direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Huyerenseweg 21, Zenderseweg ong. en Uelserweg ong.
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het plan betreft de realisatie van vier woningbouwkavels, op twee locaties, in de gemeente Tubbergen. Dit betreffen drie woningbouwkavels aan de Huyerenseweg en één aan de Zenderseweg ong. Realisatie vindt plaats door gebruik te maken van de ‘Rood voor Rood-regeling met gesloten beurs’. Ter compensatie van de realisatie van de woningbouwkavels, worden op drie locaties in het buitengebied van Tubbergen landschapsontsierende schuren gesloopt. Aan de Huyerenseweg 21, de Manderseweg 3 (schuren zijn hier reeds gesloopt) en de Uelserweg 134. De totaal te slopen oppervlakte bedraagt 4.468 m2. Alle betrokken erven worden, of zijn reeds, landschappelijk ingepast.

De drie locaties aan de Huyerenseweg, de Manderseweg en de Uelserweg zijn in het verleden aangekocht door de provincie Overijssel, ten behoeve van het realiseren van natuurdoelen. De hier gevestigde bedrijven zijn al verplaatst, waardoor de schuren leeg staan / stonden. Op het erf aan de Manderseweg 3 zijn de landschapsontsierende schuren inmiddels gesloopt. Dit erf is getransformeerd tot een woonerf, waarbij de omliggende gronden natuurlijk zijn ingericht. Het erf aan de Uelserweg 134 is ook reeds getransformeerd tot woonerf. Aan één zijde van de weg staan echter nog leegstaande schuren die gesloopt worden. Met het voorliggende plan kan het landschap hier ook verder worden versterkt. Aan de Huyerenseweg dienen de meeste leegstaande schuren nog gesloopt te worden (één schuur is hier al gesloopt). Op dit erf worden drie nieuwe woningbouwkavels gerealiseerd. Het erf wordt daarbij landschappelijk ingepast. Aan de Zenderseweg ong. wordt één woningbouwkavel gerealiseerd. De ontwikkeling vindt plaats op kadastraal perceel H6734, in de dorpsrand van Albergen. Het perceel is in de huidige situatie in gebruik als moestuin en voor het houden van bijen.

Aangezien deze ontwikkelingen niet in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan, moet een bestemmingsplanherziening plaatsvinden. In deze toelichting wordt het plan nader beschreven.

1.2 Ligging en begrenzing projectlocaties

De projectlocaties liggen in de gemeente Tubbergen.

Huyerenseweg 21

De locatie Huyerenseweg 21 ligt in het buitengebied, ten zuiden van de kern Geesteren (gemeente Tubbergen). Aangrenzend aan grasland met daarachter een natuurgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging projectlocatie Huyerenseweg 21 ten opzichte van de omgeving (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0002.png"

Afbeelding 2: Begrenzing projectgebied Huyerenseweg 21

Uelserweg 134

De locatie Uelserweg 134 ligt in het buitengebied, ten zuidwesten van de kern Mander (gemeente Tubbergen). Het betreft de gronden aan de noordkant van de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0003.png"

Afbeelding 3: Ligging projectlocatie Uelserweg ten opzichte van de omgeving (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0004.png"

Afbeelding 4: Begrenzing projectgebied Uelserweg 134

Zenderseweg ong.

De projectlocatie aan de Zenderseweg ong. ligt in de dorpsrand van Albergen

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0005.png"

Afbeelding 5: Ligging projectlocatie Zenderseweg ong. ten opzichte van de omgeving (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0006.png"

Afbeelding 6: Begrenzing projectgebied Zenderseweg ong.

Manderseweg 3

De locatie Manderseweg 3 ligt in het buitengebied, ten oosten van de kern Mander. Dit erf is getransformeerd naar een woonerf, en de landschapsontsierende schuren zijn hier reeds gesloopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0007.png"

Afbeelding 7: Ligging projectlocatie Manderseweg 3 ten opzichte van de omgeving (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.3 Huidig planologisch regime

Alle bij dit plan betrokken erven maken onderdeel uit van het geldende bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016'. Dit bestemmingsplan is op 23 mei 2016 onherroepelijk geworden. Tevens geldt het 'Facetbestemmingsplan parkeren Tubbergen' welke is vastgesteld op 28 mei 2018.

Huyerenseweg 21

Het plangebied van de projectlocatie Huyerenseweg 21 heeft gedeeltelijk de enkelbestemming 'Wonen' en gedeeltelijk de enkelbestemming 'Agrarisch - 1'. Daarnaast geldt er gedeeltelijke een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en gedeeltelijk een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Tot slot geldt de gebiedsaanduiding 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0008.png"

Afbeelding 8: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016, locatie Huyerenseweg 21

De drie nieuwe woningbouwkavels worden gerealiseerd op gronden met de bestemming 'Agrarisch - 1'. Deze ontwikkeling (de bouw van de woningen en het gebruik) past niet binnen deze bestemming.

Uelserweg 134

Het plangebied van de projectlocatie Uelserweg 134 heeft de enkelbestemming 'Wonen'. Daarnaast geldt er gedeeltelijke een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en gedeeltelijk een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Ook gelden de gebiedsaanduidingen 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan', 'milieuzone - intrekgebied' en 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0009.png"

Afbeelding 9: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016, locatie Uelserweg 134

Op deze locatie worden de landschapsontsierende schuren (aan de noordkant van de weg) gesloopt en de gronden gaan agrarisch gebruikt worden. Dit past niet binnen de bestemming 'Wonen'.

Zenderseweg ong.

Het plangebied van de projectlocatie Zenderseweg ong. heeft de enkelbestemming 'Agrarisch - 1'. Daarnaast geldt er de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0010.png"

Afbeelding 10: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016, locatie Zenderseweg ong.

De nieuwe woningbouwkavel worden gerealiseerd op gronden met de bestemming 'Agrarisch - 1'. Deze ontwikkeling past niet binnen de geldende enkelbestemming.

1.4 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Huyerenseweg 21, Zenderseweg ong. en Uelserweg ong ' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding;
  • regels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de betrokken plangebieden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van de voorliggende toelichting.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een zevental hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan (huidige en toekomstige situatie). In hoofdstuk 3 komt het beleidskader aan bod. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van het van toepassing zijnde rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid. De randvoorwaarden die hieruit volgen worden getoetst aan het plan. Hoofdstuk 4 bevat een waardentoets. Hieruit blijkt welke waarden er in het projectgebied en de directe omgeving aanwezig zijn en of deze worden aangetast door de ontwikkeling. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieuaspecten aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 een korte toelichting gegeven van de juridische aspecten en planverantwoording. In hoofdstuk 7 wordt tot slot ingegaan op de ruimtelijke, maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Huyerenseweg 21

De locatie Huyerenseweg 21 ligt in het buitengebied, ten zuiden van de kern Geesteren. Aangrenzend aan grasland met daarachter een natuurgebied.

De locatie aan de Huyerenseweg 21 is gelegen in een jong ontginningslandschap. In 1922 bestond de hele omgeving nog uit woeste grond met heide, veen en vennen. Het was er zeer nat, door diens ligging in een bekken aan de voet van een hoger gelegen plateau, waar de andere locaties op gelegen zijn. In 1922 werd het gebied door twee beekjes ontwaterd, welke ten noorden en ten zuiden van de locatie in zuidwestelijke richting afwaterden. Twee grote vennen ten oosten van de locatie werden niet afgewaterd, met veel veengroei ten gevolge. Eveneens ten oosten was een kleine éénmansenclave gelegen tussen de woeste gronden, met een aantal weidekaveltjes en een perceeltje akkerbouw. In 1960 was een groot gedeelte van de woeste gronden ontgonnen, zo ook de locatie aan de Huyerenseweg 21. Dit was mogelijk geworden door de kanalisering van de beken. De resterende woeste gronden waren aan de noordzijde bebost geraakt. Ondertussen was ook de eerste bebouwing binnen de locatie gesitueerd. Na ruilverkavelingen zijn in 1980 de kavels in de omgeving groter geworden. De singels in het gebied zijn grotendeels behouden gebleven. Hierdoor is de oude enclave, die in 1922 nog midden in de woeste gronden lag, nog steeds herkenbaar. De niet ontgonnen gronden ten zuiden van de locatie zijn grotendeels behouden gebleven. De linker gelegen ven is verland.

Het erf betreft een voormalige agrarisch erf, met één bedrijfswoning (inmiddels bestemd als burgerwoning) en leegstaande, landschapsontsierende bedrijfsgebouwen. De oppervlakte van deze bedrijfsgebouwen bedraagt 2.290 m2. De vleesvarkensstal van 245 m2 is reeds gesloopt. Het huidige erf is ruim, heeft een landelijk karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0011.png"

Afbeelding 11: Luchtfoto erf en omliggende gronden Huyerenseweg 21

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0012.png"

Afbeelding 12: Foto te behouden woning Huyerenseweg 21

Uelserweg 134

De locatie ligt in het buitengebied, ten zuidwesten van de kern Mander (gemeente Tubbergen). Het betreft het plangebied aan de noordkant van de weg. Dit plangebied is deels verhard, en er staan enkele landschapsontsierende bedrijfsgebouwen. Aan de zuidkant van de Uelserweg is een woonerf ontwikkeld. De te slopen bedrijfsgebouwen hebben een oppervlakte van 840 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0013.png"

Afbeelding 13: Luchtfoto te slopen schuren en erfverharding aan de Uelserweg 134

Manderseweg 3

De locatie ligt in het buitengebied, ten oosten van de kern Mander. Dit erf is getransformeerd naar een woonerf. Er is reeds 1.338 m2 landschapontsierende bebouwing gesloopt. Het erf is landschappelijk ingepast en de omliggende gronden zijn natuurlijk ingericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0014.png"

Afbeelding 14: Luchtfoto erf Manderseweg 3 in 2009

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0015.png"

Afbeelding 15: Luchtfoto erf Manderseweg 3 huidige situatie

Zenderseweg ong.

De ontwikkeling vindt plaats op kadastraal perceel H6734 aan de Zenderseweg in de dorpsrand van Albergen. Het perceel is in de huidige situatie in gebruik als moestuin en voor het houden van bijen. Om het perceel ligt een houtwal en een greppel.

Het plangebied is van oudsher relatief hoger gelegen dan zijn omgeving en de omgeving is te karakteriseren als hoge stuwwal. Dit zijn de oudste bewoonde delen van het Twentse landschap. Dit kleinschalige kampenlandschap is door eeuwen van landbouw gevormd naar zijn huidige verschijning. Woeste gronden zijn omgevormd naar akkers op de hoge delen en naar weilanden op de lage delen, daartussen woonde de boeren. Er zijn relatief grote reliëf-verschillen op geringe afstand, onregelmatige blokverkaveling en de percelen zijn door middel van singels, lanen en hakhoutbosjes omkaderd. Hierdoor is een dicht netwerk van historische bebouwing, erven en afwisselend grondgebruik ontstaan.

Het oostelijk gelegen halfopen heideontginningslandschap is moderner ingericht met erven langs wegen, regelmatige blokverkaveling en tevens singels op perceelranden en lanen langs wegen. Het plangebied ligt als het ware op de overgang van deze twee landschapstypes.

In de laatste eeuw en voornamelijk in de laatste decennia hebben verstedelijking en schaalvergroting in de landbouw een rationeler, opener en minder divers landschap ontwikkeld. De waardevolle landschapselementen zijn veelal verdwenen en het plangebied is ingesloten geraakt door bedrijven en bebouwing. Hierdoor is het oorspronkelijke agrarische cultuurlandschap minder herkenbaar en beleefbaar. Specifiek is in het plangebied ook een houtwal/singel verdwenen langs de Zenderseweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0016.png"

Afbeelding 16: Luchtfoto plangebied Zenderseweg ong.

2.2 Toekomstige situatie

Huyerenseweg 21

Op het erf Huyerenseweg 21 blijft de voormalige bedrijfswoning behouden. De leegstaande bedrijfsgebouwen (van 2.290 m2) worden gesloopt. De vleesvarkensstal van 245 m2 is reeds gesloopt.

Op het erf aan de Huyerenseweg 21 worden drie nieuwe woningen gerealiseerd, ieder op een eigen erf, met elkaar verbonden door een gemeenschappelijke hoogstam boomgaard, die zich concentreert rondom de toerit. De gezamenlijke erven zijn kleiner dan het voormalige bouwblok. Met name in de noord-zuid richting. De woningen zijn zo gesitueerd dat er maximale privacy op eigen terrein ontstaat en het zicht vanaf het erf zich richt naar de omgeving. Dit doordat de woningen elk het uitzicht een eigen richting op hebben. De verschillende functies als het gezamenlijke erf en de eigen erven worden van elkaar gescheiden door een haag. Door hier éénzelfde sortiment te kiezen wordt eenheid in uitstraling gegarandeerd.

Om een stevig raamwerk te bieden, wordt de kavelgrens die in het verlengde van het erf ligt, stevig aangezet met een singel van inheemse beplanting. Verder komen er enkeleboomgroepen op het erf die het zicht vanuit het westen op het erf filteren.

De drie nieuwe erven worden toegankelijk gemaakt via een nieuwe gezamenlijke oprit, welke wordt gerealiseerd door het weiland ten oosten van het erf. Enkele solitaire bomen (met onderbeplanting) ter hoogte van de bocht markeren dit punt en voorkomen hinderlijk strijklicht van auto’s over het veld. De hierdoor ontstane kleinere weide kan, indien hier animo voor is, worden gebruikt als hobbyweide voor bewoners.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0017.png"

Afbeelding 17: Inrichtingsplan Huyerenseweg 21

Een gemengde haag scheidt de percelen van elkaar en draagt net als de boomgaard en de singel en solitaire bomen en boomgroepen bij aan het landelijke karakter. De bestaande bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en de bestrating op het erf wordt verwijderd, waarbij het onderliggende zandbed zo veel mogelijk wordt gebruikt om de nieuwe weg aan te leggen. Verder wordt deze vervangen voor zwarte grond. Zuidelijk op het huidige erf ligt een mestzak. Ook deze wordt, met de omliggende aardenwal, verwijderd. De gemeenschappelijke boomgaard wordt ingezaaid met bloemrijk grasland. De weg zelf blijft relatief smal maar krijgt halfverharde bermen zodat auto’s elkaar nog wel kunnen passeren. De verharding ten oosten van de singel bestaat uit halfverharding (puin). Net als de rest van de huidige toerit. De verharding ten westen van de nieuwe singel bestaat uit elementverharding.

In het bijgevoegde document 'Rood voor Rood, herontwikkeling locaties Manderweg 3, Uelserweg 134 en Huyerenseweg 21' is een concreet inrichtings- en beplantingsplan opgenomen (zie Bijlage 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0018.png"

Afbeelding 18: Beplantingsplan Huyerenseweg 21

Uelserweg 134

Ten noorden van de Uelserweg 134 worden een tweetal bedrijfsgebouwen (840 m2) en enkele vrij grote kuilvoerplaten gesloopt. Ook de bestrating en de ondergelegen funderingen worden verwijderd. Na sloop wordt het terrein ingezaaid met een weidemengsel waardoor dit bij het aanliggende eigendom kan worden gevoegd. Een wilgenbosje wordt verwijderd om hinder bij de westelijk gelegen horeca gelegenheid te beperken. Aan de noordkant van de Uelserweg zal een bestaande eikenstructuur worden versterkt met drie nieuwe eiken, waardoor het ‘enclave’ karakter van de Uelserweg 134 en omliggende erven versterkt wordt en het verkeer op de weg wordt begeleid. Eiken hebben over het algemeen een beter aanzien dan wilgen. Deze eiken moeten worden opgekroond en onderbeplanting verwijderd om zicht op het landschap te behouden. Door deze ingreep krijgt de uitstraling van het gebied richting bewoners en passanten een impuls.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0019.png"

Afbeelding 19: Beplantingsplan Huyerenseweg 21

In het bijgevoegde document 'Rood voor Rood, herontwikkeling locaties Manderweg 3, Uelserweg 134 en Huyerenseweg 21' is een concreet inrichtings- en beplantingsplan opgenomen (zie Bijlage 1).

Manderseweg 3

Manderseweg 3 betreft een locatie waar het agrarische bedrijf is gestaakt ten behoeve van natuurontwikkeling. Aan weerszijde van de Manderseweg zijn de schuren gesloopt in 2009. De door de sloop vrijgekomen gronden van het erf zijn natuurlijk ingericht. Zo is aan de zuidkant van de weg een weide ontstaan, met langs de weg enkele bomen. Op het perceel aan de noordkant van de Manderseweg is de Mosbeek aan de noordzijde van de kavel in zijn meanderende loop teruggebracht. De vrijgekomen gronden worden hier hoofdzakelijk als natuur beheerd. Met deze ingrepen zijn de ontwikkelingen aan de Manderseweg inmiddels gerealiseerd en afgerond.

Zenderseweg ong.

De gewenste ontwikkeling aan de Zenderseweg, waar een woningbouwkavel wordt gerealiseerd, schetst een hoogwaardig erf in een aantrekkelijke overgang van dorp naar buitengebied met een groen gebiedseigen casco. De bestaande groenstructuren om het perceel worden versterkt met mantel-zoomvegetatie en nieuwe eiken. De verdwenen groenstructuur langs de weg wordt hersteld met een nieuwe bomenrij van zomer- en wintereiken die de voorzijde van het erf een groene uitstraling geeft. In hoofdzaak haakt de ontwikkeling hiermee aan op het kleinschalige eeuwenoude Twentse landschap met groenstructuren op de perceelsranden. Door de noord- en zuidzijde van de woning open te laten (grasland) blijft het zicht op de achterliggende groenstructuur geborgd. De westzijde aan de weg krijgt een groene representatieve uitstraling met nieuwe beukenhaag om de tuin. De haag wordt 1,2 meter hoog en 1 meter breed om de privacy te waarborgen maar het zicht op de woning niet volledig te ontnemen. Hierdoor wordt de toekomstige (cultuurlijke) tuin groen ingepast op een gebiedseigen manier. De groene oostelijke achterzijde van het erf biedt voldoende ruimte over de houtwal als onderdeel van het casco te beschermen en verder te ontwikkelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0020.png"

Afbeelding 20: Inrichtingsplan Zenderseweg ong.

In het bijgevoegde document 'Inrichtingsplan Zenderseweg Albergen' is een concreet inrichtings- en beplantingsplan opgenomen (zie Bijlage 2).

De inrichtingsplannen voor de betrokken projectlocaties zijn beoordeeld door het Q-team Dinkelland - Tuibbergen. Het Q-team heeft positieve adviezen afgegeven (zie Bijlage 3 en Bijlage 4).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vastgesteld op 13 maart 2012. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Het kabinet beschrijft in de Structuurvisie onder andere in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.

De SVIR vervangt verschillende nota's, zoals de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Verder vervallen met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken uit de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeentenovergelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

De provincies en gemeenten krijgen in dit ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.

Het onderhavige plan betreft een relatief kleinschalige ontwikkeling op erfniveau die geen inbreuk maakt op nationale belangen.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro wordt een aantal projecten die van Rijksbelang zijn met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen.

Binnen het Barro worden de volgende onderdelen besproken:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie;
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijkswegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de EHS, de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater, maximering van het de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer en is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen.

De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) bepaalt dat voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. In het voorliggende plan wordt 5.289 m2 aan voormalige bedrijfsgebouwen gesloopt, en wordt de realisatie van vier extra woningen met bijgebouwen mogelijk gemaakt. Dit betreft een dermate kleinschalig plan dat hier geen sprake is van een ' stedelijke ontwikkeling', in de zin van de Bro. Een verdere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee niet noodzakelijk.

Het onderhavige plan heeft verder geen betrekking op de overige benoemde onderdelen in het Barro.

3.1.3 Conclusie Rijksbeleid

De voorgenomen ontwikkeling is dermate kleinschalig dat vanuit relevant Europees en rijksbeleid geen randvoorwaarden of uitgangspunten rechtstreeks doorwerken op het voorgenomen plan.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie- en verordening Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken kleur' geeft de provinciale integrale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie is op 12 april 2017 vastgesteld en op 1 mei 2017 in werking getreden. Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.

De ambitie van de provincie Overijssel is dat elk project bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en dat nieuwe initiatieven worden verbonden met bestaande kwaliteiten. De Catalogus Gebiedskenmerken, die per gebiedstype beschrijft welke kwaliteiten behouden, versterkt en ontwikkeld moeten worden, is daarbij een instrument om te sturen op ruimtelijke kwaliteit. De provincie hanteert hierbij de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. In de Groene Omgeving (het buitengebied) worden alleen nieuwe ontwikkelingen toegestaan die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen, wanneer aannemelijk is gemaakt dat (her)benutting van bestaande erven en/of bebouwing in de Groene Omgeving in redelijkheid niet mogelijk is en dat de mogelijkheden voor combinatie van funties op bestaande erven optimaal zjn benut.

Met het voorliggende plan worden op enkele erven in het buitengebied schuren gesloopt, en worden op een locatie in de dorpsrand (in lintbebouwing) en op een bestaand erf in de Groene Omgeving (waar ook schuren worden gesloopt) enkele woningen toegevoegd. Deze ontwikkeling past daarmee binnen de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.


Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

Door de Omgevingsvisie is het eerdere detailkader, zoals o.a. 'Rood voor Rood', vervallen en is er een nieuw document opgesteld: de 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' (KGO). KGO is vastgelegd in de provinciale verordening (artikel 2.1.6). De KGO gaat er vanuit dat er ruimte is voor grootschalige uitbreidingen en nieuwe functies in het buitengebied, uitsluitend indien hier sociaal economische en/of maatschappelijke redenen voor zijn en er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.


Het voorliggende plan betreft een plan waarbij 4.468 m2 aan landschapsontsierende agrarische bebouwing wordt gesloopt. Ter compensatie worden vier woningbouwkavels gerealiseerd, en worden de betrokken erven landschappelijk ingepast. De gehele ruimtelijke ontwikkeling is in balans en 'met gesloten beurs'. Dit betekent dat de opbrengst van de te realiseren woningbouwkavels wordt geinvesteerd in ruimtelijke kwaliteit. Het plan behelst geen verlies aan ecologische en landschappelijke waarden, maar juist een aanmerkelijke winst. Het betreft een ontwikkeling die goed past in de omgeving, aansluitend op de gebiedskenmerken, qua schaal en impact goed inpasbaar is en het gehele plan heeft, naast een groot particuliere belang, ook een maatschappelijk belang, aangezien o.a. een grote hoeveelheid aan landschapsontsierende bedrijfsgebouwen wordt gesloopt. De te realiseren landschapselementen zijn met een voorwaardelijke verplichting geborgd in de regels van dit bestemmingsplan. Hiermee voldoet het plan aan het KGO-beleid, zoals vastgelegd in artikel 2.1.6 van de Omgevingsverordening.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om de opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities van de provincie waar te maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel (vastgelegd in artikel 2.1.5. van de provinciale Omgevingsverordening). Dit model is gebaseerd op drie verschillende niveaus. Aan de hand van deze drie niveaus kan worden bepaald of er een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de Omgevingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden. De volgende niveaus komen aan de orde.

  • 1. Generieke beleidskeuzes;
  • 2. Ontwikkelingsperspectieven;
  • 3. Gebiedskenmerken.

1. Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van de EU, Rijk of de provincie. Deze keuzes kunnen bepalen of ontwikkelingen mogelijk zijn of niet. Het uitvoeringsmodel vraagt bij nieuwe ontwikkelingen dus eerst te kijken naar het niveau van generieke beleidskeuzes. Hierbij gaat het om de normen van de SER-ladder, de EHS/NNN, externe veiligheid, ligging in het grondwaterbeschermingsgebied, waterveiligheid etc.

In dit voorliggende plan is sprake van herstructurering. Het gaat om de transformatie van agrarische erven naar een woonerven, waarbij ter compensatie van de sloop van schuren, nieuwe woningen gebouwd worden op een tweetal locaties. Per saldo is er een afname van bebouwd oppervlakte. Daarnaast is het relevant dat de betrokken locaties in het Nationaal Landschap Noordoost-Twente liggen. Dit betreft een afwisselend en kleinschalig landschap met grote hoogteverschillen, bronnen, beken, houtwallen, bossen en landgoederen. Het voorliggende plan, waarbij een groot oppervlak aan landschapsontsierende schuren wordt gesloopt, en waarbij de betrokken erven landschappelijke worden ingepast op een wijze die passend is in dit gebied, tast de waarden en kenmerken van het Nationaal Landschap niet aan.

Geconstateerd wordt dat het voorliggende plan aangaande deze generieke beleidskeuzes niet op belemmeringen stuit.

2. Ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie vormgegeven.

Voor de slooplocatie aan de Uelserweg 134, en voor de nieuwbouwlocatie aan de Zenderseweg ong (zie afbeelding 21)., geldt het ontwikkelingsperspectief 'wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. Dit ontwikkelingsperspectief geldt ook grotendeels voor de projectlocatie Huyerenseweg 21 (zie afbeelding 22). In dit ontwikkelingsperspectief is sprake van verweving van functies. Met aan de ene kant melkveehouderij en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik. En aan de andere kant ruimte voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. De kwaliteitsambitie 'voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen' staat hierbij voorop. De provincie wil de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw, maar ook van andere sectoren zoals recreatie, nog nadrukkelijker verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen. Uitgangspunten voor mixlandschappen zijn:

  • Behouden en versterken van de leefbaarheid en diversiteit van het landelijk gebied;
  • Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen;
  • Ontwikkelingsmogelijkheden verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen.

Het staken van agrarische bedrijven, het slopen van landschapsontsierende gebouwen, het nieuwbouwen van een enkele woningen en het landschappelijk en natuurlijk inrichten van deze projectlocaties past binnen dit geldende ontwikkelingsperspectief. Er worden ook geen bestaande functies in de omgeving van de projectlocaties belemmerd met het voorliggende plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0021.png"

Afbeelding 21: Weergave ontwikkelingsperspectief Zenderseweg ong. (bron Omgevingsvisie Overijssel)

Voor de projectlocatie aan de Huyerenseweg 21 geldt ook voor een beperkt deel het ontwikkelingsperspectief 'Zone ondernemen met Natuur en Water buiten het Natuurnetwerk Nederland'. In deze gebieden dienen ruimtelijke ontwikkelingen bij te dragen aan een kwaliteitsimpuls voor natuur, landschap en water, waarmee tevens het samenhangend stelsel van natuurgebieden en de regionale economie worden versterkt. Uitgangspunten zijn:

  • Focus op de wateropgaven en versterking van natuur en landschap. Deze kwaliteitsinvestering kan elders ook breder worden ingezet;
  • Verbinding leggen tussen gebieden met hoge natuurwaarden.

Het staken van het agrarische bedrijf nabij een natuurgebied, het slopen van de landschapsontsierende bebouwing en de transformatie naar een woonerf (waarbij ook op andere locaties agrarische bedrijven zijn gestaakt, schuren zijn gesloopt en de ruimtelijke kwaliteit wordt versterkt) past binnen dit geldende ontwikkelingsperspectief.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0022.png"

Afbeelding 22: Weergave ontwikkelingsperspectieven Huyerenseweg 21 (bron Omgevingsvisie Overijssel)

3. Gebiedskenmerken

In het provinciale beleid zijn voor alle gebieden gebiedskenmerken aangegeven. Het beleid voor deze gebiedskenmerken is vastgelegd in artikel 2.1.5 van de provinciale verordening. Hierin is bepaald dat inzichtelijk moet worden gemaakt dat voldaan wordt aan dit beleid. Wanneer in het beleid normerende uitspraken worden gedaan, voorziet het bestemmingsplan (voor zover deze uitspraken zich daarvoor lenen) in een bestemmingsplanregeling conform deze normerende uitspraken. Wanneer in het beleid richtinggevende uitspraken worden gedaan, voorziet het bestemmingsplan (voor zover deze uitspraken zich daarvoor lenen) in een bestemmingsplanregeling conform deze richtinggevende uitspraken. De gebiedskenmerken zijn opgenomen in verschillende lagen; de natuurlijke laag, de agrarische cultuur laag, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Op basis van deze kenmerken is er ingezoomd op het projectgebied en gekeken welke specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven (normerend en richtinggevend) voor ruimtelijke ontwikkelingen van toepassing zijn.

Natuurlijke laag

De natuurlijke laag is ontstaan doordat abiotische en biotische processen inwerken op de ondergrond van bodem en geologie. Van oudsher bestaat er een sterke samenhang tussen het natuur- en watersysteem. Vervolgens heeft de natuurlijke laag plek en betekenis gekregen in het menselijke occupatieproces. Lange tijd is de natuurlijke laag sturend geweest voor een groot deel van de ruimtelijke ontwikkelingen. Mensen vestigden zich op de droge plekken en wegen werden aangelegd bij goed doorwaadbare plekken in de beek. Pas de laatste eeuw is deze samenhang door technische mogelijkheden verminderd en zijn de kwaliteiten van de natuurlijke laag aangetast. Het beter afstemmen van de ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag, kan voorkomen en er voor zorgen dat natuurlijke kwaliteiten weer medebepalend worden. De projectlocatie aan de Huyerenseweg 21 is gelegen in een 'beekdal-gebied met natte laagtes' en in 'dekzandvlakte en ruggen'. De projectgebieden aan de Uelserweg 134 en de Zenderseweg ong. zijn gelegen in 'dekzandvlakte en ruggen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0023.png"

Afbeelding 23: Weergave 'Natuurlijke laag' Zenderseweg ong. (bron Omgevingsvisie Overijssel)

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0024.png"

Afbeelding 24: Weergave 'Natuurlijke laag' Huyerenseweg 21 (bron Omgevingsvisie Overijssel)

Normerend uitgangspunt 'dekzandvlakte en ruggen':

  • Dekzandvlakten en ruggen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen het huidige reliëf.

Richtinggevende uitgangspunten 'dekzandvlakte en ruggen':

  • Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beiden zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting.
  • Beplanting dient te bestaan uit soorten die van nature in het gebied voorkomen.
  • Bij ontwikkelingen is de (strekkings)richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.

Normerend uitgangspunt 'beekdalen en natte laagtes':

  • Het waterpeil is niet lager dan voor graslandgebruik noodzakelijk is.

Richtinggevende uitgangspunten 'beekdalen en natte laagtes':

  • Beekdalen en laagtes krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van het watersysteem, de waterkwaliteit en voldoende ruimte voor water en indien het bestaande (agrarisch) gebruik dat toelaat natuurlijke dynamiek.
  • Als ontwikkelingen plaats vinden in of in de directe nabijheid van beekdalen en natte laagtes, dan dragen deze bij aan extra ruimte voor de dynamiek van het stromende water en het vasthouden van water, aan versterking van de samenhang in het beeksysteem en aan vergroting van de zichtbaarheid, bereikbaarheid en beleefbaarheid van het water. Dit zijn uitgangspunten bij (her)inrichting.

Met het voorliggende plan worden de waterpeilen niet gewijzigd. Het watersysteem blijft intact en de waterkwaliteit wordt ook niet aangetast. Aangezien de agrarische activiteiten op diverse locaties zijn en worden gestaakt, zal deze eerder verbeteren dan verslechteren. Er wordt een grote oppervlakte aan schuren gesloopt en veel erfverharding wordt verwijderd. Hierdoor is er meer ruimte voor een goede infiltratie van regenwater.

Op de betrokken locaties wordt geen kenmerkend reliëf aangetast. Het plan draagt op diverse locaties bij aan het beter beleefbaar maken van het bestaande reliëf in het gebied, door onder andere de sloop van schuren en het toevoegen van inheemse beplanting op de juiste plekken op de erven.

Laag agrarische cultuurlandschap

In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Vanuit de nederzettingen zijn de omliggende gronden ooit ontgonnen, daardoor is er een sterke ruimtelijke en functionele relatie met het omringende landschap ontstaan. Afhankelijk van de stand van de techniek en de beschikbaarheid van meststoffen is door de eeuwen heen een geschakeerd patroon van akkers, weiden, hooiland en bebouwing gegroeid. Dit verschil in tijd geeft mede richting aan de ontwikkeling van deze gebieden. Binnen de regionale landschappen is er vaak op korte afstand sprake van verschillen: de es, de flank en het beekdal. De projectlocatie aan de Zenderseweg ong. ligt in het 'essenlandschap'. De projectlocaties aan de Uelserweg 134 en de Huyerenseweg 21 liggen in het 'jonge heide- en broekontginningslandschap'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0025.png"

Afbeelding 25: Weergave 'laag agrarisch cultuurlandschap' Zenderseweg ong. (bron Omgevingsvisie Overijssel)

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0026.png"

Afbeelding 26: Weergave 'laag agrarisch cultuurlandschap' Huyerenseweg 21 (bron Omgevingsvisie Overijssel)

Normerend uitgangspunt 'essenlandschap':

  • De essen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de karakteristieke openheid, de huidige bodemkwaliteit en het huidige reliëf.
  • Op de flanken krijgen de kleinschalige landschapselementen, zoals houtwallen, bosjes, zandpaden, karakteristieke erven en beeldbepalende open ruimte daartussen, een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van dit kleinschalige patroon.

Richtinggevend uitgangspunt 'essenlandschap':

  • Als ontwikkelingen plaats vinden in het essenlandschap, dan krijgen deze in de flanken een plaats, met respect voor en bijdragend aan de aanwezige bebouwingsstructuren (lint, erf) en versterking van het landschappelijk raamwerk.

Richtinggevend uitgangspunt 'jonge heide- en broekontginningslandschap'

  • Als ontwikkelingen plaats vinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.

Met het voorliggende plan worden op een aantal locaties landschapsontsierende schuren gesloopt die de erven en de omliggende gebieden verstoren. De voorgenomen ontwikkelingen vinden plaats binnen de contouren van de huidige erven, en aan de Zenderseweg wordt een nieuw erf gerealiseerd binnen de lintbebouwing. Met de plannen op de projectlocaties worden geen dragende lineaire structuren aangetast. Deze worden juist, waar mogelijk, versterkt. De inrichtingsplannen houden rekening met de leesbaarheid van het landschap en verschillen in hoog en laag.

Stedelijke laag

In de stedelijke laag is de koppeling van de sociale en fysieke dynamiek van de stedelijke functies aan het verbindende netwerk van wegen, paden, spoorwegen en kanalen een belangrijk ordenend principe. Efficiëntie en nabijheid zijn belangrijke vestigingsoverwegingen. Daarbij wordt kwaliteit, eigenheid en onderscheidend vermogen van de regio steeds belangrijker. Agrarische erven hebben van oudsher een hele sterke binding met het landschap. Vanuit het erf werden de omliggende gronden in cultuur gebracht en vervolgens eeuwenlang bewerkt. Bijzonder is dat elk landschap zijn eigen erftype heeft. De opbouw, erfbebouwing, erfbeplantingen en relaties met de omliggende gronden zijn specifiek voor het betreffende landschapstype, alsof in het erf de genen van het landsschap besloten liggen. Bij de transformatie van erven in het landelijk gebied vervalt vaak de vanzelfsprekende samenhang tussen erf en landschap. De ambitie is de erven levend te houden, verbonden met het landschap. Voor de projectgebieden zijn de aanduidingen 'informele trage netwerk' en 'verspreide bebouwing' van toepassing. Relevante uitgangspunten zijn:

  • Bijdragen aan behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit;
  • Behoud en versterking kenmerkende erfstructuur en volumematen;
  • Behouden robuuste ensemble;
  • Koppelen erf aan landschap;
  • Toegankelijkheid landschap verbeteren.

Met deze uitgangspunten is waar mogelijk rekening gehouden in het ontwikkelingsplan. Zo wordt de ruimtelijke kwaliteit verbeterd (o.a. landschappelijk inpassing en sloop landschapsontsierende schuren) en worden de erven gekoppeld aan het landschap.

Laag van de beleving

De laag van de beleving is het domein van de belevenis, betekenis en identiteit. Deze laag voegt eigen kenmerken toe, zoals landgoederen, recreatieparken, en recreatieve routes, maar benut vooral de kwaliteiten van de andere drie lagen. Het stelt kwaliteiten zoals de natuur, de productielandschappen en de steden in een ander daglicht en maakt ze beleefbaar en tot een belevenis. Het belevingsaspect en identiteit worden steeds belangrijker pijlers van ruimtelijke kwaliteitsbeleid. De laag van de beleving heeft geen directe invloed op het plan. Wel zijn de projectgebieden aan de Zenderseweg ong. en de Uelserweg 134 aangemerkt als 'donkerte gebied'.

Normerende uitgangspunten ‘Donkertegebied’:

  • Waar mogelijk moeten de donkertegebieden in het landelijk gebied worden versterkt. Spaarzaam omgaan met verlichting is hier passend.

Richtinggevend uitgangspunten ‘Donkertegebied’:

  • In de donkere gebieden alleen minimaal noodzakelijke toepassing van kunstlicht. Dit vereist het selectief inzetten en ‘richten’ van kunstlicht.
  • Veel aandacht voor vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen in het buitengebied.

In het voorliggende plan worden deze uitgangspunten gerespecteerd. Het voorliggende plan leidt niet tot een significante toename van licht.

Conclusie provinciaal beleid

Het voorliggende ruimtelijke plan past binnen het provinciale beleid, zoals ook vastgelegd in de provinciale verordening. Het plan past binnen het geldende ontwikkelingsperspectief en is uitgewerkt op basis van de gebiedskenmerken.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Rood voor Rood met gesloten beurs 2014

Voor de transformatie van (voormalige) agrarische erven tot woonerven heeft de gemeente Tubbergen specifiek 'Rood voor Rood-beleid', wat in 2014 gedeeltelijk is aangepast. Dit beleid is verwoord in de beleidsnotitie 'Rood voor Rood met gesloten beurs 2014'. Het voorliggende plan (zie Bijlage 1) is opgesteld op basis van dit Rood voor Rood-beleid van de gemeente Tubbergen.

Het hoofddoel van de beleidsnotitie is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied. De realisatie van dit doel vindt plaats door de sloop van landschapsontsierende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en door overige verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunt is dat uit de opbrengsten van de bouwkavel(s), de sloopkosten en andere investeringen in de ruimtelijke kwaliteit worden bekostigd. De initiatiefnemer mag 30% van de gecorrigeerde vervangingswaarde van de te slopen bebouwing behouden. Uitgangspunt is daarbij dat minimaal 1.000 m2 aan landschapsontsierende voormalige agrarische schuren wordt gesloopt. Wanneer er een veelvoud wordt gesloopt, en het voor het afdekken van de sloopkosten en 30% van de gecorrigeerde vervangingswaarde noodzakelijk is, kunnen er meer bouwkavels worden verkregen. Het specifieke 'Rood voor Rood-beleid' bevat daarbij nog veel andere voorwaarden. Zo moet bijvoorbeeld in principe worden teruggebouwd op dezelfde locatie.

Het voorgenomen plan voldoet aan het 'Rood voor Rood-beleid'. Er wordt 4.468 m2 aan landschapsontsierende schuren gesloopt, waarvoor ter compensatie vier woningbouwkavels worden gerealiseerd. Dit is nodig voor het afdekken van de sloopkosten en 30% van de gecorrigeerde vervangingswaarde. Alle landschapsontsierende bebouwing wordt gesloopt, inclusief erfverharding etc. Een deel van de bebouwing is reeds eerder gesloopt, met name vanwege veiligheidsredenen. Over deze vroegtijdige sloop is op voorhand een afspraak gemaakt tussen de gemeente en de provincie, dat deze eerder te slopen vierkante meters wel mee mogen worden genomen in het voorliggende plan. De nieuwe woningbouwkavels worden gerealiseerd op het erf aan de Huyerenseweg 21. Eén kavel wordt gerealiseerd aansluitend aan de dorpskern van Albergen. Hier is één kavel goed in te passen in het woonlint. Deze kavel was niet goed inpasbaar op de andere betrokken projectlocaties. Zie hiertoe o.a. ook het advies van het Q-team Dinkelland-Tubbergen (zie Bijlage 4). Op alle betrokken locaties wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing. Qua oppervlakte- en inhoudsmaten van de toegestane bebouwing wordt aangesloten op de regels van het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016'.

3.3.2 Woonvisie 2016+

Op 13 juli 2016 heeft de gemeenteraad de Woonvisie 2016+ vastgesteld. De woonvisie vormt de basis voor strategische afwegingen die de gemeente maakt op het gebied van wonen. De vraag hoe de woonaantrekkelijkheid van Tubbergen kan worden versterkt staat hierbij voorop. Daarnaast heeft een aantal belangrijke thema's die in Tubbergen spelen een plek gekregen. Dit betreft de klassieke thema's beschikbaarheid en betaalbaarheid, waarbij laatstgenoemde actueler dan ooit is nu blijkt dat er geleidelijk meer betalingsproblemen ontstaan, ondanks huurtoeslag. Andere thema's die een plek krijgen zijn de gevolgen van de extramuralisering en het duurzaam wonen.

In de Woonvisie 2016+ is een deel van het totaal aantal te realiseren woningen gereserveerd voor woningen in het buitengebied. Het aantal is gebaseerd op de ervaringen in de afgelopen jaren met de toepassing van regelingen als Rood voor Rood en Rood voor Groen. Het voorliggende Rood voor Rood-plan, waarbij in totaal vier woningen worden gerealiseerd, past hierbinnen.

3.3.3 Casco-benadering in Noordoost-Twente

Alterra heeft voor de gemeenten in Noordoost-Twente een generieke methode beschreven om vorm te geven aan de doelen voor het Nationaal Landschap: behoud en ontwikkeling van het landschap inclusief al haar functies. In relatie tot het provinciaal beleid is de casco-benadering een middel om invulling te geven aan het fenomeen 'ruimtelijke kwaliteit' en de uitvoering aan de kwaliteitsagenda van de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel. De casco-benadering leidt tot een landschap waarin de afzonderlijke landschapstypen beter van elkaar te onderscheiden zijn. Hierdoor wordt de variatie van landschappen in Noordoost-Twente beter beleefbaar en geeft ook richting aan toekomstige initiatieven.

In de praktijk werkt de casco-benadering met het principe dat landschapselementen die tot het casco behoren niet verplaatst mogen worden. De landschapselementen buiten het casco mogen wel worden verplaatst, mits voldaan is aan de spelregels voor compensatie.

Afbeelding 27 bevat een weergave van de 'Casco-kaart' aan de Uelserweg 134. De singel op de kruising van de Vleerhoeksweg is een onderdeel van Casco. Met de groene kleur wordt het volgende aangegeven: Deze landschapselementen mogen niet worden verwijderd, tenzij deze op een huiskavel van een agrarisch bedrijf staat en er gecompenseerd wordt. De term landschapselement is een verzamelnaam voor waardevolle bomen(rijen), poelen, bossen, boomgaarden en soortgelijke elementen. Het struweel wordt met het voorliggende plan landschappelijk versterkt, door de opwaardering van de huidige groenstructuren. De locatie aan de Huyerenseweg 21 valt niet onder de casco-benadering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0027.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0028.png"

Afbeelding 27: Uitsnede Casco-kaart, weergave Uelserweg 134 en directe omgeving

Het projectgebied aan de Zenderseweg ong. ligt in het laagdynamische kampenlandschap (zie afbeelding 28) met enkele elementen die niet mogen worden verplaatst. Opgaande groene elementen, niet zijnde het casco, kunnen gebruikt worden om de nieuwe hoofdstructuur te versterken volgens de richtlijnen van het compensatiebeginsel. Met het voorliggende plan aan de Zenderseweg ong. wordt de groene oostelijke achterzijde beschermd en verder ontwikkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0029.png"

Afbeelding 28: Uitsnede Casco-kaart, weergave Zenderseweg ong. en directe omgeving

3.3.4 Welstandsnota

In dit bestemmingsplan is een juridische regeling opgenomen over de wijze waarop gronden mogen worden gebruikt en in welke mate ze mogen worden bebouwd. De beoordeling van de stedenbouwkundige en architectonische vormgeving van bouwwerken vindt plaats aan de hand van de Welstandsnota Dinkelland-Tubbergen. De welstandnota geeft regels voor het gehele buitengebied. De welstandsnota gaat uit van 'bestaande toestand'. Met nieuwe ontwikkelingen, zoals 'Rood voor Rood-projecten', wordt geen rekening gehouden. En als wel sprake is van nieuwe ontwikkelingen wordt ervan uitgegaan dat deze moeten samenhangen met de bestaande (bedrijfs-)bebouwing op het erf. In geval van 'Rood voor Rood-projecten' verdwijnt deze juist. De gebiedsgerichte criteria in de welstandnota zijn bovendien onvoldoende geschikt om de gewenste hoogwaardige kwaliteit te bereiken. Om deze redenen heeft de gemeenteraad van Tubbergen een 'Beeldkwaliteitsplan Rood voor Rood' vastgesteld.

3.3.5 Beeldkwaliteitsplan Rood voor Rood

Beeldkwaliteit Zenderseweg ong.

In het 'Beeldkwaliteitsplan Rood voor Rood' (zoals opgenomen in Bijlage 5 van deze toelichting) wordt onderscheid gemaakt tussen 'Oud landschap' en 'Jong landschap'. Het plangebied aan de Zenderseweg ong. 1 ligt in 'Oud Landschap'. In dit gebied wordt geadviseerd een iets conservatievere insteek te kiezen dan in de jongere landschapstypes. Dit heeft betrekking op situering, volume, kapvorm, detaillering en kleurgebruik. In dit gebied zijn de grote pannen gedekte zadelkappen (met name rood) en rechte topgevel (eventueel bekleed met hout) kenmerkend. Woningen hebben een duidelijke voor- en achterzijde. Waarbij de achterzijde grenst aan het erf, en de voorzijde naar het landschap gericht is. Bij de oudere erven komt incidenteel een gevelbeëindiging door middel van een wolfseind voor. In dit gebied wordt aandacht besteed aan de detaillering, waarbij daken vaak beëindigd worden met een windveer. Nieuwe type bouwvormen en retro-types zoals notariswoning verdragen zich slecht met de kenmerken van dit gebied. De te realiseren nieuwe bebouwing aan de Zenderseweg ong. zal aan deze beeldkwaliteitscriteria moeten voldoen.

Beeldkwaliteit Huyerenseweg 21

Voor de nieuw te realiseren bebouwing aan de Huyerenseweg 21 is een specifiek beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan is opgenomen in Bijlage 6.

Voor het realiseren van het nieuwe erf worden hier een aantal schuren bij de huidige woning gesloopt om ruimte te creëren voor het realiseren van drie nieuwe woningen op het gemeenschappelijk erf. Van belang is dat het erf en bebouwing is verweven met het landschap. Dit erfensemble van vier woningen vormt een knooperf met de kenmerken gebaseerd op de typologie van een jong ontginningslandschap. Specifiek voor dit erf is dat het strak en rechthoekig is met eenvoudige enkelvoudige massa’s. De eenvoud van de massa’s wordt ook nog eens versterkt door de bijgebouwen onder te brengen in de hoofdmassa. De specifieke uitgangspunten voor de architectuur, zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan, zijn gebaseerd op de elementen van de oorspronkelijke eenvoudige boerderij en schuren met een interpretatie naar de huidige tijdsgeest, d.w.z. een vereenvoudigingslag in materiaal en vorm.

3.3.6 Conclusie gemeentelijk beleid

Het voorliggende ruimtelijke plan past binnen het gemeentelijke beleid. De te realiseren bebouwing aan de Zenderseweg ong. zal daarbij moeten voldoen aan de criteria zoals opgenomen in het 'Beeldkwaliteitsplan Rood voor Rood'. De te realiseren bebouwing aan de Huyerenseweg 21 zal daarbij moeten voldoen aan de criteria zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan, zoals is opgenomen in Bijlage 6.

Hoofdstuk 4 Waardentoets

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de waardentoets beschreven. Hieronder vallen natuur, archeologie, cultuurhistorie en water. Er wordt beschreven wat er is onderzocht en welke resultaten hieruit zijn gekomen. Vervolgens wordt hier een conclusie uit getrokken met betrekking tot de gewenste ontwikkeling.

4.2 Natuurwaarden

Bescherming in het kader van de natuurwet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Soortenbescherming is geregeld in de Wet natuurbescherming. Gebiedsbescherming betreft o.a. regelgevingen m.b.t. Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en bescherming houtopstanden.

Soortenbescherming

De Wet natuurbescherming richt zich o.a. op de bescherming van soorten. Hierbij wordt uitgegaan van het 'nee, tenzij'-principe. Bepaalde handelingen, waaronder ruimtelijke ingrepen waarbij beschermde soorten in het geding zijn, zijn slechts bij uitzondering en onder voorwaarden mogelijk. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. Door middel van twee Toetsingen Wet natuurbescherming (door Eelerwoude) is er getoetst of er op de locaties waar nog schuren worden gesloopt en/of nieuwe bebouwing wordt toegevoegd onderzocht of er bij het voorgenomen plan sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Het betreft de locaties Huyerenseweg 21, Uelserweg 134 en Zenderseweg ong. De toetsingen zijn bijgevoegd (Bijlage 7 en Bijlage 9 van de toelichting). Op basis van de toetsingen is beoordeeld of er voor de voorgenomen ingrepen in de plangebieden procedurele gevolgen zijn betreffende de Wet natuurbescherming en overige relevante wetgeving.

Huyerenseweg 21

Het plangebied biedt een potentieel habitat voor een aantal beschermde soorten. Hoewel er geen gerichte en uitgebreide veldinventarisatie heeft plaatsgevonden, is op basis van de beschikbare literatuurgegevens en eenmalig veldbezoek vastgesteld dat het terrein mogelijk van belang is voor enkele algemeen beschermde soorten met een landelijke vrijstelling (grondgebonden zoogdieren en amfibieën) en enkele soorten zonder deze vrijstelling (broedvogels). Met betrekking tot de sloop geldt het volgende aandachtspunt

  • Er dient bij de sloopwerkzaamheden rekening gehouden te worden met nesten van vogels en de algemene zorgplicht.

Voorgenomen ontwikkeling leidt tot vernietiging van een vaste rustplaats van een kerkuil. Het vernietigen van deze vaste rustplaats is ontheffingsplichtig. Voor de kerkuil dient een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd bij de provincie Overijssel. Hiertoe is een projectplan opgesteld, welke is opgenomen in Bijlage 8 van de toelichting.

Hierin is o.a. geconcludeerd dat door de hoeveelheid kasten die in noordoost Twente zijn opgehangen en de vele boerenerven, het wegnemen van de vaste rust of verblijfplaats van de Kerkuil, geen afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding. Zeker wanneer de te verwijderen vaste rust- en of verblijfplaats wordt gemitigeerd door het ophangen van twee nestkasten. Voordat de schuren worden gesloopt worden twee kerkuilenkasten in de directe omgeving van het plangebied opgehangen. De twee kasten worden opgehangen:

  • Binnen 500 meter van de Huyerenseweg 21;
  • Minimaal 3 maanden voordat de sloopwerkzaamheden worden gestart;
  • Op minimaal 5 meter hoogte in bijvoorbeeld een (kap)schuur, stal of op een zolder op een donkere en rustige plek
  • In samenspraak met een vakkundig ecoloog.

Voorafgaand aan de sloop dienen de schuren gecontroleerd te worden op aanwezigheid van de kerkuil. Bij afwezigheid kunnen de schuren gesloopt worden. Bij aanwezigheid moeten de schuren vogelvriendelijk worden gesloopt. Dit betekent dat de schuren voor de sloop eerst gestript worden. Dit houdt in dat eerst het plaatwerk verwijderd dient te worden. De maatregelen hebben het doel om de negatieve effecten door het wegnemen van de vaste rust- en verblijfplaats op te heffen. Door nieuwe rust- en verblijfplaatsen aan te bieden, kan de kerkuil hiervan gebruik maken. Door deze kasten ruim op tijd aan te bieden, kan de kerkuil de nieuwe verblijfplaats eerst verkennen. Door het aanbieden van twee nieuwe nestkasten nestplaatsen, wordt de kerkuil een meervoud van het aantal verloren rust- en verblijfplaatsen aan. De kans is groot op succes. In de praktijk is dit al vele malen bewezen door het groot aantal nestkasten dat door vogelwerkgroepen zijn opgehangen.

De ontheffing is inmiddels verleend en opgenomen in Bijlage 10

Uelserweg 134

Het plangebied biedt een potentieel habitat voor een aantal beschermde soorten. Hoewel er geen gerichte en uitgebreide veldinventarisatie heeft plaatsgevonden, is op basis van de beschikbare literatuurgegevens en eenmalig veldbezoek vastgesteld dat het terrein mogelijk van belang is voor enkele algemeen beschermde soorten met een landelijke vrijstelling (grondgebonden zoogdieren).

Zenderseweg ong.

Het projectgebied biedt potentieel leefgebied voor een aantal beschermde soorten. Hoewel er geen gerichte en uitgebreide veldinventarisatie heeft plaatsgevonden, is op basis van de beschikbare literatuurgegevens en eenmalig veldbezoek vastgesteld dat het terrein mogelijk van belang is voor enkele algemeen beschermde soorten met een landelijke vrijstelling (grondgebonden zoogdieren) en enkele soorten zonder deze vrijstelling, vleermuizen , huismus en broedvogels. Bij de realisatie van de woning wordt geadviseerd rekening te houden met verlichting. Door middel van het gebruik van naar beneden gerichte armaturen wordt de verlichting van boomkronen voorkomen.

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Op ruim 400 meter afstand van de slooplocatie aan de Uelserweg 134 ligt het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Springendal en Dal van de Mosbeek. De projectgebieden aan de Zenderseweg ong. en aan de Huyerenseweg 21 liggen verder weg van Natura 2000-gebied (respectievelijk op circa ruim 7 en 6 kilometer). De aard van de voorgenomen werkzaamheden en ontwikkeling maakt dat de effecten uitsluitend tot de projectgebieden of in de zeer directe zone eromheen beperkt blijven. Gezien de afstand tot de Natura 2000-gebieden, de invulling van de tussenliggende gebieden en de voorgenomen werkzaamheden is er derhalve geen reden om aan te nemen dat er kans is op een belemmering van de kernopgaven van het Natura 2000-gebied, zij het door een rechtstreekse invloed, cumulatieve invloed of externe werking. Een toetsing op grond van de Wet natuurbescherming wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

De projectgebieden aan de Huyerenseweg, Uelserweg en Zenderseweg maken geen onderdeel uit van het NNN. Met de voorgenomen werkzaamheden worden geen negatieve effecten verwacht op de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN. Van afname van areaal is geen sprake, tevens worden geen effecten verwacht die de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN significant aantasten. Een toetsing aan het NNN-beleid wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

Bescherming van houtopstanden

Het omhakken of rooien van bossen is niet zomaar toegestaan in de Wet natuurbescherming. Dit geldt ook bij het rooien of het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van bomen tot gevolg hebben. Er worden binnen de projectgebieden geen bomen gekapt. Indien toch een enkele boom dient te worden gekapt is geen meldingsplicht noodzakelijk omdat deze valt onder de beplanting op erven en tuinen.

Slotconclusie

Het voorgenomen plan is, met betrekking tot gestelde eisen vanuit de natuurbescherming, uitvoerbaar. Wel dienen, betreffende soortenbescherming, de genoemde maatregelen genomen te worden.

4.3 Archeologische waarden

Aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden moeten zoveel mogelijk worden behouden. Op basis van het verdrag van Malta en de wet op de archeologische monumentenzorg is het uitgangspunt gesteld om archeologische erfgoed zoveel mogelijk terplekke te bewaren en maatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. De verstoorder van de bodem is verantwoordelijk voor het behoud van de archeologische resten. Daar waar behoud ter plekke niet mogelijk is, betaalt de verstoorder het archeologisch onderzoek en de mogelijke opgravingen. Voor ruimtelijke plannen die archeologische waarden bedreigen, moeten betrokken partijen in beeld brengen welke archeologische waarden in het geding zijn. Betreffende archeologie heeft de gemeente Tubbergen een archeologische verwachtings- en advieskaart opgesteld.

Op de archeologische verwachtings- en advieskaart van de gemeente Tubbergen is aangegeven dat het projectgebied aan de Huyerenseweg 21, waar woningen worden gerealiseerd, grotendeels ligt in een gebied welke is aangeduid als 'dekzandwelvingen en -vlakten' (zie afbeelding 29). Voor dit gebied geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is in projectgebieden groter dan 5000 m², bij bodemingrepen dieper dan 40 cm. Voor gebieden kleiner dan 5000 m² geldt vrijstelling voor archeologisch onderzoek.

In het voorliggende plan blijven de ingrepen aan de Huyerenseweg 21 in de bodem ruim onder de grens van 5000 m2. Nader archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0030.png"

Afbeelding 29: Uitsnede archeologische verwachtings- en advieskaart, gemeente Tubbergen, locatie Huyerenseweg 21

Op de archeologische verwachtings- en advieskaart van de gemeente Tubbergen is aangegeven dat het projectgebied aan de Zenderseweg ong., waar één woning wordt gerealiseerd, ligt in een gebied welke is aangeduid als 'stuwwalhellingen met vochtige zandige of kleiige bodems' (zie afbeelding 30). Voor dit gebied geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is in projectgebieden groter dan 5000 m², bij bodemingrepen dieper dan 40 cm. Voor gebieden kleiner dan 5000 m² geldt vrijstelling voor archeologisch onderzoek.

In het voorliggende plan blijven de ingrepen aan de Zenderseweg ong. in de bodem ruim onder de grens van 5000 m2. Nader archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0031.png"

Afbeelding 30: Uitsnede archeologische verwachtings- en advieskaart, gemeente Tubbergen, locatie Zenderseweg ong.

4.4 Cultuurhistorische waarden

De monumentenzorg is gebaseerd op drie pijlers (o.a. geborgd in de Erfgoedwet):

  • 1. Cultuurhistorische belangen meewegen in ruimtelijke ordening.
  • 2. Krachtiger en eenvoudiger regelgeving.
  • 3. Bevorderen van herbestemmingen.

Historische gebouwen, complexen, terreinen en landschappen kunnen hun functie en daarmee hun gebruik verliezen. Dit kan leiden tot verval, waardoor belangrijke cultuurhistorische waarden verloren gegaan. Het toekennen van een andere bestemming kan bijdragen aan het behoud.

Met het voorliggende plan worden geen cultuurhistorische waarden aangetast. Zo zijn er geen cultuurhistorisch waardevolle gebouwen die worden aangetast.

4.5 Hydrologie en watertoets

Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundigedoelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie.

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied. De provincie werkt nauw samen met Waterschappen om haar ambities te realiseren. Hiervoor hebben de waterschappen eigen regionale waterbeheerplannen opgesteld.

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. In het waterbeheerplan wordt het waterbeleid beschreven voor de primaire taakgebieden van het waterschap:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water;
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water;
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water;
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.

Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De waterschappen adviseren bij ruimtelijke plannen (o.a. bestemmingsplannen) om te komen tot een duurzame ruimtelijke inrichting. Met de (digitale) Watertoets kan het waterschap haar waterbelangen inbrengen in de ruimtelijke planvorming.

Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

Wateraspecten plangebieden Huyerenseweg 21 en Zenderseweg ong.

Op de projectlocaties aan de Huyerenseweg 21 en de Zenderseweg ong. worden woningen gebouwd. Deze projectgebieden lopen geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom de projectgebieden geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2 (het verhard oppervlak neemt af). De projectgebieden bevinden zich niet binnen een beschermingszone van een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied. In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via een gescheiden stelsel, waarbij hemelwater wordt geinfiltreerd.

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt door het waterschap een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 cm ten opzichte van de gemiddelde hoogste rondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 cm boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. In het plan wordt er naar gestreefd dit voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.

Watertoets

De initiatiefnemer heeft het waterschap Vechtstromen op 5 maart 2019 geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen.

Hoofdstuk 5 Milieutoets

5.1 Inleiding

Nieuwe initiatieven hebben te maken met milieuaspecten. Een aantal van deze milieuaspecten zijn ruimtelijk relevant. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op:

  • bodem;
  • geluid;
  • geur;
  • luchtkwaliteit;
  • externe veiligheid;
  • bedrijven en milieuzonering;
  • vormvrije m.e.r.-beoordeling;
  • verkeer en parkeren.

5.2 Bodem

Sinds 1 januari 2008 is in het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) vastgelegd hoe we in Nederland omgaan met het hergebruik van schone en licht verontreinigde grond en de bescherming van de bodem. Bij vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de gewenste ontwikkeling. Hiertoe zijn verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd op de projectlocaties Huyerenseweg 21 en Zenderseweg ong. De onderzoeksrapporten zijn opgenomen in Bijlage 11 en Bijlage 12 van de toelichting.

Huyerenseweg 21

De bovengrond van twee boringen is licht verontreinigd met zware metalen, minerale olie en PAK. In de mengmonsters van de bovengrond en de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetoond. Het grondwater is licht tot matig verontreinigd met barium en benzeen. Nader grondwateronderzoek naar aanleiding van het matig verhoogde bariumgehalte is niet noodzakelijk, aangezien het hier zeer waarschijnlijk om een natuurlijk verhoogde achtergrondwaarde gaat.

Van 4 visueel asbestvrije mengmonsters zijn er 2 asbesthoudend; de gewogen asbestgehalten zijn lager dan de toetsingswaarden voor nader asbestonderzoek. Het gewogen asbestgehalte in één inspectiegat is lager dan de toetsingswaarde voor nader asbestonderzoek.

Op een deellocatie (A) is de druppelzone is asbesthoudend; het gewogen asbestgehalte is lager dan de toetsingswaarde voor nader asbestonderzoek. Er heeft een analyse van fijne fractie plaatsgevonden. Hierbij zijn geen respirabele vezels aangetroffen Nader onderzoek is niet noodzakelijk. De anlyse is opgenomen in Bijlage 13 van de toelichting.

Op een deellocatie (B) is visueel de bodem in inspectiegaten puin- en asbestvrij. De omvang van de asbesthoudende demping, zoals onderzoeksbureau ATKB deze eerder in 2010 had vastgesteld, lijkt aan de oostzijde minder ver door te lopen. De omvang van de sterke asbestverontreiniging wordt geschat op circa 50 m2 x 0.4 meter = 20 m3. Om het terreindeel geschikt te maken voor toekomstig gebruik is sanering noodzakelijk. In de huidige situatie is sanering niet noodzakelijk, aangezien er geen blootstellingsrisico's zijn. Voorafgaande aan de sanering dient een BUS-melding te worden opgesteld, dat door het bevoegd gezag (provincie Overijssel) dient te zijn goedgekeurd. Het verrichten van bodemsaneringen mag alleen door erkende bedrijven worden uitgevoerd.

Slotconclusie

Uit milieukundig oogpunt is er na sanering van de asbesthoudende demping, geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en nieuwbouwplannen aan de Huyerenseweg 21, aangezien de overige vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt, na sanering, geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).

Zenderseweg ong.

In het grondwater zijn (zeer) lichte verontreinigingen aangetoond. De boven- en ondergrond zijn niet verontreinigd. Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden, is er geen reden om een nader onderzoek uit te voeren.

Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen het voorgenomen nieuwbouwplan aan de Zenderseweg ong., aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).

5.3 Geluid

Een teveel aan geluid kan hinderlijk zijn en de gezondheid schaden. De Wet geluidhinder stelt daartoe voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden voor wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai.

Wettelijk kader

De Wet geluidhinder is op 1 januari 2007 van kracht geworden. In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat alle wegen een geluidszone hebben. Dit is de zone langs een weg waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Uitzondering hierop zijn de wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/h. De breedte van de zone hangt af van het aantal rijstroken en de ligging van de weg in stedelijk dan wel buitenstedelijk gebied.

Bestaande situaties

Bestaande situaties hoeven niet getoetst te worden bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De feitelijke of toekomstige geluidbelasting speelt juridisch geen rol bij het opnieuw vaststellen van bestaande situaties binnen het plangebied. De regels voor geluid in de woning zijn opgenomen in het Bouwbesluit. Voor bestaande woningen met een te hoge geluidbelasting bestaat er een saneringsregeling. Hiervoor komen alleen woningen in aanmerking die in 1986 vanwege het geluidsaspect wegverkeer een te hoge geluidbelasting ondervonden.

Nieuwe ontwikkelingen

Volgens de Wet geluidhinder dient bij de realisatie van een nieuwe weg en/of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszones van de wegen, onderzoek plaats te vinden naar de geluidsbelasting op de geluidsgevoelige bestemmingen.

Onderzoek projectgebieden Huyerenseweg en Zenderseweg

De nieuwe woonbestemmingen aan de Huyerenseweg 21, waarbij drie nieuwe woningen wordt gerealiseerd, is geluidsgevoelig. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB), dan wel een nader bepaalde waarde (hogere grenswaarde). Onder deze waarde hoeft wettelijk gezien aan verkeerslawaai geen aandacht te worden besteed.

De nieuwe woningen wordt gerealiseerd op ruime afstand van de Huyerenseweg. Deze afstand bedraagt circa 450 meter. Ook de Hamveldsweg ligt op meer dan 220 meter afstand. Aangezien er ook geen andere geluidsbronnen in de nabije omgeving aanwezig zijn, is het aannemelijk dat de geluidsbelasting op de gevels van de nieuw te bouwen woningen ruim onder de 48 dB ligt. Een akoestisch onderzoek is dan ook niet nodig.

De Zenderseweg betreft ter plaatse een 30 km/u weg. De Wet geluidhinder is niet van toepassing op 30 km/u-wegen, omdat er geen zones gelden. Het plan aan de Zenderseweg voldoet daarmee aan de Wet geluidhinder.

De weg bestaat uit asfalt en de nieuwe woning wordt op enige afstand van de weg gerealiseerd, vergelijkbaar met de afstand van bestaande woningen aan deze weg. Hiermee is het aannemelijk dat de geluidsbelasting op de gevels van de woningen beperkt zal zijn, en dat betreffende het aspect geluid sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat. Op de geluidskaart, betreffende wegverkeer, van de Atlas Leefomgeving, blijkt ook dat het geluidsniveau maximaal tussen de 45 en 50 dB (goed) zal bedragen. Een nader akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0032.png"

Afbeelding 31: Kaart geluid wegverkeer, Atlas Leefomgeving, locatie Zenderseweg ong.

5.4 Geur

De nieuwe bouwkavels zijn niet vergunningsplichtig vanuit de Wet milieubeheer. In relatie tot vergunde rechten van omliggende veehouderijen geldt op grond van artikel 14, lid 2 onder c van de Wet geurhinder en veehouderij voor nieuwe bouwkavels op grond van een 'Rood voor Rood-regeling' (of daarmee gelijk te stellen) een minimale afstand van 50 meter buiten de bebouwde kom ten opzichte van agrarische bedrijven van derden. Het bouwblok van het dichtsbij gelegen agrarische bedrijf ligt aan de Huyerenseweg 17 op een afstand van ruim 85 meter van de dichtstbijzijnde gevel van de nieuw te realiseren woning aan de Huyerenseweg 21. Dit is buiten de minimale afstand die voortkomt uit de Wet geurhinder en veehouderij (50 meter). Het bouwblok van het dichtsbij gelegen agrarische bedrijf, bij de projectlocatie aan de Zenderserweg, ligt aan de Kanaalweg 24a, op een afstand van meer dan 150 meter van de dichtstbijzijnde gevel van de nieuw te realiseren woning. Dit is buiten de minimale afstand die voortkomt uit de Wet geurhinder en veehouderij (100 meter). Dit betreft geen intensieve veehouderij, en andere burgerwoningen liggen reeds dichter bij dit agrarische bedrijf. Hierdoor is de voorliggende ontwikkeling aan de Zenderseweg niet beperkend voor dit agrarische bedrijf.

5.5 Luchtkwaliteit

Het wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit is sinds 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). In titel 5.2 van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In dit programma staat onder andere beschreven wanneer en hoe overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen moet worden aangepakt.

In het programma wordt rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die binnen het programma passen, hoeven niet meer te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor projecten die niet in betekende mate bijdragen aan luchtverontreiniging, hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën opgenomen (de projectlocatie valt onder: inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met betrekking tot de voorgenomen ontwikkeling geldt dat een woningbouwlocatie niet in betekende mate bijdraagt wanneer deze niet meer dan 1.500 woningen omvat.

De voorgenomen ontwikkeling is met vier nieuwe woningen zo kleinschalig (<1.500 woningen), dat deze niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een nader onderzoek is derhalve niet van toepassing op de ontwikkeling.

5.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving door onder andere productie, opslag, verlading en gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Vanaf 1 januari 2010 zijn er strikte risicogrenzen die in milieuvergunningen en bestemmingsplannen moeten worden vastgelegd. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Dit gaat concreet om bedrijven die risicovol zijn, vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water, en transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Externe veiligheid kan op twee manieren ingedeeld worden:

  • Transportrisico behandelt de externe veiligheid langs transportassen waarover of waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd, zoals spoorlijnen, buisleidingen en snelwegen.
  • Risico bij inrichtingen gaat over externe veiligheid rond bedrijven waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt, bijvoorbeeld tankstations met LPG-verkoop.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten om afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Er wordt gewerkt met een plaatsgebonden risicocontour (PR) en een groepsgebonden risico (GR):

  • In het Bevi heeft iedere risicovolle inrichting een veiligheidszone gekregen. Dit heet de plaatsgebonden risicocontour (PR-contour). Binnen deze contour mogen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, grootschalige kantoren) of beperkt kwetsbare objecten (zoals verspreid liggende woningen, bedrijfswoningen, kleinere kantoren) niet of niet zonder meer worden opgericht. Het Bevi gaat uit van een PR-contour 10-6/jr.
  • Naast het plaatsgebonden risico kent het Bevi ook het groepsgebonden risico (GR). Het groepsgebonden risico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron. Het aantal personen dat in de omgeving van de bron verblijft bepaalt daardoor mede de hoogte van het groepsrisico. Voor het GR geldt geen harde juridische norm, maar is een zogenaamde oriënterende waarde.

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is vanaf 1 januari 2011 het toetsingskader bij planontwikkeling in de nabijheid van hogedrukaardgasleidingen en overige leidingen met gevaarlijke stoffen. De afweging van de externe veiligheidssituatie van buisleidingen heeft grondslag in de Wet Milieubeheer (Wm) en in de Wro.

Om uitspraken te kunnen doen over de extrene veiligheid is de Risicokaart Overijssel geraadpleegd. Ter plaatse van de nieuwbouwlocaties, of in de directe omgeving ervan, zijn geen risicovolle inrichtingen, infrastructuur of buisleidingen aanwezig. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen.

5.7 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn opgenomen. Aan de hand van de richtafstanden is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie in en rondom het betreffende projectgebied. Het gaat hierbij dus enerzijds om de vraag of de voorgenomen ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat bij de nieuwe woning in ernstige mate wordt aangetast. Anderszijds gaat het om de vraag of de nieuwe woningen geen beperkende invloed op de bedrijfsvoering van bestaande inrichtingen gaan hebben.

Woningbouwplan aan de Huyerenseweg 21

In het voorliggende plan liggen alleen twee paardenhouderijen in de directe omgeving van het plangebied aan de Huyerenseweg. Het dichtsbijzijnde agrarische bedrijf ligt op meer dan 65 meter van de nieuw te bouwen woningen. Zoals in paragraaf 5.4 is aangegeven, is deze afstand ruim voldoende. In de VNG-uitgave wordt daarnaast nog aangegeven dat voor paardenfokkerijen een richtafstand van 50 meter geldt, waaraan wordt voldaan. Het voorgenomen plan beperkt geen omliggende (agrarische) bedrijven in hun ontwikkeling en anderszijds kan worden geconcludeerd dat, op basis van bedrijven en milieuzonering, hier sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat. Binnen de richtafstand van 200 meter liggen geen intensieve veehouderijen.

Woningbouwplan aan de Zenderseweg ong.

Voor de milieuzonering aan de Zenderseweg wordt aangesloten bij het omgevingstype 'gemengd gebied', conform de VNG-uitgave, vanwege de diverse functies in de omgeving. Dit is ook conform de richtafstanden die zijn aangehouden in het bestemmingsplan 'Albergen en Geesteren'. Dit betekent dat ten opzichte van de milieucategorie 3.1 (oranje in afbeeling 32), welke aanwezig is aan de overzijde van de Zenderseweg, een afstand aangehouden moet worden van 30 meter tot aan de gevel van de nieuw te realiseren woning. De grens van het bouwvlak van de nieuwe woning (zie de verbeelding) houdt deze afstand van minimaal 30 meter aan. Opgemerkt dient te worden dat in een punt richting de Zenderseweg tevens milieucategorie 3.2 toegestaan is (rode vlak in afbeelding 32). In de praktijk is echter geen milieucategorie 3.2 bedrijvigheid ter plaatse aanwezig. Het betreft hier namelijk het bedrijfsperceel van taxi Hulshof (activiteit: taxibedrijven, milieucategorie 2), waarbij bovendien geldt dat ter plaatse van de milieucategorie 3.2 aanduiding de bedrijfswoning van Taxi Hulshof gepositioneerd is. Ten slotte is op korte afstand van dit bedrijfsperceel tevens de bedrijfswoning van het naastgelegen bedrijf (Zenderseweg 42A) aanwezig, welke ook bescherming vanuit milieuzonering geniet. Het valt daarmee niet te verwachten dat ter plaatse milieucategorie 3.2. bedrijvigheid uitgeoefend kan worden. Er is hiermee geen sprake van een onevenredige belemmering als gevolg van de beoogde ontwikkeling van een nieuwe woning. Anderzijds kan geconcludeerd worden dat hier sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHUY21ZENDUELS-OW01_0033.png"

Afbeelding 32: Maximale milieucategorie en onderlinge afstanden woonbebouwing-bedrijvigheid, locatie Zenderseweg ong.

5.8 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011, en gewijzigd in 2017, is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben ook wel genoemd de 'vergewisplicht'. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst, moet worden beoordeeld of er een m.e.r. gemaakt moet worden. Voor projecten of activiteiten die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r. beoordeling noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:

  • de kenmerken van het project;
  • de plaats van het project;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Woningbouwprojecten staan op de D-lijst, welke nader worden omschreven als stedelijk ontwikkelingsproject. De voorliggende ontwikkeling betreft de functiewijziging van agrarische erven naar een woonerven, en de realisatie van een nieuwe woningbouwlocatie, waarbij in totaal vier nieuwe woningen worden gerealiseerd. Dit betreft een dermate kleinschalig plan dat hier geen sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject'. Het opstellen van een m.e.r. en/of een vormvrij m.e.r.-beoordeling is dan ook niet noodzakelijk.

De betrokken locaties zijn niet gelegen in een kwetsbaar of gevoelig gebied. Dit kan worden gesteld door middel van de uitgevoerde natuuronderzoeken, de waterparagraaf en de milieuonderzoeken. Op basis van de uitkomsten in deze toelichting m.b.t. potentiële effecten van het plan, is inzichtelijk gemaakt dat er geen belangrijk nadelige gevolgen zijn voor de omgeving en het milieu. Verder hebben de betrokken locaties en de omgeving geen bijzondere kenmerken die geschaad worden door het initiatief.

5.9 Verkeer en parkeren

In het voorliggende plan worden de agrarische bedrijfsactiviteiten binnen de betrokken plangebieden definitef gestaakt, en worden vier nieuwe woningen gerealiseerd. Eén aan de Zenderseweg en drie aan de Huyerenseweg. De wooneenheden aan de Huyerenseweg brengen niet significant meer verkeersbewegingen met zich mee dan het voormalige agrarische bedrijf. Het bestaande wegennet kan de verkeerbewegingen goed aan. Het parkeren vindt plaats op het woonerf zelf. Hier is ruimte voldoende. Ditzelfde geldt voor de Zenderseweg. Ook hier kan het bestaande wegennet de extra verkeersbewegingen goed aan, is een overzichtelijke inrit te realiseren en kan worden geparkeerd op het woonerf zelf.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten en planverantwoording

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling (de regels en de verbeelding) van dit bestemmingsplan is vormgegeven.

In paragraaf 1.3 van deze toelichting is reeds aangegeven dat de realisatie van de nieuwe burgerwoningen (op basis van de 'Rood voor Rood-regeling') niet past binnen het geldende bestemmingsplan. Daarom is voor de locatie een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Wanneer dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, zal het als zelfstandig plan vigeren.

Er zijn vier typen regels opgenomen: inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en een slotregel. Deze regels sluiten waar mogelijk en relevant aan op het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' van de gemeente Tubbergen. De regels zijn opgesteld conform de SVBP2012-standaarden en er is aangesloten op de meest recente wetgeving.

6.2 Inleidende regels

In artikel 1 Begrippen is omschreven wat met de gebruikte begrippen wordt bedoeld. Het gaat om begrippen die van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifieke juridische betekenis hebben. Bij toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

In artikel 2 Wijze van meten is aangegeven hoe de maten die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, gemeten dienen te worden.

6.3 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 1 gaat in op de bouw- en gebruiksmogelijkheden ten behoeve van het agrarisch bedrijf. Bouwen ten behoeve van het agrarisch bedrijf is alleen toegestaan binnen het agrarisch bouwvlak. Dit artikel bevat een aantal specifieke afwijkingsmogelijkheden om onder voorwaarden van de bouwregels af te kunnen wijken.

Artikel 4 Wonen geeft aan dat binnen elk bestemmingsvlak één woning is toegestaan, binnen een bouwvlak. De nieuwe woning mag een inhoudsmaat van maximaal 1000 m3 hebben. Binnen deze bestemming zijn erf en tuin tevens toegestaan. Bijgebouwen zijn mogelijk tot de oppervlaktematen zoals deze in de regels zijn genoemd. Ook in dit artikel zijn een aantal specifieke afwijkingsmogelijkheden opgenomen.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3 en Artikel 6 Waarde - Archeologie 4 geven aan dat het gronden betreft waarbij het behoud en de bescherming van de archeologisch en cultuurhistorisch waardevolle essen en steilranden met bijbehorende beplanting belangrijk is. Hiervoor zijn regels opgenomen.

6.4 Algemene regels

Artikel 7 t/m 10 bevatten de algemene regels. Dit zijn regels die niet specifiek aan een bestemming zijn gekoppeld, maar die altijd voor elke locatie gelden. In artikel 7 Anti-dubbeltelregel wordt bijvoorbeeld beoogd om te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan is toegestaan, bijvoorbeeld bij een toekomstige afsplitsing van het bestemmings- of bouwvlak.

Artikel 8 bevat de Algemene gebruiksregels, artikel 9 bevat de Algemene aanduidingsregels en in artikel 10, de Algemene afwijkingsregels, worden een aantal mogelijkheden geboden om af te wijken van de bouwregels binnen diverse bestemmingen. Artikel 11 bevat de Overige regels.

6.5 Overgangs- en slotregels

Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen en gebruik is opgenomen in artikel 12 Overgangsrecht Uitbreiding van de bebouwing die onder het overgangsrecht valt is slechts mogelijk met afwijking van het bevoegd gezag.

Het laatste artikel is artikel 13 Slotregel Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

In artikel art. 3.1.6 lid 1, Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is en beschreven moet worden hoe burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.2.1 Overleg

Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld is dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

Provincie Overijssel

Het plan betreft de uitvoering van bestaand beleid. Het plan hoeft daarmee niet voor vooroverleg te worden toegezonden aan de provincie Overijssel.

Waterschap Vechtstromen

Het plan is afgestemd met het waterschap. De resultaten van deze afstemming zijn weergegeven in paragraaf 4.5.

7.2.2 Inspraak

De gemeente kan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid en bestemmingsplannen. Gezien de relatief beperkte planologische betekenis, en gezien het de uitvoering van bestaand beleid betreft, wordt het bestemmingsplan direct als ontwerp ter inzage gelegd.

7.2.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor 6 weken voor zienswijzen ter inzage gelegd. Binnen deze termijn zijn wel/geen zienswijzen ingediend.

7.3 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

De gemeentelijke kosten zijn beperkt tot de ambtelijke kosten, welke worden verhaald middels de gemeentelijke legesverordening. Eventuele planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer. Hiertoe is een anterieure overeenkomst afgesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is op grond van artikel 6.12 Wro geen exploitatieplan nodig.