direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hekkertsweg 3 Tubbergen en Oude Uelserdijk 6 Mander
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0183.BUIBPHEKKW3OUELSD6-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Hekkertsweg 3 in Tubbergen, gelegen in het buitengebied van de gemeente Tubbergen, bevindt zich momenteel een volwaardig (intensief) agrarisch bedrijf met daarbij een bedrijfswoning en bijhorende agrarische bebouwing.

Initiatiefnemer is voornemens een deel van de agrarische bebouwing te slopen en ter compensatie een woning in het kader van Rood voor Rood te bouwen. Deze te slopen bebouwing bevindt zich aan de zuidzijde van de Hekkersweg. Initiatiefnemer is tevens voornemens om het agrarisch bedrijf (liggend aan de noordzijde van de Hekkertsweg) te ontmengen en in grondgebonden vorm voort te zetten. Dit is mogelijk op grond van de zogenaamde ontmengingsregeling. Zodoende hoeft alleen de bebouwing ten behoeve van de intensieve tak gesloopt te worden. De niet-intensieve (grond gebonden) en de bijbehorende bebouwing kan op deze manier behouden blijven. In onderhavig bestemmingsplan wordt hiervoor het noordelijk gedeelte van het bouwvlak verkleind tot om de resterende bestaande gebouwen. De oppervlakte van deze gebouwen zal als maximale oppervlaktemaat opgenomen worden. De totale oppervlakte te slopen oppervlakte aan de Hekkertsweg bedraagt 495 m2.

Op dit voornemen heeft de gemeente Tubbergen (d.d. 14 augustus 2017) een positief besluit genomen. Daarbij is aangegeven dat voor de bouw van een compensatiewoning in het kader van Rood voor Rood de sloopnorm 1.000 m2 bedraagt. Naast de 495 m2 sloopmeters aan de Hekkertsweg diende er dan ook een andere locatie te worden betrokken bij het verzoek.

Deze locatie is gevonden aan de Oude Uelserdijk 6, gelegen in Mander in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. Op deze locatie bevindt zich een voormalig agrarisch erf. Op de locatie zijn de agrarische (paardenhouderij) bedrijfsactiviteiten inmiddels volledig beëindigd. De voormalige agrarische bedrijfsgebouwen hebben geen vervolgfunctie, waardoor niet langer in het onderhoud van de bebouwing geïnvesteerd is en wordt. Deze bebouwing is inmiddels dan ook sterk verouderd. Het gaat in totaal om circa 550 m2, waarmee de totale sloopoppervlakte op beide locaties 1.045 m2 bedraagt. Dit geeft het recht op de bouw van een compensatiewoning aan de Hekkertsweg 3. De locatie aan de Oude Uelserdijk 6 zal worden voorzien van een passende (woon)bestemming.

De ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt op basis van het gemeentelijke beleid 'Rood voor Rood met gesloten beurs 2014'.

Concreet bestaat de ontwikkeling uit:

  • sloop van circa 1.045 m² aan landschapsontsierende bebouwing aan de Hekkertsweg 3 te Tubbergen en de Oude Uelserdijk 6 te Mander;
  • sanering van overtollige erfverharding en mestopslag op beide locaties;
  • realisatie van één compensatiewoning met bijgebouw aan de Hekkertsweg 3 te Tubbergen;
  • voortzetten van het agrarisch bedrijf aan de Hekkertsweg 3 te Tubbergen in grondgebonden vorm (ontmenging);
  • het zorgvuldig landschappelijk inpassen van beide percelen.

De sloop van de bebouwing en de landschappelijke inpassing op de genoemde locaties worden gewaarborgd door een voorwaardelijke verplichting. De ontwikkelingen zijn niet in overeenstemming met de geldende bestemmingsplannen. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de gewenste juridisch-planologische kaders. In deze toelichting zal worden aangetoond dat het voornemen in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

1.2 Ligging van het plangebied

Zowel de bouwlocatie aan de Hekkertsweg 3 als de slooplocatie aan de Oude Uelserdijk 6, ten noorden van Tubbergen, zijn in het buitengebied van de gemeente Tubbergen gelegen. In afbeelding 1.1 is de ligging van beide plangebieden weergegeven ten opzichte van de kern Tubbergen en de directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHEKKW3OUELSD6-VG01_0001.png"  
Afbeelding 1.1 Ligging van beide plangebieden (Bron: Atlas Overijssel)  

1.3 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Hekkertsweg 3 Tubbergen en Oude Uelserdijk 6 Mander" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (NL.IMRO.0183.BUIBPHEKKW3OUELSD6-VG01) en een renvooi;
  • regels.

Op de verbeelding is de bestemming van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten, maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

1.4 Huidig planologisch regime

1.4.1 Algemeen

Beide plangebieden zijn gelegen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan “Tubbergen Buitengebied 2016” van gemeente Tubbergen. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Tubbergen vastgesteld op 23 mei 2016. Tevens zijn deze gelegen binnen het bestemmingsplan "Facetbestemmingsplan parkeren Tubbergen", vastgesteld op 28 mei 2019. In afbeelding 1.2 zijn uitsnede's van het bestemmingsplan weergegeven en daarop met de rode lijn de begrenzing van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHEKKW3OUELSD6-VG01_0002.png" Afbeelding 1.2 Uitsnede bestemmingsplan “Tubbergen Buitengebied 2016” ter plaatse van de Hekkertsweg 3 (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHEKKW3OUELSD6-VG01_0003.png"  
Afbeelding 1.3 Uitsnede bestemmingsplan “Tubbergen Buitengebied 2016” ter plaatse van de Oude Uelserdijk 6 (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)  
1.4.2 Beschrijving bestemmingen en aanduiding

Hekkertsweg 3

De in het plangebied begrepen gronden ter plaatse van de Hekkertsweg 3 hebben de volgende bestemmingen:

  • enkelbestemming: 'Agrarisch - 1'
  • enkelbestemming: 'Agrarisch - 2'
  • dubbelbestemming: 'Waarde – Archeologie 3'
  • dubbelbestemming: 'Waarde – Archeologie 4'

Tevens zijn ter plaatse de volgende gebiedsaanduidingen aanwezig;

  • 'Functieaanduiding intensieve veehouderij'
  • 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan'
  • 'reconstructiewetzone – extensiveringsgebied'

Oude Uelserdijk 6

De in het plangebied begrepen gronden ter plaatse van de Oude Uelserdijk 6 hebben de:

  • enkelbestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij'
  • dubbelbestemming: 'Waarde – Archeologie 3'
  • dubbelbestemming: 'Waarde – Archeologie 4'

Tevens is ter plaatse de volgende gebiedsaanduiding aanwezig;

  • 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan'

Beschrijving van de bestemmingen per locatie

Hekkertsweg 3

De voor 'Agrarisch - 1' en 'Agrarisch - 2' aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor het agrarisch gebruik en uitoefening van een agrarisch bedrijf. In dit geval gaat het om de uitoefening van een intensief agrarisch bedrijf. De intensieve veehouderij wordt ter plaatse beëindigd.

Gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3' en 'Waarde – Archeologie 4' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.

De voor 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van het gebruik van de gronden ten behoeve van sierteelt, boomteelt, houtteelt of overige opgaande teeltvormen, niet zijnde boom- en sierteelt binnen de bouwpercelen.

De voor 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het toelaten van verschillende functies naast elkaar, waarbij het bevorderen van de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden, de realisatie van milieudoelen, en - waar mogelijk - van recreatief gebruik bovengeschikt is aan andere belangen. Overige functies kunnen zich in deze gebieden ontwikkelen, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ontwikkeling van natuur, landschap en wonen.

Oude Uelserdijk 6

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van gebruiksgerichte paardenhouderijen, al dan niet in combinatie met een agrarische bedrijfsvoering en ondergeschikte manege-activiteiten.

Gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3' en 'Waarde – Archeologie 4' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.

De voor 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van het gebruik van de gronden ten behoeve van sierteelt, boomteelt, houtteelt of overige opgaande teeltvormen, niet zijnde boom- en sierteelt binnen de bouwpercelen.

1.4.3 Strijdigheid

Hekkertsweg 3, Tubbergen

Het realiseren van een compensatiewoning in het kader van Rood voor Rood is binnen de geldende bestemming en 'Agrarisch - 2' niet mogelijk, omdat het toevoegen van een (reguliere) woning binnen deze bestemmingen niet is toegestaan.

In dit bestemmingsplan zullen de uitgangspunten uit de RvR-regeling en de landschappelijke inpassing worden vastgelegd. De gronden ter plaatse van het agrarisch bouwperceel zullen gedeeltelijk worden wegbestemd, waarmee het agrarisch bedrijf ter plaatse in de toekomst geen uitbreidingsmogelijkheden meer heeft. Tevens komt de mogelijkheid tot het uitoefenen van een intensieve veehouderij te vervallen ter plaatse van het agrarisch bedrijf. Dit dient planologisch te worden geborgd, tevens wordt de maximale oppervlakte aan bebouwing vastgelegd.

Dit bestemmingsplan omvat de juridische planologische kaders om de voorgenomen ontwikkeling te realiseren.

Oude Uelserdijk 6, Mander

De locatie aan de Oude Uelserdijk 6 betreft de slooplocatie. Op deze locatie wordt in totaal 570 m2 aan landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Deze sloopt wordt in dit bestemmingsplan geborgd. In dit bestemmingsplan wordt dit perceel voorzien van een woonbestemming. Hiermee wordt het perceel voorzien van een passende vervolgfunctie, aangezien van een agrarisch bedrijf (paardenhouderij) reeds geen sprake meer is.

Dit bestemmingsplan omvat de juridische planologische kaders om de voorgenomen ontwikkeling te realiseren.

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in Hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie in het plangebied en de gewenste situatie. In Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, de provincie Overijssel en de gemeente Tubbergen beschreven. In Hoofdstuk 5 passeren alle relevante milieu- en omgevingsthema's de revue. Hoofdstuk 6 gaat in op de wateraspecten en in de hoofdstukken 7 en 8 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de economische uitvoerbaarheid. Tot slot gaat Hoofdstuk 9 in op het vooroverleg.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Tubbergen

Het dorp Tubbergen is een esdorp, ontstaan uit een concentratie van boerderijen aan de rand van de es bij een knooppunt van samenkomende regionale wegen. In de loop der tijd heeft zich langs deze wegen, en dan met name de huidige Grotestraat, een min of meer gesloten lint van bebouwing gevormd. Deze bebouwing bestond naast boerderijen uit ambachtelijke bedrijvigheid, een kerk en pastorie en een school.

Het overige wegenpatroon bestond voornamelijk uit zandwegen die een verbinding vormden met de omliggende buurtschappen. De belangrijkste wegen hiervan waren de weg naar Geesteren en Langeveen (de huidige Hardenbergerweg) en de Reutummerweg. Tussen deze wegen ontstonden (korte) verbindingswegen waar zich incidenteel weer agrariers vestigen. Ook in de huidige ruimtelijke structuur van Tubbergen is deze historisch gegroeide radiale wegenstructuur, waarbij de van oudsher voorkomende wegen uit verschillende richtingen bijeenkomen in het centrum, nog goed herkenbaar.

2.2 Huidige situatie

2.2.1 Hekkertsweg 3

De sloop- en tevens compensatielocatie aan de Hekkertsweg 3 te Tubbergen bevind zich in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. De ruimtelijke en functionele structuur in de directe omgeving bestaat voornamelijk uit agrarische gronden met verspreid liggende agrarische bedrijven en woonerven. Zo wordt het plangebied aan alle zijden begrensd door agrarische cultuurgronden. Tot slot wordt het plangebied doorkruist door de Hekkertsweg, deze weg is bedoeld voor doorgaand verkeer. In het plangebied staat wat betreft bebouwing een woning en agrarische opstallen. Afbeelding 2.1 geeft een luchtfoto weer van het plangebied en de directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHEKKW3OUELSD6-VG01_0004.png"  
Afbeelding 2.1 Luchtfoto huidige situatie plangebied en directe omgeving (Bron: Atlas Overijssel)  
2.2.2 Oude Uelserdijk 6

De slooplocatie bevindt zich aan de Oude Uelserdijk 6 te Mander, in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. De ruimtelijke en functionele structuur in de directe omgeving bestaat voornamelijk uit agrarische gronden met verspreid liggende agrarische bedrijven en woonerven. Zo wordt het plangebied aan alle zijden begrensd door agrarische cultuurgronden. Tot slot ligt de noordzijde de Oude Uelserdijk, welke is bedoeld voor bestemmingsverkeer. In het plangebied staat wat betreft bebouwing een woning met enkele agrarische opstallen ten behoeve van een voormalige paardenhouderij, een aantal van deze opstallen zal gesloopt worden in het kader van de Rood-voor-roodregeling. De woning blijft behouden. Afbeelding 2.2 geeft een luchtfoto weer van het plangebied en de directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHEKKW3OUELSD6-VG01_0005.png"

Afbeelding 2.2 Luchtfoto huidige situatie plangebied en directe omgeving (Bron: Atlas Overijssel)

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Gewenste ontwikkeling

3.1.1 Aanleiding

Hekkertsweg 3

In het kader van de Rood voor Rood regeling mag, in ruil voor de sloop van minimaal 1.000 m2 landschapsontsierende bebouwing, één compensatiewoning met bijgebouw gerealiseerd worden. De maatvoering van deze bebouwing moet overeenkomstig aan de maatvoering het geldende bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' zijn en de ontwikkeling moet landschappelijk worden ingepast. Initiatiefnemer wenst van de Rood voor Rood regeling gebruik te maken.

Initiatiefnemer is voornemens om landschapsontsierende bebouwing te slopen en in ruil hiervoor het recht op een compensatiewoning te verkrijgen. Daarnaast zal, na toepassing van de Rood-voor-roodregeling, de agrarische bestemming worden behouden aan de noordzijde van de Hekkertsweg, waarbij de aanduiding voor intensieve veehouderij wordt verwijderd.

In het beleid staat hierover: "Deelname aan Rood voor Rood impliceert het beeindigen van het agrarisch bedrijf. Uitzondering hierop vormt ontmenging. Als er sprake is van een gemengd bedrijf in extensiverings- of verwevingsgebied, waarbij het onderdeel intensieve veehouderij wordt beeindigd. In die gevallen mag de bebouwing ten behoeve van de extensieve tak behouden blijven. Dit houdt daarmee tevens in dat een deelnemer geen extra bebouwing kan oprichten ten behoeve van de overblijvende niet-intensieve veehouderijtak" 

De locatie voldoet aan de uitgangspunten van deze zogenaamde ontmengingsregeling. Zodoende hoeft alleen de bebouwing ten behoeve van de intensieve tak gesloopt te worden. De niet-intensieve (grondgebonden) tak kan zodoende worden voortgezet en de daarbij behorende bebouwing kan behouden blijven. Hiertoe wordt het noordelijke gedeelte het bouwvlak verkleind tot om de overblijvende bestaande gebouwen, de oppervlakte van deze gebouwen wordt als maximale oppervlaktemaat opgenomen en de aanduiding voor intensieve veehouderij wordt verwijderd. Verder worden ook de milieurechten voor het houden van vleesvarkens ingetrokken.

Het bestaande erf en de compensatiekavel worden landschappelijk ingepast. Het toepassen van de rood voor rood regeling op het perceel zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door de sloop van landschap ontsierende gebouwen en het investeren in de ruimtelijke kwaliteit. De compensatiewoning aan de Hekkertsweg 3 wordt tot slot voorzien van een reguliere woonbestemming.

Oude Uelserdijk 6

Deze locatie voorziet in de resterende sloopmeters om aan de vereiste sloopnorm te voldoen. De (voormalige agrarische) landschapsontsierende bebouwing wordt gesloopt en het resterende perceel met de voormalige bedrijfswoning aan de Oude Uelserdijk 6 wordt tot slot voorzien van een reguliere woonbestemming.

3.1.2 Te slopen, behouden en realiseren bebouwing

Hekkertsweg 3

Het erf aan de Hekkertsweg (E) (in onderstaande afbeelding links) kent in beginsel een herkenbare opzet voor de jonge heideontginning. Voorop het erf staat de woning (A) met daarachter rond een plein de diverse schuren (B). De varkenstak is aan de overzijde komen te liggen (C). Daarachter heeft het bedrijf de mestopslag opgericht (D). Beide zaken zullen gesaneerd worden in het kader van de rood voor rood regeling. Het bedrijf pakt gelijk de kans aan om ook de kuilvoerplaten beter in te passen. De huidige locatie (F) neemt een belangrijke positie in het landschap in. Door de platen achter het bedrijf te leggen ontstaat er een beter beeld. De diverse houtopstanden rondom het bedrijf (G) bepalen de herkenning van het landschap en moeten behouden blijven.

Oude Uelserdijk 6

Het erf aan de Oude Uelserdijk (D) (in onderstaande afbeelding rechts) is landschapsgericht waarbij de boerderij (A) aan de meest oostelijke zijde is gebouwd en de schuren (B/C) er later achter zijn komen te staan langs de Oude Uelserdijk. Een gedeelte van de schuren wordt gesloopt in het kader van de rood voor rood regeling. Net als bij de Hekkertsweg dragen de bestaande houtopstanden bij aan de herkenning van het landschap. Deze dienen behouden te blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHEKKW3OUELSD6-VG01_0006.png"  
Afbeelding 3.1 Te slopen, behouden en realiseren bebouwing (Bron: Hannink landschapsvormgeving)  
3.1.3 Landschappelijke inpassingsplan

Voor de landschappelijke inpassing van de Rood voor Rood ontwikkeling is door Hannink landschapsvormgeving een ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld. In het plan zijn de eisen van de initiatiefnemer, vanuit het beleid, vanuit de landschappelijke situatie en vanuit het gemeentelijk Kwaliteitsteam verwerkt. Het complete plan is opgenomen in Bijlage 1 van deze toelichting.

Hekkertsweg 3

Het agrarische bedrijf aan de Hekkertsweg blijft na de rood voor rood regeling behouden, maar wordt ontmengd als onderdeel van het Rood voor Rood project. Belangrijke wijziging is het verplaatsen van de kuilvoerplaten (N) naar de achterzijde van het bedrijf (M). Dat levert een versterking van de ruimtelijke kwaliteit doordat de kuilvoerplaten nu een bepalende positie in het landschap hebben.

Aan de overzijde worden de varkensstallen (U) gesloopt evenals de daarachter gelegen mestopslag. Via de regeling wordt het recht verworven om een nieuwe woning (C) te bouwen inclusief een bijgebouw (D). De woning komt net als de voormalige stallen parallel aan de houtwal te liggen en volgt daarbij het verkavelingspatroon.

De woning komt verder van de weg te liggen om een zeer beeldbepalende eik te kunnen behouden. De aanplant van het erf beperkt zich tot de aanleg van een enkele haag (I) en een landhek (J). Daarmee wordt het open karakter benadrukt. De inrit blijft behouden en krult richting de houtwal in de verdere erfverharding (F). De overige houtopstanden blijven behouden (K) en wordt ter plaatse van het erf versterkt (L). Daarmee voldoet het erf aan de gestelde eisen en draagt het bij aan de herkenning van het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHEKKW3OUELSD6-VG01_0007.png"

Oude Uelserdijk 6
Aan de Oude Uelserdijk (O) is reeds sprake van een goed ingepast erf. Door gebrek aan functies is er sprake van een leegstand van de schuren. Om die reden heeft de bewoner zijn schuren beschikbaar gesteld voor sloop in het kader van de rood voor rood regeling. Het erf zal vanuit planologisch oogpunt omgezet zijn naar een erf met beperkte bouwmogelijkheden. Door de sloop van de schuren (C) is er sprake van een meer compacter erf dat afgewisseld wordt met sterke landschapselementen. Onder meer is er sprake van een bestaand erfbos (G), een recentelijk aangelegde houtsingel (F) en een recentelijk aangelegde fruitboomgaard (H) in het kader van de groene en blauwe diensten.

De overige elementen (I) blijven evenwel behouden met uitzondering van een aantal eiken dat tussen de te slopen schuren staat. De erfbeplanting heeft geen landschappelijke betekenis en zijn vermoedelijk aangeplant ter verfraaiing van het erf. Zonder schuren komen zij te midden van een agrarisch perceel te staan. Dat zou het perceel te kleinschalig opdelen. Bovendien is de vitaliteit van de bomen afnemend mogelijk door de beperkte groeiplaats ervan. De erfverharding als aanwezig blijft behouden om achter gelegen agrarische percelen te kunnen bereiken. Door de situering van de laan richting de woning is daar geen ruimte om met groot materieel de achterzijde te bereiken.
afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHEKKW3OUELSD6-VG01_0008.png"  
 

3.2 Verkeer en parkeren

3.2.1 Algemeen

Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient rekening te worden gehouden met de parkeerbehoefte die ontstaat als gevolg van een nieuwe ontwikkeling. Hiertoe kunnen berekeningen worden uitgevoerd op basis van zowel de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren, publicatie 381 (december 2018)' van het CROW als het parkeerbeleid ‘Beleidsnotitie Bouwen & Parkeren'.

Uitgaande van de volgende uitgangspunten:

  • Functie: wonen, koop, vrijstaand;
  • Verstedelijkingsgraad: niet stedelijk / gemeente Tubbergen (Bro: CBS Statline);
  • Stedelijke zone: buitengebied;
  • Parkeerbehoefte (per woning): minimaal 2,0 en maximaal 2,8;
  • Verkeersgeneratie (per woning): minimaal 7,8 en maximaal 8,6 per etmaal.
3.2.2 Uitwerking
3.2.2.1 Hekkertsweg 3

Parkeren

Het parkeren ten behoeve van de woningen vindt plaats op eigen erf. Bij de woning aan de Hekkertsweg 3 is sprake van een bestaande situatie, hier is reeds voldoende ruimte ten behoeve van parkeren.

Op het nieuwe woonerf zal ruim voldoende ruimte beschikbaar zijn voor het realiseren van drie parkeerplaatsen. In het parkeerbeleid ‘Beleidsnotitie Bouwen & Parkeren' is opgenomen dat een nieuw initiatief (uitbreiding, nieuwbouw of functiewijziging) geen onaanvaardbare problemen mag veroorzaken in de omgeving. Dit betekent dat in beginsel de parkeerbehoefte op eigen terrein moet worden gerealiseerd. In het voorliggende plan zal hierin worden voorzien.

In de regels van voorliggend bestemmingsplan is bepaald dat het gewenste gebruik van de gronden alleen is toegestaan, wanneer in de parkeerbehoefte is voorzien. Zoals onder andere te zien is in afbeelding 3.2 is op eigen terrein voldoende ruimte aanwezig om in deze parkeerbehoefte te voorzien.

Verkeersgeneratie

Per saldo zal er sprake zijn van een afname van het aantal verkeersbewegingen, als gevolg van de ontwikkeling, aangezien de intensieve tak komt te vervallen. De verkeersbewegingen behorend bij het te ontmengen agrarisch bedrijf blijven aanwezig en worden vermeerderd met de bewegingen die gerelateerd zijn aan de te realiseren compensatiewoning.

De reeds bestaande overzichtelijke in- en uitrit voor de bestaande woning blijft behouden. Daarnaast wordt nog een extra in- en uitrit op dezelfde weg aangesloten, ten behoeve van de compensatiewoning.

Vanwege de niet toenemende verkeersintensiteit en de aanleg van een overzichtelijke in- en uitrit wordt geconcludeerd dat vanuit verkeerskundig oogpunt geen bezwaren zijn tegen de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

3.2.2.2 Oude Uelserdijk 6

De ontwikkeling voorziet in de sloop van voormalige agrarische bebouwing en het met een passende bestemming bestemmen van het perceel. Per saldo zal er dan ook sprake zijn van een afname aan verkeersbewegingen, aangezien de agrarisch gerelateerde bewegingen planologisch komen te vervallen. Het erf is reeds op een veilige en overzichtelijke wijze worden ontsloten. Voor wat betreft parkeren geldt dat er, net als in de huidige situatie, voldoende ruimte op het erf aanwezig is.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald in de verbeelding en in de regels.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
4.1.1.1 Algemeen

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

4.1.1.2 Rijksdoelen en regionale opgaven

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder ander ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale revierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) NNN, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.
4.1.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigt en geoptimaliseerd instrument.

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.

Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'. In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:

bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´

Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).

4.1.2 Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten van het rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte laat zich niet specifiek uit over dergelijke lokale ontwikkelingen. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de structuurvisie. Wat betreft de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' wordt het volgende opgemerkt:

Wat de “Ladder voor duurzame verstedelijking” betreft is een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van belang. Hierin is uitgesproken dat met de realisatie van 11 woningen niet voorzien wordt in een woningbouwlocatie of andere stedelijk ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (ABRS 16 september 2015, 201501297/1/R4). Onderliggend initiatief voorziet in de realisatie van één extra grondgebonden woning, de compensatiewoning. Gelet op de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling is in voorliggend geval dan ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.

Geconcludeerd wordt dat geen verdere toetsing plaats hoeft te vinden aan de “Ladder voor duurzame verstedelijking” en dat het initiatief voldoet aan het rijksbeleid.

4.2 Provinciaal beleid

In deze paragraaf wordt het voor deze ontwikkeling relevante provinciale beleid behandeld. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel de nieuwe Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken Kleur' en bijbehorende Omgevingsverordening Overijssel 2017 vastgesteld. Op 1 mei 2017 zijn de nieuwe Omgevingsvisie en Omgevingsverordening in werking getreden.

4.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De omgevingsvisie is het centrale provinciale beleidsplan voor het fysieke beleidsplan voor het fysieke leefmilieu in Overijssel. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele centrale ambities van de provincie:

  • goed en plezierig wonen, nu en in de toekomst door een passend en flexibel aanbod van woonmilieus (typen woningen en woonomgeving) die voorzien in de vraag (kwantitatief en kwalitatief);
  • versterken complementariteit van bruisende steden en vitaal platteland als ruimtelijke, cultureel, sociaal en economisch samenhangend geheel. Dit door behoud en versterking van leefbaarheid en diversiteit van het landelijk gebied, stedelijke netwerken versterken, behoud en versterken van cultureel erfgoed als drager van identiteit;
  • veilig, gezond en schoon kunnen wonen, werken, recreëren en reizen door te zorgen voor waterveiligheid, externe veiligheid en verkeersveiligheid;
  • investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan.
4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied.

4.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie Overijssel, wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de volgende stappen centraal:

  • 1. Of – generieke beleidskeuzes
  • 2. Waar – ontwikkelingsperspectieven
  • 3. Hoe – gebiedskenmerken

Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kan men aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.

De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.

Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.

In afbeelding 4.1 is het Uitvoeringsmodel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHEKKW3OUELSD6-VG01_0009.png"  
Afbeelding 4.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)  
4.2.3.1 Of- generieke beleidskeuzes

Maatschappelijke opgaven zijn leidend in het handelen. Allereerst is het dan ook de vraag of er een maatschappelijke opgave is. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidkeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk hierbij aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Maar ook aan beleidskeuzes om overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantorenlocaties – en daarmee grote financiële en maatschappelijke kosten – te voorkomen. In de omgevingsvisie zijn de provinciale beleidskeuzes hieromtrent vastgelegd.

De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de omgevingsverordening.

4.2.3.2 Waar- ontwikkelingsperspectieven

Na het beantwoorden van de of-vraag, is de vraag waar het initiatief past of ontwikkeld kan worden. In de omgevingsvisie op de toekomst van Overijssel onderscheid de provincie zes ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.

De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging: een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Die dient dan wel te passen binnen de – voor dat ontwikkelingsperspectief – geldende kwaliteitsambities. Daarbij dienen de nieuwe ontwikkelingen verbonden te worden met de bestaande kenmerken van het gebied, conform de Catalogus Gebiedskenmerken (de derde stap in het uitvoeringsmodel). Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.

4.2.3.3 Hoe- gebiedskenmerken

Ten slotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden verstaan de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Voor alle gebiedstypen in Overijssel is in de Catalogus Gebiedskenmerken beschreven welke kwaliteiten en kenmerken van provinciaal zijn en behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden.

De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. Voor de normerende uitspraken geldt dat deze opgevolgd dienen te worden; ze zijn dan ook in de omgevingsverordening geregeld. De richtinggevende uitspraken zijn randvoorwaarden waarmee in principe rekening gehouden moet worden. Hier kan gemotiveerd van worden afgeweken mits aannemelijk is gemaakt dat met het alternatief de kwaliteitsambities even goed of zelfs beter gerealiseerd kunnen worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. Initiatiefnemers kunnen zich hierdoor laten inspireren, maar dit hoeft niet.

4.2.3.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

4.2.3.4.1 Of - generieke beleidskeuzes

Bij de afwegingen in de eerste fase 'Of – generieke beleidskeuzes' zijn artikel 2.1.3 (Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik), artikel 2.1.5 (Ruimtelijke kwaliteit), artikel 2.1.6 (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving) en artikel 2.2.2 (Realisatie nieuwe woningen) uit de Omgevingsverordening Overijssel van belang. Hierna wordt nader op de artikelen ingegaan

Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Lid 1: Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • 1. dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
  • 2. dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip “groene omgeving” nader gedefinieerd als: de gronden die niet vallen onder bestaand bebouwd gebied.

In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip “bestaand bebouwd gebied” nader gedefinieerd als: de gronden binnen steden en dorpen die benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro;

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.3

Door het toepassen van de Rood voor Rood-regeling, neemt de hoeveelheid landschapsontsierende bebouwing in het buitengebied af en wordt één compensatiewoning teruggebouwd. Per saldo is geen sprake van extra ruimtebeslag door bouwen en verharden op de groene omgeving, maar juist een afname. Daarnaast vindt de ontwikkeling plaats op of aansluitend aan bestaande erven. Samenvattend wordt geconcludeerd dat in voldoende mate rekening is gehouden met het gestelde in artikel 2.1.3.

Artikel 2.1.5. Ruimtelijke kwaliteit (leden 1, 2, 3 en 5)

Lid 1: In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.

Lid 2: In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan het Uitvoeringsmodel (OF-, WAAR- en HOE-benadering) die in de Omgevingsvisie Overijssel is neergelegd.

Lid 3: In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt gemotiveerd dat de nieuwe ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief die in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd.

Lid 5: In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan de vier-lagenbenadering die onderdeel uitmaakt van het Uitvoeringsmodel en op welke wijze de Catalogus Gebiedskenmerken is gebruikt bij de ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.

Artikel 2.1.6: Kwaliteitsimpuls Groene omgeving (lid 1)

Bestemmingsplannen voor de Groene omgeving kunnen – met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3. en artikel 2.1.4. en het bepaalde in artikel 2.1.5. – voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene omgeving, uitsluitend indien hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologisch en/of landschappelijk waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

Toetsing van het initiatief aan artikelen 2.1.5 en 2.1.6 lid 1

Het voorliggende plan leidt tot een kwaliteitsimpuls in de groene omgeving (buitengebied) van de gemeente Tubbergen. Deze meerwaarde vertaalt zich in:

  • sloop van circa 1.045 m2 aan landschapsontsierende bebouwing;
  • sanering van asbest en overtollige erfverharding;
  • het versterken van de landschappelijke kwaliteit, door beide locaties van het plangebied conform de gebiedskenmerken landschappelijk in te passen.

De investeringen in de ruimtelijke kwaliteit staan in verhouding tot de geboden ontwikkelingsmogelijkheden. Hiermee wordt voldaan aan het beleid van de Provincie Overijssel met betrekking tot de impuls in de groene omgeving. In paragraaf 4.2.3.4.2 wordt beschreven dat het project past binnen de ontwikkelingsperspectieven.

Artikel 2.2.2: Realisatie nieuwe woningen (lid 1)

Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw.

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.2.2

Voorliggende ontwikkeling betreft de realisatie van een compensatiewoning op basis van het gemeentelijk rood voor rood beleid. De woning voldoet aan de kwalitatieve behoefte in de markt en wordt gebouwd voor de lokale markt. De ontwikkeling is dan ook in overeenstemming te achten met artikel 2.2.2 uit de Omgevingsverordening Overijssel.

Bij de overige afwegingen in de eerste fase 'Of - generieke beleidskeuzes' zijn er verder geen aspecten die bijzondere aandacht verdienen.

4.2.3.4.2 Waar - ontwikkelingsperspectieven

Zowel de compensatielocatie aan de Oude Uelserdijk en de locatie aan de Hekkertsweg te Tubbergen behoren tot het ontwikkelingsperspectief "Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap". In afbeelding 4.2 is een uitsnede van de perspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie opgenomen. De beide locaties worden in onderstaande afbeeldingen aangeduid met een rode ster.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHEKKW3OUELSD6-VG01_0010.png"  
Afbeelding 4.2 Uitsnede ontwikkelingsperspectievenkaart Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)  

"Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap"

Het ontwikkelingsperspectief ‘wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap’ richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw n opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik.

Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. Binnen dit ontwikkelingsperspectief kunnen nieuwe functies een plek krijgen op bestaande vrijkomende erven waar dit tevens maatschappelijke opgaven als behoud en ontwikkeling van cultuurhistorie, natuur en landschap ondersteunt. Zo worden vitaliteit en omgevingskwaliteit in samenhang versterkt. Het verbinden van de ontwikkelingsmogelijkheden van economische en maatschappelijke functies met het behoud en de versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen draagt bij aan het behoud van de specifieke kwaliteiten van het kleinschalige mixlandschap in Overijssel.

Toetsing van het initiatief aan het Ontwikkelingsperspectief

Beide locaties liggen in het kleinschalige mixlandschap. In het mixlandschap is ruimte voor een mix aan functies,. In dit bestemmingsplan gaat het om de functies wonen en agrarische bedrijvigheid. Dit is passend in het mixlandschap. Met de ontwikkeling worden op beide locaties door middel van landschappelijk de kenmerken van het cultuurlandschap versterkt. Uit paragraaf 5.5 en 5.6 blijkt dat er geen sprake is van een directe belemmering van de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling in overeenstemming is met het ter plekke geldende ontwikkelingsperspectief.

4.2.3.4.3 Hoe - gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. De 'Stedelijke laag' en 'Laag van beleving' wordt in dit geval buiten beschouwing gelaten, omdat er in of aangrenzend aan het plangebied geen relevante specifieke eigenschappen voor deze lagen gelden.

Hierna wordt ingegaan op de relevante kenmerken ter plaatse van beide plangebieden.

  • 1. De 'Natuurlijke laag'

Overijssel bestaat uit een rijk en gevarieerd spectrum aan natuurlijke landschappen. Deze vormen de basis voor het gehele grondgebied van Overijssel. Het beter afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag kan ervoor zorgen dat de natuurlijke kwaliteiten van de provincie weer mede beeldbepalend worden. Ook in steden en dorpen bij voorbeeld in nieuwe waterrijke woonmilieus en nieuwe natuur in stad en dorp. Het plangebied is op de gebiedskenmerkenkaart de 'Natuurlijke laag' aangeduid met het gebiedstype '“Dekzandvlakte en ruggen”. In afbeelding 4.3 is dat aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHEKKW3OUELSD6-VG01_0011.png"  
Afbeelding 4.3 Natuurlijke laag (Bron: Provincie Overijssel)  

“Dekzandvlakte en ruggen”

De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat gebied.

Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beiden zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting. Bij ontwikkelingen is de (strekkings)richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.

Toetsing van het initiatief aan de 'Natuurlijke laag'

De gronden in beide locaties van het plangebied zijn in cultuur gebracht of ingericht als agrarisch erf met bedrijfsgebouwen. De van oorsprong voorkomende 'Natuurlijke laag' is daardoor niet of nauwelijks meer aanwezig. De aard en omvang van dit plan is van een beperkte omvang. Het nog aanwezige natuurlijke reliëf wordt met dit plan dan ook niet aangetast. Met de landschapsmaatregelen wordt ingezet op beplanting die past bij de natuurlijke ondergrond. De ontwikkeling is in overstemming met het gestelde in de 'Natuurlijke laag'. Hier wordt geconcludeerd dat de 'Natuurlijke laag' geen belemmering vormt voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

  • 2. De 'Laag van het agrarische cultuurlandschap'

In de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap' gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Hierbij hebben nooit ideeën over schoonheid een rol gespeeld. Wel zijn we ze in de loop van de tijd gaan waarderen om hun ruimtelijke kwaliteiten. Vooral herkenbaarheid, contrast en afwisseling worden gewaardeer. De ambitie is gericht op het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen door óf versterking óf behoud óf ontwikkeling of een combinatie hiervan. Het plangebied waar specifiek de compensatiewoning wordt gerealiseerd is op de gebiedskenmerkenkaart in het “Oude hoevenlandschap” gelegen. In afbeelding 3.4 is dat aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHEKKW3OUELSD6-VG01_0012.png"  
Afbeelding 4.4 Laag van het agrarisch cultuurlandschap (Bron: Provincie Overijssel)  

“Oude hoevenlandschap”

Het Oude Hoevenlandschap betreft een landschap met verspreide erven. Het werd ontwikkeld nadat de complexen met de grote essen 'bezet' waren en een volgende generatie boeren nieuwe ontwikkelingsruimte zocht. Die vonden ze bij kleine dekzandkopjes die individueel werden ontgonnen. Dit leidde tot een landschap dat de zelfde opbouw kent als het essenlandschap, alleen in een meer kleinschalige, meer individuele en jongere variant. Deze kleinere maat en schaal is tevens de reflectie van de natuurlijke ondergrond. Het landschap is contrastrijk met veel variatie op de korte afstand.

Als ontwikkelingen plaats vinden in het oude hoevenlandschap, dan dragen deze bij aan behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) van het oude hoevenlandschap, en aan de samenhang en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen.

Toetsing van het initiatief aan de “Laag van het agrarisch cultuurlandschap”

Door de sloop van landschapsontsierende bebouwing en de landschappelijke inpassing van de percelen met streekeigen beplanting, worden de kenmerken van het oorspronkelijke landschap van de verschillende landschapstypen versterkt. Daarmee is de ontwikkeling is overstemming met het gestelde in de “Laag van het agrarisch cultuurlandschap”.

4.2.4 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal ruimtelijk beleid.

4.3 Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk beleid is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste beleidsdocumenten die van toepassing zijn op de voorgenomen ontwikkeling worden hierna behandeld.

4.3.1 Beleidsnotitie Rood voor Rood met gesloten beurs 2014
4.3.1.1 Algemeen

De 'Beleidsnotitie Rood voor Rood met gesloten beurs 2014' van de gemeente Tubbergen is op 15 december 2014 vastgesteld. Het hoofddoel is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijke gebied. De realisatie van dit doel vindt plaats door de sloop van landschapsontsierende (agrarische) bedrijfsgebouwen en door overige verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit. Hierna wordt het plan getoetst (in cursieve tekst) aan de van belang zijnde voorwaarden van het inhoudelijk kader.

4.3.1.2 Toetsing van het initiatief aan het inhoudelijk kader 'Beleidsnotitie Rood voor Rood'

Relatie sloop en bouwkavel

Ter compensatie van onder andere de sloop van minimaal 1.000 m2 aan landschapsontsierende agrarische bedrijfsbebouwing kunnen onder voorwaarden één (of meer) bouwkavels voor een woning worden toegekend.

In dit geval wordt de minimale sloopoppervlakte behaald, aangezien de te slopen oppervlakte landschapsontsierende bebouwing 1.045 m2 bedraagt.

Voor wat betreft de maatvoering van de nieuwe bebouwing wordt aangesloten bij het bestemmingsplan 'Buitengebied 2016' van de gemeente Tubbergen. Zo bedraagt de inhoud van de woning en de daarbijbehorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken, niet zijnde overkappingen, ten hoogste 1.000 m³. Bij de compensatiewoning is in principe maximaal 100 m2 aan vrijstaande bijgebouwen toegestaan. De omvang van de compensatiekavel voldoet aan het maximum van 1.200 m2. De hiervoor genoemde uitgangspunten zijn doorvertaald op de verbeelding en in de regels van dit bestemmingsplan.

Situering bouwkavel en gebiedsdifferentiatie

Uitgangspunt is het terugbouwen op de slooplocatie. Hieronder wordt verstaan dat de bouwkavel op de slooplocatie wordt gesitueerd. De compensatiewoning wordt aan de Hekkertsweg 3, binnen het (voormalig) agrarisch bouwvlak gerealiseerd. Hiermeer wordt voldaan aan het uitgangspunt van terugbouwen op de slooplocatie.

De bouwkavel voor een compensatiewoning mag geen onevenredige aantasting van agrarische en andere belangen in de omgeving veroorzaken. Voorkomen moet worden dat de toekenning van een bouwkavel voor een woning ten koste gaat van het functioneren en de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving. Van aantasting is geen sprake. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf Milieuzonering en Geur van dit bestemmingsplan.

Tegenprestatie/ compensatie

De kwalitatieve inpassing in het landschap dient niet alleen architectonisch, maar ook landschappelijke door middel van een erfinrichtingsplan gewaarborgd te zijn.


Het erfinnrichtingsplan ten behoeve van voorliggend initiatief is opgenomen in Bijlage 1 van deze toelichting. In dit geval bestaat de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit uit het slopen van landschapsontsierende bebouwing en het landschappelijk inpassen van het plangebied. In Hoofdstuk 3 is eerder nader ingegaan op de landschappelijke inpassing van de locatie.

Beeldkwaliteit

De kwaliteit van de compensatiewoning dient, conform het Rood voor Rood beleid, gewaarborgd te zijn door een beeldkwaliteitsplan (architectonisch). Ten behoeve van deze eis en in het kader van de welstand is een algemeen beeldkwaliteitsplan Rood voor Rood opgesteld, deze vormt het aanvullende toetsingskader voor wat betreft de welstandscriteria.

Ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning voor de nieuw te bouwen woning zal de welstandstoets plaatsvinden op basis van de criteria die in het beeldkwaliteitsplan zijn opgenomen.

4.3.2 Structuurvisie Tubbergen
4.3.2.1 Algemeen

Op 14 maart 2016 heeft de gemeenteraad van Tubbergen de structuurvisie gemeente Tubbergen 'Op en top Tubbergen' vastgesteld. Het is een actueel strategisch beleidsdocument, waarin belangen worden gedefinieerd en ruimtelijke keuzes worden uitgewerkt, die gebaseerd zijn op sociaal-maatschappelijke, demografische - en ruimtelijke ontwikkelingen en trends. In een groot aantal documenten en visies voor thema's en gebieden, is het beleid van de gemeente Tubbergen uitgewerkt. De structuurvisie vormt hiervoor de koepel. De structuurvisie omvat daarnaast de hoofdlijnen van actueel beleid.

4.3.2.2 Geen 'verstedelijking' van het landelijk gebied

Wonen en werken in het buitengebied is aantrekkelijk. Dit mag echter niet ten koste gaan van de kwaliteiten en de belangrijkste functies in het gebied: landbouw, natuur en recreatie. Het gemeentelijk beleid voor nieuwe bebouwing en functies is daarom terughoudend.

Kwaliteit door dynamiek is daarbij het motto. Voorwaarde is dat elke ontwikkeling goed landschappelijk ingepast wordt, gebaseerd op de gebiedskenmerken. Wat echter voor een specifieke ontwikkeling op een specifieke locatie, een goede inpassing is, is maatwerk. Belangrijke instrumenten zijn net als voor de kernen het bestemmingsplan en de welstandsnota. Voor het buitengebied zijn daarnaast van belang ‘de beleidslijn rood-voor- rood‘, ‘het VAB+-beleid’, 'het ‘cascobeleid’ en de ‘Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving’.

4.3.2.3 Rode draad economie en werken

Het streven naar een vitale, duurzame economie staat centraal in het gemeentelijke beleid. Behoud, (kwaliteits) versterking en verbreding van lokale bedrijvigheid is daarbij van groot belang. Daarom wil de gemeente waar mogelijk ruimte bieden voor dynamiek. Niet alleen op de bedrijventerreinen, maar ook in de kernen en het buitengebied. Er is echter geen sprake van een ‘grenzeloze groei’: de (doorgroei)mogelijkheden van activiteiten zijn per gebied verschillend. Initiatieven die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de lokale economie en de werkgelegenheid, wil de gemeente zoveel mogelijk faciliteren. Voor alle ontwikkelingen geldt, dat een goede landschappelijke / stedenbouwkundige inpassing van groot belang is. Ieder gebied stelt hieraan weer andere eisen.

4.3.2.4 Toetsing initiatief aan de structuurvisie Tubbergen

Voorliggende ontwikkeling gaat uit van het realiseren van een compensatiewoning ter plaatse van het bestaande agrarische bedrijfsperceel aan de Hekkertsweg 3. De realisatie van dit doel vindt plaats door de sloop van landschapsontsierende (agrarische) bedrijfsgebouwen ter plaatse van de Hekkertsweg 3 en de Oude Uelserdijk en door overige verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit. Hierbij zal het agrarische bouwvlak ter plaatse van de Oude Uelserdijk 6 getransformeerd worden naar wonen, uitgangspunt hierbij is dat het bestemmingsvlak niet wordt vergroot. Het agrarische bouwvlak ter plaatse van de Hekkertsweg 3 zal verkleind worden, rondom de overblijvende bebouwing. De compensatiewoning zal tevens worden voorzien van een woonbestemming. De betreffende ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt op basis van de gemeentelijke beleidslijn 'rood-voor-rood'. Kortheidshalve wordt voor de toetsing van voorliggende ontwikkeling aan het gemeentelijk KGO-beleid verwezen naar paragraaf 4.3.1. Voorgenomen ontwikkeling is hiermee in lijn met de structuurvisie Tubbergen.

4.3.3 Casco-benadering in Noordoost-Twente
4.3.3.1 Algemeen

In het Ontwikkelingsperspectief voor het Nationale Landschap Noordoost-Twente hebben de hierbij betrokken partijen de ambitie uitgesproken om de tendens van schaalvergroting in de grondgebonden landbouw zodanig vorm te geven dat deze niet ten koste gaat van de kwaliteit van het landschap. Zowel gemeenten als provincie hadden behoefte aan een praktisch concept om in de dagelijkse praktijk invulling te geven aan deze ambitie. Voor het bereiken van deze ambitie is het, het meest wenselijk om de belangen van initiatiefnemers die elementen willen verwijderen te koppelen aan grondeigenaren die bereid zijn nieuwe elementen te plaatsen om zo het landschap te versterken. Alle individuele aanvragen zullen dan uiteindelijk moeten leiden tot een beter functionerend en herkenbaar landschap. Om dit te bereiken is de casco-benadering ontwikkeld.

Met de casco-benadering beschikken de provincie Overijssel en de deelnemende gemeenten van Noordoost-Twente over een generieke methode om vorm te geven aan de doelen voor het Nationaal Landschap: behoud en ontwikkeling van het landschap inclusief al haar functies. In relatie tot het provinciaal beleid is de cascobenadering een middel om invulling te geven aan het fenomeen 'ruimtelijke kwaliteit' en uitvoering aan de kwaliteitsagenda van de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel.

4.3.3.2 Casco-benadering in de praktijk

De landschapstypen van Noordoost-Twente vormen, samen met de ontwikkeling die deze landschappen hebben doorgemaakt (dynamiek), het uitgangspunt van de casco-benadering. Elk landschapstype heeft een eigen kenmerkende structuur van opgaande beplantingen. Deze structuur is het casco van het landschap. Het kan daarbij gaan om bomenrijen, houtwallen, houtsingels en (kleinere) bosjes. Het beleid is er op gericht om dit casco te versterken. Toepassing van de casco benadering leidt op termijn tot versterking van het 'kleinschalige groene karakter' van het landschap in totaliteit.

De regels van de casco-benadering gelden niet voor:

  • Punt elementen (zoals poelen en solitaire bomen);
  • Lijn elementen (zoals stijlranden en zandwegen);
  • Beplanting binnen bouwblokken/bebouwde kom;
  • Boomgaarden;
  • Bos groter dan 0,5 hectare.

Voor bovenstaande elementen en het beheer van casco elementen geldt het reguliere beleid van elke afzonderlijke gemeente. De basis voor initiatieven is de cascokaart. Hierop staan drie typen elementen weergegeven, zie de navolgende tabel.

Landschapstype   Opmerking  
Elementen die tot het casco behoren   Mogen in principe niet verplaatst worden  
Elementen die niet tot het casco behoren   Mogen verplaatst worden, als aan de regels van de casco-benadering wordt voldaan  
Te compenseren elementen   Locaties waar de initiatiefnemer de elementen heen kan verplaatsen  

Aan de hand van de casco-kaart wordt beoordeeld of het landschapselement tot het casco behoort of niet. Uit de beoordeling hiervan volgen drie mogelijke opties:

  • Regulier casco: het te verwijderen element is geen casco en de initiatiefnemer compenseert op een lijn uit de casco-kaart.
  • Afwijking van de compensatie: het te verwijderen element is geen casco, maar de initiatiefnemer wil compenseren op een andere plek dan aangegeven op de casco-kaart.
  • Afwijking van het casco: het te verwijderen element behoort tot het casco en het te compenseren element ligt of op de casco-kaart, zo niet dan is de een aanvraag een combinatie met situatie 2 (afwijking compensatie).

Zoals blijkt uit de in figuur 4.6 opgenomen uitsnede van de casco-kaart behoren enkele bestaande groenstructuren rond het plangebied tot het Casco. Binnen het plangebied zijn geen groenstructuren aanwezig die tot het Casco behoren.

De ontwikkeling op beide locaties hebben geen gevolgen voor de casco kaart. Er verdwijnen geen elementen. Wel geeft de casco kaart aan dat het noordwestelijk gelegen element voor een deel verplaatst mag worden. Omdat dit een landschappelijke drager is, wordt deze niet verwijderd maar juist versterkt. Waarschijnlijk is het element als te verplaatsen aangegeven omdat het binnen de bestemming “Agrarisch Bedrijf” ligt. Het bedrijf moet echter wel ingepast blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHEKKW3OUELSD6-VG01_0013.png"  
Figuur 4.6 Uitsnede Casco-kaart (Bron: Provincie Overijssel)  
4.3.3.3 Toetsing van het initiatief aan de "Casco-benadering in Noordoost-Twente"

De aanwezige groenstructuren blijven behouden met dit plan, ook de onderdelen die niet onder het Casco-beleid vallen. Zoals beschreven in hoofdstuk Hoofdstuk 3 wordt de locatie landschappelijk ingepast waarmee de ruimtelijke kwaliteit verder wordt versterkt. Geconcludeerd wordt dat met de uitvoering van het Ruimtelijk kwaliteitsplan volledig wordt voldaan het Casco-beleid.

4.3.4 Woonvisie 2016+
4.3.4.1 Algemeen

De provincie Overijssel heeft met de Twentse gemeenten (waaronder Tubbergen) woonafspraken gemaakt over de woningbouwprogrammering binnen de regio Twente. Hierbij zijn afspraken gemaakt over de hoeveelheid woningen die gemeenten in de komende jaren gaan bouwen binnen deze regio.

Op 13 juli 2016 is de gemeentelijke woonvisie vastgesteld door de gemeenteraad van Tubbergen. De visie vorm de basis voor strategische afwegingen omtrent het thema wonen. Hoofddoel is het versterken van de woonaantrekkelijkheid van de gemeente, middels een drietal ambities:

  • Attractieve kernen - kwaliteitsslag;
  • Vitale kernen - beschikbaarheid;
  • Betaalbare kernen - betaalbaarheid.
4.3.4.2 Woningbouwopgave

De gemeente wenst te voorzien in de lokale woningbehoefte volgens Primos 2013 voor de periode 2015-2024, één en ander volgens de regionale afspraken en de bestuursovereenkomst met de provincie Overijssel. De gemeente dient voor de realisatie van nieuwe plancapaciteit te voldoen aan het volgende:

  • De nieuwe plancapaciteit geeft invulling aan de gemeentelijke beleidsdoelen, zoals het realiseren van levensloopbestendige woningen en goedkope woningen voor starters. Afhankelijk van de locatie kunnen ook woningen voor andere doelgroepen worden gebouwd;
  • Prioriteit wordt toegekend aan aanvragen voor de benutting van kleinschalige locaties (geen stedelijke ontwikkelingen) voor herstructurering of transformatie. Uitzonderingen hierop zijn mogelijk, mits voldaan wordt aan een aantal nader gestelde eisen;
  • Plannen die binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma passen, moeten binnen een periode van drie jaar (nadat positief principebesluit is verzonden) in procedure worden gebracht. Als dat achterwege blijft, vervalt de (contingents)reservering.

De woonvisie beschrijft dat kwantitatief gezien voor de gehele gemeente sprake is van een additionele woningbehoefte van 290 nieuwe woningen van 2020 tot 2024 (exclusief sloop). Deze gemeentelijke behoefte is voor een deel verdeeld over de plaatsen binnen de gemeente.

In principe is het, vanwege zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, niet toegestaan in het buitengebied extra burgerwoningen te bouwen. De mogelijkheid bestaat dat dit ten koste gaat van de basisfuncties landbouw, landschap en natuur. Een uitzondering op dit principe zijn onder andere nieuwe burgeroningen die worden gebouwd in het kader van de Rood-voor-Rood-regeling.

4.3.4.3 Toetsing van het initiatief aan de gemeentelijke woonvisie

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de realisatie van één compensatiewoning, in het buitengebied van Tubbergen. Dit betreft het toevoegen van één extra woning. In principe is dit niet toegestaan in het buitengebied, tenzij het de realisatie van een nieuwe burgerwoning in het kader van de Rood-voor-Rood-regeling betreft.

Voorliggend initiatief betreft een Rood voor Rood compensatiewoning. Geconcludeerd wordt dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met het geactualiseerde gemeentelijke woningbouwprogramma.

4.3.5 Conclusie toetsing aan het gemeentelijk beleid

Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling goed past binnen de gemeentelijke beleidskaders.

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het wijzigingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie en Besluit milieueffectrapportage.

Vermeldt wordt dat het plangebied aan de Oude Uelserdijk 6 enkel getoetst wordt in dit hoofdstuk waar relevant.

5.1 Geluid

5.1.1 Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.

5.1.2 Situatie plangebied

In het voorliggende plan wordt er een compensatiewoning toegevoegd. Een woning wordt aangemerkt als een geluidsgevoelig object. Hierna zal nader op de aspecten weg- en railverkeerslawaai en industrielawaai worden ingegaan. De twee bestaande woningen (aan zowel de Hekkertsweg 3 als de Oude Uelserdijk 6) mogen buiten beschouwing worden gelaten.

5.1.2.1 Wegverkeerslawaai

In de omgeving van het plangebied aan de Hekkertsweg 3 ligt de Oldenzaalseweg. Deze weg heeft een geluidszone van 250 meter. Het plangebied is echter gelegen op een afstand van circa 400 meter van deze weg. Het verrichten van een akoestisch onderzoek is in het voorliggende geval daarom niet noodzakelijk.

Voor wat betreft de woonbestemming wordt gesteld dat gelet op de beperkte verkeersintensiteiten op de Hekkertsweg en andere omliggende wegen, uitsluitend bestemd voor bestemmingsverkeer, en de onderlinge afstand ter plaatse sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Gezien het vorenstaande is het uitvoeren van een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai niet noodzakelijk.

5.1.2.2 Industrielawaai en railverkeerslawaai

In de nabijheid van het projectgebied zijn geen industriële of gezoneerde industrieterreinen aanwezig. Daarom is het aspect industrielawaai buiten beschouwing gelaten. In paragraaf 5.5  wordt nader ingegaan op (individuele) milieubelastende functies in de omgeving van het projectgebied.

Railverkeerslawaai kan in dit geval tevens buiten beschouwing worden gelaten, aangezien de dichtstbijzijnde spoorweg op zeer ruime afstand is gelegen.

5.1.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de Wet geluidhinder geen belemmering vormt voor het plan.

5.2 Bodemkwaliteit

5.2.1 Algemeen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740. Voor het voorliggende plan is ter plaatse van de locatie van de compensatiewoning aan de Hekkertsweg een verkennend en nader bodemonderzoek conform NEN 5740 en NEN 5707 uitgevoerd wat is opgenomen in Bijlage 2. Enkel ter plaatse van de Hekkerstweg zal een woning worden gebouwd, daarom wordt de andere locatie aan de Oude Uelserdijk 6 buiten beschouwing gelaten.

5.2.2 Situatie plangebied

Het terreindeel is momenteel deels bebouwd met twee oude varkensstallen. Het terrein rondom is deels verhard met klinkers en deels onverhard (gras). Aanleiding voor het bodemonderzoek is de voorgenomen nieuwbouw van een woning met schuur in het kader van een Rood-voor-Roodregeling.

5.2.3 Resultaten veldwerk

Resultaten chemische analyses

Op basis van de resultaten van de chemische analyses kan het volgende worden geconcludeerd:

  • - de bovengrond is niet verontreinigd;
  • - de ondergrond is niet verontreinigd;
  • - het grondwater is zeer licht verontreinigd met barium en zink

Resultaten asbestanalyses

  • - MM FF - Gat 1, 2 en 4 bevat asbest; het gewogen asbestgehalte in de inspectiegaten is lager van de toetsingswaarde voor nader asbestonderzoek;
  • - MM FF - Gat A1, A2 en A3 bevat asbest; het gewogen asbestgehalte is ruim lager dan de toetsingswaarde voor nader asbestonderzoek.
5.2.4 Conclusie

Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de voorgenomen sloop van de schuren en de nieuwbouw van een woning met schuur, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).

5.3 Luchtkwaliteit

5.3.1 Algemeen

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);
5.3.1.1 Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • woningen: 1500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

5.3.1.2 Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet milieubeheer nodig.

5.3.2 Situatie plangebied

Gelet op de aard en omvang van voorliggende ontwikkeling, in verhouding tot de categorieën van gevallen zoals beschreven in paragraaf 5.3.1.1 kan worden gesteld dat voorliggend project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging. Tot slot wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling niet wordt aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen'.

5.3.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorgenomen ontwikkeling.

5.4 Externe veiligheid

5.4.1 Algemeen

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).

Het vervoer van gevaarlijke stoffen per buisleiding is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

5.4.2 Situatie in en bij het plangebied

Aan de hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In de onderstaande afbeelding is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied aan de Hekkertsweg 3 en omgeving weergegeven. Aan de Oude Uelserdijk 6 is geen inventarisatie verricht, omdat daar geen kwetsbare objecten worden toegevoegd ten opzichte van de reeds bestaande huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPHEKKW3OUELSD6-VG01_0014.png"  
Afbeelding 4.1 Uitsnede Risicokaart, de rode cirkel betreft het plangebied. (Bron:Risicokaart.nl)  

Uit de inventarisatie blijkt dat de plangebieden:

  • zich niet bevinden binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevinden binnen een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet zijn gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
  • niet zijn gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen
5.4.3 Conclusie

Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.

5.5 Milieuzonering

5.5.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

5.5.2 Gebiedstypen

In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' is een tweetal gebiedstypen te onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. Op basis van de VNG-uitgave wordt het buitengebied gerekend tot een met het omgevingstype 'rustige woonwijk' vergelijkbaar omgevingstype.

Het omgevingstype 'gemengd gebied' wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als volgt omschreven: 'Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.'

De richtafstanden (met uitzondering van het aspect gevaar) uit het omgevingstype rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsmaat worden verlaagd indien sprake is van gemengd gebied. Daarbij wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' opgemerkt dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik de voorkeur verdient functiescheiding niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.

Beide locaties van het plangebied zijn gelegen in het buitengebied, waar geen sprake is van sterke menging van functies. Daarom wordt in dit geval uitgegaan van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Onderstaande tabel geeft de richtafstanden weer voor de verschillende omgevingstypes.

Milieucategorie   Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk   Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1.000 m   700 m  
6   1.500 m   1.000 m  
5.5.3 Beoordeling

Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. Zoals reeds hiervoor genoemd, wordt bij het realiseren van nieuwe functies gekeken naar de omgeving waarin de nieuwe functies gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol:

    • 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
    • 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).
5.5.3.1 Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden wordt aangetast.

De functie 'wonen' is niet milieubelastend voor de omgeving. Als gevolg daarvan is er geen sprake van aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden.

Het bestaande agrarisch bedrijf ter plaatse van de Hekkertsweg 3 wordt van IV ontmengt naar een grondgebonden bedrijf, wat leidt tot een verbetering van het woon- en leefklimaat van de omwonenden ter plaatse.

5.5.3.2 Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie binnen het plangebied hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving. In het plangebied worden milieugevoelige objecten (woningen) gesitueerd.

In de omgeving van het plangebied van beide locaties zijn enkele agrarische bedrijven gelegen. Bij veehouderijen geldt, op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', de grootste richtafstand veelal voor het aspect geur. Bij agrarische bedrijven zijn echter niet de richtafstanden, maar de wettelijk aan te houden afstanden of de berekende geuremissiecontouren voor vergunningplichtige veebedrijven bepalend. In deze paragraaf zullen de richtafstanden bij veehouderijen voor wat betreft het aspect geur derhalve buiten beschouwing blijven, maar worden wel de overige milieuaspecten behandeld. In paragraaf 5.6 wordt nader ingegaan op het aspect geur.

Hierna worden beide locaties separaat behandeld.

Hekkertsweg 3, Tubbergen

Het gaat om het toevoegen van een woning. Het dichtstbijzijnde bedrijf betreft de Hekkertsweg 3 (het te ontmengen bedrijf). Het gaat in de nieuwe situatie om een grondgebonden agrarische bedrijf, aangezien de IV tak wordt verwijderd. Voor grondgebonden bedrijven, geldt, het aspect geur op deze plaats buiten beschouwing latend, een grootste richtafstand voor het aspect geluid. De afstand hierbij is 30 meter. De daadwerkelijke afstand tussen grens bouwvlak agrarisch bedrijf tot grens bouwvlak woning is 50 meter.

Overige (agrarische) bedrijven liggen allen op een afstand van meer dan 200 meter en vormen per definitie geen belemmering. Omgekeerd worden deze ook niet in hun bedrijfsvoering beperkt.

Oude Uelserdijk 6, Mander

Nabij de Oude Uelserdijk 6 ligt aan de Veendijk 40 een grondgebonden agrarisch bedrijf. Het bouwvlak van het agrarisch bedrijf ligt echter op geruime afstand van het bestemmingsvlak van de woonbestemming aan de Oude Uelserdijk 6. De afstand tussen de bebouwing is circa 120 meter. In de regels is opgenomen dat een hoofdgebouw uitsluitend zal worden (her)gebouwd ter plaatse van de situering van het bestaande hoofdgebouw dan wel ter plaatse van een bouwvlak in welk geval zal een hoofdgebouw binnen een bouwvlak zal worden gebouwd. Voor grondgebonden bedrijven, geldt, het aspect geur op deze plaats buiten beschouwing latend, een grootste richtafstand voor het aspect geluid. De afstand hierbij is 30 meter.

Ter plaatse van de Oude Uelserdijk 6 is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.5.4 Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

5.6 Geur

5.6.1 Algemeen

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader vergunningverlening, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.

Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:

  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odeur units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odeur units per kubieke meter lucht.

De Wgv heeft betrekking op twee aspecten. Ten eerste speelt de geurbelasting een rol bij de beoordeling of er in het kader van een goede ruimtelijke ordening een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Ten tweede moet bij de belangenafweging voor een zorgvuldige besluitvorming worden nagegaan of een partij niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad. Dit wordt 'de omgekeerde werking' genoemd.

5.6.2 Situatie plangebied

Hekkertsweg 3, Tubbergen

Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij (artikel 14.2 lid 2) worden compensatiewoningen in het kader van Rood voor Rood gelijk gesteld aan bedrijfswoningen. In deze gevallen dient rekening te worden gehouden met een minimale (vaste) afstandsnorm van 50 meter, ook voor intensieve veehouderijen. De daadwerkelijke afstand tussen grens bouwvlak agrarisch bedrijf tot grens bouwvlak woning is 50 meter. Overige (agrarische) bedrijven liggen allen op een afstand van meer dan 200 meter en vormen per definitie geen belemmering.

Opgemerkt wordt overigens dat de bestaande woning in het plangebied reeds is aan te merken als geurgevoelig en dat de compensatiewoning niet dichter op het agrarisch bouwvlak van omliggende bedrijven komt te liggen. Gesteld wordt dat hierdoor omliggende agrarische bedrijven niet verder in hun bedrijfsvoering worden belemmerd en ter plaatse van de woning in het plangebied sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat.

Oude Uelserdijk 6, Mander

Het bouwvlak van het agrarisch bedrijf ligt op geruime afstand van het bestemmingsvlak van de woonbestemming aan de Oude Uelserdijk 6. De afstand tussen de bebouwing is circa 120 meter. In de regels is opgenomen dat een hoofdgebouw uitsluitend zal worden (her)gebouwd ter plaatse van de situering van het bestaande hoofdgebouw dan wel ter plaatse van een bouwvlak in welk geval zal een hoofdgebouw binnen een bouwvlak zal worden gebouwd.

De woning kan derhalve in geen geval binnen de minimale (vaste) afstandsnorm van 50 meter worden gerealiseerd. Deze regels gelden eveneens voor bijgebouwen. Vrijstaande bijgebouwen kunnen worden gebouwd achter de voorgevel, danwel op de bestaande plaats. Er kan in geen geval een geurgevoelig object binnen de richtafstanden worden gerealiseerd. Het agrarisch bedrijf wordt niet beperkt. Hiermee wordt voldaan aan de aan te houden richtafstand en zal ter plaatse van de woning sprake zijn ven een goed woon- en leefklimaat.

5.6.3 Conclusie

Op basis van de Wgv en een goede ruimtelijke ordening zijn er geen belemmeringen voor de realisatie van het plan.

5.7 Ecologie

5.7.1 Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland. Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.

5.7.2 Gebiedsbescherming
5.7.2.1 Natura 2000-gebieden

Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Het plangebied is niet gelegen binnen een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ten opzichte van de Oude Uelserdijk is gelegen op een afstand van circa 1,25 kilometer afstand ten noord-oosten van het plangebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ten opzichte van de Hekkertsweg is gelegen op 3,7 kilometer afstand ten oosten van het plangebied.

Gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling en de afstand van het plangebied tot Natura 2000-gebied, is geen sprake van directe invloed op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden. Projecten kunnen ook indirect van invloed zijn op Natura 2000-gebieden door bijvoorbeeld een toename van stikstofdepositie op het gebied.

In dit geval bestaat de ontwikkeling concreet uit het realiseren van 1 compensatiewoning. Ten gevolge van deze ontwikkeling worden de agrarische bedrijfsmogelijkheden ter plaatse van de Hekkertsweg 3 ingeperkt, en worden deze ter plaatse van de Oude Uelserdijk 6 beëindigd. De verkeersbewegingen in de bouw- en gebruifsfase wegen niet op tegen de effecten die door deze opheffing/inperking worden weggenomen. Gelet op het vorenstaande en de grote onderlinge afstand is een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden ten gevolge van het plan uitgesloten.

5.7.2.2 Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlands natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

Het plangebied behoort niet tot het NNN. Gronden die tot NNN behoren liggen direct naast het plangebied. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling ten opzichte van de NNN is geen sprake van een aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden.

5.7.3 Soortenbescherming
5.7.3.1 Algemeen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd. Ter plaatse van beide locaties is door de Natuurbank Overijssel een Quickscan Flora en fauna uitgevoerd, opgenomen in Bijlage 3.

5.7.3.2 Situatie plangebied

De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied tot functioneel leefgebied van verschillende vogel-, vleermuis-, amfibieën- en grondgebonden zoogdiersoorten. Voorgenoemde soorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er vogels in de klimop en ruig grasland, bezetten sommige grondgebonden zoogdiersoorten er een rust- en/of voortplantingsplaats en bezetten sommige amfibieënsoorten er een (winter)rustplaats.

In het plangebied nestelen alleen vogelsoorten waarvan uitsluitend het bezette nest beschermd is, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Werkzaamheden moeten daarom afgestemd worden op de voortplantingsperiode van vogels.

Voor de grondgebonden zoogdier- en amfibieënsoorten, die een rust- en/of voortplantingslocatie in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen 'doden en verwonden' en het 'beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties' (of de soort is niet beschermd). Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten wordt de functie van het plangebied als foerageergebied voor vogels, amfibieën, vleermuizen en grondgebonden zoogdieren, niet aangetast.

Conclusie (algemeen):

Mits bezette vogelnesten beschermd worden, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van soortbescherming. Vanwege de ligging buiten beschermd (natuur)gebied en de lokale invloedsfeer, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van gebiedsbescherming. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing of vergunning aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te kunnen voeren in overeenstemming met wet- en regelgeving voor beschermde soorten en gebieden. De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor uitvoering van de voorgenomen activiteiten.

Conclusie per deelgebied:

Deelgebied Oude Uelserdijk:

Uitvoering van de voorgenomen activiteiten leidt niet tot wettelijke consequenties. Voor de in het plangebied voorkomende beschermde soorten geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen.

Deelgebied Hekkertsweg:

Mogelijk nestelen er ieder voortplantingsseizoen vogels in de klimop en dichte vegetatie. Bij uitvoering van de voorgenomen activiteiten moet rekening gehouden worden met de bezette vogelnesten. Voor de overige aanwezige beschermde soorten geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen.

5.7.4 Conclusie

Mits bezette vogelnesten beschermd worden, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van soortbescherming. Vanwege de ligging buiten beschermd (natuur)gebied en de lokale invloedsfeer, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van gebiedsbescherming. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing of vergunning aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te kunnen voeren in overeenstemming met wet- en regelgeving voor beschermde soorten en gebieden. De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor uitvoering van de voorgenomen activiteiten.

De ecologische aspecten vormen geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

5.8 Archeologie & cultuurhistorie

5.8.1 Archeologie
5.8.1.1 Algemeen

Op grond van de Erfgoedwet dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische waarden. In de Erfgoedwet is bepaald dat gemeenten een archeologische zorgplicht hebben en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

5.8.1.2 Situatie plangebied

Het initiatief betreft een Rood voor Rood project waarbij één compensatiewoning wordt gebouwd. Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden moet een omgevingsvergunning voor het bouwen worden verleend. Echter in onderhavig geval betreffen het geen werkzaamheden groter dan 2.500 m². Bovendien zijn de gronden ter plaatse van de compensatiewoning reeds verstoord door de aanwezigheid van bebouwing. Archeologisch onderzoek wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

5.8.2 Cultuurhistorie
5.8.2.1 Algemeen

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden verstaan die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.

In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.

5.8.2.2 Situatie plangebied

Er bevinden zich, op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart Overijssel, in het plangebied zelf geen rijks- dan wel gemeentelijke monumenten. In het plangebied of in de directe nabijheid van het plangebied is er geen sprake van bijzondere cultuurhistorische waarden. Gesteld wordt dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt met betrekking tot voorliggend plan.

5.8.3 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er geen archeologisch onderzoek benodigd is en er geen sprake is van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden.

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

6.1 Vigerend beleid

6.1.1 Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

6.1.2 Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021 (vastgesteld 17 december 2015). Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012), het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009).

6.1.3 Provinciaal beleid

In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.

6.1.4 Waterschap Vechtstromen

Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Rijn en IJssel, Vechtstromen, Vallei en Veluwe, Drents Overijsselse Delta en Zuiderzeeland. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen een Waterbeheerplan opgesteld.

Het algemeen bestuur van waterschap Vechtstromen heeft in de vergadering van 7 oktober het 'Waterbeheerplan 2016-2021' vastgesteld.

In het Waterbeheerplan is aangegeven hoe het waterschap zijn taken de komende jaren (2016 tot 2021) wil uitvoeren. In het plan zijn doelen en maatregelen gesteld voor de thema's waterveiligheid, voldoende water, schoon water en het zuiveren van afvalwater. Deze zijn gericht op:

  • voorkomen of beperken van overstromingen, wateroverlast en droogte;
  • beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater en grondwater en het zorgen voor een goed functionerend regionaal watersysteem;
  • het effectief en efficiënt behandelen van afvalwater in de afvalwaterzuiveringsinstallaties.

6.2 Waterparagraaf

6.2.1 Algemeen

Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).

Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

6.2.2 Watertoetsprocedure

Het waterschap Vechtstromen is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat het waterschap enkele opmerkingen heeft.

In de nabijheid van het plangebied liggen twee waterlopen verbonden met elkaar via meerdere duikers te weten WL01233- WL-LLE3-047 en aan overzijde Hekkertsweg WL01227-WL-LLE3-010. Deze zijn in eigendom van het waterschap Vechtstromen. De waterlopen en de betreffende duikers hebben een belangrijke aan-, af-, en doorvoer functie. Voor het onderhoud van deze waterlopen is een obstakelvrije zone van 5 meter vanaf de insteek noodzakelijk. In deze obstakelvrije zone mag niet zonder toestemming van het waterschap worden gebouwd.

Binnen het plangebied ligt een perceelsloot voor de afwatering van het perceel. Om een goede kwaliteit van het water te realiseren moet voorkomen worden dat verontreinigd water via de perceelsloot in het oppervlaktewater terecht kan komen. Schoon regenwater van daken mag wel hier op worden aangesloten.

Om een goede kwaliteit van water te realiseren moet worden voorkomen dat milieubelastende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. Het is wenselijk dat er geen gebruik gemaakt wordt van uitlogende (bouw)materialen.

Het gaat hierbij deels om bedrijfsmatige activiteiten . Voor dit plan is het Activiteitenbesluit van toepassing. Vrij vertaald zegt het Activiteitenbesluit dat het rechtstreeks afstromen van verontreinigd (regen)water van het verharde erf naar het oppervlaktewater (=erfafspoelwater) voorkomen moet worden. Bij het inrichten van het erf wordt geadviseerd om de waterstromen van elkaar te scheiden. Water wat schoon is dient schoon te blijven.

Aangezien binnen het plan waterberging dient te worden aangelegd, adviseert het waterschap om het verontreinigd (regen)water aan te sluiten op de nieuw aan te leggen waterberging.

Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden ingediend in kader van de Waterwet.

Het watertoetsresultaat is opgenomen in Bijlage 4 bij deze toelichting. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten en planverantwoording

7.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.

7.2 Opzet van de regels

7.2.1 Algemeen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.
7.2.2 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  • Begrippen (Artikel 1)

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd. De begrippen behorende bij het bestemmingsplan “Tubbergen Buitengebied 2016” zijn hierbij opgenomen.

  • Wijze van meten (Artikel 2)

Om op een eenduidig manier afstanden, oppervlaktes en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. De wijze van meten behorende bij het bestemmingsplan “Tubbergen Buitengebied 2016” zijn hierbij opgenomen.

7.2.3 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De bestemmingsregels van het bestemmingsplan “Tubbergen Buitengebied 2016” worden toegepast, zoals weergegeven op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

7.2.4 Algemene regels

In dit hoofdstuk worden de algemene regels zoals opgenomen in het bestemmingsplan “Tubbergen Buitengebied 2016” worden eveneens opgenomen.

7.2.5 Overgangs- en slotregels

In dit hoofdstuk staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

7.3 Verantwoording van de regels

7.3.1 Bestemmingen

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

'Agrarisch - 1'

De voor Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor het agrarisch gebruik, met bijbehorende bebouwing zoals bedrijfsgebouwen en overkappingen, bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, een vrij beroep, mantelzorg, mantelzorg en/of bed and breakfast, paardrijbakken binnen bouwvlakken, bestaande veldschuren en andere bouwwerken. Tevens zal de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen ten dienste van het houden van vee, ter plaatse zal ter plaatse van de aanduiding "maximum oppervlakte (m2)" ten hoogste de aangegeven gezamenlijke oppervlakte bedragen.

'Agrarisch - 2'

De voor 'Agrarisch - 2' aangewezen gronden zijn ondermeer bestemd voor het agrarisch gebruik, het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden en doeleinden van agrarisch natuurbeheer. Tevens zijn deze gronden bestemd voor voorzieningen in de vorm van een ontvangstruimte ten behoeve van verkoop van wel en/of niet eigen en streekeigen producten vanaf de boerderij, rondleidingen, en dergelijke en voor het uitvoeren van erfinrichtingsplannen en landschapsplannen. Dit met de daarbijbehorende bedrijfsgebouwen en overkappingen, bestaande veldschuren en andere bouwwerken.

'Wonen'

Ter plaatse van het agrarisch bouwvlak aan de Hekkertsweg (gedeeltelijk) en de Oude Ueslerdijk 6 is de bestemming gewijzigd naar 'Wonen'. De bestemmingsregels uit het bestemmingsplan “Tubbergen Buitengebied 2016” zijn hiertoe overgenomen.

Aan de Hekkertsweg is voor de compensatiewoning een bouwvlak opgenomen, om aan de vaste richtafstanden tot een agrarisch bedrijf te kunnen voldoen. Ter plaatse aan de Oude Uelserdijk is deze noodzaak tot het vastleggen niet noodzakelijk, aangezien uit de regels dit al voldoende blijkt ten aanzien van de bestaande locatie van de woning.

'Waarde –Archeologie 3' en 'Waarde –Archeologie 4'

De dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' is overeenkomstig het geldende bestemmingsplan opgenomen en de bestemmingsregels uit het bestemmingsplan “Tubbergen Buitengebied 2016” zijn hiertoe opgenomen.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

De gemeentelijke kosten zijn beperkt tot de ambtelijke kosten, welke worden verhaald middels de gemeentelijke legesverordening. Eventuele planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer. Hiertoe is een anterieure overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is op grond van artikel 6.12 Wro geen exploitatieplan nodig.

Hoofdstuk 9 Vooroverleg

9.1 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

9.1.1 Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

9.1.2 Provincie Overijssel

In voorliggend geval wordt gelet op het vorenstaande en gelet op de aard en omvang van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling vooroverleg met de provincie Overijssel niet noodzakelijk geacht, aangezien het uitvoering van vastgesteld beleid betreft.

9.1.3 Waterschap Vechtstromen

Het waterschap Vechtstromen is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat het waterschap enkele opmerkingen heeft kenbaar gemaakt. Deze opmerkingen zijn in overleg met het Waterschap en de initiatiefnemer verwerkt in de planvorming. Aangezien binnen het plan waterberging dient te worden aangelegd, adviseert het waterschap om het verontreinigd (regen)water aan te sluiten op de nieuw aan te leggen waterberging.

Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden ingediend in kader van de Waterwet. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies.

9.2 Inspraak

Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In het voorliggende geval wordt geen voorontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd.

9.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft voor een periode van zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Binnen deze periode zijn er geen zienswijzen ingebracht.