Plan: | Buitengebied, Hardenbergerweg 89-91, Geesteren |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0183.BUIWPHRBGRWG89EN91-VG01 |
Aan de Hardenbergerweg 89-91 in Geesteren is een interieur- en styling bedrijf en een bedrijfswoning aanwezig. De initiatiefnemer is voornemens om het huidige bedrijfsperceel, waarbij een gedeelte van het perceel een agrarische bestemming heeft, te wijzigen naar een regulier woonperceel met de mogelijkheid om ondergeschikte bedrijfsactiviteiten te ondernemen. Dit omdat de bedrijfsactiviteiten hoofdzakelijk buitenshuis plaatsvinden tegenwoordig.
De voorgenomen ontwikkeling past niet bij recht in het geldende bestemmingsplan. De voorgenomen ontwikkeling kan middels een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt worden, waarvoor een wijzigingsprocedure en een wijzigingsplan noodzakelijk is. Voorliggend wijzigingsplan voorziet daarin.
Ligging
De voorgenomen ontwikkeling heeft betrekking op het perceel dat kadastraal bekend staat als gemeente Tubbergen, sectie K, nummer 8778. In de huidige situatie bevinden zich op dit perceel een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, waarin initiatiefnemer haar interieur- en styling bedrijf exploiteert. In figuur 1.1 is de ligging (rode ster) van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1: Ligging plangebied (bron: Google Maps)
Begrenzing
Het plangebied betreft een bedrijfsperceel aan de Hardenbergerweg 89-91 in Geesteren. In de omgeving van het plangebied zijn diverse functies aanwezig, waaronder wonen, agrarisch, bedrijf, groen en maatschappelijk. Voor de begrenzing van het projectgebied zijn de huidige kadastrale grenzen aangehouden. In figuur 1.2 is de begrenzing van het plangebied (rood omkaderd) weergegeven. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding die bij voorliggend wijzigingsplan hoort.
Figuur 1.2: Begrenzing plangebied (bron: Ruimtelijke plannen)
Het plangebied ligt binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' en 'Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan', respectievelijk vastgesteld op 23 mei 2016 en 15 december 2020 door de raad van de gemeente Tubbergen. Aan het plangebied zijn de bestemming 'Bedrijf', de bestemming 'Agrarisch - 1', de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie 3' en 'Waarde – Archeologie 4', de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – atelier-woninginrichting', de maatvoering 'maximum oppervlakte: 600 m2' en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop' toegekend. In figuur 1.3 is een uitsnede opgenomen van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan. Het plangebied is daarop rood omkaderd.
Figuur 1.3: Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' (bron: Ruimtelijke plannen)
Gelet op de agrarische- en bedrijfsbestemming en functieaanduiding zijn de gronden en bouwwerken binnen het plangebied onder meer bestemd voor bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een atelier-woninginrichting met de daarbijbehorende bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij de woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, een vrij beroep, mantelzorg en/of bed & breakfast.
In artikel 6.6.2 van het vigerende bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee de huidige bedrijfsbestemming op het perceel aan de Hardenbergerweg 89-91 in Geesteren onder voorwaarden kan worden gewijzigd naar een woonbestemming. Deze voorwaarden zijn:
Gelet op dat voldaan wordt aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 6.6.2 van het vigerende bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan', kan de voorgenomen bestemmingswijziging mogelijk worden gemaakt via een wijzigingsprocedure.
Om de bestaande inrit op het perceel die op de agrarische bestemming is gerealiseerd mee te nemen, dient de bestemming wonen enigszins uitgebreid te worden. Deze ontwikkeling kan mogelijk worden gemaakt via de wijzigingsbevoegdheid opgenomen in artikel 4.7.11 van het vigerende bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan'. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:
Gelet op dat voldaan wordt aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 4.7.11 van het vigerende bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan', kan de voorgenomen vergroting van de bestemming wonen mogelijk worden gemaakt via een wijzigingsprocedure.
Voorliggend wijzigingsplan is opgesteld om de voorgenomen wijzigingen mogelijk te maken.
Het onderhavige wijzigingsplan 'Buitengebied, Hardenbergerweg 89-91, Geesteren' bestaat naast deze toelichting uit de volgende stukken.
De toelichting van het bestemmingsplan kent de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en het te realiseren plan beschreven. Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden omgevingsaspecten behandeld. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan in juridisch opzicht toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid belicht.
Zoals reeds beschreven bevinden zich op het perceel Hardenbergerweg 89-91 in Geesteren een interieur- en styling bedrijf, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken. De ontsluiting van het perceel vindt plaats via de Hardenbergerweg. Dit is een provinciale weg waarop maximaal 80 km/u gereden mag worden. De weg bestaat uit twee rijstroken. Binnen het projectgebied is voldoende ruimte voor het parkeren van meerdere lichte en grotere voertuigen. In de omgeving van het projectgebied liggen diverse functies, waaronder woningen, bedrijven, agrarische bedrijven, maatschappelijke functies en groen. In figuur 2.1 is de huidige situatie van het plangebied (rood omkaderd) door middel van een luchtfoto weergegeven. Tevens is in figuur 2.2 een zijaanzicht (streetview) opgenomen van het projectgebied in de huidige situatie.
Figuur 2.1: Huidige situatie Hardenbergerweg 89-91 Geesteren (bron: Google Maps)
Figuur 2.2: Zijaanzicht huidige situatie Hardenbergerweg 89-91 Geesteren (bron: Google Maps, streetview)
In de toekomstige situatie van het plangebied wil de initiatiefnemer de gronden en bouwwerken gebruiken ten behoeve van regulier wonen, waarbij de mogelijkheid aanwezig moet zijn om ondergeschikte bedrijfsactiviteiten uit te voeren (bedrijf of beroep aan huis).
Er worden geen wijzigingen mogelijk gemaakt middels voorliggend wijzigingsplan die de feitelijke situatie van het plangebied kunnen wijzigen. De wijzigingen zijn puur planologisch van aard. De bestaande inrit wordt daarbij meegenomen onder de woonbestemming en enigszins versmald om te kunnen voldoen aan de maximale grootte van 2.000 m² van de bestemming.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Toets
Voorliggend wijzigingsplan heeft betrekking op het mogelijk maken van regulier wonen binnen het plangebied. De bedrijfsactiviteiten zijn immers ondergeschikt geworden aan het wonen, waardoor een volwaardige bedrijfsbestemming niet meer nodig is. Zoals reeds beschreven wordt dit gedaan door middel van het doorlopen van een wijzigingsprocedure die mogelijk is op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Tubbergen 2016 Veegplan'. Eventuele ondergeschikte bedrijfsactiviteiten zijn nog steeds mogelijk onder de bestemming wonen.
Geacht wordt dat voorliggende ontwikkeling in overeenstemming is met de NOVI, omdat er kan worden bijgedragen aan de toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied door een onnodige bedrijfsbestemming weg te bestemmen en dit te wijzigen naar een passende functie.
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. De toelichting bij het bestemmingsplan bevat daartoe een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat een toelichting tevens een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.
De beschrijving van de behoefte aan de betreffende, 'stedelijke ontwikkeling', moet inzichtelijk maken of, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand.
De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.
Toets
Voorliggende ontwikkeling heeft geen betrekking op het mogelijk maken van woningen of extra bebouwing. Er is alleen sprake van een planologische functiewijziging. Gelet hierop in relatie tot vaste jurisprudentie, waarbij de Raad van State onder andere heeft bepaald dat de ladder voor duurzame verstedelijking pas van toepassing is bij meer dan 11 woningen of een ruimtebeslag van meer dan 500 m², wordt geconcludeerd dat voorliggende ontwikkeling niet als een nieuwe stedelijke ontwikkeling aangemerkt kan worden. Derhalve is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.
Echter, heeft de Raad van State ook bepaald dat wanneer de Ladder niet van toepassing is, er gemotiveerd moet worden dat de ruimtelijke ontwikkeling voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en uitvoerbaar is. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing voorziet hierin. De Ladder voor duurzame verstedelijking vormt derhalve geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggende ontwikkeling.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat er geen rijksbelangen worden geraakt in voorliggend wijzigingsplan. Voorliggend wijzigingsplan is zowel met de NOVI als de Ladder voor duurzame verstedelijking in overeenstemming.
De Omgevingsvisie Overijssel geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur aangehaald in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening.
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel van de provincie Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het zgn. principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Hierin komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaand bebouwd gebied wordt benut, voordat er uitbreiding in de groene omgeving kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Figuur 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: provincie Overijssel)
Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
Generieke beleidskeuzes
Of een ontwikkeling mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes. Hieronder wordt het plan getoetst aan de van belang zijnde artikelen uit de Omgevingsverordening Overijssel.
Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
Doorwerking voor voorliggende ontwikkeling:
Er wordt geen extra beslag gelegd op de groene omgeving door een perceel en de gronden en bouwwerken daarbinnen anders te gebruiken. Voorliggend wijzigingsplan past binnen de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.
Artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit
Lid 1
In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.
Doorwerking voor voorliggende ontwikkeling:
Gelet op de aard van de ontwikkeling zal de feitelijke situatie van het plangebied en daarmee het bestaande aanzicht langs de Hardenbergerweg op het plangebied niet veranderen. De voorliggende ontwikkeling heeft geen invloed op de ruimtelijke kwaliteit. Voorliggend wijzigingsplan voldoet aan artikel 2.1.5 uit de omgevingsverordening van de provincie Overijssel.
Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Gelet op de ligging van het plangebied in het buitengebied zijn in dit geval uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor het landelijk gebied van belang. In figuur 3.2 is een uitsnede van de kaart van de ontwikkelingsperspectieven behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven. Het plangebied is aangegeven met een rode markering.
Figuur 3.2: Ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap', projectgebied rood gemarkeerd, (bron: provincie Overijssel)
Het plangebied valt binnen het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'.
Dit ontwikkelingsperspectief richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.
De ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, maar ook die voor de andere sectoren, willen we in dit ontwikkelingsperspectief nadrukkelijk verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de lokaal aanwezige functies, rekening houdend met de klimaatopgave en de kenmerken van het watersysteem.
Daarnaast gelden – net als voor alle andere ontwikkelingsperspectieven – de ruimtelijke kwaliteitsambities:
Doorwerking voor voorliggende ontwikkeling:
Gelet op de aard van voorliggende ontwikkeling waarbij slechts sprake is van planologische wijziging, het wonen en de eventuele ondergeschikte bedrijfsactiviteiten binnen het onderhavige ontwikkelingsperspectief passen en voor de (agrarische)bedrijven/woningen in de omgeving geen belemmeringen zijn (zie hoofdstuk 4), wordt geconcludeerd dat de in dit wijzigingsplan besloten ontwikkelingen geen afbreuk doen aan het eigen karakter van het gebied en geen extra belemmeringen opleveren voor de aanwezige functies in de nabije omgeving.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en de laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt. Het plangebied is gelegen binnen het landelijk gebied. In het landelijk gebied zijn de kenmerken van de 'stedelijke laag' niet aanwezig, zoals ook in onderhavig geval. De omgevingsvisiekaart van de provincie Overijssel laat voor het plangebied slechts de natuurlijke en laag van het agrarisch cultuurlandschap zien. Daarom kan de toetsing aan de gebiedskenmerken van de stedelijke laag en laag van de beleving achterwege blijven.
Natuurlijke laag
De natuurlijke laag kent het kenmerk 'Dekzandvlakte en ruggen' toe aan het plangebied. In figuur 3.3 is een uitsnede opgenomen van de betreffende kaart, waarop het plangebied is aangegeven met een rode markering.
Figuur 3.3: Gebiedskenmerk 'Dekzandvlakte en ruggen', projectgebied rood gemarkeerd (bron: provincie Overijssel)
De Dekzandvlakte en ruggen worden gekenmerkt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd.
Als ontwikkelingen plaatsvinden binnen de Dekzandvlakte en ruggen, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beiden zijn tevens het uitgangspunt bij een (her)inrichting. Bij ontwikkelingen is de (strekkings)-richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.
Doorwerking voor voorliggend plan:
De kenmerken van de natuurlijke laag worden door de voorliggende ontwikkelingen niet aangetast, aangezien slechts sprake is van een planologische functiewijziging waarbij geen sprake is van sloop of nieuwbouw. De feitelijke situatie veranderd niet.
Laag van het agrarische cultuurlandschap
De laag van het agrarische cultuurlandschap kent het kenmerk 'Oude hoevenlandschap' aan het plangebied toe. In figuur 3.4 is een uitsnede weergegeven van de kaart van de omgevingsvisie van de provincie Overijssel. Het plangebied is aangegeven met een rode markering.
Figuur 3.4: Uitsnede kaart omgevingsvisie provincie Overijssel, projectgebied rood gemarkeerd (bron: provincie Overijssel)
De kenmerken van het oude hoevenlandschap zijn verspreide erven. Het landschap werd ontwikkeld nadat de complexen met de grote essen 'bezet' waren en een volgende generatie boeren nieuwe ontwikkelingsruimte zocht. Het oude hoevenlandschap kent dezelfde opbouw als het essenlandschap, alleen in een meer kleinschalige, meer individuele en jongere variant.
Als er ontwikkelingen plaatsvinden, dan dragen deze bij aan het behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) van het oude hoevenlandschap, en aan de samenhang en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen: de erven met erfbeplanting; open es(je); beekdal; voormalige heidevelden, de mate van openheid en kleinschaligheid. Ontwikkelingen vergroten daarnaast de toegankelijkheid van erven en erfroutes.
Doorwerking voor voorliggende ontwikkeling:
De kenmerken van de laag van het agrarisch cultuurlandschap worden door in dit wijzigingsplan besloten ontwikkelingen niet aangetast, aangezien slechts sprake is van een planologische functiewijziging. Er vindt geen sloop of nieuwbouw plaats.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de in dit wijzigingsplan besloten ontwikkelingen volledig in overeenstemming zijn met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
De gemeenteraad van de gemeente Tubbergen heeft op 16 maart 2021 'MijnOmgevingsvisie Tubbergen' vastgesteld. Deze visie gaat over de toekomst van de leefomgeving van de gemeente Tubbergen, waarbij wordt ingegaan op diverse thema's (o.a. leefbaarheid, gezondheid, veiligheid en duurzaamheid). De visie geeft aan hoe de gemeente Tubbergen en samenleving willen sturen. Wat moet er behouden worden, wat moet er versterkt worden en wat moet er worden ontwikkeld.
De omgevingsvisie 'MijnOmgevingsvisie Tubbergen' gaat uit van vier kernprincipes. Dit zijn manieren van werken: werkwijzen die altijd gelden. De vier principes zijn:
De gemeente Tubbergen wil een economische sterk buitengebied met veel verschillende functies, waarin alle bewoners en gebruikers aan hun trekken komen. Het Twentse landschap van Dinkelland is een uniek coulisselandschap met houtwallen, singels, essen, ontginningen, natuurgebieden en landgoederen. Dit landschap draagt in grote mate bij aan de identiteit van de streek. De houtwallen en singels vormen verbindingen van natuurgebied naar natuurgebied die voor veel planten en dieren belangrijk zijn. Kortom zowel mensen als dieren voelen zich hier thuis. Het is voor iedereen belangrijk om een sterk en mooi buitengebied te behouden.
In het buitengebied van Tubbergen komen veel verschillende functies voor die allemaal ruimte nodig hebben. Zoals landbouw, natuur, toerisme en bedrijvigheid, recreatie en ook wonen. Daarnaast vragen nieuwe functies om ruimte. Dit zijn bijvoorbeeld de hernieuwbare opwekking van energie en de vraag naar voldoende waterberging.
Al deze functies leggen samen veel druk op het buitengebied. Daarom het uitgangspunt: de goede functies op de goede plek. Combinaties van functies zullen nodig zijn, om alles aan bod te laten komen. De gemeente Tubbergen streeft naar een buitengebied met een mooie balans tussen het landgebruik, de leefbaarheid en de kwaliteit van landschap, bodem, water en lucht. Dat maakt het buitengebied sterker en is gunstig voor de leefbaarheid. Dit wordt gedaan samen met de inwoners, partners en de gebruikers.
De speerpunten voor het buitengebied zijn:
Toets
Met oog op het uitgangspunt 'de goede functies op de goede plek' wordt geacht dat de in dit wijzigingsplan besloten ontwikkelingen in overeenstemming zijn met de omgevingsvisie van de gemeente Tubbergen. Dit omdat de huidige volwaardige bedrijfsbestemming niet meer nodig is voor de ondergeschikte bedrijfsactiviteiten die nog op het plangebied aan de Hardenbergerweg 89-91 in Geesteren worden uitgevoerd. De 'echte' bedrijfsactiviteiten vinden tegenwoordig hoofdzakelijk buitenshuis plaats. Aangezien het beoogde gebruik binnen het plangebied regulier wonen is en dit binnen het geldende bestemmingsplan niet is toegestaan, is een planologische wijziging wenselijk.
Daarbij zijn ondergeschikte bedrijfsactiviteiten mogelijk, mits geen buitenopslag plaatsvindt en maximaal een oppervlak van 500 m² aan bestaande bijbehorende bouwwerken voor de bedrijfsactivititeiten gebruikt wordt. De toetsing hieraan wordt in de volgende paragraaf gemaakt (zie paragraaf 3.3.2).
Voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van de gemeente Tubbergen dient ook rekening gehouden te worden met de waardenkaart. Voor het plangebied geldt een donkergroen kleur 'Gericht op behouden door hoge waarde en beperkte dynamiek'. In figuur 3.5 is een uitsnede van de waardenkaart weergegeven.
Figuur 3.5: Uitsnede waardenkaart 'Gericht op behouden door hoge waarde en beperkte dynamiek' (bron: omgevingsvisie Tubbergen)
Bij gebieden met een hoge waarde en beperkte dynamiek dient te worden ingespeeld op de oorspronkelijke schaal van het landschap, het versterken van de natuurwaarden, het behoud van cultuurhistorie en erfkarakteristieken, het vasthouden van water, het verbeteren van biodiversiteit, een natuurinclusieve bouwwijze, een inrichting die in de directe omgeving gebruikelijk is en op de belevingswaarde die gericht is op natuur en cultuurhistorie.
Voorliggend wijzigingsplan heeft betrekking op de planologische wijziging van de bestemming bedrijf naar de bestemming wonen, tevens op het vergroten van de bestemming wonen om de bestaande inrit mee te nemen. Hierbij vindt geen sloop of nieuwbouw plaats. De feitelijke situatie van het projectgebied zal dus niet wijzigen. Er is daarom geen sprake van een aantasting van het landschap of de aanwezige waarden zoals bedoeld in de waardenkaart.
Gelet op het vorenstaande wordt geacht dat de in dit wijzigingsplan besloten ontwikkelingen in overeenstemming zijn met de omgevingsvisie van de gemeente Tubbergen.
De gemeenteraad van de gemeente Tubbergen heeft op 16 februari 2022 de beleidsregel 'Buitengebied met kwaliteit' vastgesteld. De aanleiding hiervoor is dat het ruimtelijk beleid voor het buitengebied op onderdelen onnodig ingewikkeld is geworden en is zowel vanuit aanvragers en hun adviseurs als gemeente de wens geuit voor een eenvoudiger en overzichtelijker beleid voor het buitengebied. Door de inwerkingtreding van de beleidsregel 'Buitengebied met kwaliteit' zijn de voorheen geldende beleidsregels Rood voor Rood met gesloten beurs 2014, Kwaliteitsimpuls groene omgeving, Schuur voor schuur gemeente Tubbergen 2018, eerste herziening, VAB+ beleid 2011, Beleidsnota plattelandswoning en de beleidsregel Gemeentelijk beleid ten aanzien van de ontwikkeling van nieuwe landgoederen in de gemeente Tubbergen 2011 ingetrokken en zijn in de beleidsregel 'Buitengebied met kwaliteit' geintegreerd. Het doel van deze beleidsregel is meervoudig. Enerzijds is deze beleidsregeling bedoeld om de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied in stand te houden en te verbeteren. Anderzijds is het doel van deze beleidsregeling om (economische) ontwikkelingen in het buitengebied mogelijk te maken om zo een bijdrage te leveren aan een vitaal en leefbaar buitengebied.
Het is mogelijk om binnen de functie ‘Wonen’ bedrijfsmatige activiteiten uit te oefenen. Niet elk nieuwe functie wordt wenselijk en/of aanvaardbaar gevonden. Dit zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden waarbij onder meer de aard en invloed van de nieuwe functie op de omgeving een rol speelt.
Voor het toestaan van bedrijfsmatige activiteiten binnen de functie ‘Wonen’ gelden de volgende voorwaarden:
Toets
Gelet op dat aan de voorwaarden uit de beleidsregel 'Buitengebied met kwaliteit' ten aanzien van ondergeschikte bedrijfsmatige activiteiten voldaan kan worden, wordt geacht dat voorliggend wijzigingsplan in overeenstemming is met de beleidsregel 'Buitengebied met kwaliteit'.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de in dit wijzigingsplan besloten ontwikkelingen volledig in overeenstemming zijn met de omgevingsvisie en beleidsregel 'Buitengebied met kwaliteit' van de gemeente Tubbergen.
In artikel 6.6.2 van het vigerende bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee de huidige bedrijfsbestemming op het perceel aan de Hardenbergerweg 89-91 in Geesteren onder voorwaarden kan worden gewijzigd naar een woonbestemming. Deze voorwaarden zijn:
Gelet op dat voldaan wordt aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 6.6.2 van het vigerende bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan', kan de wijzigingsbevoegdheid worden toegepast.
Om de bestaande inrit op het perceel die op de agrarische bestemming is gerealiseerd mee te nemen, dient de bestemming wonen enigszins uitgebreid te worden. Deze ontwikkeling kan mogelijk worden gemaakt via de wijzigingsbevoegdheid opgenomen in artikel 4.7.11 van het vigerende bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan'. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:
Gelet op dat voldaan wordt aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 4.7.11 van het vigerende bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan', kan de voorgenomen vergroting van de bestemming wonen mogelijk worden gemaakt via het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid.
Op 1 april 2011 is het huidige Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Op 7 juli 2017 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen dit besluit om de m.e.r.-procedure eenduidiger en overzichtelijker te maken, alsmede het aspect milieueffectrapportage explicieter te behandelen in aanvragen. Dit besluit heeft tot doel het vaststellen van mogelijke, ernstig nadelige milieugevolgen ten gevolge van een activiteit binnen de aanvraag.
Binnen het Besluit milieueffectrapportage zijn een tweetal mogelijkheden opgenomen hoe om te gaan met dit besluit bij een aanvraag. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd, maar onder de gestelde drempelwaarden blijft, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd en bovendien de gestelde drempelwaarden overstijgt, is de betreffende aanvraag m.e.r.-plichtig. Op dat moment zal een m.e.r.-rapportage op moeten worden gesteld. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd en niet de gestelde drempelwaarden overstijgt, dan is er een (vormvrije)m.e.r.-beoordeling in de vorm van een m.e.r.-aanmeldnotitie noodzakelijk.
Toets
Voorliggende ontwikkeling wordt in de D-lijst niet expliciet benoemd, maar geacht wordt dat de meest logische aansluiting bij: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' (D11.2) gemaakt kan worden. Hiervoor geldt er een m.e.r.-beoordelingsplicht bij:
De in dit kader relevante vraag die eerst moet worden beantwoord, is of er in onderhavig geval sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject'.
Het begrip 'stedelijk ontwikkelingsproject' is niet gedefinieerd. In de toelichting op het Besluit m.e.r. zijn wel een aantal voorbeelden van bouwprojecten opgenomen die onder andere als stedelijk ontwikkelingsproject kunnen worden aangemerkt. In dat kader wordt verwezen naar woningen, parkeerterreinen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen en dergelijke of een combinatie daarvan.
Of sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Onder andere de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling spelen daarbij een rol. Of de ontwikkeling per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kan hebben, is daarbij niet relevant.
Gelet op de uitspraak van de Raad van State van 31 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:348) lijken de volgende aspecten relevant voor de vraag of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject:
Als een project voorziet in een (gedeeltelijke) functiewijziging, maar de bebouwde oppervlakte hetzelfde blijft, lijkt gelet op de uitspraak van de Raad van State van 31 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:348) geen sprake te zijn van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r. Op basis van deze uitspraak lijken de volgende aspecten voor de vraag of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject relevant: (een uitbreiding) van de bebouwde oppervlakte, de opzet en de vormgeving van de ontwikkeling. Ten aanzien van de relevante aspecten kan tevens een verwijzing worden gemaakt naar de uitspraak van de Raad van State van 29 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1832).
Gelet op bovenstaande uitspraken in relatie tot de voorliggende ontwikkeling waarbij slechts sprake is van een planologische functiewijziging zonder een toename in de bebouwde oppervlakte (zie paragraaf 1.1 en 2.2), wordt gesteld dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r.. Een m.e.r.-aanmeldnotitie kan daarom achterwege blijven.
Conclusie
Het Besluit m.e.r. vormt geen belemmering voor onderhavig wijzigingsplan.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' dan wel 'gemengd gebied'. In figuur 4.1 zijn de richtafstanden weergegeven.
Figuur 4.1: Richtafstanden VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering
Toets
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. Hoewel het buitengebied vaak beschouwd kan worden als een rustig gebied met weinig verscheidenheid aan functies, wordt het plangebied omringd door verschillende functies. Zo is er een tankstation, autohandel, een antiekwinkel, een restaurant, een agrarische functie en een molen aanwezig. Tevens loopt hier de provinciale weg N343 die verbonden is met Hardenberg, Tubbergen, Oldenzaal en met diverse andere kleinere kernen die hiertussen liggen. Gelet op de verscheidenheid aan functies en het feit dat het plangebied aan een drukke weg is gelegen, wordt gesteld dat kan worden uitgegaan van een gemengd gebied waarbij de richtafstanden met één trede verlaagd kunnen worden.
Bij het realiseren van een nieuwe bestemming dient gekeken te worden of die nieuwe functie past in de omgeving (externe werking) en of de omgeving de nieuwe functie toelaat (interne werking).
Interne werking
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving. De functie 'Wonen' betreft een milieugevoelige functie. Opgemerkt wordt dat in de huidige situatie reeds een bedrijfswoning toegestaan is. Hoewel voor een bedrijfswoning voor sommige omgevingsaspecten op eigen terrein een lager beschermingsniveau geldt, wordt een bedrijfswoning jegens derden net zo veel beschermd als een reguliere woning tegen geluid, stof, geur en gevaar. Omdat onderhavig wijzigingsplan geen nieuwe milieugevoelige functie mogelijk maakt, de bestaande afstanden vanaf de gevels van de woning tot aan de bestemmingsgrens van de omliggende bedrijfsfuncties door onderhavig wijzigingsplan niet wijzigt en de verplaatsing van de huidige woning naar een andere locatie binnen het plangebied niet voor de hand ligt, wordt gesteld dat ter plaatse van de woning sprake is / zal blijven van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Externe werking
Bij de externe werking gaat het om de vraag of de realisatie van onderhavig plan leidt tot hinder of belemmeringen voor de omgeving. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast. Anderzijds of bestaande milieubelastende functies door de milieugevoeligheid van de functie 'wonen' belemmerd worden in hun bedrijfsvoering en/of ontwikkelingsmogelijkheden.
De functie 'wonen' betreft geen milieubelastende functie voor de omgeving. Er is derhalve geen sprake van een aantasting van het leefklimaat van omwonenden.
Zoals reeds beschreven is de functie 'wonen' al toegestaan binnen het plangebied in de vorm van een bedrijfswoning die jegens derden al net zo veel als een normale woning beschermd wordt. Aangezien de plek van de woning niet verandert en een verplaatsing in de toekomst niet voor de hand ligt, blijven de bestaande afstanden ten opzichte van milieubelastende functies in de omgeving gelijk. Zodoende zal er geen sprake zijn van een belemmering in de bedrijfsvoering en/of ontwikkelingsmogelijkheden.
Conclusie
Ter plaatse van de woning aan de Hardenbergerweg 89-91 in Geesteren is / blijft sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Vanuit het aspect milieuzonering worden geen belemmeringen verwacht voor de uitvoerbaarheid van voorliggend wijzingsplan.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningverlening als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.
Op grond van de Wgv dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.
Toets
De dichtstbijzijnde agrarische functie in de omgeving van het plangebied ligt ten noorden van het plangebied. Deze agrarische functie hoort bij de agrarische functie aan de Hardenbergerweg 94 in Geesteren. Volgens het geldende bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan' mogen de betreffende gronden gebruikt worden voor het agrarische gebruik en mag ter plaatse van het bouwvlak zich een agrarisch bedrijf vestigen dat zich bezig houdt met onder meer het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, niet zijnde een intensieve veehouderij.
De bestaande bedrijfswoning is een geurgevoelig object in de zin van artikel 1 van de Wgv en is gelegen buiten de bebouwde kom. Aangezien aan de Hardenbergerweg 94 in Geesteren en op de agrarische gronden aan de overzijde van de weg zich geen intensieve veehouderij kan vestigen en er hoogstens een aantal schapen wordt gehouden, wordt gesteld dat kan worden uitgegaan van de wettelijke afstand van 50 meter die geldt tussen geurgevoelige objecten en agrarische bedrijven buiten de bebouwde kom. De bestaande afstand tusen de gevels van de huidige woning en het agrarische bedrijf aan de overzijde van de Hardenbergwerweg 94 bedraagt ongeveer 23 meter. Er ligt ook een bouwvlak naast de bedrijfsbestemming. De afstand tussen de bouwvlakken is circa 5 meter, en tussen de gevel en het bouwvlak circa 10 meter. Er wordt niet voldaan aan de wettelijke afstand van 50 meter.
Middels voorliggend wijzigingsplan worden echter geen nieuwe geurgevoelige objecten gerealiseerd. Het onderhavige wijzigingsplan is puur bedoeld voor het omzetten van de bedrijfsbestemming naar een woonbestemming en daarmee ook de bedrijfswoning naar een reguliere woning. De woning wordt niet verplaatst en een eventuele verplaatsing in de toekomst is niet aannemelijk noch wenselijk, aangezien daar geen ruimte en middelen voor zijn. Daarbij is verder van belang om te weten dat aan de reguliere woning die ontstaat na de onderhavige bestemmingswijziging niet extra bescherming toekomt op het gebied van geurhinder dan toen deze nog als bedrijfswoning was bestemd, althans dat heeft de Raad van State in een soortgelijk geval geoordeeld (ECLI:NL:RVS:2018:2921).
Gelet op het vorenstaande wordt gesteld dat ter plaatse van het plangebied sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat de omzetting van de bedrijfswoning naar een reguliere woning geen extra beperking met zich zal meebrengen voor de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van het ten noorden gelegen agrarisch bedrijf.
Conclusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig wijzigingsplan.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient in de daarvoor aangewezen gevallen een bodemonderzoek te worden verricht.
Artikel 3.1.6 van het Bro bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat een eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het opstellen of wijzigen van het bestemmingsplan of een planologische afwijking. Als er verontreiniging aanwezig is moet bepaald (nader onderzoek) worden of het een geval is in de zin de Wbb of een diffuse verontreiniging. In de exploitatieopzet moeten de saneringskosten en de verwerkingskosten voor diffuus verontreinigde grond worden opgenomen.
Toets
Op basis van de Woningwet, de Wabo en bijbehorende regelgeving gelden de volgende uitzonderingen voor de bodemonderzoekplicht:
Als gevolg van de beoogde planologische functiewijzgiging vinden geen bodemingrepen plaats. Gelet hierop in relatie tot de bovenstaande uitzonderingen, wordt een bodemonderzoek niet noodzakelijk geacht.
Conclusie
Vanuit het aspect bodem zijn geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van voorliggend wijzigingsplan.
In het kader van de Wet geluidhinder moet er bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, c.q. een ontheffing op grond van de Wro, een onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten, voor zover deze geluidsgevoelige objecten zijn gelegen binnen een zonering van een industrieterrein, wegen en/of spoorwegen.
De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige functies:
Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de nieuwe milieubelastende functies, anderzijds betekent dit eveneens dat beperkingen worden opgelegd aan de nieuwe milieugevoelige functies.
Toets
Wegverkeerslawaai
Op grond van het artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) bevindt zich langs een weg een geluidszone, die aan weerszijde een breedte heeft van:
Deze zonering geldt niet:
Het plangebied ligt aan de Hardenbergerweg in Geesteren. Dit betreft een weg in buitenstedelijk gebied bestaande uit twee rijstroken en een maximumsnelheidsregime van 80 km/u. Gelet op de kenmerken van deze weg is er een geluidszone aanwezig die aan weerszijde een breedte heeft van 250 meter. Het plangebied valt geheel daarbinnen. Er worden echter geen nieuwe geluidsgevoelige objecten in de zin van de Wgh toegevoegd. Op grond van artikel 76, lid 3 Wgh geldt dat bij een vaststelling van een bestemmingsplan bestaande geluidsgevoelige bestemmingen gelegen in de zone van bestaande wegen niet getoetst hoeven te worden. Nadere toetsing aan het aspect wegverkeerslawaai is niet aan de orde. Gelet op het vorenstaande wordt gesteld dat een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai achterwege kan blijven.
Industrielawaai
In de nabije omgeving van het projectgebied zijn geen gezoneerde industrieterreinen aanwezig. Een akoestisch onderzoek naar industrielawaai kan daarom achterwege blijven.
Spoorweglawaai
In de nabije omgeving van het projectgebied zijn geen spoorwegen aanwezig. Een akoestisch ondrezoek naar spoorweglawaai kan daarom achterwege blijven.
Conclusie
Vanuit het aspect geluid zijn geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van voorliggend wijzigingsplan.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO 2 ) en fijn stof (PM 10 en PM2,5 ). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Toets
Als gevolg van voorliggend plan vindt er geen toename plaats in het aantal dagelijkse verkeersbewegingen. Het betreft immers slechts een planologische functiewijziging waarbij de bedrijfsbestemming en de bedrijfswoning worden omgezet naar een woonbestemming en reguliere woning. Gelet hierop wordt gesteld dat voorliggend plan niet extra zal bijdragen aan de verontreiniging van de luchtkwaliteit.
Uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit blijkt bovendien dat er, in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten. Aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit wordt derhalve niet noodzakelijk geacht. Tot slot kan het wijzigen van de bedrijfswoning naar een reguliere woning niet aangemerkt worden als de realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen de zone van een Rijks- of provinciale weg.
Conclusie
Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van onderhavig wijzigingsplan.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet. Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Er is sprake van een verantwoordingsplicht in geval van een toename van het groepsrisico.
Risicokaart
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
Figuur 4.2: Uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl).
Op basis van de hierboven aangetoonde kaart ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation aan de Hardenbergerweg 103 in Geesteren, waardoor de verantwoording van het groeps- en plaatsgebonden risico noodzakelijk is.
Plaatsgebonden risico 10-6 LPG
Het plangebied ligt niet binnen de PR10-6 contouren van het LPG-tankstation. De grenswaarde 10-6 wordt dus niet overschreden.
Groepsrisico LPG
Voorliggende ontwikkeling leidt niet tot een toename van het aantal personen binnen het plangebied. Er worden immers geen extra woningen gerealiseerd. Derhalve heeft het plan geen invloed op het groepsrisico.
Artikel 8, lid 1 besluit externe veiligheid transportroutes
Indien een bestemmingsplan of omgevingsvergunning betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 meter van een transportroute, wordt in de toelichting bij dat plan onderscheidenlijk in de ruimtelijke onderbouwing van die vergunning tevens ingegaan op:
Artikel 8, lid 2 Besluit externe veiligheid transportroutes
Het eerste lid kan buiten toepassing blijven indien bij de vaststelling van het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt aangetoond dat:
Zoals reeds is beschreven, leidt voorliggende ontwikkeling niet tot een toename van het aantal personen binnen het plangebied. Derhalve heeft het plan geen invloed op het groepsrisico.
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid.
Conclusie
Vanuit het aspect externe veiligheid zijn geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van voorliggend wijzigingsplan.
Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de NOVI en het Nationaal Water Programma 2022-2027 (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerprogramma 2022-2027. Het staat de komende jaren voor grote uitdagingen en blijft werken aan voldoende water (niet te veel, niet te weinig), omgaan met klimaatverandering, voldoen aan de eisen voor waterkwaliteit, de biodiversiteit versterken en daarnaast wordt gewerkt aan duurzame energie en circulair grondstoffengebruik.
In de Watervisie 2050 heeft het waterschap de opgaven beschreven. Daarin wordt geschetst hoe het watersysteem er in 2050 moet uitzien om goed toegerust te zijn voor alle uitdagingen.
Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 vloeit rechtstreeks voort uit de Watervisie. Het waterbeheerprogramma beschrijft hoe het waterschap de komende zes jaar werkt aan het realiseren van het gewenste waterbeheersysteem.
Hieronder wordt de Watervisie 2050 en het Waterbeheerprogramma 2022-2027 beschreven.
Watervisie 2050
Het Waterschap Vechtstromen heeft op 14 april 2021 de Watervisie 2050 vastgesteld. In deze Watervisie staat de drie belangrijkste opgaven waaraan Vechtstromen volgens zeven hoofdlijnen wil werken met partners en inwoners.
De drie belangrijkste opgaves zijn:
De Watervisie zal worden doorvertaald naar een Waterbeheerprogramma waarin wordt bepaald hoe het Waterschap in de periode 2022-2027 gaat werken aan haar opgaves. In het beheerprogramma zal het beleid en de maatregelen worden opgenomen.
Waterbeheerprogramma 2022-2027
Het waterbeheerprogramma 2022-2027 is op 15 december 2021 vastgesteld door het algemeen bestuur van Vechtstromen. Het waterbeheerprogramma gaat in op alle aspecten van het watersysteembeheer (met uitzondering van het rioleringsbeheer en de drinkwaterzorg). Voor partners en ingezetenen verschaft het programma inzicht in de wijze waarop het waterschap omgaat met het water in het beheergebied.
Het waterbeheerprogramma volgt inhoudelijk op de Watervisie 2050, die op 14 april 2021 door het algemeen bestuur is vastgesteld. Het waterbeheerprogramma beschrijft welke maatregelen Vechtstromen wil nemen in de planperiode 2022-2027 om te werken aan de ambities uit de Watervisie. Het waterbeheerprogramma sluit aan bij plannen van andere partijen zoals het Nationale waterplan (Nationaal Water Programma 2022-2027), het Stroomgebiedsbeheerplan Rijndelta en de Omgevingsvisie van de provincies Overijssel en Drenthe.
Belangrijk uitgangspunt van het Waterbeheerprogramma is de verandering van het klimaat. De weersomstandigheden zijn steeds minder vaak gemiddeld. Dat merken we de laatste twee decennia steeds duidelijker. De winters worden natter en in de zomer zijn er langere hete en droge perioden en vallen de buien steeds meer lokaal. Deze zomerbuien hebben vaker een zeer hoge intensiteit, wat leidt tot hoge afvoerpieken en overstromingen. Het watersysteem is nog niet goed toegerust op die verandering. Het is nu nog vooral ingericht op basis van gemiddelden - de normale beheersituatie enerzijds en het voorkomen van wateroverlast anderzijds - en niet op langdurige droge periodes en incidentele hoosbuien. Dit betekent dat het watersysteem aangepast moet worden. Daarbij heeft het waterschap de ambitie om te komen tot een klimaatrobuust watersysteem in 2050: een systeem dat zowel in kwantitatief als kwalitatief opzicht tegen een stootje kan en goed is toegerust op veranderingen en grotere weersextremen. Overeenkomstig de Watervisie 2050 heeft het waterschap de volgende hoofdlijnen aangegeven waar de komende jaren aan gewerkt wordt:
Watertoetsproces
Op 17-8-2023 is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht, zie Bijlage 1. Door beantwoording van de vragen blijkt dat er geen waterschapsbelangen worden geraakt. Dit houdt in dat direct doorgegaan kan worden met de planvorming en onderstaande tekst moet worden opgenomen in de toelichting.
Paragraaf geen waterschapsbelang
Deze paragraaf geen waterschapsbelang heeft betrekking op het plan. Het plan betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Met de voorgenomen ontwikkeling zijn geen waterbelangen gemoeid. De ontwikkeling heeft geen nieuwe lozingen op oppervlaktewater tot gevolg. In het gebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.
Het waterschap Vechtstromen heeft dan ook geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling. Deze conclusie is getrokken naar aanleiding van een digitale watertoets. Het proces van de watertoets is goed doorlopen.
Conclusie
Vanuit het aspect water zijn geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van voorliggend wijzigingsplan.
Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De wettelijke kaders hiervoor worden gevormd door Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), nationale regelgeving (Wet natuurbescherming) en provinciale regelgeving (NNN in provinciale verordening).
Wettelijke consequenties m.b.t. gebiedsbescherming:
Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent in Overijssel. Gelet op de aard van voorliggende ontwikkeling en de afstand tussen Natura 2000-gebied en het plangebied, is het niet aannemelijk dat uitvoering van de voorgenomen activiteiten zal leiden tot een negatief effect op Natura 2000-gebied. Nader onderzoek, zoals het opstellen van een stikstofberekening, wordt niet noodzakelijk geacht.
Wettelijke consequenties m.b.t. soortbescherming:
Met voorliggend plan wordt enkel een planologische wijziging mogelijk gemaakt, zonder gevolgen voor de fysieke situatie. Als er sprake is van beschermde flora & fauna in het plangebied, worden deze niet aangetast met voorliggend plan.
Op basis van deze gegevens wordt nader onderzoek op basis van de Wet natuurbescherming niet noodzakelijk geacht.
Conclusie
Vanuit het aspect ecologie zijn geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van voorliggend wijzigingsplan.
Nederland heeft in 1992 het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta heeft als doel het archeologisch erfgoed in de bodem beter te beschermen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn dient er een archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd, voordat er bodemingrepen plaatsvinden.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden ter vervanging van de Monumentenwet 1988. Een deel van de monumentenwet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Tot die tijd blijven deze onderdelen van de Monumentenwet 1988 gelden als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet.
Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Toets
Archeologie
Aan het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' toegekend. Voor de eerstgenoemde dubbelbestemming geldt het bepaalde dat bij grondroerende werkzaamheden over een oppervlak groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld aangetoond moet worden dat middels het plan geen archeologische waarden worden geschaad. Of er moet aangetoond worden dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Met voorliggend plan vinden geen bodemingrepen plaats. Nadere toetsing aan de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart kan derhalve achterwege blijven.
Cultuurhistorie
Uit de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Overijssel blijkt dat er in de directe omgeving van het plangebied geen rijks- dan wel gemeentelijke monumenten of andere cultuurhistorische elementen gelegen zijn. Van een aantasting van de cultuurhistorische waarden is dan ook geenzins sprake. Een cultuurhistorisch onderzoek kan achterwege blijven.
Conclusie
Vanuit de aspecten archeologie en cultuurhistorie zijn geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van voorliggend wijzigingsplan.
Verkeer
De ontsluiting van het plangebied blijft bestaan via de Hardenbergerweg. Met voorliggende ontwikkeling neemt het aantal verkeersbewegingen niet toe. Daarbij kan de Hardenbergerweg de verkeersbewegingen eenvoudig via de huidige infrastructuur afwikkelen.
Parkeren
Als gevolg van de voorliggende ontwikkeling worden geen extra woningen of andere functies gerealiseerd, waardoor de parkeerbehoefte zou kunnen toenemen. De parkeerbehoefte van een woning in het buitengebied is op basis van de beleidsnotitie 'Parkeren en bouwen 2018' niet te achterhalen. Voor locaties in het centrum en de rest bebouwde kom zijn wel kengetallen gegeven. Deze bedragen respectievelijk 1,8 en 2,3 parkeerplaatsen. Op basis van de CROW publicatie 381 bedraagt de parkeerbehoefte van een vrijstaande woning in het buitengebied minimaal 2 en maximaal 2,8 parkeerplaatsen. Gelet op de huidige inrichting van het plangebied is er voldoende parkeergelegenheid.
Conclusie
Vanuit de aspecten verkeer en parkeren zijn geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van voorliggend wijzigingsplan.
De in Hoofdstuk 2 beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die bindend is voor overheid, bedrijven en burgers. Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel. Op de verbeelding worden de toegekende bestemmingen en aanduidingen visueel weergegeven. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De toelichting heeft zelf geen juridische bindende werking, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, zoals verplicht is sinds 1 juli 2013. Dit houdt onder meer in dat het plan IMRO-gecodeerd wordt opgeleverd. Navolgend wordt de opbouw, indeling en systematiek van de regels kort toegelicht.
Inleidende regels
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het wijzigingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
Bestemmingsregels
De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:
De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies;
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding (plankaart);
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels ten aanzien van het oppervlak en de vorm van bijbehorende bouwwerken;
In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van het in de bestemmingsomschrijving beschreven gebruik van hoofdgebouwen;
In dit onderdeel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden gekoppeld aan de desbetreffende bestemming. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Algemene regels
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een wijzigingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;
In dit artikel worden de algemene bouwregels voor het bouwen beschreven, onverminderd het bepaalde in de overige artikelen;
Deze bepaling bevat een opsomming van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in algemene zin;
In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven;
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het wijzigingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
Hier staan regels geformuleerd ten aanzien van bijvoorbeeld welstand en wegverkeerslawaai en er wordt de mogelijkheid geboden om nadere eisen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Overgangs- en slotregels
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het wijzigingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;
Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Naast de inleidende regels (begrippen en wijze van meten), algemene regels (zoals bouwregels, gebruiksregels en proceduregels) en de overgangs- en slotregels, zijn de volgende bestemmingen in dit plan opgenomen:
Bestemmingen
Wonen
Voor de bestemming 'Wonen' binnen het plangebied zijn, voor zover relevant, de regels van het geldende bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan' opgenomen in artikel 37 onder de bestemming 'Wonen' overeenkomstig van toepassing.
Waarde - Archeologie 3
Voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' binnen het plangebied zijn, voor zover relevant, de regels van het geldende bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan' opgenomen in artikel 45 onder de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' overeenkomstig van toepassing.
Waarde - Archeologie 4
Voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' binnen het plangebied zijn, voor zover relevant, de regels van het geldende bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan' opgenomen in artikel 46 onder de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' overeenkomstig van toepassing.
(Gebieds)aanduidingen
Vrijwaringszone - molenbiotoop
Verwezen wordt naar de regels van het geldende bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan' opgenomen in artikel 52 onder de algemene aanduidingsregels (vrijwaringszone - molenbiotoop) die overeenkomstig van toepassing zijn op onderhavig plangebied.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het wijzigingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan/wijzigingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval wordt een overeenkomst gesloten tussen de initiatiefnemer en de gemeente Tubbergen. Hierin wordt onder meer opgenomen dat het risico van planschade bij de initiatiefnemer ligt zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een wijzigingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Geconcludeerd wordt dat dit wijzigingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Provincie Overijssel
Conform de door de provincie opgestelde uitzonderingslijst op 12 april 2023 geldt dat voor functiewijzigingen waarbij geen bouwactiviteiten gemoeid zijn, geen vooroverleg met de provincie noodzakelijk is.
Waterschap Vechtstromen
Op 17-8-2023 is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht, zie Bijlage 1. Door beantwoording van de vragen blijkt dat er geen waterschapsbelangen worden geraakt. Dit houdt in dat direct doorgegaan kan worden met de planvorming onder voorwaarde dat de paragraaf geen waterschapsbelang opgenomen moet zijn in de toelichting. De betreffende paragraaf is opgenomen in paragraaf 4.8.
Het ontwerpwijzigingsplan heeft met ingang van 28 december 2023 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit wijzigingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen.