Plan: | Wijzigingsplan Albergen, Hinvertsweg 25 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0183.ALBWPHINVERTSWEG25-VG01 |
Auto Alberink is gevestigd aan de Hulsbrookstraat 4 in Albergen. Op het bedrijfsperceel is momenteel een bestaande bedrijfswoning en bedrijfspand aanwezig, daarnaast wordt een groot deel van het perceel benut voor de stalling van auto's. Initiatiefnemers hebben het plan opgevat om een extra bedrijfswoning te realiseren.
Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Albergen en Geesteren' wordt op het bedrijfsperceel van Auto Alberink ruimte geboden aan de realisatie van twee bedrijfswoningen. Hiervoor zijn de functieaandudiingen 'bedrijfswoning' opgenomen. Eén van de aanduidingen is gesitueerd op de locatie van de bestaande bedrijfswoning. De tweede aandudiing is gesitueerd ter plaatse van het bedrijfspand en de toerit van het bedrijfsperceel. Het realiseren van de tweede bedrijfswoning aldaar is niet gewenst en onlogisch.
Het geldende bestemmingsplan voorziet in de wijzigingsbevoegdheid voor verplaatsing van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Het plan bestaat om deze aanduiding aan te laten sluiten op de bestaande bedrijfswoning, zodat hier ruimte ontstaat om een geschakelde woning te realiseren. Het voorliggende plan is opgesteld om het plan in planologisch-juridisch opzicht mogelijk te maken.
Het plangebied bestaat uit het bedrijfsperceel aan de Hulsbrookstraat 4 in Albergen. Het plangebied ligt op het bedrijventerrein van Albergen, in het zuidwesten van de kern Albergen. Het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente Tubbergen, sectie H, perceelsnummers 5992, 5993, 7215 en 5997. In figuur 1.1 is de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1: Ligging en begrenzing plangebied op bedrijventerrein Albergen (bron: Atlas van Overijssel)
De locatie valt binnen het bestemmingsplan 'Albergen en Geesteren' dat door de gemeente Tubbergen op 30 maart 2015 vastgesteld. Binnen dit bestemmingsplan is aan het bedrijfsperceel de enkelbestemming 'Bedrijventerrein', de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en diverse aanduidingen toegekend.
Figuur 1.2: uitsnede bestemmingsplan 'Albergen en Geesteren' van projectlocatie (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Voor het onderhavige plan is met name de aanduiding 'bedrijfswoning' van belang. Naast de bestaande bedrijfswoning (zichtbaar in fig. 1.2, geel omkaderd) welke voorzien is van deze aanduiding, beschikt het bedrijfsperceel tevens over deze aanduiding ten zuidoosten van de bedrijfshal (rood aangeduid in figuur 1.2). Hiermee kunnen afgaande op het bestemmingsplan twee bedrijfswoningen op de gronden van Auto Alberink gerealiseerd worden.
Zoals aangegeven is de aanduiding van de nog niet gerealiseerde bedrijfswoning niet logisch gesitueerd. Lid 5.7.1 van het geldende bestemmingsplan voorziet in de wijzigingsbevoegdheid voor verplaatsing van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Een wijziging van het geldende bestemmingsplan is noodzakelijk om het voornemen mogelijk te maken.
Het onderhavige wijzigingsplan 'Wijzigingsplan Albergen, Hinvertsweg 25' bestaat naast deze toelichting uit de volgende stukken.
De toelichting van het wijzigingsplan kent de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en het te realiseren plan beschreven. Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de uitgevoerde omgevingsonderzoeken behandeld. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan in juridisch opzicht toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid belicht.
In de huidige situatie is Auto Alberink met het bedrijf gevestigd aan de Hulsbrookstraat 4 in Albergen, dat deel uitmaakt van het bedrijventerrein Albergen. De bestaande vrijstaande bedrijfswoning is gelegen aan de achterzijde van de bedrijfshal en ontsluit daarmee op de Hinvertsweg in Albergen.
Figuur 2.1: huidige situatie bedrijfsperceel Auto Alberink (bron: Maps.google.nl)
Het perceel bestaat naast de bedrijfswoning en de bedrijfshal uit een verhard terrein voor de stalling van auto's, met name voor de verkoop. Het overgrote deel van het bedrijfsperceel is verhard en in gebruik voor de aanwezige bedrijvigheid. Bovenstaande figuren geven inzage in de huidige situatie.
Omliggend aan de locatie zijn aan de Hinvertsweg en de Hulsbrookstraat diverse bedrijfspercelen aanwezig.
Initiatiefnemers hebben zoals hiervoor omschreven op dit moment één vrijstaande bedrijfswoning ter plaatse van het bedrijfsperceel op het bedrijventerrein Albergen. Meerdere generaties van de familie zijn werkzaam in het bedrijf en hebben zodoende de behoefte om nabij het bedrijfsperceel woonachtig te zijn.
Het plan is daarom om het op grond van het vigerende bestemmingsplan toegekende - en nog niet benutte - recht voor een bedrijfswoning te verplaatsen naar een locatie die geschikt is voor het realiseren van een - in dit geval - geschakelde woning aan de Hinvertsweg. In dit geval wordt ingestoken op dit type woning, aangezien het perceel wellicht onvoldoende ruimte biedt voor twee vrijstaande woningen. Bovendien kan in dit geval de constructie van de bestaande woning benut worden.
Hiervoor is de locatie naast de bestaande vrijstaande bedrijfswoning beoogd, welke gronden momenteel in gebruik zijn als tuin bij de bedrijfswoning. De keuze hiervoor komt voort uit het feit dat de gronden nabij de bedrijfshal (aan de Hulsbrookstraat) in gebruik zijn voor de stalling en presentatie van de (verkoop)auto's. De locatie van de aanduiding 'bedrijfswoning' waar nog geen woning gerealiseerd is, ligt daarbij deels op en direct naast de bestaande bedrijfshal van Auto Alberink. Hier is momenteel ook de ontsluiting van het perceel geregeld. De situering van een bedrijfswoning op die plek is vanuit de bedrijfsvoering dan ook niet gewenst. Bovendien is dit ook vanuit stedenbouwkundig opzicht als onlogisch te beschouwen.
De enige geschikte locatie voor een tweede bedrijfswoning, op basis van de huidige bedrijfssituatie is derhalve het bouwen van een tweede bedrijfswoning direct naast/aansluitend aan de bestaande bedrijfswoning. Een weergave van de beoogde toekomstige situatie is onderstaand weergegeven.
Figuren 2.2 & 2.3: Toekomstige situatie plangebied (bron: Building Design Architectuur)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:
Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit deze Structuurvisie heeft het Rijk op basis van de Wet ruimtelijke ordening, twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van elkaar in aard (beleidsmatig versus procesmatig):
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan heeft geen raakvlakken met de nationale belangen zoals deze benoemd zijn in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Derhalve wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.
Artikel 3.1.6, leden 2 t/m 4 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijven voor dat van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. De toelichting bij het bestemmingsplan bevat daartoe een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat een toelichting tevens een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.
De beschrijving van de behoefte aan de betreffende, 'stedelijke ontwikkeling', moet inzichtelijk maken of, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand.
De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.
Onderhavig plan
Het voorliggende plan voorziet in de verplaatsing van reeds toegekende aandudiing voor een bedrijfswoning. De locatie ligt binnen het bestaand stedelijk gebied op het bedrijventerrein van de kern Albergen. Op basis van vorenstaande is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, waardoor de toetsing aan de ladder van duurzame verstedelijking achterwege kan blijven.
De Omgevingsvisie Overijssel 2017 geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie is op 12 april 2017 vastgesteld en op 1 mei 2017 in werking getreden.
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.
De ambities in het kader van duurzaamheid zijn: klimaatbestendigheid, het realiseren van een duurzame energiehuishouding, het sluiten van kringlopen (circulaire economie) en het beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur.
Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit wordt ingezet op het vergroten van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is daarbij van belang, waarbij een vitaal en samenhangend stelsel van gebieden met een hoge natuur- en waterkwaliteit wordt ontwikkeld. Ook de ontwikkeling van een continu en beleefbaar watersysteem, het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen en het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken, zijn ambities op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Het zorgvuldig inpassen van nieuwe initiatieven heeft als doel om de samenhang in en de identiteit van een gebied te versterken en nieuwe kwaliteiten te laten ontstaan. Een zichtbaar en beleefbaar landschap en het behouden en waar mogelijk verbreden van het bestaande aanbod aan woon-, werk- en mixmilieu's betreffen ruimtelijke kwaliteitsambities.
De ambitie van de provincie Overijssel is dat elk project bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en dat nieuwe initiatieven worden verbonden met bestaande kwaliteiten. De Catalogus Gebiedskenmerken, die per gebiedstype beschrijft welke kwaliteiten behouden, versterkt en ontwikkeld moeten worden, is daarbij een instrument om te sturen op ruimtelijke kwaliteit. Ten aanzien van sociale kwaliteit is het koesteren en het gebruik maken van 'noaberschap' de ambitie, evenals het stimuleren van culturele identiteit van de provincie Overijssel, zowel lokaal als regionaal. Duurzame ontwikkeling van cultureel erfgoed (bijv. herbestemmen/hergebruik monumenten en karakteristieke bebouwing) hoort hier bij. Het realiseren van sociale kwaliteit wordt gedaan door het actief betrekken van bewoners bij projecten en het bieden van ruimte aan initiatieven van onderop.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel 2017. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het zgn. principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Hierin komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaand bebouwd gebied wordt benut, voordat er uitbreiding in de groene omgeving kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Figuur 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2017 (Bron: Provincie Overijssel)
Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
Generieke beleidskeuzes
Of een ontwikkeling nodig of mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes. In Hierbij is onder andere het principe van 'zuinig en zorgvulig ruimtegebruik' (artikel 2.1.3) van belang die er voor staat dat in eerste instantie bestaande bebouwing en stedelijk gebied wordt benut, voordat er nieuwbouw in de groene omgeving plaatsvindt.
Het voorliggende plan geeft invulling aan ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied. De verplaatsing van de aanduiding voor een bedrijfswoning wordt mogelijk gemaakt, waarmee de mogelijkheid geboden wordt om het bedrijfsperceel met het oog op de toekomst in te delen. Een concrete behoefte aan een bedrijfswoning woning met het oog op de toekomst wordt ingevuld. De ontwikkeling voldoet aan de generieke beleidskeuzes van de provincie Overijssel.
Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke omgeving van belang. In figuur 3.2 is een fragment van de kaart van de ontwikkelingsperspectieven behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven.
Figuur 3.2: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart, Omgevingsvisie Overijssel, de locatie is aangeduid (bron: provincie Overijssel)
Ter plaatse geldt het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken'.
De steden en dorpen buiten de stedelijke netwerken mogen altijd bouwen voor de lokale behoefte aan wonen, werken en voorzieningen, inclusief lokaal gewortelde bedrijvigheid, mits onderbouwd en regionaal afgestemd. Herstructurering en transformatie van de woon-, werk-, voorzieningen- en mixmilieus moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur en water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten).
Het voorliggende plan zorgt ervoor dat binnen het bestaande bebouwd gebied van Albergen een bedrijfswoning gerealiseerd kan worden. Deze ontwikkeling draagt bij aan het instandhouden van een vitaal woon- en werkmilieu. De ontwikkeling voorziet in een concrete behoefte en de plannen van initiatiefnemers doen geen afbreuk aan het eigen karakter van het gebied en leveren bovendien geen onevenredige belemmeringen op voor andere functies in de omgeving.
Gebiedskenmerken
Voor het plangebied gelden de volgende gebiedskenmerken:
Het plangebied maakt deel uit van de bebouwde kom van Albergen. Het perceel is reeds in gebruik als een stedelijke functie en maakt deel uit van bestaand bebouwd gebied. De natuurlijke laag en de laag van het agrarische cultuurlandschap zijn niet meer direct zichtbaar in het plangebied. De stedelijke laag is wel goed zichtbaar en bestaat uit de bebouwde omgeving met wegen, gebouwen en bedrijfsperceel. Met voorliggend plan is aangesloten bij de bestaande stedenbouwkundige structuur in de directe omgeving van het plangebied. Dit gebeurt onder andere door rekening te houden met de maatvoering en bouwhoogtes in lijn met de omgeving.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
Aanduiding bedrijfswoning verwijderen of verplaatsen
In het bestemmingsplan 'Albergen en Geesteren' wordt in artikel 5.7.1 de mogelijkheid geboden tot het verwijderen dan wel verplaatsen van het vlak met de aanduiding 'bedrijfswoning' en de binnen het aanduidingsvlak opgenomen aanduidingen ten aanzien van de goot- en bouwhoogte naar een andere locatie binnen het bestemmingsvlak. Deze wijzigingsbevoegdheid voorziet daarmee in de mogelijkheid om het planvoornemen voor realisatie van de bedrijfswoning aan de Hinvertsweg mogelijk te maken. Aan deze wijzigingsbevoegdheid zijn een aantal voorschriften verbonden die gezamenlijk een afwegingskader vormen. Daarom wordt het voorliggende plan aan deze voorschriften getoetst.
De wijzigingsbevoegdheid kan worden toegepast met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Toets
Ad a.
De Hinvertsweg in Albergen vormt in de huidige situatie reeds een straat met meerdere bedrijfswoningen (en mogelijkheden tot realiseren van een bedrijfswoning). Het initiatief om een reeds bestaande bedrijfswoning om te vormen in een twee-onder een kap ten behoeve van de bedrijfsvoering van Autobedrijf Alberink kan daarmee aansluiten op de bestaande bebouwingstructuren.
Rondom de bestaande bedrijfswoning is in de huidige situatie sprake van een tuin en deze grond wordt daarmee gebruikt ten behoeve van het wonen. Het gedeelte tuin ten westen van de bestaande bedrijfswoning wordt opgeofferd voor de realisatie van de tweede bedrijfswoning.
Op het bedrijventerrein in Albergen is sprake van een mix van bedrijven en bedrijfswoningen. Deze woningen liggen veelal binnen de milieucontouren van omliggende bedrijven. Dit is afgaande op de systematiek van het bestemmingsplan en de hoeveelheid bedrijfswoningen in de omgeving toelaatbaar geacht. In het voorliggende plan wordt beoogd de bestaande woning aan de Hinvertsweg 25 uit te breiden met een tweede woning aan de westzijde.
Voor wat betreft de aanvaardbaarheid van deze ontwikkeling ten opzichte van omliggende bedrijvigheid is akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 2). De uitkomst van het onderzoek is dat de ontwikkeling voor wat betreft geluid geen onevenredige belemmeringen vormt voor omliggende functies of waarden. Zie voor een uitgebreide motivering ook paragraaf 4.4.
Ad b.
De ontwikkeling en het economisch risico liggen bij de initiatiefnemer. Met de uitvoering van een dergelijk project zijn geen gemeentelijke middelen gemoeid. Eventuele kosten met betrekking tot de afgifte van de vergunning worden via de gemeentelijke leges verhaald. Ook eventuele planschadekosten komen voor rekening van de aanvrager. Voor wat betreft de financiële uitvoerbaarheid heeft initiatiefnemer voldoende financiële middelen gereserveerd. Bovendien zijn gedurende de planvorming geen verontreinigingen of andere (extra) kostenposten geconstateerd die een negatieve invloed uitoefenen op de uitvoerbaarheid. De financiële uitvoerbaarheid is hiermee voldoende gewaardborgd.
Op 14 maart 2016 heeft de gemeenteraad van Tubbergen de structuurvisie gemeente Tubbergen 'Op en top Tubbergen' vastgesteld. Het is een actueel strategisch beleidsdocument, waarin belangen worden gedefinieerd en ruimtelijke keuzes worden uitgewerkt, die gebaseerd zijn op sociaal-maatschappelijke, demografische - en ruimtelijke ontwikkelingen en trends. In een groot aantal documenten en visies voor thema's en gebieden, is het beleid van de gemeente Tubbergen uitgewerkt. De structuurvisie vormt hiervoor de koepel. De structuurvisie omvat daarnaast de hoofdlijnen van actueel beleid.
Hoofdlijnen kern Albergen
In de Structuurvisie is ook de gemeentelijke visie op de ruimtelijke structuur van Albergen aangegeven. Zie figuur 3.3 voor de 'structuurvisiekaart' voor Albergen.
Figuur 3.3: Structuurvisiekaart Albergen (uit Structuurvisie Gemeente Tubbergen); plangebied indicatief aangegeven met rode arcering
Toets
De projectlocatie ligt volgens de structuurvisiekaart in 'bestaand bedrijventerrein'. Op bedrijventerreinen wordt vooral ingezet op de 'zwaardere' bedrijvigheid (in principe geen nieuwe cat. 1 en 2 bedrijven).
Albergen heeft een woningbehoefte zoals hierna, onder 'Woonvisie 2016+', is aangegeven. Volgens de structuurvisie gaat de voorkeur van de gemeente voor het invullen van de woningbouwopgave, vanuit het oogpunt van zuinig ruimtegebruik en duurzaamheid, uit naar inbreiding (conform het voornemen van de initiatiefnemer) voor uitbreiding. Er is in planologisch opzicht geen sprake van het toevoegen van een nieuwe woning doordat de aanduiding 'bedrijfswoning' reeds is toegekend.
Het voornemen draagt bij aan de invulling van de woningbehoefte bij een bestaand bedrijf in Albergen. Dit gebeurt door middel van inbreiding, wat de voorkeur heeft van de gemeente. Het plan is in lijn met de structuurvisie.
Op 13 juli 2016 heeft de gemeenteraad van Tubbergen de Woonvisie 2016+ vastgesteld. In deze woonvisie wordt de gemeentelijke visie op het wonen in Tubbergen tot 2020 geschetst, met een doorkijk naar 2025. De visie vormt de basis voor strategische afwegingen op het gebied van wonen. Het vergroten van de woonaantrekkelijkheid staat centraal.
Om de woonaantrekkelijkheid van Tubbergen te vergroten zijn drie ambities benoemd: 1. Aantrekkingskracht kernen versterken:
2. Het zoveel als mogelijk bieden van woningen in de eigen kern:
3. Minder betalingsproblemen door effectieve inzet van goedkope woningen:
Bestemmingsplannen moeten worden getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking, waarbij onder meer bepaald is dat er sprake moet zijn van een actuele regionale behoefte. De provincie Overijssel en de Twentse gemeenten (waaronder Tubbergen) hebben in nauwe samenwerking woonafspraken gemaakt over de woningbouwprogrammering in de regio Twente. Daarbij zijn op basis van een raming van de actuele regionale behoefte ook regionaal afspraken gemaakt over de hoeveelheid woningen die gemeenten in de komende jaren gaan bouwen. Het woningbouwprogramma voor de verschillende delen van de gemeente is in de Woonvisie opgenomen. Daarbij is uitgegaan van het voorzien in de lokale woningbehoefte volgens Primos 2013 voor de periode 2015-2024. Dit is in overeenstemming met de regionale afspraken.
Toets
De gemeente stemt de nieuwbouw in alle kernen af op de behoefte. In Albergen resteert voor de komende jaren nog een vrij forse woningbouwbehoefte waarvoor nog geen harde plancapaciteit beschikbaar is. In onderhavig plan is reeds sprake van harde plancapaciteit voor het toevoegen van een bedrijfswoning binnen het plangebied. Het plan voorziet in een concrete behoefte in past daarmee binnen de woonvisie 2016+
De Nota Omgevingskwaliteit Dinkelland en Tubbergen 2016 bevat het welstandsbeleid voor de gemeente Dinkelland. In de nota is het grondgebied opgedeeld in deelgebieden voor de kernen en het buitengebied. Voor elk deelgebied is een waarderingsblad en een ambitiekaart gemaakt. Ieder blad bestaat uit een kaartje van het gebied, een toelichting, en een weergave van de beoogde omgevingskwaliteit dat bij de welstandstoets voor de omgevingsvergunning (onderdeel bouwen) van toepassing is. Het welstandsbeleid van de gemeentes bestaan uit drie niveau’s van omgevingskwaliteit:
Het niveau dat van toepassing is geldt voor de algemeen heersende karakteristiek van een gebied. De waarde is dus door de bestaande omgeving bepaald. Het komt voor dat binnen een gebied een gebouw of complex ligt dat zich door de bijzondere kwaliteit onderscheidt. Deze wordt apart genoemd. De welstandsbeoordeling in deze gebieden is gericht op het behouden en versterken van de basiskwaliteiten van de gebieden. Bij de welstandsbeoordeling wordt vooral gekeken of het bouwplan bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving (van hoofdvorm tot materiaal en detail). Afhankelijk van het soort
bouwwerk komen de volgende beoordelingsmodellen voor:
Toets
Het plangebied ligt in een gebied dat het niveau 'basis' toegekend heeft gekregen.
De gebieden met een woonfunctie en bedrijfsbebouwing, vaak aan of tussen de invalswegen, zijn minder bepalend voor de karakteristiek van Albergen. De kwaliteit van de bebouwing in woongebieden en gebieden met bedrijven varieert en vormt een doorsnee van de stedenbouwkundige stromingen en de Nederlandse architectuur van de periode 1940 tot heden. Veelal ruime verkaveling met daarop twee-onder-een-kappers en vrijstaande woningen met een traditionele bouwstijl. Het bedrijventerrein is zeer divers, zowel in functie, schaal, kleur- en materiaalgebruik als in vormgeving. De ligging langs de Van Koersveldweg brengt het bedrijventerrein nadrukkelijk in beeld. Dit geldt eveneens voor de randen die aan het buitengebied grenzen.
Op voorhand worden er geen belemmeringen verwacht vanuit de Nota Omgevingskwaliteit Dinkelland en Tubbergen 2016. Toetsing op welstand vindt uiteindelijk plaats bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de bedrijfswoning.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van het verrichte onderzoek naar de voor het plan relevante feiten en de af te wegen belangen (Algemene wet bestuursrecht, artikel 3.2).
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de geldende wet- en regelgeving die op voorliggend plan en plangebied van toepassing zijn. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden daarom de resultaten van het onderzoek naar o.a. de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreffen voor zover relevant de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, verkeer, water en vormvrije m.e.r-beoordeling.
Op 1 april 2011 is het huidige Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Op 7 juli 2017 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen dit besluit om de m.e.r.-procedure eenduidiger en overzichtelijker te maken, alsmede het aspect milieueffectrapportage explicieter te behandelen in aanvragen. Dit besluit heeft tot doel het vaststellen van mogelijke, ernstig nadelige milieugevolgen ten gevolge van een activiteit binnen de aanvraag.
Binnen het Besluit milieueffectrapportage zijn een tweetal mogelijkheden opgenomen hoe om te gaan met dit besluit bij een aanvraag. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd, maar onder de gestelde drempelwaarden blijft, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd en bovendien de gestelde drempelwaarden overstijgt, is de betreffende aanvraag m.e.r.-plichtig. Op dat moment zal een m.e.r.-rapportage op moeten worden gesteld.
Toets
Er wordt middels dit wijzigingsplan geen nieuwe woning mogelijk gemaakt. De ontwikkelings betreft enkel de verplaatsing van de aanduiding voor een bedrijfswoning, zodat inbreiding met een bedrijfswoning mogelijk is. De ontwikkeling wordt niet aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject. In dit geval is het Besluit m.e.r. niet van toepassing en hoeft geen aanmeldnotitie te worden opgesteld.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' dan wel 'gemengd gebied'. In figuur 4.1 zijn de richtafstanden weergegeven.
Figuur 4.1: Richtafstanden VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering
Toets
Voorliggende plan ziet toe op de verplaatsing van het bestaande aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' op het bedrijfsperceel van Auto Alberink. Het bedrijf ligt op het bedrijventerrein van Albergen en is zodoende omgeven door diverse bedrijvigheid. In onderstaand figuur is te zien dat de locatie ligt in de overgang van de woonbebouwing (ten oosten) naar het bedrijventerrein van Albergen. Dit overgangsgebied is reeds in het verleden geschikt bevonden voor een mix van bedrijvigheid en wonen in de vorm van een bedrijfswoning bij het bedrijf. In figuur 4.2 zijn naast de verschillende bestemmingen de diverse milieucategorieën en bedrijven weergegeven. Middels een blauwe cirkel zijn de diverse bestaande bedrijfswoningen aangegeven, de aanduidingen bedrijfswoning binnen het plangebied zijn rood omcirkeld. Voor bedrijfswoningen op bedrijventerreinen geldt in het algemeen dat zij minder beschermd worden tegen geluid, geur, stof, etc. afkomstig van bedrijven die op het bedrijventerrein gevestigd zijn dan reguliere woningen.
Figuur 4.2: het plangebied ligt in het overgangsgebied tussen bedrijvigheid en wonen
Op het bedrijventerrein van Albergen zijn zoals zichtbaar diverse bedrijfswoningen gevestigd. In principe zijn alle woningen, ook als dit bedrijfswoningen zijn, aan te merken als gevoelig. Indien de milieuzonering rondom bedrijfswoningen wordt toegepast zoals dat ook rondom de burgerwoningen wordt gedaan, heeft dit als consequentie dat zeer veel bedrijven in het gebied worden beperkt in de bedrijfsvoering.
Afgaande op het geldende bestemmingsplan 'Albergen en Geesteren' is ook geen rekening gehouden met bedrijfswoningen in relatie tot de toegestane milieucategorieën. Verschillende bedrijfswoningen zijn namelijk binnen de richtafstand van een bepaalde categorie bedrijvigheid toegestaan en gevestigd. Voor de situatie van het plangebied geldt dat de verplaatsing van de bedrijfswoning niet zorgt voor (extra) belemmering van de omgeving aanwezige bedrijvigheid en de planologische mogelijkheden. Hierbij wordt eveneens in overweging genomen dat bewoners van bedrijfswoningen zich bewust gevestigd hebben op het bedrijventerrein, wetende dat hierbij hinder door bedrijven kan optreden.
Tegelijkertijd is de gemeente zich ervan bewust dat voorkomen moet worden dat bewoners van bedrijfswoningen onevenredig worden gehinderd, dan wel bedrijven onevenredig worden beperkt in de bedrijfsvoering. Dat komt doordat in het kader van de milieuwetgeving (dus los van de milieuzonering op basis van dit bestemmingsplan) een woning beperkingen kan opleveren voor de bedrijfsvoering van een naastgelegen bedrijf. Vanwege deze constatering heeft voor onderhavig plan akoestisch onderzoek plaatsgevonden om de aanvaardbaarheid inzichtelijk te maken, waaruit blijkt dat sprake blijft van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en omliggende bedrijvigheid niet gehinderd wordt. Zie voor de resultaten hiervan paragraaf 4.4.
Voor wat betreft bedrijven en milieuzonering geldt op basis van het vorenstaande dat sprake blijft van een aanvaardbare situatie in lijn met het geldende bestemmingsplan.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient in de daarvoor aangewezen gevallen een bodemonderzoek te worden verricht.
Artikel 3.1.6 van het Bro bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat een eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het opstellen of wijzigen van het bestemmingsplan of een planologische afwijking. Als er verontreiniging aanwezig is moet bepaald (nader onderzoek) worden of het een geval is in de zin de Wbb of een diffuse verontreiniging. In de exploitatieopzet moeten de saneringskosten en de verwerkingskosten voor diffuus verontreinigde grond worden opgenomen.
Toets
Ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan is gebruik gemaakt van een verkennend bodemonderzoek (Kruse Milieu, projectcode 18018610, d.d. 5 april 2018) om ter plaatse de milieu-hygiënische kwaliteit van de bodem vast te stellen. Zie hiervoor Bijlage 1.
De aanleiding van dit onderzoek is de geplande nieuwbouw van de tweede bedrijfswoning. Het bodemonderzoek is noodzakelijk in het kader van de aanvraag van de omgevingsvergunning. Derhalve dient de milieukundige kwaliteit van de bodem bekend te zijn. Het terrein is voorafgaande aan het veldwerk beschouwd als niet verdacht.
Resultaten veldwerk
Op de locatie zijn in totaal 4 boringen verricht. Boring 1 is doorgezet in de diepere ondergrond tot circa 3.4 m-mv en afgewerkt als peilbuis. De bodem bestaat ter plaatse tot circa 0.5 m-mv uit matig fijn, matig siltig, matig humeus zand waaronder zich sterk zandige klei bevindt, afgewisseld met uiterst fijn sterk tot uiterst siltig, zwak tot sterk humeus zand. Vanaf circa 1.8 m-mv wordt tot einde boordiepte (3.40 m-mv) uiterst siltige klei opgeboord. In de grond zijn roest- en/of oerhoudende lagen aangetroffen. Er zijn geen bodemvreemde materialen waargenomen. Door de veldwerker zijn visueel geen asbestverdachte materialen waargenomen op het maaiveld of in de bodem. Het grondwater is in de peilbuis aangetroffen op een diepte van 1.93 m-mv.
Resultaten chemische analyses
Op basis van de resultaten van de chemische analyses wordt het volgende geconcludeerd:
Hypothese
De hypothese "onverdachte locatie" dient te worden verworpen, aangezien er enkele lichte verontreinigingen zijn aangetoond.
Conclusie en aanbevelingen
Er zijn geen verontreinigingen aangetoond in de grond of in het grondwater. Uit het vooronderzoek bleek dat de onderzoekslocatie niet verdacht is met betrekking tot asbest. Door de veldwerker zijn visueel geen asbestverdachte materialen waargenomen op het maaiveld of in de bodem.
Uit milieukundig oogpunt is er naar onze mening geen bezwaar tegen de voorgenomen nieuwbouw van de tweede bedrijfswoning, aangezien er geen verontreinigingen zijn vastgesteld in de grond en in het grondwater. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).
In het kader van de Wet geluidhinder moet er bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, c.q. een ontheffing op grond van de Wro, een onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten, voor zover deze geluidsgevoelige objecten zijn gelegen binnen een zonering van een industrieterrein, wegen en/of spoorwegen.
De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige functies:
Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de nieuwe milieubelastende functies, anderzijds betekent dit eveneens dat beperkingen worden opgelegd aan de nieuwe milieugevoelige functies.
Toets
Door Munsterhuis Geluidsadvies is een akoestisch onderzoek (projectnummer 17.154, d.d. 29 maart 2018) uitgevoerd. Zie hiervoor ook Bijlage 2.Het voornemen is een tweede bedrijfswoning te realiseren naast de bestaande bedrijfswoning van Autobedrijf Alberink. Het onderhavig onderzoek richt zich op het bepalen van de geluidbelastingen ten gevolge van wegverkeerslawaai op de Van Koersveldweg en de Hinvertsweg en het industrielawaai ten gevolge van de activiteiten bij Gebr. Poppink BV gelegen aan de Hinvertsweg 26 ter plaatse van de te bouwen woning.
Het voormalige bedrijf ten zuidwesten van Alberink, Oskar BV is inmiddels opgeheven. Het pand met bedrijfswoning is gekocht door een particulier. In de betreffende hal wordt hobbymatig gesleuteld aan auto’s. Overige nabij gelegen bedrijven worden verder buiten beschouwing gelaten gezien het type en of categorie bedrijf. Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd conform de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai 1999 en de Standaard Rekenmethode II, zoals beschreven in het ‘Reken- en meetvoorschrift Geluid 2012.
Wegverkeerslawaai
Uit de berekeningen blijkt dat de geluidbelastingen ten gevolge van de Van Koersveldweg en de Hinvertsweg de voorkeursgrenswaarde (= ambitiewaarde geluidbeleid) van 48 dB niet overschrijden. Er dient geen hogere waarde procedure te worden doorlopen.
Het blijkt dat ter plaatse van de voorgevel van de toekomstige bedrijfswoning de maximale geluidbelasting (excl. aftrek) van 53 dB wordt overschreden. Derhalve dienen er geluidwerende voorzieningen bepaald te worden om aan het maximale binnenniveau van 33 dB(A) te kunnen voldoen. Dit zal in een gevelwering onderzoek onderbouwd moeten worden
Gebr. Poppink BV
Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau bedraagt ter plaatse van de nabij gelegen toekomstige woning maximaal 50, 44 en 40 dB(A) in respectievelijk de dag, avond en nachtperiode. De normen voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau uit het activiteitenbesluit worden ter plaatse van de toekomstige bedrijfswoning niet overschreden. Ook de ambitiewaarde uit het geluidbeleid wordt niet overschreden.
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat het maximale geluidniveau ter plaatse van de toekomstige woning maximaal 75, 68 en 68 dB(A) bedraagt in de dag, avond en nachtperiode. De maatgevende geluidbron betreft de heftruck in de dagperiode en het rijden met een tractor of dorser in de avond en nachtperiode. De grenswaarden voor het maximale geluidniveau worden ter plaatse van de toekomstige bedrijfswoning overschreden als gevolg van de rijdende bewegingen.
Opgemerkt dient te worden dat ter plaatse van de bestaande woningen deze niveaus eveneens worden overschreden. Daarnaast dient te worden opgemerkt dat bewegingen aan de voorzijde van tractoren en dorser eigenlijk alleen in de oogsttijd van toepassing is. Het rijden van dergelijke voertuigen op de openbare weg geeft vergelijkbare zo niet nog hogere niveaus omdat de afstand nog korter is. Gebr. Poppink heeft aangegeven dat zoveel mogelijk de voertuigbewegingen aan de achterzijde, tussen de twee panden in, laat plaatsvinden naar de openbare weg zodat zo min mogelijk mensen overlast zullen ondervinden.
Om aan de normen te kunnen voldoen zouden formeel maatregelen uitgevoerd moeten worden. Het treffen van maatregelen zoals het verplaatsen van de rijroute van de vrachtwagen of het plaatsen van een hoog en lang scherm is in deze situatie niet realistisch en financieel niet haalbaar. Bij een loonbedrijf horen activiteiten die gedurende alle periodes plaats kunnen en moeten vinden.
Hinvertsweg 23 en 35
Uitgaande van toekomstige bouwvlak wordt ten opzichte van de dichtstbij gelegen bedrijfsperceel (Hinvertsweg 23) aan de richtafstand van 10 meter voldaan.
Uit berekeningen blijkt dat ten gevolge van het bedrijfspand nr. 35 het langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en het maximale geluidniveau ter plaatse van de toekomstige bedrijfswoning maximaal 34 dB(A) etmaalwaarde bedraagt en het maximale geluidniveau 61 dB(A) in de dag en avondperiode. Hiermee wordt aan de normen uit het activiteitenbesluit en aan de ambitiewaarden uit het geluidbeleid voldaan.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Toets
In de toekomstige situatie neemt het aantal verkeersbewegingen niet of nauwelijks toe ten opzichte van de huidige situatie. De omvang van de ontwikkeling (1 nieuwe woning) betreft een fractie van de omvang van de activiteiten die in de regeling NIBM als NIBM zijn aangeduid. Het eventuele (en zeer beperkte) extra verkeer draagt niet in betekende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Ook is er geen sprake van een nieuwe (extra) gevoelige bestemming volgens 'besluit gevoelige bestemmingen'. Daarnaast is er nu en in de toekomst geen sprake van overschrijdingen van de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit (geldt voor heel Oost-Nederland).
Aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet nodig. Voor het aspect luchtkwaliteit is sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet. Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Er is sprake van een verantwoordingsplicht in geval van een toename van het groepsrisico.
Risicokaart
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
Toets
Figuur 4.3: uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl).
De dichtstbijzijnde risicobron is het LPG-tankstation aan de Ootmarsumseweg in Albergen. Uit de inventarisatie blijkt dat binnen een straal van 260 m van het plangebied geen risico's op basis van de externe veiligheid zijn gelegen, derhalve geldt dat het plangebied:
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid.
Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn de Kaderrichtlijn Water en retentiecompensatie. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.
Waterbeheerplan 2016-2021
Watersysteem
In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.
Afvalwaterketen
Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.
Watertoetsproces
Op 12 maart 2018 is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht, zie Bijlage 3. Op basis van de watertoets is de standaard waterparagraaf van toepassing. Het waterschap geeft met inachtneming van deze uitgangspunten een positief advies.
Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De wettelijke kaders hiervoor worden gevormd door Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), nationale regelgeving (Wet natuurbescherming) en provinciale regelgeving (NNN in provinciale verordening).
Toetsing
Natura 2000-gebied
Het plangebied behoort niet tot Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op minimaal 7,3 km afstand en betreft het gebied Springendal en & dal van de Mosbeek.
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied ligt niet in het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Gronden die tot het NNN behoren liggen op minimaal 1,8 km afstand van het plangebied.
Vanwege de lokale invloedsfeer hebben de voorgenomen activiteiten geen negatieve effecten op deze gebieden. Er is geen nader onderzoek nodig in het kader van gebiedsbescherming en er hoeft geen ontheffing van de Omgevingsverordening Overijssel of Wet natuurbescherming aangevraagd te worden.
Soortenbescherming
De gronden in het plangebied zijn reeds in gebruik ten behoeve van het wonen bij een bedrijf. De enige wijziging als gevolg van dit plan is de uitbreiding van bebouwing op gronden die nu fungeren als tuin. De tuin is ingericht als gras dat op regelmatige wijze onderhouden wordt. Deze uitbreiding van bebouwing direct is direct aansluitend op de bestaande woning, alwaar de gronden momenteel reeds verhard zijn. Gelet op de terreingesteldheid van de gronden is het locatie ongeschikt voor beschermde flora en/of fauna, bovendien is de impact van de ingreep zeer beperkt. Op basis hiervan lijkt van aantasting van leefgebied voor beschermde flora en fauna geen sprake, daarnaast is de invloedsfeer van de voorgenomen ontwikkeling lokaal. Op basis van deze gegevens wordt nader onderzoek op basis van de Wet natuurbescherming niet noodzakelijk geacht.
Nederland heeft in 1992 het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta heeft als doel het archeologisch erfgoed in de bodem beter te beschermen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn dient er een archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd, voordat er bodemingrepen plaatsvinden.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden ter vervanging van de Monumentenwet 1988. Een deel van de monumentenwet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Tot die tijd blijven deze onderdelen van de Monumentenwet 1988 gelden als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet.
Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Archeologie
De gemeente Tubbergen heeft een archeologische verwachtings- en advieskaart opgesteld. Het rapport is opgesteld door RAAP en geeft voor het gemeentelijk grondgebied de verwachtingswaarde voor archeologische resten aan. Aan de hand van deze kaart kan bepaald worden of archeologisch onderzoek noodzakelijk is. In figuur 4.3 is een uitsnede van de archeologische verwachtings- en advieskaart opgenomen. Het plangebied is indicatief zwart omcirkeld.
Figuur 4.4: uitsnede archeologische verwachtingenkaart (bron: gemeente Tubbergen)
Toets
Het plangebied is aangeduid als 'stuwwalhellingen met vochtige zandige of kleiige bodems'. Hiervoor geldt een middelmatige verwachting voor archeologische resten uit alle perioden. Het beleidsadvies binnen deze gebieden is dat bij ontwikkelingen groter dan 5000 m² bij bodemingrepen dieper dan 40 cm archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Daarnaast ligt het plangebied binnen de categorie 'bufferzone rond erf, havezate en bedehuis' (rode lijnen). Hier geldt een hoge verwachting voor archeologische resten uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Het beleidsadvies binnen deze zone is dat bij ontwikkelingen groter dan 2500 m² bij bodemingrepen dieper dan 40 cm archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Deze 'bufferzone' is echter niet vertaald naar de verbeelding van het geldende bestemminsgplan 'Albergen en Geesteren' (wel naar de verbeelding van bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied' dat geldt buiten de bebouwde kom).
De bodemingrepen als gevolg van het plan zullen enkel ter plaatse van de te realiseren woning plaatsvinden. Deze oppervlakte blijft ruim onder de 5.000 m2 dan wel 2.500 m2. Conform het beleid is nader onderzoek niet nodig.
Cultuurhistorie
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988 (die nog geldt als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet). Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.
Toets
Uit de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Overijssel kan worden afgeleid dat zich in de directe omgeving geen cultuurhistorisch waardevolle elementen bevinden. Derhalve word geconcludeerd dat voorliggend plan geen negatieve gevolgen heeft voor het aspect 'cultuurhistorie'.
Het plangebied wordt overenkomstig de huidige situatie ontsloten via de Hinvertsweg in Albergen. Daarnaast is er sprake van het toevoegen van één woning binnen het plangebied. De hiervoor benodigde parkeervoorzieningen worden gerealiseerd op eigen terrein c.q. bedrijfsperceel, waar voldoende ruimte is om auto's te parkeren.
Voor wat betreft het aspect parkeren worden overigens de regels zoals opgenomen in het facetbestemmingsplan parkeren Tubbergen van toepassing verklaard. Hiermee is de verplichting voor de aanleg van voldoende parkeergelegenheid in de regels voldoende geborgd.
Er treden voor wat betreft verkeer en parkeren geen onevenredige veranderingen op en er blijft zodoende sprake van een aanvaardbare situatie.
De in Hoofdstuk 2 beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die bindend is voor overheid, bedrijven en burgers. Het wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel. Op de verbeelding worden de toegekende bestemmingen en aanduidingen visueel weergegeven.
De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. Het voorliggende plan betreft een wijzigingsplan en zodoende wordt aansluiting gezocht bij de bestemmingsregels uit het moederplan Albergen en Geesteren'. De wijzigingen als gevolg van dit plan zijn zichtbaar op de verbeelding door de wijziging van het aanwezige aanduiding voor de bedrijfswoning. De toelichting heeft zelf geen juridische bindende werking, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.
Het hoofddoel van dit wijzigingsplan is de gewijzigde situatie juridisch vast te leggen. Dit betekent in dit geval de vormwijziging van het bouwvlak door te voeren. Op de verbeelding is hiervoor een gewijzigd bouwvlak opgenomen. Deze vormwijziging neemt met zich mee dat de gewenste verbouwing c.q. uitbreiding van de woning mogelijk wordt gemaakt.
Het betreft hier een particulier initiatief, waarvan de uitvoering niet afhankelijk is van financiële bijdragen van de gemeente Tubbergen. Voor de gemeente zijn aan de plannen van de initiatiefnemer geen kosten verbonden. Voor het verhaal van de eventuele planontwikkelingskosten en eventuele fysieke ingrepen in dit gebied zal zonodig een kostenverhaalovereenkomst met de initiatiefnemer worden gesloten.
In verband met het feit dat de gemeente binnen het plangebied geen ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, is bij dit plan geen exploitatieopzet gevoegd. Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende anderszins is verzekerd en dat de economische uitvoerbaarheid van het voorliggende wijzigingsplan voldoende is gewaarborgd.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Provincie Overijssel
De provincie Overijssel heeft in juli 2016 een uitzonderingslijst opgesteld van categorieën bestemmingsplannen en projectbesluiten van lokale aard waarvoor vooroverleg niet noodzakelijk is. Het plan valt onder categorie A onder 1, waardoor vooroverleg niet nodig is.
Waterschap Vechtstromen
Op 12 maart 2018 is het plan via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Vechtstromen. De conclusie van die digitale toets is dat het waterschap een positief advies geeft. Hiermee is voldaan aan het verplichte vooroverleg.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 27 juni 2018 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen.