direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Schuur voor Schuur Stroveldsweg 5, Agelerweg 32a & Witteveensweg 11
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0183.BUIBPAGELERWEG32a-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De terugloop in de landbouw en de gewijzigde economische omstandigheden hebben ertoe geleid dat het buitengebied meer en meer een gebied wordt van functiemenging. Verwacht wordt dat er de komende jaren steeds meer (grote) erven leeg komen te staan en dat deze leegstaande schuren niet allemaal ingevuld kunnen worden met andere functies. In deze situaties kan gekeken worden of sloop uitkomst biedt, immers willen veel eigenaren wel van de schuren af, maar laten dit vooralsnog achterwege vanwege onder meer de kosten en het behoud van de bestaande bouwrechten. Anderzijds zijn er eigenaren van erven die graag extra bebouwing willen realiseren, maar daarvoor de bouwrechten niet hebben. Hier valt voor beide partijen een voordeel te behalen.

In voorliggend geval is sprake van een dergelijke situatie. Initiatiefnemers zijn eigenaren van de woonpercelen Stroveldsweg 5 en Agelerweg 32a in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. Het voornemen bestaat om nieuwe bijgebouwen op deze percelen te realiseren bovenop de mogelijkheden die het geldende bestemmingsplan buitengebied reeds biedt.

In het kader van de Schuur voor Schuur-regeling wordt op het agrarisch bedrijfsperceel aan de Witteveensweg 11 in Geesteren in totaal 937, 76 m2 (afgerond 938) aan landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Omdat het om asbesthoudende daken gaat kan op basis van de Schuur voor Schuur-regeling aan de Stroveldsweg 5 464,2 m2 terugebouwd worden. Tezamen met de op dit woonerf te slopen schuur van 70 m2 wordt hier een schuur van 484,4 m2 en een nieuw bijbouw van 50 m2 gebouwd. Ter plaatse van de Agelerweg bedraagt het extra bouwrecht 104,18 m2. Op dit erf wordt tevens een illegaal opstal van 44 m2 gesloopt.

Ter plaatse van de Witteveensweg 11 wordt het agrarisch bouwvlak verkleind en wordt het aantal m2 aan bedrijfsbebouwing beperkt tot de bestaande overblijvende hoeveelheid na sloop van de 938 m2.

De gemeente Tubbergen heeft in het principebesluit aangegeven onder voorwaarden medewerking te willen verlenen aan voorliggend initiatief via een herziening van het geldende bestemmingsplan. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een passend juridisch-planologisch kader voor de sloop- en bouwlocaties. Daarbij wordt aangetoond dat het gewenste plan vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is en in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening.

1.2 Ligging van het plangebied

Het agrarische bedrijfsperceel Witteveensweg 11 ligt ten westen van de kern Geesteren. Het woonperceel Stroveldsweg 5 ligt direct ten zuiden van de kern Reutum. Het woonperceel Agelerweg 32a ligt eveneens ten zuiden van de kern Reutum, maar op grotere afstand. Alle locaties zijn gelegen in het buitengebied van de gemeente Tubbergen

In de volgende topografische kaart is de ligging van de desbetreffende locaties ten opzichte van de omgeving weergeven. In hoofdstuk 2 wordt nader ingezoomd op de huidige situatie ter plaatse van de plangebieddelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPAGELERWEG32a-VG01_0001.png"  
Afbeelding 1.1 Ligging locaties ten opzichte van de omgeving (bron: PDOK, bewerking BJZ.nu)  

1.3 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Schuur voor Schuur Stroveldsweg 5, Agelerweg 32a & Witteveensweg 11" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (NL.IMRO.0183.BUIBPAGELERWEG32a-VG01) en een renvooi;
  • regels en bijbehorende bijlagen.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

1.4 Huidig planologisch regime

1.4.1 Algemeen

Alle locaties liggen binnen de begrenzing van het bestemmingsplannen 'Buitengebied Tubbergen 2016' en het 'Facetbestemmingsplan parkeren Tubbergen' die door de gemeenteraad van de gemeente Dinkelland zijn vastgesteld op respectievelijk 23 mei 2016 en 28 mei 2018. De planologische situatie van de betreffende locaties wordt hierna nader beschreven.

1.4.2 Witteveensweg 11 (slooplocatie)

De slooplocatie aan de Witteveensweg 11 heeft in het bestemmingsplan 'Buitengebied Tubbergen 2016' de enkelbestemming 'Agrarisch – 1', de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3 en 4, de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone-landbouwontwikkelingsgebied' en een bouwvlak. Hieronder is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan opgenomen, waarbij het agrarisch bouwperceel is weergegeven met de rode omlijning. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPAGELERWEG32a-VG01_0002.png"  
Afbeelding 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan (Bron: ruimtelijkeplannen.nl, BJZ.nu)  

Bestemmingen

Gronden met de bestemming 'Agrarisch - 1' zijn hoofdzakelijk bedoeld voor het agrarisch gebruik en de uitoefening van een agrarisch bedrijf. Bedrijfsgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Woningen zijn enkel toegestaan in de vorm van een bij het agrarisch bedrijf behorende bedrijfswoning.

De gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3 en 4 zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden. Voor waarde 3 geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,40 m onder maaiveld. Voor waarde 4 is deze onderzoeksgrens vanwege een lagere verwachtingswaarde gesteld op 5.000 m2 en dieper dan 0,40 m onder maaiveld.

1.4.3 Stroveldsweg 5

Deze locatie heeft in het bestemmingsplan 'Buitengebied Tubbergen 2016' de enkelbestemmingen 'Wonen' en 'Agrarisch - 1' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3 de gebiedsaanduidingen 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan' en 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied'. Hieronder is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan opgenomen, waarbij het plangebied met rode omlijning is aangeduid. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPAGELERWEG32a-VG01_0003.png"  
Afbeelding 1.3 Uitsnede geldend bestemmingsplan (Bron: ruimtelijkeplannen.nl, BJZ.nu)  

Bestemmingen

De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor woonhuizen en bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf dan wel vrij beroep, mantelzorg en bed and breakfast.

Gronden met de bestemming 'Agrarisch - 1' zijn hoofdzakelijk bedoeld voor het agrarisch gebruik en de uitoefening van een agrarisch bedrijf. Omdat er geen bouwvlak is opgenomen is het oprichten van bebouwing niet toegestaan. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan' is geen boom- en sierteelt toegestaan.


De gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden. Voor waarde 3 geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,40 m onder maaiveld.

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied' zijn de gronden mede bestemd voor het vrijhouden van een goed radarbeeld van het luchtruim.

1.4.4 Agelerweg 32a

Deze locatie heeft in het bestemmingsplan 'Buitengebied Tubbergen 2016' de enkelbestemmingen 'Wonen' en 'Agrarisch - 2' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4 de gebiedsaanduidingen 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan' en 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied'. Hieronder is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan opgenomen, waarbij het plangebied met rode omlijning is aangeduid. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPAGELERWEG32a-VG01_0004.png"  
Afbeelding 1.4 Uitsnede geldend bestemmingsplan (Bron: ruimtelijkeplannen.nl, BJZ.nu)  

Bestemmingen

De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor woonhuizen en bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf dan wel vrij beroep, mantelzorg en bed and breakfast.

Gronden met de bestemming 'Agrarisch - 2' zijn hoofdzakelijk bedoeld voor het agrarisch gebruik en de uitoefening van een agrarisch bedrijf. Omdat er geen bouwvlak is opgenomen is het oprichten van bebouwing niet toegestaan. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan' is geen boom- en sierteelt toegestaan.

De gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden. Voor waarde 4 geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemingrepen groter dan 5.000 m2 en dieper dan 0,40 m onder maaiveld.

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied' zijn de gronden mede bestemd voor het vrijhouden van een goed radarbeeld van het luchtruim.

1.4.5 Strijdigheid

Op dit moment geldt ter plaatse van de bestaande woonpercelen dat maximaal de bestaande oppervlakte aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woningen zijn toegestaan. Het realiseren van nieuwe bijgebouwen bij de woningen is dan ook niet toegestaan. Daarnaast zijn de huidige bestemmingsvlakken 'Wonen' ontoereikend voor de gewenste nieuwe bebouwing. Met voorliggende bestemmingsplan wordt een passend juridisch-planologisch kader vastgelegd en aangetoond dat de ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

Ter plaatse van de slooplocatie aan de Witteveenseweg is het nu planologisch toegestaan om nieuwe agrarische bedrijfsgebouwen te realiseren danwel bestaande bedrijfsgebouwen te herbouwen. Door deelname aan de Schuur voor Schuur-regeling dient het vorenstaande te worden uitgesloten, immers mogen gesloopte schuren die deelnemen aan de regeling niet herbouwd worden. In voorliggend bestemmingsplan wordt het agrarisch bouwvlak verkleind tot het erf in de nieuwe situatie met daarbinnen de te behouden bedrijfsgebouwen. Het bestaande aantal vierkante meters wordt tevens als maximum vastgelegd in de regels.

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat een omschrijving van de gewenste ontwikkeling. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, provincie Overijssel en de gemeente Tubbergen beschreven. In hoofdstuk 5 passeren alle relevante milieu- en omgevingsthema's de revue en hoofdstuk 6 gaat in op de wateraspecten. In de hoofdstukken 7 en 8 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de economische uitvoerbaarheid. Tot slot gaat hoofdstuk 9 in op het vooroverleg.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Huidige situatie plangebied

In voorliggend geval omvat het plangebied drie locaties: slooplocatie Witteveensweg 11 te Geesteren en de bouwlocaties Stroveldsweg 5 en Agelerweg 32a te Reutum allen gelegen in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. Hierna zal de huidige situatie van deze plandelen afzonderlijk worden toegelicht.

2.1.1 Witteveensweg 11

De slooplocatie is gelegen aan Witteveensweg 11 op circa 1,5 kilometer ten westenvan de kern Geesteren. De Vriezenveenseweg, ten noorden van het plandeel, is de belangrijkste ruimtelijke structuurdrager in de omgeving. Verder bestaat de ruimtelijk-functionele structuur van de omgeving voornamelijk uit agrarische gronden en verspreid liggende woonerven. De huidige situatie in het plangebied Witteveensweg 11 en de directe omgeving is op een luchtfoto weergegeven in afbeelding 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPAGELERWEG32a-VG01_0005.png"  
Afbeelding 2.1 Luchtfoto omgeving plangebied Witteveensweg 11 (Bron: Provincie Overijssel, BJZ.nu)  


De locatie wordt aan alle zijden begrensd door agrarische cultuurgronden. De bebouwing bestaat uit de bedrijfswoning met bijbehorend bouwwerken en agrarische opstallen. De overige gronden zijn grotendeels ingericht als tuin en erfverharding (oprit, parkeren etc.).

2.1.2 Stroveldsweg 5

De locatie Stroveldsweg 5 ligt op circa 300 meter ten zuiden van de kern Reutum. De Stroveldsweg en Nieuwmatenweg zijn de belangrijkste ruimtelijke structuurdragers in de direct omgeving. De functionele structuur bestaat voornamelijk uit agrarische cultuurgronden en verspreid liggende woonerven. Ten noorden bevindt zich de bebouwde kom van Reutum, ten westen ligt een bosgebiedje. De huidige situatie in het plangebied Stroveldsweg 5 en de directe omgeving is op een luchtfoto weergegeven in afbeelding 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPAGELERWEG32a-VG01_0006.png"  
Afbeelding 2.2 Luchtfoto omgeving plangebied Stroveldsweg 5 (Bron: Provincie Overijssel, BJZ.nu)  


Het woonerf wordt aan de noord en westzijde begrensd door de Stroveldsweg. Ten zuiden wordt het erg begrensd door de Weustendijk. Ten oosten liggen agrarische cultuugronden. De bebouwing op het erf bestaat uit een woning met aanbouw en een tweetal bijgebouwen. De overige gronden zijn ingericht als tuin en erfverharding.

2.1.3 Agelerweg 32a

De locatie Agelerweg ligt op circa 1,1 kilometer ten zuiden van de kern Reutum. De Agelerweg is de belangrijkste ruimtelijke structuurdrager in de direct omgeving. De functionele structuur bestaat voornamelijk uit agrarische cultuurgronden en verspreid liggende woonerven en agrarische bedrijfspercelen. Het plangebied ligt op circa 60 meter afstand van de Agelerweg en wordt aan alle zijden begrensd door agrarische cultuurgronden De huidige situatie in het plangebied Agelerweg 32a en de directe omgeving is op een luchtfoto weergegeven in afbeelding 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPAGELERWEG32a-VG01_0007.png"  
Afbeelding 2.3 Luchtfoto omgeving plangebied Agelerweg 32a (Bron: Provincie Overijssel, BJZ.nu)  

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Gewenste ontwikkeling

3.1.1 Aanleiding

Initiatiefnemers zijn voornemens extra bijbehorende bouwwerken te realiseren op hun woonerven aan de Stroveldsweg 5 en Agelerweg 32a in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. De gewenste hoeveelheid bebouwing past niet binnen de bouwmogelijkheden die het geldende bestemmingsplan geeft.

In het kader van de Schuur voor Schuur-regeling wordt daarom op het agrarisch bedrijfsperceel aan de Witteveensweg 11 in Geesteren in totaal 937, 76 m2 (afgerond 938) aan landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Op deze wordt enerzijds de in onbruik geraakte agrarische bebouwing verwijderd van het agrarische erf en kunnen deze gesloopte meters op basis van de Schuur voor Schuur-regeling worden ingezet om de voorgenomen ontwikkelingen op de percelen Stroveldseweg 5 en Agelerweg 32a mogelijk te maken.

3.1.2 Te slopen bebouwing Witteveensweg 11, Geesteren

Het agrarische bedrijf aan de Witteveensweg 11 wil afschalen en stoot om deze reden een aantal bedrijfsgebouwen die geen functie meer vervullen af. In voorliggend geval gaat het om afgerond 938 m2.

Ter plaatse van de Witteveensweg 11 wordt het agrarisch bouwvlak verkleind en wordt het aantal m2 aan bedrijfsbebouwing beperkt tot de bestaande overblijvende hoeveelheid na sloop van de 938 m2. Na sloop van deze bebouwing wordt de locatie ingezaaid met gras. Voor de nieuwe erfinrichting is door N+L Landschapsontwerpers een erfinrichtingstekening gemaakt. Een en ander is weergegeven in onderstaande afbeelding 3.1. Voor een uitvergrote versie van het erfinrichtingsplan met een duidelijke legenda wordt verwezen naar bijlage 1 bij de regels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPAGELERWEG32a-VG01_0008.png"  
Afbeelding 3.1 Erfinrichtingsplan slooplocatie Witteveenseweg 11 (bron: N+L Landschapsontwerpers)  

Op basis van de Schuur voor Schuur-regeling mag ter compensatie van de te slopen bebouwing op het perceel aan de Witteveensweg 11 de oppervlakte aan bijgebouwen elders worden verhoogd. Omdat het om asbesthoudende daken gaat kan op basis van de Schuur voor Schuur-regeling 100 m2 één op één worden teruggebouwd.

In de volgende paragraaf wordt dit nader toegelicht.

3.1.3 Gewenste ontwikkelingen Stroveldsweg 5 en Agelerweg 32a

Aan zowel de Stroveldsweg als aan de Agelerweg 32a bestaat de wens om een nieuw bijgebouw te realiseren. Hieronder wordt per locatie de gewenste situatie beschreven.

Stroveldsweg 5

Aan de Stroveldsweg wordt een bestaand bijgebouw van 70 m2 gesloopt. Samen met 464,7 m2 die wordt verkregen uit de Schuur voor Schuur-regeling met de Witteveensweg 11, worden een schuur 484,4 m2 en een bijgebouw van 50 m2 teruggebouwd aan de oostkant van het erf. De schuur wordt ingezet voor het bosbouwbedrijf van initiatiefnemer. De werkzaamheden bestaan uit handel in bosbouwmaterieel en machines en handel in haardhout.

Om deze nieuwe schuur op een landschappelijk gezien passende locatie te kunnen realiseren is een vergroting van de woonbestemming noodzakelijk. Ten behoeve van de landschappelijke inpassing van de nieuwe schuur is door N+L Landschapsontwerpers een erfinrichtingsplan gemaakt. Een van de maatregelen om de nieuwe schuur goed in te passen op het erf is het verlengen van een bestaande houtsingel. Verder worden aan de oostzijde van het erf illegale bouwwerken gesloopt, deze sloop is via een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van dit plan.

De gewenste situatie voor deze locatie is in afbeelding 3.2 weergegeven. Voor een uitvergrote versie van het erfinrichtingsplan met een duidelijke legenda wordt verwezen naar bijlage 2 bij de regels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPAGELERWEG32a-VG01_0009.png"  
Afbeelding 3.2 Erfinrichtingsplan bouwlocatie Stroveldsweg 5 (bron: N+L Landschapsontwerpers)  


Agelerweg 32a

De eigenaar van het woonperceel Agelerweg 32a is eveneens van plan om een nieuw bijgebouw te realiseren. Dit bijgebouw heeft een omvang van 104,18 m². Daarnaast is het gewenst om ook hier de bestaande woonbestemming te vergroten, zodat het nieuwe bijgebouw (conform het erfinrichtingsplan) binnen het bestemmingsvlak kan worden gerealiseerd. Omdat het erf al landschappelijke is ingepast zijn uitsluitend 3 nieuwe zomereiken langs de inrit voorzien. De bestaande landschapselementen blijven behouden.

Verder wordt op dit erf een illegaal opstal van 44 m2 gesloopt, deze sloop is via een voorwaardelijke verplichting gewaarborgd.

De gewenste situatie voor deze locatie is weergegeven in afbeelding 3.3. Voor een uitvergrote versie van het erfinrichtingsplan met een duidelijke legenda wordt verwezen naar bijlage 3 bij de regels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPAGELERWEG32a-VG01_0010.png"  
Afbeelding 3.3 Erfinrichtingsplan bouwlocatie Agelerweg 32a (bron: Hannink Landschapsvormgeving)  

3.2 Verkeer en parkeren

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie die ontstaat als gevolg van een nieuwe ontwikkeling.

Zowel aan de Stroveldsweg 5 als aan de Agelerweg 32a blijven de woningen overeenkomstig de bestaande situatie middels een eigen in- en uitrit ontsloten op de Weustendijk en Agelerweg. Op beide locaties wordt een nieuw bijgebouw gerealiseerd als extra bergingsruimte bij de woningen. Voor de locatie Agelerweg 32a geldt dat gelet op de reeds aanwezige woonfunctie en de aard en omvang van de ontwikkeling wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van een wijziging in de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie ter plaatse.

Voor de Stroveldsweg 5 geldt dat de locatie de huidige woonfunctie behoud, maar dat de nieuwe schuur wordt ingezet voor het bosbouwbedrijf van initiatiefnemer. De werkzaamheden bestaan uit handel in bosbouwmaterieel en machines en handel in haardhout. Het betreft hier echter een eenmansbedrijf dat geen klanten op locatie ontvangt. Als gevolg hiervan zal de parkeerbehoefte op en verkeersgeneratie van en naar het perceel niet of slechts toenemen. De nieuwe schuur waar de werkzaamheden plaatsvinden heeft een oppervlak van 484,4 m2.

Op grond van de kencijfers voor parkeren en verkeersgeneratie uit de CROW uitgaven 'Toekomstbestendig parkeren'(publicatie 381, december 2018) zijn voor een dergelijke bedrijfsvoering in het buitengebied geen specifieke kencijfers opgenomen. Omdat het bedrijf een eenmanszaak zonder werknemers betreft heeft en geen bezoekers/klanten op locatie ontvangt is aansluiting gezocht bij de kencijfers van een arbeidsextensief en bezoekersextentief bedrijf. Hieronder zijn de uitgangspunten aangegeven.

  • Parkeerkencijfer per 100 m2 bvo (gemiddeld): 1,1 parkeerplaats per 100 m2 bvo
  • Verkeersgeneratie per 100 m2 bvo (gemiddeld): 4,3 voertuigbeweging per weekdagetmaal per 100 m2 bvo

Op basis van deze kencijfers zijn voor de bedrijfsfunctie aan de stroveldseweg 5 afgerond 5 parkeerplaatsen benodigd. Deze kunnen het het erf gerealiseerd worden. De verkeersgeneratie als gevolg van de bedrijfsfunctie neemt op basis van de kencijfers toe met (484,4 : 100 x 4,3 =) 20,8 voertuigbewegingen per weekdagetmaal. De wegen rondom het erf kunnen deze lichte toename eenvoudig verwerken. Opgemerkt wordt dat gelet op de kleinschalige aard van de bedrijfsvoering zoals hiervoor geschetst in werkelijkheid geen tot zeer lichte effecten zullen optreden.

Ten aanzien van de slooplocatie aan de Wittenveenseweg wordt opgemerkt dat de agrarische activiteiten worden afgeschaald, waarbij de bebouwingsmogelijkheden worden ingeperkt. Deze ontwikkeling heeft ter plaatse geen toename van de verkeersgeneratie of parkeerbehoefte tot gevolg en kan mogelijk zelf leiden tot een afname van de verkeersgeneratie.

Geconcludeerd wordt dat er vanuit verkeerskundig oogpunt geen bezwaren zijn tegen de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald in de verbeelding en in de regels.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
4.1.1.1 Algemeen

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

4.1.1.2 Rijksdoelen en regionale opgaven

In de SVIR benoemt het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder ander ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale revierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) NNN, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.
4.1.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigt en geoptimaliseerd instrument.

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.

Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.

In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:

bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´

4.1.2 Toetsing van het initiatief aan het Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte laat zich niet specifiek uit over dergelijke lokale ontwikkelingen. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de structuurvisie.

Wat betreft de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' wordt opgemerkt dat deze van toepassing is bij 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' (3.1.6 Bro).

Er is geen ondergrens bepaald voor wat een 'stedelijke ontwikkeling' is. Op basis van jurisprudentie blijkt dat de vraag of sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van die ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Zo is bijvoorbeeld sprake van een ladderplichtige ontwikkeling wanneer minimaal 12 woningen worden toegevoegd aan de woningvoorraad (ABRvS 25 maart 2015; ECLI:NL:RVS:2015:953) en bij relatief grootschalige uitbreidingen van bouwmogelijkheden (meer dan 500 m² bvo).

In voorliggend geval is sprake van een ontwikkeling op drie locaties in het buitengebied van de gemeente Tubbergen waarbij per saldo sprake is van een afname van bebouwing door toepassing van de Schuur voor Schuur-regeling.

Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' en er niet hoeft te worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Er is geen sprake van strijd met het rijksbeleid.

4.2 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel en de daarbij behorende Omgevingsverordening Overijssel.

4.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn verwerkt in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. Deze beleidsthema's worden benaderd vanuit de overkoepelende rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

  • Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
  • Ruimtelijke kwaliteit is datgene wat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Ruimtelijke kwaliteit gaan vooral over 'goed': mooi, functioneel en toekomstbestendig.
  • Sociale kwaliteit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. In de omgevingsvisie gaat het over het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.
4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

4.2.3 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving: een ontwikkelingsgerichte aanpak

De provincie wil ontwikkelingen in de Groene omgeving samen laten gaan met een impuls in kwaliteit. Daarom is de 'Kwaliteitsimpuls Groene omgeving' ontwikkelt als een eenduidige bundeling van diverse bestaande regelingen als rood voor rood, rood voor groen, vab's, landgoederen etc. Deze regelingen blijven daarin overigens wel herkenbaar.

Er is een eenvoudige werkwijze ontwikkeld om principes van ontwikkelingsplanologie toepasbaar te maken voor sociaaleconomische ontwikkelingen in de Groene omgeving. De basis ligt in de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en 'Catalogus Gebiedskenmerken'.

Ontwikkelingen in de Groene omgeving worden als volgt benaderd: Er wordt ruimte voor sociaaleconomische ontwikkeling geboden als deze ontwikkeling vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is en in het ontwikkelingsperspectief ter plekke past en volgens de 'Catalogus Gebiedskenmerken' wordt uitgevoerd.

Aan de geboden ontwikkelruimte worden dus voorwaarden verbonden om ruimtelijke kwaliteit te handhaven danwel in voorkomende gevallen de gewenste ruimtelijke kwaliteit te kunnen realiseren. Het gaat hierbij in alle gevallen in ieder geval om een goede ruimtelijke inpassing van de ontwikkeling. Eén en ander moet nader worden onderbouwd in een bij het ruimtelijk plan behorende toelichting.

4.2.4 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • 1. Of - generieke beleidskeuzes;
  • 2. Waar - ontwikkelingsperspectieven;
  • 3. Hoe - gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hierna nader toegelicht.

4.2.4.1 Of - Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een maatschappelijke opgave. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door generieke beleidskeuzes van EU, Rijk of provincie. Denk aan beleidskeuzes om basiskwaliteiten als schoon drinkwater en droge voeten te garanderen. Andere generieke beleidskeuzes betreffen het voorkomen van overaanbod van bijvoorbeeld woningbouw- en kantoorlocaties.

Ook wordt in deze fase de zogenaamde Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking gehanteerd. Deze Overijsselse ladder geeft een nadere invulling aan de vraag hoe de behoefte moet worden bepaald, zowel in de stedelijke als in de groene omgeving, en op welke wijze de regionale afstemming vorm gegeven moet worden. Integraliteit, toekomstbestendigheid, concentratiebeleid, (boven)regionale afstemming en zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik zijn beleidskeuzes die invulling geven aan de Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking.

Voor specifieke gebieden in Overijssel geldt dat niet alle initiatieven mogelijk zijn. Dit heeft te maken met zwaarwegende publieke belangen, Gebiedsspecifieke beleidskeuzes om de zwaarwegende publieke belangen te borgen, zijn: reservering voor waterveiligheid en beperking wateroverlast, drinkwater/grondwaterbeschermingsgebieden, het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), de Nationale Landschappen en het provinciaal routenetwerk transport gevaarlijke stoffen.

4.2.4.2 Waar - Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.

De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.

4.2.4.3 Hoe - Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden. Afbeelding 4.1 geeft dit schematisch weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPAGELERWEG32a-VG01_0011.png"  
Afbeelding 4.1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)  
4.2.5 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

4.2.5.1 Of- Generieke beleidskeuzes

Bij de afwegingen in de eerste fase 'Of- generieke beleidskeuzes' blijkt dat met name de artikelen 2.1.3, lid 1 (Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik), 2.1.5 (Ruimtelijke kwaliteit) en 2.1.6 (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving) van de Omgevingsverordening Overijssel van belang zijn.

Artikel 2.1.3, lid 1 Principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • 1. dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
  • 2. dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip “groene omgeving” nader gedefinieerd als: de gronden die niet vallen onder bestaand bebouwd gebied.

In de Omgevingsverordening Overijssel is het begrip “bestaand bebouwd gebied” nader gedefinieerd als: de gronden binnen steden en dorpen die benut kunnen worden voor stedelijke functies op grond van geldende bestemmingsplannen en op grond van voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro.

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening

De principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik zijn een Overijsselse variant op de ladder voor duurzame verstedelijking ten behoeve van de toepassing binnen de groene omgeving. Voorgenomen ontwikkeling voorziet in extra bouwmogelijkheden ter plaatse van de woonerven Stroveldsweg 5 en Agelerweg 32a in ruil voor de sloop van 938 m2 agrarische bedrijfsbebouwing aan de Witteveensweg 11. De ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt op basis van de Schuur voor Schuur-regeling. Gelet op het feit dat per saldo sprake is van een afname van bebouwing in het buitengebied van de gemeente Tubbergen en gebouwd wordt op/aansluitend bestaande woonpercelen, wordt geconcludeerd wordt dat het voornemen voldoet aan de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

Artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit

  • a. In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.
  • b. In het kader van toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan het Uitvoeringsmodel (OF-, WAAR- en HOE-benadering) die in de Omgevingsvisie Overijssel is neergelegd.
  • c. In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt gemotiveerd dat de nieuwe ontwikkeling past binnen het ontwikkelingsperspectief dat in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd.
  • d. In het kader van de toelichting als bedoeld in lid 1 wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan de vier-lagenbenadering die onderdeel uitmaakt van het Uitvoeringsmodel en op welke wijze de Catalogus Gebiedskenmerken is gebruikt bij de ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.

Artikel 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene omgeving

Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving kunnen – met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3 en artikel 2.1.4 en het bepaalde in artikel 2.1.5 – voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene Omgeving, uitsluitend indien hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.5 en 2.1.6 van de Omgevingsverordening

De provincie Overijssel biedt gemeenten de gelegenheid om een eigen beleidsinvulling te geven aan het KGO-beleid. De beleidsnota "Schuur voor Schuur gemeente Tubbergen" is een afgeleide van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (artikel 2.1.6) en valt zodoende onder de reikwijdte van deze regelgeving. De in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt op basis van de beleidsnota "Schuur voor Schuur gemeente Tubbergen". Kortheidshalve wordt dan ook verwezen naar paragraaf 4.3.2 waarin de ontwikkeling wordt getoetst aan de betreffende beleidslijn.

Ten aanzien van artikel 2.1.5 ruimtelijk kwaliteit wordt opgemerkt dat voor de drie locaties een erfinrichtingsplan is opgesteld. Deze erfinrichtingsplannen zijn gemaakt op basis van de geldende gebiedskenmerken laten zien dat de nieuwe bebouwing goed wordt ingepast op de woonerven en dat het agrarisch erf Witteveensweg 11 in de nieuw situatie op passende wijze wordt verkleind.

Hier wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal beleid ten aanzien van Ruimtelijke kwaliteit en KGO.

4.2.5.2 Waar- Ontwikkelingsperspectieven

De plandelen waar extra gebouwd wordt (Stroveldsweg 5 en Agelerweg 32a) behoren tot het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. In afbeelding 4.2 is een uitsnede van de perspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie opgenomen. De locatie Witteveensweg 11 (slooplocatie) ligt in het ontwikkelingsperspectief 'Agrarisch ondernemen in het grootschalige landschap'. In afbeelding 4.2 zijn een uitsneden van de perspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPAGELERWEG32a-VG01_0012.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPAGELERWEG32a-VG01_0013.png"  
Afbeelding 4.2 Uitsneden ontwikkelingsperspectievenkaart Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)  

'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'

Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.

De ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, maar ook die voor de andere sectoren, wil de provincie Overijssel in dit ontwikkelingsperspectief nadrukkelijk verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de lokaal aanwezige functies, rekening houdend met de klimaatopgave en de kenmerken van het watersysteem.

' Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap'

Dit ontwikkelingsperspectief omvat gebieden waar verdere modernisering en schaalvergroting van de landbouw in combinatie met verduurzaming de ruimte krijgt. Die ruimte kan verdiend worden door te investeren in kwaliteitsvoorwaarden.

Initiatieven binnen het ontwikkelingsperspectief mogen de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw in principe niet beperken en dienen aan te sluiten bij de bestaande bebouwing, weginfrastructuur en openbaar vervoer (ov)-routes. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de landbouw, rekening houdend met specifieke omstandigheden en de grenzen aan de mogelijkheden van het waterbeheer (onder andere door de klimaatverandering).

Toetsing van het initiatief aan de 'Ontwikkelingsperspectieven'

De realisatie van bijgebouwen op bestaande woonpercelen past binnen het mixlandschap waar ruimte is voor een verscheidenheid aan functies. Het continueren van het agrarisch bedrijf aan de Witteveensweg 11 in afgeslankte vorm past eveneens in het daar geldende ontwikkelingsperspectief 'Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap'. Voorliggende ontwikkeling is vanuit functioneel en ruimtelijk oogpunt mogelijk en leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Uit hoofdstuk 5 blijkt verder dat er geen sprake is van belemmering van de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven.

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling in overeenstemming is met het ter plekke geldende ontwikkelingsperspectieven.

4.2.5.3 Hoe - Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en de laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen.

De 'Stedelijke laag' wordt in dit geval buiten beschouwing gelaten, aangezien voor de plandelen geen specifieke eigenschappen vanuit deze laag gelden.

1. De 'Natuurlijke laag'

Overijssel bestaat uit een rijk en gevarieerd spectrum aan natuurlijke landschappen. Deze vormen de basis voor het gehele grondgebied van Overijssel. Het beter afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag kan ervoor zorgen dat de natuurlijke kwaliteiten van de provincie weer mede beeldbepalend worden. Ook in steden en dorpen bijvoorbeeld in nieuwe waterrijke woonmilieus en nieuwe natuur in stad en dorp.

Alle deelgebieden zijn op de gebiedskenmerkenkaart van de “Natuurlijke laag” aangeduid met het gebiedstype 'Dekzandvlakte en ruggen'. In onderstaande afbeelding zijn uitsneden van de gebiedskenmerkenkaart van de “Natuurlijke laag” opgenmomen. De plandelen zijn indicatief aangegeven met de rode sterren/omlijning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPAGELERWEG32a-VG01_0014.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPAGELERWEG32a-VG01_0015.png"  
Afbeelding 4.3 Natuurlijke laag (Bron: Provincie Overijssel)  


'Dekzandvlakten en ruggen'

De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/ nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijdert. De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem, door beplanting met 'natuurlijke' soorten en door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.

Toetsing van het initiatief aan de 'Natuurlijke laag'

Ter plaatse van plangebieddelen zijn de kenmerken van het oorspronkelijk landschap nauwelijks meer waarneembaar. Dit komt vanwege het huidige functionele gebruik als woonpercelen en agrarisch erf. De aard en omvang van de voorgenomen ontwikkelingen ter plaatse zijn daarnaast van een zeer beperkte omvang. Geconcludeerd wordt dat het initiatief geen invloed heeft op de gebiedskenmerken van de 'Natuurlijke laag'.

2. De 'Laag van het agrarische cultuurlandschap'

In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Hierbij hebben nooit ideeën over schoonheid een rol gespeeld. Wel zijn we ze in de loop van de tijd gaan waarderen om hun ruimtelijke kwaliteiten. Vooral herkenbaarheid, contrast en afwisseling worden gewaardeerd. De ambitie is gericht op het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen door óf versterking óf behoud óf ontwikkeling of een combinatie hiervan.

De plandelen aan de Agelerweg 32a en Witteveensweg 11 zijn aangeduid met het gebiedstype 'Jonge heide- en broekontginningslandschap'. De locatie Stroveldweg ligt in het 'Maten en flierenlandschap'. In afbeelding 4.4 is dit weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPAGELERWEG32a-VG01_0016.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPAGELERWEG32a-VG01_0017.png"  
Afbeelding 4.4 Laag van het agrarisch cultuurlandschap: (Bron: Provincie Overijssel)  

'Jonge heide- en broekontginningslandschap'

De grote oppervlakte aan, voormalige, natte en droge heidegronden was oorspronkelijk functioneel verbonden met het essen- en oude hoevenlandschap; hier werd geweid en werden de plaggen gestoken voor in de stal; in de stal bemeste plaggen dienden als structuurverbeteraar en bemesting voor de akkergronden op de essen. Na de uitvinding van kunstmest ging deze functie verloren en werden deze gronden grotendeels in cultuur gebracht. Ten opzichte van omliggend essen- en hoevenlandschap zijn de landbouwontginningen relatief grote open ruimtes, deels omzoomd door boscomplex. Erven liggen als blokken aan de weg geschakeld. Wegen zijn lanen met lange rechtstanden. Vaak zijn het 'inbreidings' landschappen met en rommelige driehoekstructuren als resultaat. Ook sommige recente heringerichte agrarische landschappen worden tot deze categorie gerekend, omdat van het oorspronkelijke landschap niets meer terug te vinden is.

Als ontwikkelingen plaats vinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.

'Maten en flierenlandschap'

Laaggelegen kleinschalig landschap dat zich langs de beken, in de natuurlijke laagten heeft ontwikkeld. Langs de ontwateringssloten haaks op de beek werd vaak hakhout aangeplant. Dit diende tevens als perceelsafscheiding – daar, waar de ontwateringssloot niet altijd watervoerend – was in geval van beweiding. Rond de beek ontstond een lineair landschap, met daaromheen in de natte laagtes een matenlandschap. Kleinschalig landschap langs beken en in laagten met veel variatie in ruimtelijke opbouw: de open ruimte van de watergang, de coulissen van hakhoutstruweel, de open kamers van de hooien weilanden, met hier en daar een broekbos op de nattere plekken. Vloeivelden maakten onderdeel uit van het bemestingssysteem. Het Maten- en Flierenlandschap is veelal de contramal van het essenlandschap en het oude hoevenlandschap en was daar functioneel aan verbonden.

Als ontwikkelingen plaats vinden in of nabij het Maten en Flierenlandschap, dan dragen deze bij aan versterking van het historische lineaire landschap met open 'kamers' en coulissen, aan accentuering van de overgang naar hogere gronden, de toegankelijkheid, de beleefbaarheid en het vasthouden van water. Inrichting van nog gave delen richt zich op het behouden van de cultuurhistorische waarden.

Toetsing van het initiatief aan de “Laag van het agrarisch cultuurlandschap”

Bij het situeren van de nieuwe bijgebouwen op de woonerven is rekening gehouden met de landschapskenmerken. Omdat de bebouwing op/direct aansluitend aan de bestaande woonerven wordt gebouwd is de ruimtelijke inpact klein. Naast behoud en instandhouding van bestaande landschapselementen vinden er enkele aanvullende landschapsmaatregelen plaats. Het agrarisch erf aan de Witteveensweg 11 wordt verkleind. De gronden waar de te slopen schuur staan worden ingezaaid met gras. Voor een nadere toelichting op de landschappelijke inpassingen wordt verwezen naar hoofdstuk 3. Hier wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling, gezien aard en omvang, geen invloed heeft op de gebiedskenmerken van de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap'.

4.2.6 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid

Geconcludeerd wordt dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal ruimtelijk beleid.

4.3 Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk beleid is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste beleidsdocumenten die van toepassing zijn op de voorgenomen ontwikkeling worden hieronder in willekeurige volgorde behandeld.

4.3.1 Structuurvisie Tubbergen
4.3.1.1 Algemeen

Op 14 maart 2016 heeft de gemeenteraad van Tubbergen de structuurvisie gemeente Tubbergen 'Op en top Tubbergen' vastgesteld. Het is een actueel strategisch beleidsdocument, waarin belangen worden gedefinieerd en ruimtelijke keuzes worden uitgewerkt, die gebaseerd zijn op sociaal-maatschappelijke, demografische - en ruimtelijke ontwikkelingen en trends. In een groot aantal documenten en visies voor thema's en gebieden, is het beleid van de gemeente Tubbergen uitgewerkt. De structuurvisie vormt hiervoor de koepel. De structuurvisie omvat daarnaast de hoofdlijnen van actueel beleid.

4.3.1.2 Geen 'verstedelijking' van het landelijk gebied

Wonen en werken in het buitengebied is aantrekkelijk. Dit mag echter niet ten koste gaan van de kwaliteiten en de belangrijkste functies in het gebied: landbouw, natuur en recreatie. Het gemeentelijk beleid voor nieuwe bebouwing en functies is daarom terughoudend.

Kwaliteit door dynamiek is daarbij het motto. Voorwaarde is dat elke ontwikkeling goed landschappelijk ingepast wordt, gebaseerd op de gebiedskenmerken. Wat echter voor een specifieke ontwikkeling op een specifieke locatie, een goede inpassing is, is maatwerk. Belangrijke instrumenten zijn net als voor de kernen het bestemmingsplan en de welstandsnota. Voor het buitengebied zijn daarnaast van belang ‘de beleidslijn rood-voor- rood‘, 'het schuur- voor-schuurbeleid', ‘het VAB+-beleid’, 'het ‘cascobeleid’ en de ‘Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving’.

4.3.1.3 Toetsing van het initiatief aan de structuurvisie Tubbergen

De ontwikkeling gaat uit van de sloop van landschapsontsierende agrarische bedrijfsgebouwen aan de Witteveensweg 11, en de realisatie van nieuwe bijgebouwen aan de Stroveldsweg 5 en Agelerweg 32a in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. De erven worden waar nodig landschappelijk ingepast. Het voornemen wordt mogelijk gemaakt op basis van de Schuur voor Schuur-regeling van de gemeente Tubbergen. Een veelvoud aan schuuroppervlakte wordt gesloopt om de extra bouwmogelijkheden te verkrijgen. Hiermee wordt nieuwe kwaliteit gecreëerd en verpaupering van het platteland voorkomen. Hiermee past de voorgenomen ontwikkeling binnen de 'Structuurvisie Tubbergen'.

4.3.2 Schuur voor Schuur-regeling
4.3.2.1 Algemeen

Middels de Schuur voor Schuur-regeling wordt het mogelijk gemaakt dat ondernemers en/of inwoners die extra bouwmogelijkheden nodig hebben, deze kunnen krijgen in ruil voor de sloop van een veelvoud aan schuren elders. Het doel van deze regeling is enerzijds de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren door sloop van leegstaande schuren en anderzijds is het de bedoeling om ontwikkeling van economische activiteiten (bij zowel bedrijfslocaties als particuliere locaties) te faciliteren en te voorzien in uitbreidingsbehoefte bij particuliere erven. Daarbij wordt het gestimuleerd dat asbesthoudende schuren worden verwijderd.

4.3.2.2 Reikwijdte

De Schuur voor Schuur-regeling is van toepassing op locaties waar een woonbestemming geldt (en de aangrenzende gronden) en op VAB-locaties waarop het KGO-beleid niet van toepassing is (en de aangrenzende gronden). De reikwijdte van het schuur voor schuur-beleid houdt daarmee in dat zich economische activiteiten kunnen ontplooien op locaties waar dit momenteel (beleidsmatig gezien) niet mogelijk is. Dus ook op locaties waar een burgerwoonbestemming geldt en welke nooit agrarisch zijn geweest. Ook houdt dit in dat extra oppervlakte vrijstaande bijgebouwen bij burgerwoningen gerealiseerd kan worden (derhalve zonder dat sprake is van een economische activiteit). Deze verruimde mogelijkheden zijn het resultaat van het gevoerde overleg. Er is een staffel aangebracht in relatief kleinere uitbreidingen en de grotere uitbreidingen, om de uitvoerbaarheid van de regeling te vergroten (o.a. kosten-baten meer in balans).

De gewijzigde economische omstandigheden en de veranderende functie van het buitengebied hebben ertoe geleid dat het buitengebied meer en meer een gebied wordt van functiemenging. Bovendien is lang niet overal (geschikte) bedrijfsruimte beschikbaar op bedrijventerreinen. Bedrijven moet wel perspectief geboden worden in de eigen gemeente. Het behoudt of vergroot bovendien de werkgelegenheid in de gemeente. Daarnaast bestaat in veel gevallen ook een bepaalde binding of (sponsor)relatie met verenigingen in de dorpen, welke voor de leefbaarheid van de dorpen eveneens van cruciaal belang is. Tevens is naar voren gekomen dat wanneer een bedrijf moet verplaatsen, het realistisch is dat dit bedrijf verplaatst naar een andere gemeente, bijvoorbeeld dicht bij de snelweg.

Eveneens is gekeken of er een maximum gesteld zou moeten worden aan de toegestane oppervlakte bebouwing dat middels schuur voor schuur-beleid gerealiseerd kan worden. Hier is niet voor gekozen. Er zal altijd voldaan moeten worden aan overige beleidsuitgangspunten en wet- en regelgeving (denk aan milieu-afstanden, maar ook bereikbaarheid e.d.). Bovendien reguleert het vereiste tot aanzienlijke sloop elders, een te ruimhartige vraag om extra bebouwing.

4.3.2.3 Uitgangspunten

Bij de totstandkoming van de Schuur voor Schuur-regeling is een aantal uitgangspunten gehanteerd:

  • Leegstaande schuren zijn een primaire verantwoordelijkheid van de eigenaren;
  • Het gaat om een extra mogelijkheid voor leegstaande schuren, naast bestaand instrumentarium als rood voor rood en functieverandering;
  • De gewijzigde economische omstandigheden, de gewijzigde rol, functie en omvang van de agrarische sector leiden tot meer functiemenging in het buitengebied;
  • Ontstening: er moet vanaf een toename bebouwing meer dan 100 m2 een veelvoud gesloopt worden dan er elders wordt teruggebouwd;
  • Stimulans om vooral asbestschuren te slopen;
  • Stimulans om te slopen;
  • Zo eenvoudig mogelijk.
4.3.2.4 Spelregels Schuur voor Schuur-regeling

Bij het toepassen van de Schuur voor Schuur-regeling gelden de volgende spelregels:

  • In ruil voor de mogelijkheid om extra bebouwing te kunnen realiseren, moet elders een veelvoud aan schuren worden gesloopt. Hierbij geldt de volgende sloopverhouding
Oppervlakte extra te bouwen   Met asbesthoudende golfplaten   Zonder asbesthoudende golfplaten  
Tot en met 100 m2   1:1   1:2  
101 m2 tot en met 500 m2   1:2   1:4  
501 m2 en meer   1:3   1:5  

  • Er wordt geen rekening gehouden met de aanwezigheid van kelders
  • Sloop- en bouwlocaties die betrekking hebben op hetzelfde plan, bevinden zich in de gemeente Dinkelland of Tubbergen, in het buitengebied.
  • Sloop van een deel van het erf is mogelijk.
  • Schuren moeten in het geheel worden ingezet in de Schuur voor schuur-regeling. Enkel schuren waarvoor vergunning voor bouwen is verleend en welke daadwerkelijk aanwezig zijn, komen in aanmerking voor deelname aan de schuur voor schuur-regeling.
  • In afwijking van het vorige komen ook schuren zonder bouwvergunning in aanmerking indien is aangetoond dat deze op 31 december 2017 reeds aanwezig waren.
  • Schuren met een cultuurhistorische waarde komen niet in aanmerking voor deelname aan de schuur voor schuur-regeling.
  • Veldschuren komen niet in aanmerking voor deelname aan de schuur voor schuur-regeling.
  • De planologische bouwmogelijkheden op alle betrokken locaties worden aangepast aan de nieuwe situatie. Gedeeltelijke/gefaseerde beëindiging van het (agrarisch) bedrijf is mogelijk.
  • In afwijking van het VAB+-beleid geldt de voorwaarde dat bebouwing minimaal 5 jaar moet zijn opgericht en zoals vergund in gebruik zijn, niet voor schuren die middels de schuur voor schuur-regeling worden opgericht.
  • In afwijking van het VAB+-beleid geldt het VAB+-beleid ook voor locaties (o.a. met een woonbestemming) die nooit agrarisch zijn geweest. Op deze locaties kan derhalve ook functieverandering plaatsvinden zoals beoogd met het VAB+-beleid, ook wanneer extra bebouwingsmogelijkheden zijn gecreëerd door middel van het schuur voor schuur-beleid.
  • In afwijking van de zogenoemde ‘hobbyboerregeling’ die is opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied, kan door middel van toepassing van de schuur voor schuur-regeling een grotere oppervlakte bijgebouwen worden gerealiseerd dan op basis van de hobbyboerregeling mogelijk is.
  • Indien er (nog) geen bouwer bekend is, kan toch tot sloop worden over gegaan. In dat geval kan men een voucher aanvragen bij de gemeente.
  • Een voucher is een brief van de gemeente waarin staat dat men (exact omschreven) schuren kan slopen en dat de oppervlakte van die schuren nog 5 jaar (ingaande de dag na verzending van de brief) kan worden ingezet voor de schuur voor schuurregeling.


Werkwijze vouchersysteem:

  • Indienen van verstrekking en voucheraanvraag en een verzoek om aanpassing van het bestemmingsplan tot bevriezen van de voucher, alsmede de geldigheidsduur, indieningsvereisten etc. zal in een collegebesluit naderbijgebouwen;
  • na het onherroepelijk worden bepaaldvan het bestemmingsplan tot bevriezing van de bijgebouwen kan de sloopmelding worden ingediend;\na gereedmelding van de sloop en de controle ervan wordt de voucher verstrekt.


Aangezien deze regeling ook van toepassing kan zijn op schuren in de gemeente Dinkelland, dient het volgende te worden opgemerkt:

  • zolang de gemeente Dinkelland de Schuur voor schuurregeling niet heeft aangepast conform het nu voorliggende voorstel, kan een voucher niet worden ingezet voor schuren binnen het grondgebied van de gemeente Dinkelland.
  • Bovendien is tot die tijd het beleid van de gemeente waar gebouwd gaat worden, bepalend voor de wijze van toepassing van de staffel.


Voor lopende aanvragen kan de nieuwe berekeningswijze worden toegepast zolang er nog geen collegebesluiten zijn genomen.

4.3.2.5 Toetsing van het initiatief aan de schuur voor schuur-regeling

In voorliggend geval worden twee afzonderlijke schuur voor schuur aanvragen in één bestemmingsplanprocedure gevat. Daarom is er sprake van een splitsing qua schuren:

  • één schuur van 108, 36 m2 gaat naar de Agelerweg 32 met 100 m2 1:1 en de rest 1:2.
  • De overige schuren (829,4 m2) gaan naar de Stroveldsweg 5, waarvan 100 m2 1:1 en de rest 1:2.

Stroveldsweg 5

Oppervlakte extra te bouwen   Sloop/bouw ratio   te slopen  
0 - 100 m2 (100 m2)   1:1 (met asbest)   100 m2  
101 - 500 m2 (364,7 m2)   1:2 (met asbest)   729,4 m2  
Totaal: 464,7 m2 extra bouwrecht     829,4 m2  


Agelerweg 32a

Oppervlakte extra te bouwen   Sloop/bouw ratio   te slopen  
0 - 100 m2 (100 m2)   1:1 (met asbest)   100 m2  
101 - 500 m2 (4,18 m2)   1:2 (met asbest)   8,36 m2  
Totaal: 104,18 m2 extra bouwrecht     108,36 m2  

Het gewenste extra bouwrecht aan de Stroveldsweg 5 bedraagt 464,7 m2. Tezamen met een op dit woonerf te slopen bijgebouw van 70 m2 wordt hier een schuur van 484,4 m2 en een bebouw van 50 m2 gebouwd. Ter plaatse van de Agelerweg bedraagt het extra bouwrecht 104,18 m2.

In voorliggend geval wordt 937,76 gesloopt aan de Witteveensweg 11 gesloopt.

Uitgangspunt van de Schuur voor Schuur-regeling is dat na de sloop niet meer extra m2 op de slooplocatie bijgebouwd kunnen worden. Voor het perceel Witteveensweg 11 betekent dit dat na de sloop enkel nog het overgebleven aantal vierkante meters aan bijgebouwen is toegestaan voor zover dit het bij recht toegestane aantal vierkante meters overschrijdt. Dit is in voorliggend bestemmingsplan planologisch vastgelegd door het bouwvlak van het agrarisch bedrijf te verkleinen direct om de te behouden bebouwing. Met de sloop van landschapsontsierende bebouwing wordt de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse versterkt.

Op deze plaats wordt geconcludeerd dat voorliggende ontwikkeling voldoet aan de voorwaarden van de Schuur voor Schuur-regeling en bijdraagt aan de uitgangspunten van het beleid (o.a. ontstening).

4.3.3 Casco-benadering in Noordoost-Twente
4.3.3.1 Algemeen

In het Ontwikkelingsperspectief voor het Nationale Landschap Noordoost-Twente hebben de hierbij betrokken partijen de ambitie uitgesproken om de tendens van schaalvergroting in de grondgebonden landbouw zodanig vorm te geven dat deze niet ten koste gaat van de kwaliteit van het landschap. Zowel gemeenten als provincie hadden behoefte aan een praktisch concept om in de dagelijkse praktijk invulling te geven aan deze ambitie. Voor het bereiken van deze ambitie is het, het meest wenselijk om de belangen van initiatiefnemers die elementen willen verwijderen te koppelen aan grondeigenaren die bereid zijn nieuwe elementen te plaatsen om zo het landschap te versterken. Alle individuele aanvragen zullen dan uiteindelijk moeten leiden tot een beter functionerend en herkenbaar landschap. Om dit te bereiken is de casco-benadering ontwikkeld.

Met de casco-benadering beschikken de provincie Overijssel en de deelnemende gemeenten van Noordoost-Twente over een generieke methode om vorm te geven aan de doelen voor het Nationaal Landschap: behoud en ontwikkeling van het landschap inclusief al haar functies. In relatie tot het provinciaal beleid is de cascobenadering een middel om invulling te geven aan het fenomeen 'ruimtelijke kwaliteit' en uitvoering aan de kwaliteitsagenda van de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel.

4.3.3.2 Casco-benadering in de praktijk

De landschapstypen van Noordoost-Twente vormen, samen met de ontwikkeling die deze landschappen hebben doorgemaakt (dynamiek), het uitgangspunt van de casco-benadering. Elk landschapstype heeft een eigen kenmerkende structuur van opgaande beplantingen. Deze structuur is het casco van het landschap. Het kan daarbij gaan om bomenrijen, houtwallen, houtsingels en (kleinere) bosjes. Het beleid is er op gericht om dit casco te versterken. Toepassing van de casco benadering leidt op termijn tot versterking van het 'kleinschalige groene karakter' van het landschap in totaliteit.

De regels van de casco-benadering gelden niet voor:

  • Punt elementen (zoals poelen en solitaire bomen).
  • Lijn elementen (zoals stijlranden en zandwegen).
  • Beplanting binnen bouwblokken/bebouwde kom.
  • Boomgaarden.
  • Bos groter dan 0,5 hectare.

Voor bovenstaande elementen en het beheer van casco elementen geldt het reguliere beleid van elke afzonderlijke gemeente. De basis voor initiatieven is de cascokaart. Hierop staan drie typen elementen weergegeven, zie de navolgende tabel.

Landschapstype   Opmerking  
Elementen die tot het casco behoren   Mogen in principe niet verplaatst worden  
Elementen die niet tot het casco behoren   Mogen verplaatst worden, als aan de regels van de casco-benadering wordt voldaan  
Te compenseren elementen   Locaties waar de initiatiefnemer de elementen heen kan verplaatsen  

Aan de hand van de casco-kaart wordt beoordeeld of het landschapselement tot het casco behoort of niet. Uit de beoordeling hiervan volgen drie mogelijke opties:

  • Regulier casco: het te verwijderen element is geen casco en de initiatiefnemer compenseert op een lijn uit de casco-kaart.
  • Afwijking van de compensatie: het te verwijderen element is geen casco, maar de initiatiefnemer wil compenseren op een andere plek dan aangegeven op de casco-kaart.
  • Afwijking van het casco: het te verwijderen element behoort tot het casco en het te compenseren element ligt of op de casco-kaart, zo niet dan is de een aanvraag een combinatie met situatie 2 (afwijking compensatie).
4.3.3.3 Situatie plangebied

Zoals blijkt uit de in afbeelding 4.6 opgenomen uitsnede van de casco-kaart maken enkele binnen de bouwlocaties aanwezige groenstructuren onderdeel uit van het Casco. Zoals in hoofdstuk 3 reeds beschreven worden bestaande groenstructuren behouden en waar mogelijk versterkt. Er worden geen groensstructuren en daarmee ook geen casco-onderdelen aangetast.

Aan de locatie Witteveensweg 11 wordt uitsluitend bebouwing gesloopt en gras ingezaaid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPAGELERWEG32a-VG01_0018.png"  
Afbeelding 4.6 Uitsnede Casco-kaart Stroveldsweg 5 en Agelerweg 32a (Bron: Provincie Overijssel)  
4.3.3.4 Toetsing van het initiatief aan de "Casco-benadering in Noordoost-Twente"

Binnen de plangebieddelen Stroveldsweg 5 en Agelerweg 32a liggen bestaande groenstructuren die onderdeel uitmaken van het Casco. Zoals blijkt uit hoofdstuk 3 en de erinrichtingsplan in de bijlagen bij de regels worden de bestaande houtopstanden behouden in de nieuwe situatie. Geconcludeerd wordt dat de “"Casco-benadering in Noordoost-Twente" geen belemmering vormt voor dit plan.

4.3.4 Conclusie toetsing aan het gemeentelijk beleid

Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling goed past binnen de gemeentelijke beleidskaders.

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid, voor beide percelen, beschreven. Het betreft de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie en het Besluit Milieueffectrapportage.

5.1 Geluid

5.1.1 Wettelijk kader

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.

5.1.2 Situatie plangebied

De te realiseren nieuwe bijgebouwen aan de Stroveldsweg 5 en Agelerweg 32a worden in het kader van de Wgh niet aangemerkt als geluidgevoelige objecten. De aspecten wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai zijn dan ook niet van toepassing.

Ter plaatse van de locatie aan de Witteveensweg 11 wordt uitsluitend gesloopt en worden de agrarische activiteiten afgeschaald. Hier is geen sprake van de realisatie een geluidsgevoelig object of nieuwe geluidsbronnen als bedoeld in de Wgh.

In paragraaf 5.5 (milieuzonering) wordt aan de hand van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' nader ingegaan op de milieubelasting van het project op de omgeving.

5.1.3 Conclusie

De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.2 Bodemkwaliteit

5.2.1 Algemeen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740 en of NEN 5707.

5.2.2 Situatie plangebieden

Witteveensweg 11

Door Terra Agribusiness is een verkennend asbest in de bodemonderzoek (NEN 5707) uitgevoerd ter plaatse van de slooplocatie Witteveensweg 11. Het volledige onderzoeksrapport is opgenomen in Bijlage 1 van deze toelichting. Uit het bodemonderzoek is naar voren gekomen dat de onderzoekslocatie zes druppelzones ter plaatse van de te slopen schuren kent.

Ter plaatse van elke druppelzone zijn 1 of 2 inspectiesleuven gegraven en is er een (meng)monster samengesteld. Op het maaiveld en in de sleuven is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. In de druppelzones 1, 3 en 4 is analytisch geen asbest aangetroffen.

De (meng)monsters van druppelzone 5 en 6 zijn licht asbesthoudend; de gewogen asbestgehalten zijn ruim lager dan de toetsingswaarde voor nader asbestonderzoek. De gewogen asbestgehalten in het monster van druppelzone 2 is hoger dan de interventiewaarde (100 mg/kg ds.). Tevens is er in de fractie <0,5mm asbestverdachte vezels aangetroffen. Dit geeft aanleiding tot een SEM-analyse. Echter is dit achterwege gelaten, omdat de concentratie al ruim boven de interventiewaarde uitkomt. Formeel geeft deze druppelzone aanleiding tot nader onderzoek.

Echter is er naar mening Terra een reden om af te zien van een nader onderzoek. Het "Bijzonder inventariserend onderzoek, erosie van asbestdaken" van Geofox-Lexmond (20131980/JOOS, d.d. 29-9-2014) heeft onderzocht dat de verontreiniging in de bodem van de afwateringszone van dakgootloze asbestdaken zich lijkt te beperken tot een diepte van 10 cm bij een horizontale spreiding van circa 1 meter.

Na de werkzaamheden is duidelijk geworden dat de schuur ter plaatse van druppelzone 2 en 3 behouden blijft en niet gesloopt wordt. De schuur valt buiten de huidige plannen. De bestemming wordt niet gewijzigd.

Omdat ter plaatse van de huidige onderzoekslocatie in de mengmonsters geen asbest is aangetoond hoger dan de toetsingswaarde voor nader asbestonderzoek, is een nader onderzoek voor de huidige onderzoekslocatie niet noodzakelijk.

Stroveldsweg 5 en Agelerweg 32a

Op beide percelen worden in het kader van de Schuur voor Schuur-regeling extra bouwmogelijkheden toegekend voor bijbehorende bouwwerken. Deze bouwwerken voorzien niet in een permanente of daarmee vergelijke verblijfsfunctie voor mensen. Tevens blijft de bestemming 'Wonen' blijft in beide gevallen behouden, maar worden wel uitgebreid. Deze vergrotingen zijn echter van geringe omvang en daarnaast zijn de desbetreffende gronden grotendeels al ingericht als tuin danwel verharding ten behoeve van het wonen. Gelet op het historische gebruik van de gronden en het feit dat er naar aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden, maakt dat er redelijkerwijs van kan worden uitgegaan dat de bodem in beide gevallen geschikt is voor het beoogde gebruik.

5.2.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor voorliggend plan.

5.3 Luchtkwaliteit

5.3.1 Beoordelingskader

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer.

In bijlage 2 van de Wet milieubeheer staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Op grond van de Wet milieubeheer, gelet op artikel 5.16 lid 4 Wet Milieubeheer geldende de volgende regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);
5.3.1.1 Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet milieubeheer vindt niet plaats.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • woningen: 1500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

5.3.1.2 Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet milieubeheer nodig.

5.3.2 Situatie plangebied

In paragraaf 5.3.1.1 is een lijst met categorieën van gevallen beschreven, die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Gelet op de aard en omvang van voorliggende ontwikkeling in vergelijking met voorgenoemde voorbeelden van categorieën, kan worden aangenomen, temeer omdat er geen sprake is van een toename van het aantal verkeersbewegingen, dat voorliggende ontwikkeling 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging. Door het afschalen van de agrarische bedrijfsmogelijkheden aan de Witteveensweg 11 kan mogelijk zelfs een verbetering van de luchtkwaliteit worden verwacht.

Daarnaast wordt opgemerkt dat er ten aanzien van de ontwikkelingen geen sprake is van toevoeging van of wijziging naar een gevoelige bestemming in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.

5.3.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.

5.4 Externe veiligheid

5.4.1 Algemeen

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen, per buisleiding of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in: 

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).

Het vervoer van gevaarlijke stoffen per buisleiding is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden- en het groepsrisico.

5.4.2 Beoordeling

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond de plangebieden. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In afbeelding 5.1 is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot de plandelen en de omgeving weergegeven. De locaties zijn met een rode ster aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIBPAGELERWEG32a-VG01_0019.png"  
Afbeelding 5.1 Uitsnede Risicokaart Overijssel (Bron: Risicokaart Overijssel)  


Uit de inventarisatie blijkt dat de plandelen:

  • zich niet bevinden binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevinden binnen een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet liggen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
  • niet liggen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Buisleiding Defensie Pijpleiding Organisatie (DPO)

Zoals te zien in afbeelding 5.1 loopt er ten zuiden van de de locatie Agelerweg een buisleiding. Het betreft hier een buisleiding van de Gasunie met een uitwendige diameter van 212 mm en een maximale werkdruk van 40 bar. Bij dergelijke buisleidingen ligt de 1% letaliteitsgrens op 100 meter De 100% letaliteitsgrens ligt op 50 meter. De locatie Agelerweg 32a ligt op minimaal 410 meter afstand van deze buisleiding.

Verder wordt opgemerkt dat het te realiseren bijgebouw op de locatie geen verblijfsobject betreft en hierdoor het aantal personen dat op het erf verblijft niet toeneemt. Het groepsrisico veranderd daarom niet. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is niet benodigd.

5.4.3 Conclusie

Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.

5.5 Milieuzonering

5.5.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

5.5.2 Gebiedstypen

Volgens de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' dient eerst te worden beoordeeld of in de omgeving sprake is van een 'rustige woonwijk' of een 'gemengd gebied'.

Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor en langs de randen is weinig verstoring van verkeer. In de VNG-uitgave wordt het buitengebied veelal gerekend tot het omgevingstype 'rustige woonwijk'.

Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.

Alle plandelen zijn gelegen in het buitengebied, dat is aan te merken met het omgevingstype 'rustige woonwijk'. De volgende tabel geeft de richtafstanden voor de verschillende omgevingstypes weer.

Milieucategorie   Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk   Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1.000 m   700 m  
6   1.500 m   1.000 m  
5.5.3 Beoordeling

Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. Hierbij spelen twee vragen een rol:

    • 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
    • 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).
5.5.3.1 Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening. Daarvan is sprake wanneer het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.

In voorliggend geval wordt op twee woonpercelen een nieuw bijgebouw gerealiseerd. Deze bijgebouwen dienen als bergingsruimte bij de woningen. Deze bijgebouwen zijn vanwege aard en omvang niet aan te merken als een milieubelastende functie.

Aan de Witteveensweg 11 wordt het agrarisch bouwvlak verkleind vanwege de te slopen bebouwing en het afschalen van de agrarische bedrijfsactiviteiten.

Gelet op het vorenstaande is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden geen sprake. Ter plaatse van de Witteveensweg 11 is voor omwonenden mogelijk zelfs een verbetering van het woon- en leefklimaat te verwachten, omdat het agrarisch bouwvlak wordt verkleind.

5.5.3.2 Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie binnen het plangebied hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving, en andersom of de realisatie van het plan leidt tot hinder of belemmeringen voor de bedrijven in de omgeving.

De bijgebouwen aan zowel de Stroveldsweg 5 als Agelerweg 32a zullen gezien de gewenste functie niet worden gebruikt voor structureel langdurig menselijk verblijf en zijn dan ook niet aan te merken als een milieugevoelig object in het kader van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering'.

Voor zover het de uitbreiding van de woonbestemmingen betreft wordt het volgende opgemerkt:

Stroveldsweg 5

In de directe nabijheid ten oosten van de Stroveldsweg 5 is een agrarisch bedrijf gevestigd aan de Weustendijk 5. De afstand bedraagt circa 105 meter. Het bestemmingsvlak van de Stroveldsweg wordt echter in oostelijke richting verruimd, waardoor het niet dichter bij het agrarisch bedrijf komt.

Ten noordwesten van de locatie ligt verder het agrarisch bedrijf (intensieve veehouderij) aan de Brokmansweg 8. Voor deze intensieve veehouderij geldt op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', de grootste richtafstand van 200 meter voor het aspect geurhinder. De werkelijke afstand van het agrarisch bouwvlak tot de woonbestemming (nieuwe situatie) bedraagt circa 270 meter en is ruim voldoende. Er is sprake van een aanvaarbaar woon- en leefklimaat en het agrarisch bedrijf wordt niet in haar ontwikkelingsmogelijkheden beperkt.

Agelerweg 32a

In de directe nabijheid ten zuiden van de Agelerweg 32a is een agrarisch bedrijf (intensieve veehouderij) gevestigd aan de Agelerweg 34. De afstand bedraagt circa 43 meter. Het bestemmingsvlak van de Agelerweg 32a wordt echter in noordoostelijke richting iets verruimd voor de te bouwen schuur, het bestemmingsvlak wonen komt niet dichter bij het agrarisch bedrijf dan nu het geval is. Er is sprake van een aanvaarbaar woon- en leefklimaat en het agrarisch bedrijf wordt niet in haar ontwikkelingsmogelijkheden beperkt

5.5.4 Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmeringen voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

5.6 Geur

5.6.1 Algemeen

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningsplichtige veehouderijen, als het gaat om geurhinder. Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven is het beoordelingskader voor geurhinder opgenomen in het Activiteitenbesluit.

De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.

Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.

Op grond van de Wgv dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:

  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven gelden tevens vaste afstandseisen. Deze eisen zijn gebaseerd op en komen overeen met de vaste afstanden zoals opgenomen in de Wgv.

5.6.2 Situatie plangebied

IZoals in paragraaf 5.5 reeds benoemd wordt in voorliggend geval geen milieugevoelig object toegevoegd. Er is dan ook geen sprake van een geurgevoelig object. Verder zijn in paragraaf 5.5 reeds de onderlinge afstanden tot omliggende agrarische bedrijven (veehouderijen) weergegeven. Hier is geconcludeerd dat aan de richtafstanden wordt voldaan of dat de uitbreiding van het bestemmingsvlak wonen niet in de richting van de veehouderij plaatsvindt.

5.6.3 Conclusie

De Wgv vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

5.7 Ecologie

5.7.1 Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuur Netwerk Nederland (voorheen EHS). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.

5.7.2 Gebiedsbescherming
5.7.2.1 Algemeen

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.

Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voorheen Ecologische Hoofstructuur) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van de NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

5.7.2.2 Natura 2000-gebieden

In de Wet natuurbescherming heeft Nederland de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de Minister van EZ.

De bouwlocaties en slooplocatie zijn niet gelegen binnen of in de directe nabijheid van een Natura 2000-gebied. Hieronder wordt de onderlinge afstand per locatie weergegeven

  • Stroveldsweg 5: 2,5 km tot N2000 gebied Achter de voort, Agelerbroek en Voltherbroek
  • Agelerweg 32a: 2,2 km tot N200 gebied Achter de voort, Agelerbroek en Voltherbroek
  • Witteveensweg 11 (slooplocatie): 3,5 km tot N2000 gebied Engbertsdijkvenen

Gezien de aard en omvang van de Schuur voor Schuur-ontwikkeling wordt gesteld dat er geen sprake is van negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebied. Ter plaatse van de Witteveensweg 11 worden in de aanlegfase weliswaar schuren gesloopt, maar hier worden tevens de agrarische activiteiten gelet op de beperktere ruimte in de gebruiksfase afgeschaald, waardoor het aantal dieren in ieder geval niet zal toenemen. Ter plaatse van de Stroveldsweg 5 en Agelerweg 32 wordt gebouwd, maar het betreffen hier bijgebouwen op bestaande woonerven. Deze bebouwing genereerd geen extra verkeersgeneratie in de gebruiksfase. In de aanlegfase blijven stikstofuitstotende activiteiten gelet op de aard en omvang beperkt.

5.7.2.3 Natuurnetwerk Nederland (NNN)

De plangebieddelen zijn niet gelegen binnen de begrenzing van het NNN. De dichtstbijzijnde NNN-gronden bevinden zich echter wel op korte afstand. Aan de Stroveldsweg 5 liggen NNN-gronden direct ten zuiden van de Weustendijk. Ter plaatse van de Agelerweg 32a geldt eveneens dat NNN gronden het plangebied aan drie zijden omringen. De ontwikkelingen doen echter geen afbreuk aan de natuurwaarden van deze gronden. Zoals uit hoofdstuk 3 blijkt worden bestaande groenelementen behouden.

Gelet op aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot de waardevolle natuurgebieden wordt geconcludeerd dat er geen aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN.

5.7.3 Soortenbescherming
5.7.3.1 Algemeen

Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. Het is verboden om alle soorten die beschermd zijn volgens de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn, evenals de in paragraaf 3.2 en 3.3 van de Wet natuurbescherming genoemde soorten te doden en te verwonden, evenals het beschadigen en vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden.

5.7.3.2 Situatie plangebied

Door Natuurbank Overijssel is vanwege de voorgenomen sloop- en bouwactiviteiten een quickscan natuurwaarden uitgevoerd. In Bijlage 2 is de volledige onderzoeksrapportage opgenomen. Hieronder worden resultaten van deze quickscan weergegeven.

Onderzoeksresultaten Quickscan Natuurwaarden

De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied tot een ongeschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar tot een geschikt functioneel leefgebied voor verschillende algemene- en weinig kritische beschermde diersoorten. Verschillende beschermde diersoorten benutten de buitenruimte van het plangebied als foerageergebied, mogelijk bezetten sommige grondgebonden zoogdiersoorten er een vaste verblijf- en voortplantingsplaats, bezetten sommige amfibieënsoorten er een (winter)verblijfplaats en nestelen er vogels. Vleermuizen bezetten geen rust- of vaste verblijfplaats in het plangebied.


Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten.


Voor de beschermde grondgebonden zoogdier- en amfibieënsoorten, die een vaste verblijf- en/of voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden’ en het ‘beschadigen en vernielen van vaste verblijf- of voortplantingsplaats’. Deze vrijstelling is van toepassing omdat er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling.


Als gevolg van het bebouwen en verharden van het plangebied, wordt de functie van het plangebied als foerageergebied voor beschermde diersoorten aangetast. Deze aantasting leidt echter niet tot wettelijke consequenties. Er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden en er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te kunnen voeren in overeenstemming met wet- en regelgeving voor beschermde soorten.

5.7.4 Conclusie

De ontwikkeling heeft geen invloed op beschermde natuurgebieden, flora en fauna. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

5.8 Archeologie & cultuurhistorie

5.8.1 Archeologie
5.8.1.1 Algemeen

Initiatiefnemers hebben op basis van de Erfgoedwet een archeologische zorgplicht bij projecten waarbij de bodem wordt verstoord. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

5.8.1.2 Beoordeling

Aangezien ter plaatse van de slooplocatie Witteveensweg 11 enkel sprake is van de sloop van schuren, waarbij geen sprake is van nieuwe roering in de grond, wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van de aantasting van mogelijk aanwezige archeologisch resten. Hierna wordt ingegaan op de bouwlocaties aan de Stroveldsweg 5 en Agelerweg 32a.

De gemeente Tubbergen beschikt over een archeologische verwachtings- en advieskaart. De verwachtingswaarden zijn doorvertaald in dubbelbestemmingen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Tubbergen 2016'. Hieronder wordt per locatie de situatie beschreven.

Stroveldsweg 5

Voor deze locatie geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Voor deze gronden geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,40 m onder maaiveld.

De te bouwen schuur heeft een oppervlakte van afgerond 484 m2. De onderzoeksgrens wordt niet overschreden.

Agelerweg 32a

Voor deze locatie geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Voor deze gronden geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemingrepen groter dan 5.000 m2 en dieper dan 0,40 m onder maaiveld.

De te bouwen schuur heeft een oppervlakte van afgerond 105 m2. De onderzoeksgrens wordt niet overschreden.

In voorliggend geval is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. De geldende dubbelbestemmingen zijn in dit bestemmingsplan overgenomen.

5.8.2 Cultuurhistorie
5.8.2.1 Algemeen

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.

In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.

5.8.2.2 Beoordeling

Er bevinden zich binnen de plandelen geen bijzondere cultuurhistorische waarden. Gesteld wordt dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor dit plan.

5.8.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat er geen archeologisch onderzoek benodigd is en er geen sprake is van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden.

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

6.1 Vigerend beleid

6.1.1 Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

6.1.2 Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021 (vastgesteld 17 december 2015). Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012), het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009).

6.1.3 Provinciaal beleid

In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.

6.1.4 Waterschap Vechtstromen

Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Rijn en IJssel, Vechtstromen, Vallei en Veluwe, Drents Overijsselse Delta en Zuiderzeeland. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen een Waterbeheerplan opgesteld.

Het algemeen bestuur van waterschap Vechtstromen heeft in de vergadering van 7 oktober het 'Waterbeheerplan 2016-2021' vastgesteld.

In het Waterbeheerplan is aangegeven hoe het waterschap zijn taken de komende jaren (2016 tot 2021) wil uitvoeren. In het plan zijn doelen en maatregelen gesteld voor de thema's waterveiligheid, voldoende water, schoon water en het zuiveren van afvalwater. Deze zijn gericht op:

  • voorkomen of beperken van overstromingen, wateroverlast en droogte;
  • beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater en grondwater en het zorgen voor een goed functionerend regionaal watersysteem;
  • het effectief en efficiënt behandelen van afvalwater in de afvalwaterzuiveringsinstallaties.

6.2 Waterparagraaf

6.2.1 Algemeen

Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).

Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

6.2.2 Watertoetsprocedure

Het waterschap Vechtstromen is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (http://www.dewatertoets.nl).

De beantwoording van de vragen voor de locaties Stroveldsweg 5 en Agelerweg 32a heeft er toe geleid dat de zogenoemde 'korte procedure' van de watertoets van toepassing is. De ontwikkelingen ter plaatse schaden geen waterschapsbelangen. De standaard waterparagraaf behorende bij de korte procedure is voor beide percelen opgenomen in Bijlage 3 van deze toelichting. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies.

Omdat ter plaatse van de Witteveensweg 11 uitsluitend bebouwing wordt gesloopt en de gronden ter plaatse worden ingezaaid met gras is voor dit deel van het plangebied geen watertoets uitgevoerd.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten en planverantwoording

7.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.

7.2 Opzet van de regels

7.2.1 Algemeen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.
7.2.2 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.

Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

7.2.3 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:

  • Bestemmingsomschrijving: de omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
  • Bouwregels: in de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage, etc.);
  • Afwijken van de bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bouwregels.
  • Specifieke gebruiksregels: in dit artikel is het strijdig gebruik geregeld evenals de voorwaardelijke verplichtingen;
  • Afwijken van de gebruiksregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven gebruiksmogelijkheden;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden: omgevingsvergunningenstelsel;
  • wijzigingsbevoegdheid: onder welke voorwaarden mag het bestemmingsplan gewijzigd worden via een wijzigingsprocedure.

In paragraaf 7.3 worden de bestemmingen nader toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen.

7.2.4 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

Deze regel is opgenomen om ten aanzien van geluidsgevoelige objecten een bepaalde afstand tot wegen te garanderen.

In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de bestemmingsomschrijving van de te onderscheiden bestemming helder en duidelijk moet zijn.

In dit artikel worden algemene aanduidingsregels met betrekking tot boom- en sierteelt, het landbouwontwikkelingsgebied en radarverstoringsgebied behandeld.

In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.

In dit artikel worden de algemene wijzigingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om onderdelen van het bestemmingsplan te wijzigen.

In dit artikel worden regels omtrent parkeren, laden en lossen beschreven.

7.2.5 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

7.3 Verantwoording van de regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.

'Agrarisch - 1' (Artikel 3)

Deze bestemming geldt ter plaatse van de slooplocatie aan de Witteveensweg 11 en de gronden rondom het woonerf Stroveldsweg 5. Aan de Witteveensweg 11 is een bouwvlak opgenomen ter plaatse van de overblijvende agrarische bebouwing. De maximale gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen is via een aanduiding "maximum oppervlakte bedrijfsgebouwen (m2)" vastgelegd op 1110 m2.

Ter plaatse van de Stroveldsweg geldt deze bestemming voor de gronden die niet direct tot het erf behoren en in gebruik zijn als agrarische cultuurgrond. Wel worden hier enkele erfinrichtingsmaatregelen getroffen. In de bestemming is het aanleggen van erfinrichtingsmaatregelen daarom geregeld.

Agrarisch - 2 (Artikel 4)

Deze bestemming geldt ter plaatse van agrarische gronden rondom de locatie Agelerweg 32a. Het betreffen gronden die niet direct tot het erf behoren en in gebruik zijn als agrarische cultuurgrond. Wel worden hier enkele erfinrichtingsmaatregelen getroffen. In de bestemming is het aanleggen van erfinrichtingsmaatregelen daarom geregeld.

'Wonen' (Artikel 5)

De bouwlocaties aan de Stroveldsweg 5 en Agelerweg 32a zijn gelijk aan de huidige situatie bestemd als 'Wonen'. De bestemmingsvlakken zijn ten opzichte van het bestemmingsplan Buitengebied Tubbergen 2016 iets verruimd om de nieuwe bijbehorende bouwwerken mogelijk te maken. Gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor woonhuizen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf dan wel vrij beroep en bed and breakfast.

Voor de Stroveldsweg 5 is tevens de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - bosbouwbedrijf' opgenomen, omdat initiatiefnemer op dit adres de nieuwe schuur wil gaan inzetten voor een bosbouwbedrijf dat zich richt op handel in bosbouwmaterieel en machines en handel in haardhout.

In de bouwregels voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken is in afwijking van de standaardmaatvoering (100 m2), opgenomen dat de oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen maximaal het aantal vierkante meters mag bedragen dat is opgenomen ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte bijgebouwen (m2)'. Hierbij zijn de oppervlakten als volgt berekend:

Stroveldsweg 5

  • 534 m2 nieuw
  • circa 95 m2 bestaande vrijstaande bijgebouwen

in het bestemmingsplan is 629 m2 aan vrijstaande bijgebouwen toegestaan.

Agelerweg 32a

  • 105 m2 nieuw
  • circa 285 m2 bestaande vrijstaande bijgebouwen

in het bestemmingsplan is 390 m2 aan vrijstaande bijgebouwen toegestaan.

Via een voorwaardelijke verplichting is de sloopopgave aan de Witteveensweg 11 en de uitvoering en instandhouding van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in de erfinrichtingsplannen voor de locaties juridisch geborgd.

Waarde - Archeologie 3 en 4 (Artikel 6 en 7)

Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

In het voorliggende geval wordt een overeenkomst gesloten tussen de initiatiefnemers en de gemeente Tubbergen. Hierin wordt onder meer opgenomen dat het risico van planschade bij de initiatiefnemers ligt zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.

Verder is tussen de initiatiefnemers onderling een sloopovereenkomst gesloten, waarin de te slopen meters, de verdeling en bijbehorende kosten zijn vastgelegd.

Hoofdstuk 9 Vooroverleg, inspraak en zienswijzen

9.1 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

9.1.1 Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat de gewenste ontwikkelingen geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

9.1.2 Provincie Overijssel

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is ter vooroverleg naar de provincie gestuurd. De provincie heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben op het plan.

9.1.3 Waterschap Vechtstromen

In het kader van de watertoets heeft er een digitale watertoets plaatsgevonden via de website www.dewatertoets.nl. De uitkomsten van deze watertoets hebben geleid tot de 'kort procedure'. Het vooroverleg met het waterschap is hiermee afgerond.

9.2 Inspraak

Gelet op de kleinschalige ruimtelijke impact van de ontwikkeling wordt geen voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.

9.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 3 november 2020 gedurende een periode van zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen binnengekomen.