werkzaamheden zijn gepland, kunnen negatieve effecten op in en om het plangebied levende diersoorten worden uitgesloten.

Conclusie

Aangezien voorliggend plan enkel voorziet in het omzetten van een bestaande bedrijfswoning naar een reguliere woning, en er daarnaast geen (bouw)werkzaamheden plaatsvinden, heeft het plan geen effecten voor natuurgebieden in de omgeving. Het voorgenomen plan wordt betreffende het aspect natuurwaarden, in relatie tot wet- en regelgeving, dan ook uitvoerbaar geacht.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

Aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden moeten zoveel mogelijk worden behouden. Op basis van de Erfgoedwet is het uitgangspunt gesteld om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke te bewaren en maatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. De verstoorder van de bodem is verantwoordelijk voor het behoud van de archeologische resten. Daar waar behoud ter plekke niet mogelijk is, betaalt de verstoorder het archeologische onderzoek en de mogelijke opgravingen. Voor ruimtelijke plannen die archeologische waarden bedreigen, moeten betrokken partijen in beeld brengen welke archeologische waarden in het geding zijn.

Archeologie in bestemmingsplan

Met betrekking tot archeologie is het bestemmingsplan 'Tubbergen' (vastgesteld 6 januari 2015) van kracht. In voorgenoemd bestemmingsplan is aan het perceel aan de Maatweg 1 geen archeologische dubbelbestemming toegekend.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

In het bestemmingsplan 'Tubbergen' is geen archeologische waarde aan het perceel toegekend. Het plan heeft daarnaast geen betrekking op het (ver)bouwen van een bouwwerk, aangezien het enkel een functiewijziging van de bestaande bebouwing betreft. Het plan heeft daarom in beginsel al geen effect op archeologische- of cultuurhistorische waarden.

4.4 Water

Het is verplicht om in elk bestemmingsplan een waterparagraaf op te nemen op grond van artikel 12 van het Besluit ruimtelijke ordening. In deze waterparagraaf wordt een overzicht gegeven van het beleid dat van toepassing is op het plangebied. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden aangetoond dat in het plan mogelijkheden bestaan voor een goede waterhuishouding.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Op 4 oktober 2022 is de watertoets uitgevoerd om het waterschap Vechtstromen op de hoogte te stellen van voorliggend plan. Uit deze watertoets is gebleken dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding en dat het waterschap Vechtstromen daarmee geen bezwaar heeft tegen de voorgenomen ontwikkeling.

Aangezien het plan voorziet in het omzetten van een bestaande bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning, heeft het plan geen effecten op de waterhuishouding. Daarmee worden geen waterschapsbelangen geraakt en is het plan wat betreft het aspect 'Water' uitvoerbaar.

4.5 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen invloed op natuur- en archeologische waarden en past binnen de uitgangspunten van een goede waterhuishouding.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Inleiding

Nieuwe initiatieven hebben te maken met milieuaspecten. Een aantal van deze milieuaspecten zijn ruimtelijk relevant. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op:

  • Bodem
  • Geluid
  • Luchtkwaliteit
  • Externe veiligheid
  • Bedrijven en milieuzonering
  • Wet geurhinder en veehouderij
  • Vormvrije m.e.r.-beoordeling
  • Kabels en leidingen
  • Verkeer en parkeren

5.2 Bodem

Sinds 1 januari 2008 is in het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) vastgelegd hoe we in Nederland omgaan met het hergebruik van schone en licht verontreinigde grond en de bescherming van de bodem. Bij vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de gewenste ontwikkeling.

De bodemonderzoeksplicht geldt voor bouwwerken waarvoor:

  • een reguliere omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is vereist;
  • waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend (2 uur of meer uren per dag) mensen kunnen verblijven;
  • die de grond raken;
  • waarvan het bestaande gebruik wijzigt (interne verbouwing van niet-verblijfsruimte naar verblijfsruimte);
  • die niet naar aard en omvang gelijk zijn aan een bouwwerk genoemd in het Besluit bouwwerken;
  • waarvan geen reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten aanwezig zijn;
  • die geen tijdelijk bouwwerk betreffen waarbij uit het vooronderzoek blijkt dat de locatie onverdacht is.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Aangezien voorliggend plan geen betrekking heeft op het bouwen van een nieuw bouwwerk en perceel aan de Maatweg 1 zowel in de huidige als toekomstige situatie een woonfunctie kent, wordt de bodem geschikt geacht voor het toekomstige gebruik (reguliere bewoning). Verdere toetsing van de bodemkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk.

5.3 Geluid

Bij het aspect geluid is de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. Deze wet heeft als doel het terugdringen van hinder als gevolg van geluid. De wet stelt bepaalde eisen aan de geluidsbelasting van geluidsgevoelige functies. Op basis van deze wet dient bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect geluid door de akoestische situatie te beoordelen. Hierbij gaat het met name om industrielawaai, wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Voorliggend plan heeft geen betrekking op het toevoegen van een nieuwe geluidsgevoelige functie. Bedrijfswoningen zijn, net als reguliere burgerwoningen, geluidsgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder. Daarmee wordt verondersteld dat er in principe al sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het kader van de Wet geluidhinder. Daarnaast is de woning aan de Maatweg 1 gelegen in een 30 km/u zone. De Wet geluidhinder is niet van toepassing op dergelijke wegen, omdat deze wegen meestal geen geluidsbelastingen boven de voorkeurswaarde veroorzaken. Gelet op het feit dat het enkel gaat om een geringe functiewijziging van een bestaand geluidsgevoelig object aan een rustige (deels doodlopende) 30 km/u weg, wordt verondersteld dat de geluidsbelasting in het kader van wegverkeerslawaai aanvaardbaar is. Daarnaast zijn de aspecten industrielawaai en railverkeerslawaai niet van toepassing, aangezien er geen gezoneerd industrieterrein of spoorweg aanwezig is in de omgeving van het plangebied. Wat betreft het aspect 'geluid' wordt het plan dan ook uitvoerbaar geacht.

5.4 Luchtkwaliteit

Het wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit is sinds 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). In titel 5.2 van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In dit programma staat onder ander beschreven wanneer en hoe overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen moet worden aangepakt. In het programma wordt rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die binnen het programma passen, hoeven niet meer te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor projecten die niet in betekende mate bijdragen aan luchtverontreiniging, hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën opgenomen (de projectlocatie valt onder: inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Het pand aan de Maatweg 1 kent in de huidige situatie reeds een woonfunctie. De ontwikkeling heeft geen betrekking op het bouwen van een nieuwe woning, maar enkel op het omzetten van de huidige bedrijfswoning naar een reguliere woning in het bestemmingsplan. Daarmee draagt de ontwikkeling niet bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Luchtkwaliteit vormt daardoor geen enkel beletsel voor de realisatie van het initiatief.

5.5 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij onder andere: productie, opslag, verlading en gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Vanaf 1 januari 2010 zijn er strikte risicogrenzen die in milieuvergunningen en bestemmingsplannen moeten worden vastgelegd. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Dit gaat concreet om bedrijven die risicovol zijn, vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Externe veiligheid kan op twee manieren ingedeeld worden:

  • Transportrisico behandelt de externe veiligheid langs transportassen waarover of waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd, zoals spoorlijnen, buisleidingen en snelwegen.
  • Risico bij inrichtingen gaat over externe veiligheid rond bedrijven waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt, bijvoorbeeld tankstations met LPG-verkoop.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten om afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Hierdoor wordt het aantal personen in de omgeving van een risicovol bedrijf beperkt. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van een kansberekening.

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is vanaf 1 januari 2011 het toetsingskader bij planontwikkeling in de nabijheid van hogedrukaardgasleidingen en overige leidingen met gevaarlijke stoffen. De afweging van de externe veiligheidssituatie van buisleidingen heeft grondslag in de Wet milieubeheer (Wm) en in de Wro. In figuur 5 is een uitsnede van de risicokaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.TUBBPMAATWEG1-VG01_0006.png"

Figuur 5: Uitsnede risicokaart (www.risicokaart.nl). Met de groene cirkel is de ligging van het plangebied aangegeven

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Op de risicokaart is te zien dat in de directe omgeving van het plangebied geen risico's aanwezig zijn. Horecabedrijven vormen daarnaast zelf geen risicobron voor wat betreft externe veiligheid door opslag of verwerking van gevaarlijke stoffen. Wat betreft externe veiligheid wordt het plan dan ook uitvoerbaar bevonden.

5.6 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn opgenomen. Daarnaast zijn specifiek voor dit plan het Activiteitenbesluit en de gemeentelijke geluidsbeleid van belang, in verband met het naastgelegen horecabedrijf.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Wat betreft milieuzonering is allereerst het bedrijf aan de Timmerstraat 2 van belang. Wanneer de woning aan de Maatweg 1 wordt afgesplitst van het bedrijf aan de Timmerstraat 2, dient te worden gemotiveerd dat de woon- en horecafunctie elkaar in de toekomst niet hinderen. Het Chinese afhaalrestaurant aan de Timmerstraat 2 valt onder milieucategorie 1. Het betreft in dit geval namelijk ''lichte horeca'', die vanwege het karakter en de aard van de inrichting overdag en 's avonds (tussen 7:00 en 00:00 uur) geopend is. Dat betekent dat voor zowel 'geur', 'geluid' als 'gevaar' een richtafstand van 10 meter geldt.

Aangezien de garage van de bedrijfswoning aan de Maatweg 1 direct grenst aan het horecabedrijf aan de Timmerstraat 2 (en op basis van het bestemmingsplan ook de garage is aangewezen voor bewoning), wordt niet voldaan aan de richtafstand van 10 meter voor de aspecten 'geur', 'geluid' en 'gevaar' tussen het horecabedrijf en de naastgelegen woning. Onderstaand worden voorgenoemde aspecten voorzien van een nadere motivatie.

Geur

De toekomstige reguliere burgerwoning grenst gelijk aan het horecabedrijf. Daarmee kan niet worden voldaan aan de richtafstand van 10 meter voor het aspect 'Geur'. Zodoende dient te worden bepaald of het plan kan voldoen aan de richtlijnen in het Activiteitenbesluit. In artikel 3.103, lid 1, van de Activiteitenregeling wordt gesteld dat ten behoeve van het voorkomen danwel beperken van geurhinder, afgezogen dampen en gassen die naar de buitenlucht worden geëmitteerd:

  • ten minste twee meter boven de hoogste daklijn van de binnen 25 meter van de uitmonding gelegen bebouwing worden afgevoerd; of
  • worden geleid door een doelmatige ontgeuringsinstallatie.

Het restaurant aan de Timmerstraat 2 heeft een afzuigingsinstallatie welke direct boven het pand uitkomt. Deze installatie is voorzien van een ontgeuringsinstallatie welke regelmatig wordt onderhouden. Daarmee voldoet het restaurant aan de geurvoorschriften. Wat betreft het aspect 'geur' kan dus een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden vastgesteld.

Geluid

Aangezien niet kan worden voldaan aan de richtafstand van 10 meter voor het aspect 'Geluid', is ten behoeve van het plan een akoestisch onderzoek uitgevoerd om de geluidsbelasting vanuit het horecabedrijf ter plaatse van de woning aan de Maatweg 1 vast te kunnen stellen (zie Bijlage 1 Akoestisch onderzoek). Uit dit onderzoek blijkt dat het geluidsniveau in de woning ten gevolge van geluiden uit het restaurant (achtergrondmuziek en stemgeluid) en van de aanwezige horeca-instalaties (afzuigingsinstallatie en airco), voldoet aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit en de normen uit het gemeentelijk geluidsbeleid. Hiermee kan worden geconcludeerd dat er in de woning sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Gevaar

Ten aanzien van het 'aspect' gevaar voldoet het restaurant reeds aan de wettelijke eisen die voor dergelijke bedrijven worden gesteld, zoals bijvoorbeeld de brandveiligheidseisen opgenomen in het Bouwbesluit 2012. Daarnaast zijn zowel aan de voor- als achterkant van de woning aan de Maatweg 1 mogelijke vluchtwegen bij eventueel brandgevaar.

De installaties in het restaurant worden periodiek geïnspecteerd conform de NEN-normen. Deze inspectie is zeer recent nog uitgevoerd, waarbij alles in orde is bevonden. In de restaurantkeuken is enkel de standaard apparatuur aanwezig die normaliter wordt gebruikt in restaurantkeukens. Deze apparatuur voldoet dan ook aan alle veiligheidseisen. In het horecabedrijf wordt daarnaast frituurvet gebruikt. Het gebruikte frituurvet wordt opgeslagen in afgesloten emmers en regelmatig opgehaald. Verder bevinden zich in het pand geen risicovolle installaties en vindt er geen opslag plaats van andere brandbare of explosieve (vloei)stoffen.

Daarnaast bevindt de keuken van het restaurant zich in het midden van het horecapand, waardoor de daadwerkelijke afstand tussen de restaurantkeuken en de woning groter is dan 0m. Gelet op het voorgenoemde kan worden geconcludeerd dat ten aanzien van het aspect 'gevaar' kan worden uitgegaan van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Richtafstanden overige bedrijven

Naast het horecabedrijf aan de Timmerstraat 2 zijn er in de omgeving van de woning aan de Maatweg 1, op meer dan 50 meter afstand, enkele detailhandelbedrijven aanwezig. Aangezien hiervoor een richtafstand van 10 meter geldt, vormen deze activiteiten geen enkel probleem voor voorliggend plan. Al met al kan dan ook worden geconcludeerd dat milieuzonering geen problemen oplevert voor het plan.

5.7 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.

Concreet betekent dit dat het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben ook wel genoemd de 'vergewisplicht'. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst, deze geeft aan of er voor acitiviteiten en projecten beoordeeld moet worden of er een MER gemaakt moet worden. Voor projecten of activiteiten die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r. beoordeling noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:

  • de kenmerken van het project;
  • de plaats van het project;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Voorgenomen ontwikkeling betreft het omzetten van een bedrijfswoning naar een reguliere woning. Gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, wordt het voornemen in het kader van het Besluit m.e.r. niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. Voorliggend plan betreft namelijk slechts een functiewijziging binnen bestaand bebouwd gebied, waarbij de functiewijziging eveneens niet gepaard gaat met een uitbreiding van het bebouwde oppervlakte. Daarnaast heeft de voorgenomen ontwikkeling geen nadelige milieugevolgen (zie hoofdstukken 4 en 5 van deze toelichting). Daarmee is een nadere m.e.r.-beoordeling niet nodig.

5.8 Verkeer en parkeren

De voorgenomen ontwikkeling zal geen extra verkeersbewegingen genereren ten opzichte van de huidige situatie. Bij de woning aan de Maatweg 1 is daarnaast voldoende ruimte om te parkeren op het eigen oprit. Bezoekers van het horecabedrijf aan de Timmerstraat 2 kunnen net als in de huidige situatie op de bestaande openbare parkeerplekken in de buurt parkeren.

5.9 Conclusie

Uit de toetsing van de voorgestane ontwikkeling van het plangebied aan relevante milieuhygiënische aspecten, blijkt dat de gewenste ontwikkeling niet belemmerd wordt door milieu-aspecten afkomstig vanuit de directe omgeving. Tegelijkertijd levert de ontwikkeling geen onevenredig negatieve milieutechnische hinder voor de directe omgeving.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten en planverantwoording

6.1 Inleiding

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet tevens aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

6.2 Toelichting op de bestemmingen

Wonen

Voorliggend bestemmingsplan sluit aan bij de regels voor de bestemming 'Wonen' uit het bestemmingsplan 'Tubbergen' en het '(veeg)bestemmingsplan kernen gemeente Tubbergen'. Deze gronden zijn bestemd voor wonen in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten. Voor hoofdgebouwen geldt dat deze uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd. De goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mogen maximaal 9 meter (bouwhoogte) en 4 meter (goothoogte) bedragen. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken moet maximaal 1 meter lager zijn dan die van het hoofgebouw, met een maximale goothoogte van 3 meter. De afstand van de woning tot de zijdelingse bouwperceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

In artikel art. 3.1.6 lid 1, Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een wijzigingsplan uitvoerbaar is en beschreven moet worden hoe burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het wijzigingsplan zijn betrokken.

7.2 Ruimtelijke uitvoerbaarheid

In de voorgaande hoofdstukken is beschreven hoe de voorgenomen ontwikkeling past binnen het van toepassing zijnde overheidsbeleid en wet- en regelgeving op verschillende niveaus. Ook is er geconstateerd dat er geen milieukundige belemmeringen zijn. Ruimtelijk is de voorgenomen ontwikkeling daarmee uitvoerbaar.

7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het rijk

Geoordeeld is dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het rijk.

Provincie Overijssel

De provincie Overijssel heeft in juli 2016 een uitzonderingslijst opgesteld van categorieën bestemmingsplannen en projectbesluiten van lokale aard waarvoor vooroverleg niet noodzakelijk is. Het plan valt onder categorie A onder 1, waardoor vooroverleg niet nodig is.

Waterschap Vechtstromen

Het waterschap Vechtstromen is middels het uitvoeren van de watertoets op de hoogte gesteld van het plan. Aangezien het enkel gaat om de functiewijziging van bestaande bebouwing, raakt het plan geen waterschapsbelangen. Het waterschap Vechtstromen heeft geen bezwaren tegen het voorgenomen plan.

Zienswijzen

Onderhavig bestemmingsplan heeft voor de duur van 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.

7.4 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Echter zijn er ook uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart, dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

Ten aanzien van de beoogde ontwikkeling zal tussen initiatiefnemer en de gemeente Tubbergen een planschadeovereenkomst worden gesloten. Hierin zal het risico van planschade worden opgenomen, zodat het kostenverhaal voor de gemeente Tubbergen volledig verzekerd is.

7.5 Conclusie

Uit de voorgaande paragrafen is gebleken dat de voorgenomen ontwikkeling zowel ruimtelijk, maatschappelijk als economisch uitvoerbaar is.