Plan: | Albergen, Eenhuisstraat 11 en Zenderseweg 42 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0183.ALBBPZENDERSEWEG42-VG01 |
Bouwbedrijf B&K heeft het pand aan de Zenderseweg 42 te Albergen gekocht en is voornemens om de bedrijfsactiviteiten van het bouwbedrijf te verplaatsen van het perceel aan de Eenhuisstraat 11 te Albergen naar de Zenderseweg 42. Om het perceel geschikt te maken voor de bedrijfsactiviteiten is een deel van de groenstrook langs het pand aangekocht. De bedrijfsactiviteiten van het bouwbedrijf worden aangemerkt als bouwbedrijf in de categorie 3.2. Aangezien het bestaande bedrijfsperceel in het vigerende bestemmingsplan is ingedeeld in de categorieën 2, 3.1 en 3.2 passen de bedrijfsactiviteiten van het bouwbedrijf niet geheel binnen het vigerende bestemmingsplan, aangezien de bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 3.2. Een herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk om de percelen aan de Zenderseweg 42 te voorzien van de aanduiding 'bouwbedrijf in de categorie 3.2' zodat de bestaande milieucategorieën gehandhaafd kunnen blijven en het bouwbedrijf specifiek wordt opgenomen in het bestemmingsplan. Tevens is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk om de aangekochte gronden van de groenstrook te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met bijbehorende milieucategorie en aanduiding.
Daarnaast heeft Bouwbedrijf B&K een stuk grond aangekocht naast het bedrijfsperceel aan de Eenhuisstraat 11 te Albergen, kadastraal bekend als gemeente Tubbergen, sectie H, nummer 7277, 7291 en 8116 met een gezamenlijke oppervlakte van 233 m2. Deze grond is voorzien van de bestemming 'Sport' maar behoort tot het bedrijfsperceel aan de Eenhuisstraat 11. Middels dit bestemmingsplan wordt de aangekochte strook grond voorzien van de bestemming 'Bedrijventerrein'.
Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om de hiervoor beschreven ontwikkelingen mogelijk te maken.
Ligging
Het plangebied is gelegen aan de Zenderseweg 42 te Albergen. Het perceel staat kadastraal bekend als gemeente Tubbergen, sectie H, nummers 6787, 8349, 8352 en 8353 en heeft een oppervlakte van 3.848 m2 en is gelegen op het bedrijventerrein van Albergen.
Daarnaast behoort de grond naast het bedrijfsperceel aan de Eenhuisstraat 11 te Albergen, kadastraal bekend als gemeente Tubbergen, sectie H, nummers 5082 (gedeeltelijk) en 8355 tot het plangebied.
In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied aan de Zenderseweg 42 (rode marker) en het plangebied aan de Eenhuisstraat 11 (rode ster) ten opzichte van de kern Albergen weergegeven.
Figuur 1.1: Ligging plangebied (bron: Atlas van Overijssel)
Begrenzing
De begrenzing van het plangebied aan de Zenderseweg 42 is in figuur 1.2 weergegeven (rood omkaderd). In dit figuur is een luchtfoto weergegeven waarop het plangebied te zien is. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door een bedrijfswoning, aan de oostzijde door de Zenderseweg, aan de zuid- en westzijde door de Van Koersveldweg. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding van dit bestemmingsplan.
Figuur 1.2: Begrenzing plangebied Zenderseweg 42(bron: Atlas van Overijssel)
Het plangebied aan de Eenhuisstraat 11 te Albergen wordt aan de noordzijde begrensd door de Zandhuisweg, aan de oostzijde door de tennisbaan, aan de zuidzijde door de Eenhuisstraat en aan de westzijde door het pand en bedrijfsperceel aan de Eenhuisstraat 11. In figuur 1.3 is het plangebied aan de Eenhuisstraat weergegeven.
Figuur 1.3: Begrenzing plangebied Eenhuisstraat 11 (bron: Atlas van Overijssel)
De plangebieden aan de Zenderseweg 42 en de Eenhuisstraat 11 te Albergen zijn gelegen binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Albergen en Geesteren', vastgesteld op 30 maart 2015.
Zenderseweg 42 Albergen
Het plangebied aan de Zenderseweg 42 is voorzien van de bestemming 'Bedrijventerrein' met functieaanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 2', 'bedrijf tot en met categorie 3.1' en 'bedrijf tot en met categorie 3.2'. Daarnaast gelden de enkelbestemmingen 'Groen' en 'Verkeer' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' met functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - middelhoge archeologische verwachting'. In figuur 1.4 is een uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan weergegeven voor het perceel aan de Zenderseweg 42 te Albergen.
Figuur 1.4: Uitsnede bestemmingsplan 'Albergen en Geesteren' (bron: Atlas van Overijssel)
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor de bedrijven die zijn gelegen op het bedrijventerrein. Ter plaatse zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die behoren tot de geldende milieucategorieën zoals op de verbeelding zijn opgenomen.
Het aanwezige beeldbepalend-, structureel- en begeleidend groen is in het bestemmingsplan bestemd als ‘Groen’. Deze bestemming is onder andere bedoeld voor groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van (hemel)water, in- en uitritten, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en verkeersvoorzieningen.
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn aangewezen voor een doorgaande verkeersroute of openbaar gebied met een verblijf- en verplaatsingsfunctie voor verkeer.
De voorgenomen ontwikkeling voor de vestiging en uitbreiding van het bouwbedrijf is in strijd met het bestemmingsplan omdat de uitbreiding van het bedrijfsperceel is gelegen in de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer' en deze bestemmingen geen bouw- en gebruiksmogelijkheden bieden voor bedrijvigheid. Tevens wordt opgemerkt dat de vestiging van een bouwbedrijf in de milieucategorie 3.2 op een deel van het bedrijfsperceel niet in overeenstemming is met het vigerende bestemmingsplan, aangezien de gronden zijn voorzien van de functieaanduidingen voor een bedrijf tot en met categorie 2 en 3.1.
Eenhuisstraat 11 Albergen
Het plangebied aan de Eenhuisstraat 11 is voorzien van de bestemming 'Sport', de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - hoge archeologische verwachting'. In figuur 1.5 is een uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan weergegeven.
Figuur 1.5: Uitsnede bestemmingsplan 'Albergen en Geesteren' (bron: Atlas van Overijssel)
Tennispark ’t Hinvert is bestemd als ‘Sport’. Deze bestemming is hoofdzakelijk bedoeld voor sport, sportactiviteiten, sportvelden, en speelterreinen met bijbehorende voorzieningen. Ondergeschikt aan de voorgenoemde functies worden onder andere horeca, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van (hemel)water, openbare nutsvoorzieningen en wegen en paden toegestaan.
Aangezien de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer' en 'Sport' geen gebruiksmogelijkheden bieden voor bedrijvigheid is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken.
Het onderhavige bestemmingsplan 'Albergen, Eenhuisstraat 11 en Zenderseweg 42' bestaat naast deze toelichting uit de volgende stukken.
De toelichting van het bestemmingsplan kent de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en het te realiseren plan beschreven. Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de uitgevoerde omgevingsonderzoeken behandeld. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan in juridisch opzicht toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid belicht.
Bouwbedrijf B&K is momenteel gevestigd aan de Eenhuissstraat 11 te Albergen en heeft zich door de jaren heen weten te ontwikkelen van een tweemanszaak tot een bloeiende dynamische onderneming. Bouwbedrijf B&K heeft jarenlange ervaring op het gebied van nieuwbouw, verbouw, renovatie en utiliteitsbouw, waarbij kwaliteit, snelheid en klantgerichtheid hoog in het vaandel staan.
Als gevolg van het voornemen van de Tennisvereniging Albergen om een extra tennisbaan te realiseren en de jarenlange groei van bouwbedrijf B&K, is door de heer Bekke het bedrijfspand/perceel aan de Zenderseweg 42 te Albergen aangekocht en een deel van de groenstrook langs de Van Koersveldweg. Het perceel staat kadastraal bekend als gemeente Tubbergen, sectie H, nummers 6787, 8349, 8352 en 8353 en heeft een gezamenlijke oppervlakte van 3.848 m2. Op het perceel aan de Zenderseweg 42 is een bedrijfshal met kantoor aanwezig met een oppervlakte van circa 1.144 m2. De bedrijfshal is gelegen op de kruising van de Zenderseweg en de Van Koersveldweg en vormt daarmee de entree tot Albergen. Vanaf de Zenderseweg en de Koersveldweg kijkt men uit op de achtergevel van de bestaande bedrijfshal. In figuur 2.1 is een impressie van de bestaande bedrijfshal weergegeven. In de bijlage zijn tevens foto's van de bestaande situatie weergegeven
Figuur 2.1: Huidige situatie Zenderseweg 42 (bron: Building Design Architectuur)
Het plangebied aan de Eenhuisstraat 11 wordt reeds in gebruik genomen voor bedrijfsactiviteiten ten behoeve van het - nu nog daar gevestigde - bouwbedrijf B&K. Ondanks dat deze gronden zijn voorzien van de bestemming 'Sport', wordt het plangebied aan de Eenhuisstraat reeds gebruikt voor opslag van bouwmaterialen.
Zenderseweg 42 Albergen
Zoals is aangegeven is bouwbedrijf B&K voornemens om de bedrijfsactiviteiten te verplaatsen naar het perceel aan de Zenderseweg 42 te Albergen. Gelet op de ligging van het bedrijfsperceel op de kruising van de Zenderseweg en de Van Koersveldweg is bouwbedrijf B&K voornemens om het bedrijfspand uit te breiden en te verbouwen waardoor er een representatieve gevel gerealiseerd wordt aan de zijde van de kruising. Derhalve is door Building Design Architectuur een ontwerp gemaakt voor de uitbreiding van de bedrijfshal waardoor er op het scharnierpunt van de gebieden buitengebied en bedrijventerrein een mooie en rustige overgang ontstaat van de bebouwing, die ingetogen, doch representatief oogt en vanuit stedenbouwkundig oogpunt bezien passend is op die locatie. In figuur 2.2 is een impressie van het ontwerp van Building Design Architectuur weergegeven.
Figuur 2.2: Toekomstige situatie (bron: Building Design Architectuur)
De uitbreiding van de bedrijfshal aan de zijde van de Van Koersveldweg/Zenderseweg is op grond van het vigerende bestemmingsplan niet mogelijk aangezien het bouwvlak van de bestemming 'Bedrijventerrein' wordt overschreden en de uitbreiding deels op de bestemming 'Groen' plaatsvindt. De uitbreiding van het bedrijfspand is reeds mogelijk gemaakt door middel van een verleende omgevingsvergunning (DT-2020-0011003, d.d. 5 mei 2020). Als gevolg van het voornemen om de bedrijfshal uit te breiden zal zowel aan de zijde van de Van Koersveldweg/Zenderseweg als aan de noordzijde van het bedrijfsperceel de bedrijfshal worden uitgebreid. Totaal heeft de uitbreiding van de bedrijfshal een oppervlakte van 252 m2 waardoor de nieuwe bedrijfshal een totale oppervlakte krijgt van circa 1.393 m2.
Naast de uitbreiding van het bedrijfspand is bouwbedrijf B&K tevens voornemens om het bedrijfsperceel uit te breiden. Om het bedrijfsperceel uit te kunnen breiden is een deel van de naastgelegen groenstroken aangekocht. De aangekochte grond heeft een oppervlakte van 1.352 m2 en is voorzien van de bestemming 'Groen'. Om het bedrijfsperceel uit te breiden wordt circa 819 m2 aan grond voorzien van de bestemming 'Bedrijventerrein'.
Om de geleidelijke overgang van het plangebied naar het buitengebied te borgen is een landschapsplan opgesteld. In onderstaande figuur 2.3 is een impressie van het landschapsplan weergegeven. Het landschapsplan is tevens opgenomen als Bijlage 1 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.
Figuur 2.3: Impressie landschapsplan (bron: Hannink Landschapsvormgeving)
De bestaande houtopstanden zijn aangeduid met de letter J. De bestaande groenstructuur vanuit noordwestelijke richting omvat een houtwal. Deze structuur wordt in de huidige situatie vervolgd langs het bestaande bedrijfspand door een houtsingel die geveld moet worden (H). Belangrijk is de overgang van het dorp naar het landelijk gebied te borgen. Daarom wordt een nieuwe houtsingel aangeplant (E) met voornamelijk struikvormers. Boomvormers zijn ook van belang, maar zijn in de huidige situatie reeds aanwezig. De bomen kunnen ten dele opgenomen worden in de nieuwe houtsingel.
De nieuw aan te planten houtsingel (E) bestaat uit 4 plantrijen, totaal 100 stuks in de maat 80-100 (hoogte in centimeters) met onder andere hazelaar, lijsterbes, Gelderse roos, zomereik en vuilboom. De plantafstand bedraagt 1 meter in en tussen de plantrijen. Met de houtsingel wordt de bestaande groenstructuur versterkt.
Daarnaast wordt de overgang begeleid door de aanplant van een haag (G), bestaande uit Carpinus of Acer campestre. Zonder haag is de overgang te 'hard'. Andere beplantingsvormen nemen te veel ruimte in of zorgen voor afbreuk van de open ruimte, dan wel het landelijk karakter.
Eenhuisstraat 11 Albergen
De gemeente Tubbergen heeft samen met de tennisvereniging en bouwbedrijf B&K overeenstemming bereikt over de verdeling van het perceel (plangebied) gelegen aan de Zandhuisweg/Eenhuisstraat te Albergen, waarbij een gedeelte van het perceel in erfpacht wordt uitgegeven aan de tennisvereniging en het overblijvende gedeelte is verkocht aan bouwbedrijf B&K. Door deze splitsing van het perceel kan de tennisvereniging een extra tennisbaan realiseren en kan aan de Eenhuisstraat 11 een courantere indeling van het bedrijfsperceel gemaakt worden. De gronden van het plangebied aan de Eenhuisstraat zijn in de huidige situatie voorzien van de bestemming 'Sport'. Aangezien de grond al langere tijd in gebruik is genomen voor de bedrijfsactiviteiten wijzigt het gebruik in de toekomstige situatie niet. Het blijft gebruikt worden voor bedrijfsactiviteiten. Enkel de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijventerrein'.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:
Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit deze Structuurvisie heeft het Rijk op basis van de Wet ruimtelijke ordening, twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van elkaar in aard (beleidsmatig versus procesmatig):
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan heeft geen raakvlakken met de nationale belangen zoals deze benoemd zijn in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Derhalve wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. De toelichting bij het bestemmingsplan bevat daartoe een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat een toelichting tevens een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.
De beschrijving van de behoefte aan de betreffende, 'stedelijke ontwikkeling', moet inzichtelijk maken of, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand.
De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.
Onderhavig plan
De overzichtsuitspraak van de Raad van State van 28 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1724) is van groot belang voor de Ladderpraktijk. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voorziet het plan in de toevoeging van een gebouw, dan ligt de ondergrens 'in beginsel' bij een bruto-vloeroppervlakte van minder dan 500 m2. Voor ontwikkelingen in de vorm van een terrein is 'in beginsel' geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m2 bedraagt. Door de toevoeging van 'in beginsel' bij iedere ondergrens, lijkt de Afdeling duidelijk te willen maken dat geen sprake is van ‘harde’ ondergrenzen.
Als gevolg van onderhavig plan wordt het bedrijfsperceel aan de Zenderseweg 42 te Albergen vergroot met een oppervlakte van 819 m2. Op grond van de bouwregels geldt dat bedrijfsgebouwen enkel binnen het bouwvlak gebouwd mogen worden en dat het maximale bebouwingspercentage van een bouwperceel ten hoogste 80% mag bedragen. Aangezien het bouwvlak en het bedrijfsperceel vergroot worden met een oppervlakte van 819 m2 geldt dat dit bestemmingsplan een verruiming van de bouwmogelijkheden toelaat. De verruiming van de bouwmogelijkheden bedraagt circa 655 m2.
Daarnaast wordt het bedrijfsperceel aan de Eenhuisstraat 11 te Albergen uitgebreid met een oppervlakte van 233 m2. Als gevolg van deze wijziging wordt de juridisch-planologische situatie van de gronden in overeenstemming gebracht met het gebruik als bedrijventerrein (feitelijke gebruik) wat reeds meer dan 10 jaren zo gebruikt wordt.
Omdat in onderhavig plan sprake is van een verruiming van het bedrijfsperceel aan de Zenderseweg 42 van meer dan 500 m2 (en daardoor ook de verruiming van de bouwmogelijkheden met een oppervlakte van meer dan 500 m2) is er in beginsel sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en moet gemotiveerd worden dat er een behoefte is aan de ontwikkeling. Wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling dient de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving van de behoefte aan de ontwikkeling te bevatten. Als de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en gepland is binnen bestaand stedelijk gebied dan wordt voldaan aan de Ladder. Als de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied is gepland, moet volgens artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening gemotiveerd worden waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Hieronder wordt het plan getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Bestaand stedelijk gebied
Zoals is beschreven voldoet een ontwikkeling aan de Ladder als de behoefte is aangetoond en de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd wordt. In artikel 1.1.1. onder h van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip 'bestaand stedelijk gebied' vastgelegd. Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
Het plangebied betreft een bedrijfsperceel met bestaande bedrijfsbebouwing op het industrieterrein van de kern Albergen. Daarnaast wordt het bedrijventerrein uitgebreid op de bestemming 'Groen'. De bestemming is groen is opgenomen in een bestemmingsplan voor de kern Albergen en maakt onder meer binnenstedelijke infrastructuur en stedelijk groen mogelijk. Dergelijke voorzieningen worden ook op basis van de Omgevingsverordening Overijssel gezien als stedelijke functies en voldoet aan het begrip 'bestaand bebouwd gebied'. Aangezien het plangebied is gelegen op het bedrijventerrein binnen de bebouwde kom van Albergen en de bestemmingen 'Bedrijventerrein' en 'Groen', waarop de uitbreiding betrekking heeft, deel uitmaken van het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing alsmede stedelijke groen en infrastructuur kan geconcludeerd worden dat het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied als bedoeld in artikel 1.1.1 onder h van het Bro. Wanneer de behoefte aan de ontwikkeling wordt aangetoond wordt er voldaan aan de Ladder en hoeft er niet naar de beschikbaarheid en geschiktheid van andere locaties gekeken te worden.
Behoefte
Zoals in paragraaf 2.1 is aangegeven ondervindt bouwbedrijf B&K op haar huidige bedrijfsperceel aan de Eenhuisstraat 11 ruimtegebrek voor het optimaal kunnen uitvoeren van haar bedrijfsactiviteiten. Derhalve is de locatie aan de Zenderseweg 42 aangekocht om het bouwbedrijf toekomstbestendig te maken. Om van dit bedrijfsperceel een voor het bouwbedrijf geschikte kavel te kunnen maken, zijn enkele aan het bedrijventerrein grenzende gronden aangekocht die onderdeel gaan uitmaken van het bedrijventerrein.
Binnen de kern Albergen zijn op dit moment geen bedrijfskavels van voldoende omvang beschikbaar. Ook zijn er geen concrete plannen voor een eventuele uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein. In Geesteren en Tubbergen zijn wel kavels beschikbaar maar gelet op de binding van het bedrijf met Albergen (het bedrijf heeft zich in Albergen van een tweemanszaak ontwikkeld naar een groeiende onderneming) evenals de werkregio van het bedrijf, is een verplaatsing naar één van deze plaatsen geen reële optie. Daarmee voorziet de uitbreiding van het bedrijfsperceel in een actuele marktvraag (behoefte) van een lokaal geworteld bedrijf.
Op basis van vorenstaande kan geconcludeerd worden dat het plan gerealiseerd wordt binnen bestaand stedelijk gebied en dat er behoefte is aan de verruiming van het bedrijfsperceel. Derhalve kan geconcludeerd worden dat het plan voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Op 13 november 2019 is door de Provinciale Staten van Overijssel de Actualisatie Omgevingsvisie Overijssel 2018/2019 vastgesteld. De aanpassingen van de Omgevingsvisie die met de Actualisatie 2018/2019 zijn doorgevoerd zijn op 1 december 2019 in werking getreden. Met de Actualisatie 2018/2019 is de Omgevingsvisie weer bij de tijd gebracht.
De Omgevingsvisie Overijssel geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur aangehaald in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening.
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Actualisatie Omgevingsverordening Overijssel 2018/2019 van de provincie Overijssel. De Provinciale Staten van Overijssel hebben de Actualisatie Omgevingsverordening Overijssel 2018/2019 op 13 november 2019 vastgesteld en is op 1 december 2019 in werking getreden. Met de vaststelling van de Actualisatie 2018/2019 is de Omgevingsverordening weer bij de tijd gebracht.
De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Actualisatie Omgevingsvisie Overijssel 2018/2019 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het zgn. principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Hierin komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaand bebouwd gebied wordt benut, voordat er uitbreiding in de groene omgeving kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Figuur 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: provincie Overijssel)
Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
Generieke beleidskeuzes
Of een ontwikkeling nodig of mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes. Hieronder wordt het plan getoetst aan de van belang zijnde artikelen uit de omgevingsverordening
Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
lid 1
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
Doorwerking voor voorliggend plan:
Als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling heeft de initiatiefnemer gronden aangekocht met de bestemming 'Groen' en 'Verkeer' die onderdeel gaan uitmaken van het bedrijventerrein. Beide bestemmingen zijn opgenomen in een bestemmingsplan voor de kern Albergen en maken onder meer binnenstedelijke infrastructuur en stedelijk groen mogelijk. Dergelijke voorzieningen worden op basis van de verordening gezien als stedelijke functies en voldoen aan het begrip 'bestaand bebouwd gebied'. Van een extra ruimtebeslag op de Groene Omgeving (buitengebied) is dan ook met de uitbreiding van het bedrijfsperceel geen sprake.
Daarnaast is het als gevolg van dit bestemmingsplan mogelijk om de bedrijfsbebouwing op het bedrijfsperceel uit te breiden. In paragraaf 3.1.2 is aangetoond dat het plan is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied en is het plan getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Aangezien het plan binnen 'bestaand bebouwd gebied' is gelegen en voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (er zijn geen bedrijfskavels van voldoende omvang voor de uitoefening van de voorgenomen bedrijfsactiviteiten) kan geconcludeerd worden dat het plan voldoet aan de eisen van zuining en zorgvuldig ruimtegebruik
Artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit
In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.
Doorwerking voor voorliggend plan:
Zoals is aangegeven is de uitbreiding van het bedrijfspand reeds met een omgevingsvergunning mogelijk gemaakt en de omgevingsvergunning is vertaald in dit bestemmingsplan. Het voorgenomen bouwplan (reeds in uitvoering) voor het bedrijfspand aan de Zenderseweg 42 in Albergen is zowel door het kwaliteitsteam (Q-team) als door de stadsbouwmeester van de gemeente Tubbergen beoordeeld. Het ontwerp van het bedrijfspand kenmerkt zich door de realisatie van een representatieve kantoorgevel op de kruising Van Koersveldweg/Zenderseweg. Aangezien het plangebied is gelegen op het scharnierpunt van twee gebieden (buitengebied en bedrijventerrein) resulteert het ontwerp in een mooie en rustige overgang tussen deze gebieden. Daarnaast is door Hannink Landschapsvormgeving een landschapsplan opgesteld om het bedrijfsperceel op een goede en verantwoorde wijze landschappelijk in te passen (zie Bijlage 1). Derhalve kan geconcludeerd worden dat het plan een bijdrage levert aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit.
Artikel 2.3.2 Realisatie nieuw bedrijventerrein
In dit kader zijn met name lid 1 en lid 4 van artikel 2.3.2 van belang. In lid 1 is bepaald dat bestemmingsplan uitsluitend voorzien in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuw bedrijventerrein indien de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek. In lid 4 is bepaald dat hieraan wordt voldaan als de realisatie van nieuw bedrijventerrein past binnen de geldende afspraken bedrijventerrein zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming.
Doorwerking voor voorliggend plan:
De gewenste uitbreiding van het bedrijfsperceel aan de Zenderseweg 42 op gronden met de bestemming 'Groen' heeft een oppervlakte van circa 819 m2. De uitbreiding van het bedrijfsperceel aan de Eenhuisstraat 11 heeft een oppervlakte van 233 m2. In paragraaf 3.1.2 is het plan getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. De uitbreiding van het bedrijfsperceel is noodzakelijk om het bedrijfsperceel geschikt te maken voor de uitvoering van de bedrijfsactiviteiten van het bouwbedrijf. Binnen de kern Albergen zijn op dit moment geen bedrijfskavels van voldoende omvang beschikbaar. Ook zijn er geen concrete plannen voor een eventuele uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein.
In het beleidsdocument 'Afspraken Regionale Bedrijventerreinen Programmering Twente 2019-2022' hebben de Twentse gemeenten prestatieafspraken gemaakt om de vraag en aanbod van bedrijventerreinen in balans te brengen waar dat zachte plannen in de weg zit. Het uitgangspunt in het afsprakendocument is om de economie van Twente te versterken. Dit betekent dat de economie niet op slot gaat en dat nieuwe plannen met een actuele marktvraag doorgang kan krijgen. Voor de gemeente Tubbergen is het noodzakelijk dat zij beschikt over voldoende en kwalitatief goede bedrijventerreinen. In de prestatieafspraken is voor de gemeente Tubbergen afgesproken dat Tubbergen de mogelijkheid houdt om, indien er sprake is van een concrete marktvraag, nieuwe hectares bedrijventerrein toe te voegen.
Gelet op de omvang van het bedrijventerrein in de kern Albergen kan de uitbreiding van de bedrijfspercelen met een oppervlakte van 819 m2 en 233 m2 worden aangemerkt als een kleinschalige uitbreiding waardoor de kruimelregeling van toepassing is. In de regionale afspraken is bepaald dat voor kleinschalige uitbreidingen van bestaande bedrijventerreinen door transformatie van gronden binnen bestaand bebouwd gebied een kruimelregeling geldt. Deze afspraak richt zich op kleinschalige uitbreidingen tot maximaal 5.000 m2 van het areaal aan bedrijventerreinen door transformatie van locaties binnen bestaand bebouwd gebied. De omzetting van gronden naar bedrijventerreinen is onder andere toegestaan wanneer de uitbreiding het gevolg is van een actuele marktvraag en deze onderbouwd is conform de vereisten vanuit de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Zoals in paragraaf 3.1.2 al is aangegeven is de gewenste uitbreiding van het bedrijfsperceel noodzakelijk om het bedrijfsperceel geschikt te maken voor de bedrijfsactiviteiten van het bouwbedrijf. Binnen de kern Albergen zijn op dit moment geen bedrijfskavels van voldoende omvang. Hoewel er in Geesteren en Tubbergen bedrijfskavels beschikbaar zijn is een bedrijfsverplaatsing naar een van deze plaatsen geen reële optie gelet op de binding van het bedrijf met Albergen en de werkregio van het bedrijf. Tot slot geldt dat het bestaande bedrijfsperceel van het bouwbedrijf aan de Eenhuisstraat 11 te klein is en niet voldoende uitbreidingsmogelijkheden heeft om in de uitbreidingswens van het bouwbedrijf te voorzien. Hoewel de bestemming 'Sport' aan de Eenhuisstraat 11 wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijventerrein' over een oppervlakte van 233 m2, geldt dat de juridisch-planologische situatie in overeenstemming wordt gebracht met het feitelijke gebruik als bedrijfsgrond. Op basis van vorenstaande kan geconcludeerd worden dat de uitbreiding van het bedrijfsperceel voldoet aan een actuele marktvraag en voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Het plan voldoet aan artikel 2.3.2 van de Omgevingsverordening Overijssel
Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke omgeving van belang. In figuur 3.2 is een fragment van de kaart van de ontwikkelingsperspectieven behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven.
Figuur 3.2: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart, Omgevingsvisie Overijssel, de locatie is omlijnd (bron: provincie Overijssel)
Voor het plangebied aan de Eenhuisstraat 11 geldt het ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken'. De steden en dorpen buiten de stedelijke netwerken mogen altijd bouwen voor de lokale behoefte aan wonen, werken en voorzieningen, inclusief lokaal gewortelde bedrijvigheid, mits onderbouwd en regionaal afgestemd. Herstructurering en transformatie van de woon-, werk-, voorzieningen- en mixmilieus moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur en water te reserveren).
Als gevolg van dit bestemmingsplan wordt de bestemming 'Sport' aan de Eenhuisstraat 11 in Albergen gewijzigd in de bestemming 'Bedrijventerrein' over een oppervlakte van 233 m2. Daarmee wordt de juridisch-planologische situatie in overeenstemming gebracht met het feitelijke gebruik wat reeds meer dan 10 jaren plaatsvindt.
De uitbreiding van het bedrijfsperceel aan de Zenderseweg 42 is gelegen in het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalig mixlandschap'. Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.
Het verbinden van de ontwikkelingsmogelijkheden van economische en maatschappelijke functies met het behoud en de versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen draagt bij aan het behoud van de specifieke kwaliteiten van het kleinschalige mixlandschap in Overijssel.
Het plangebied is gelegen op het bedrijventerrein aan de rand van de kern Albergen. De uitbreiding van het bedrijfsperceel heeft een oppervlakte van 819 m2 en vindt zowel aan de zuid- als westzijde van het plangebied plaats. Aangezien het behoud en de versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen bijdraagt aan het behoud van de specifieke kwaliteiten van het kleinschalige mixlandschap is het van belang dat de uitbreiding van het bedrijfsperceel landschappelijk wordt ingepast om een mooie overgang op het scharnierpunt van het bedrijventerrein naar het buitengebied te garanderen. Derhalve is een landschapsplan opgesteld (zie bijlage 1) waarin de nieuw aan te leggen landschapselementen zijn weergegeven. De aanleg en instandhouding van deze landschapselementen zijn als voorwaardelijke verplichting in de planregels van dit bestemmingsplan opgenomen. Om de overgang van het bedrijventerrein (dorp) naar het landelijk gebied te borgen wordt een nieuwe houtsingel aangeplant met voornamelijk struikvormers. Tevens wordt er een nieuwe houtsingel aangeplant om de bestaande groenstructuur te versterken. Daarnaast wordt de overgang begeleid door de aanplant van hagen en een lindeboom. Op basis van het landschapsplan kan geconcludeerd worden dat het plan geen afbreuk doet aan de natuurlijke en landschappelijke elementen van de overgang van het bedrijventerrein naar het buitengebied. Het voornemen is in overeenstemming met het ontwikkelingsperspectief kleinschalig mixlandschap.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en de laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt. Het plangebied is gelegen binnen stedelijk gebied. In het gebied zijn de kenmerken van de 'Natuurlijke laag' en de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap' niet meer aanwezig. Daarom kan toetsing van het plan aan deze gebiedskenmerken achterwege blijven. .
Stedelijke laag
Het plangebied is op de gebiedskenmerkenkaart voor de stedelijke laag aangeduid met gebiedstype 'bedrijventerreinen' en aan de Eenhuisstraat 11 ook als 'Woonwijken 1955-nu'. In figuur 3.3 is fragment van de stedelijke laag weergegeven.
Figuur 3.3: stedelijke laag, omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
De bedrijventerreinen zijn georganiseerd op basis van uitgegeven kavels aan bedrijven. Het zijn meestal monofunctionele werkgebieden met een ‘no nonsense’ karakter en vaak krappe openbare ruimtes. De gebieden zijn ingericht en bebouwd op basis van een beperkte set aan kwaliteitsregels. De terreinen zijn veelal volledig gericht op autobereikbaarheid en hermetisch van karakter en liggen los van de woonwijken en het buitengebied. Er zijn veel verschillen in uitstraling en ambitieniveau per terrein. De bebouwing is functioneel, vaak eenvoudig en eenvormig, soms karakteristiek en historisch.
Als ontwikkelingen plaats vinden op of rond bedrijventerreinen, dan dragen deze bij aan versterking van het vitale karakter en de kwaliteit van bedrijventerreinen, aan het verbinden van het terrein met de omgeving en aan versterking van de profilering gericht op onderlinge differentiatie, met respect voor het verstedelijkingspatroon.
Zoals reeds is aangegeven is er een omgevingsvergunning verleend om het bestaande bedrijfspand uit te breiden met een oppervlakte van 252 m2. Het ontwerp van het bedrijfspand is voorzien van een representatieve gevel die gerealiseerd wordt aan de zijde van de kruising Zenderseweg/ van Koersveldweg. Het ontwerp van het bedrijfspand zorgt voor een mooie en rustige overgang van bebouwing, die ingetogen, doch representatief oog en vanuit stedenbouwkundig oogpunt passend is op het scharnierpunt van het bedrijventerrein en het landelijk gebied.
Daarnaast wordt het bedrijfsperceel uitgebreid door de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijventerrein' en wordt een bedrijf in een hogere milieucategorie - concreet een bouwbedrijf behorend tot milieucategorie 3.2 - toegestaan door middel van een functieaanduiding op de verbeelding. Zoals reeds is beschreven is een landschapsplan opgesteld waarin de uitbreiding van het bedrijfsperceel, in samenhang met de uitbreiding van het bedrijfspand, landschappelijk wordt ingepast om een geleidelijke overgang van het bedrijventerrein naar het buitengebied te garanderen. Daarmee draagt het plan bij aan de ambities van de provincie Overijssel waarbij de aansluiting op het landschap verbetert, de kwaliteit van de buitenruimte en de architectuur verbetert en meer samenhang krijgt en het plangebied een opwaardering van het beeld en verbetering van de levensvatbaarheid krijgt. Geconcludeerd kan worden dat het plan in overeenstemming is met de stedelijke laag voor 'bedrijventerreinen'.
De woonwijken van 1955 tot nu zijn planmatig opgezette uitbreidingswijken op basis van een collectief idee en grotere bouwstromen. De functies (wonen, werken, voorzieningencentra) zijn uiteengelegd en de wijken zijn opgedeeld in buurten met een homogeen bebouwingskarakter: buurten met eengezinswoningen, flatwijken, villawijken,wijk(winkel)centra. Het plangebied aan de Eenhuisstraat 11 maakt deel uit van de woonwijken van 1955 tot nu. Echter, de strook grond is gelegen tussen het bedrijventerrein en de tennisbaan. De strook grond is reeds meer dan 10 jaren in gebruik genomen voor bedrijfsactiviteiten behorende bij het bedrijf aan de Eenhuisstraat 11. Als gevolg van dit bestemmingsplan wordt de grond planologisch in overeenstemming gebracht met het feitelijke gebruik. Derhalve kan geconcludeerd worden dat de stedelijke laag geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Laag van de beleving
Op grond van de laag van de beleving geldt voor de kern Albergen 'donkerte'. Lichte gebieden geven een beeld van de economische dynamiek van de provincie: de steden en dorpen, de autosnelwegen, de kassengebieden, de attractieparken, de grote bedrijventerreinen en de gebieden met veel bebouwing. De donkere gebieden geven een indicatie van de ‘buitengebieden’ van Overijssel. De natuurcomplexen en de grote landbouwgebieden.De donkere gebieden zijn de gebieden waar het ‘s nachts nog echt donker is, waar je de sterrenhemel kunt waarnemen. Het zijn de relatief ‘luwe’ dun bewoonde gebieden met een lage gebruiksdruk.
Donkerte wordt een te koesteren kwaliteit. De ambitie is de huidige ‘donkere’ gebieden, ten minste zo donker te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken. De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats op en direct aangrenzend aan een bestaand bedrijventerrein en heeft betrekking op de uitbreiding van bedrijfspercelen. Aangezien deze gebieden in de huidige situatie al bebouwd zijn kan geconcludeerd worden dat het voornemen geen negatief effect heeft op de kwaliteiten van 'donkerte'
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
Op 14 maart 2016 heeft de gemeenteraad van Tubbergen de structuurvisie 'Op en top Tubbergen' vastgesteld. Het is een actueel strategisch beleidsdocument, waarin belangen worden gedefinieerd en ruimtelijke keuzes worden uitgewerkt, die gebaseerd zijn op sociaal-maatschappelijke, demografische - en ruimtelijke ontwikkelingen en trends. In een groot aantal documenten en visies voor thema's en gebieden, is het beleid van de gemeente Tubbergen uitgewerkt. De structuurvisie vormt hiervoor de koepel. De structuurvisie omvat daarnaast de hoofdlijnen van actueel beleid.
De rode draad door de structuurvisie wordt gevormd door de samenhang tussen de begrippen 'sociaal', 'vitaliteit' en 'ruimte'. De gemeente streeft naar een vitale samenleving met een goed woon- en leefklimaat, met voldoende woningen voor de inwoners en met goede mogelijkheden voor het starten van een bedrijf. Burgers en bedrijven krijgen de ruimte om samen met de gemeente te werken aan een duurzame samenleving met ruimtelijke kwaliteit. Dit is vertaald in drie hoofdkeuzen:
Daarnaast wordt in de structuurvisie op hoofdlijnen de uitgangspunten en afwegingskaders voor initiatieven en ontwikkelingen vanuit de thema's Wonen, Werken, Voorzieningen, Recreatie en toerisme, Landschap en ruimtelijk karakter, Verkeer en infrastructuur, Milieu en duurzaamheid beschreven. Daarbij is het beleidsthema 'Economie' voor de voorgenomen ontwikkeling van belang.
Thema economie
Het streven naar een vitale, duurzame economie staat centraal in het beleid. Behoud, (kwaliteits) versterking en verbreding van lokale bedrijvigheid is daarbij van groot belang. De gemeente Tubbergen wil daarom waar mogelijk ruimte bieden voor dynamiek. Initiatieven die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de lokale economie en de werkgelegenheid, wil de gemeente Tubbergen zoveel mogelijk faciliteren. Wanneer een initiatief zich aandient, welke niet past binnen het bestemmingsplan, worden de volgende aspecten meegenomen in de afweging:
Voor alle ontwikkelingen geldt dat een goede landschappelijke/stedenbouwkundige inpassing van groot belang is.
Toets
Zowel het bedrijfsperceel aan de Eenhuisstraat 11 als de Zenderseweg 42 zijn gelegen op bedrijventerrein Zuid-Esch te Albergen. Dit bedrijventerrein is in westelijke richting afgerond waarbij het van belang is dat er voldoende afstand in acht wordt genomen ten opzichte van de ten zuiden daarvan aanwezige karakteristieke landschapskenmerken.
Aan de Eenhuisstraat wordt de bestemming gewijzigd van 'Sport' naar 'Bedrijventerrein' om de planologische situatie in overeenstemming te brengen met het feitelijke gebruik.
Daarnaast is een lokaal gevestigd bouwbedrijf voornemens om zich te vestigen aan de Zenderseweg 42 te Albergen. Tevens is het bouwbedrijf voornemens om het bedrijfsperceel uit te breiden met een oppervlakte van 819 m2. De gemeente Tubbergen heeft aangegeven dat zij initiatieven die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de lokale economie en de werkgelegenheid zoveel mogelijk wil faciliteren. Door middel van de uitbreiding van de bedrijfspercelen aan de Zenderseweg 42 en de Eenhuisstraat 11 wordt een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van lokale bedrijvigheid en werkgelegenheid.
In Hoofdstuk 4 is aangetoond dat het plan geen negatieve invloed heeft op het woon- en leefklimaat. De afstand van de uitbreiding van het bedrijfsperceel aan de Eenhuisstraat 11 tot aan de dichtstbijzijnde gevel van een woning bedraagt 45 meter. Derhalve wordt voldaan aan de richtafstand van 30 meter die geldt voor bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 gelegen in functiemengingsgebieden (zie paragraaf 4.2). Voor het bedrijfsperceel aan de Zenderseweg 42 worden de bestaande milieucategorieën gehandhaafd. Zoals in paragraaf 4.2 wordt aangegeven staat het bestemmingsplan een bouwbedrijf behorend tot milieucategorie 3.2 niet zondermeer toe. Derhalve is een akoestisch onderzoek uitgevoerd waarin is aangetoond dat er als gevolg van de bedrijfsactiviteiten van het bouwbedrijf ter plaatse van de omliggende milieugevoelige objecten sprake blijft van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Om de bedrijfsactiviteiten van het bouwbedrijf toe te kunnen staan is op de verbeelding van het bestemmingsplan een specifieke aanduiding opgenomen waardoor een bouwbedrijf behorend tot milieucategorie 3.2 is toegestaan.
Ten aanzien van het aspect zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik wordt opgemerkt dat de uitbreiding van het bedrijfsperceel aan de Zenderseweg 42 noodzakelijk is om het bedrijfsperceel geschikt te maken voor het bouwbedrijf. Binnen de kern Albergen zijn er op dit moment geen bedrijfskavels van voldoende omvang beschikbaar en er zijn ook geen concrete plannen voor een eventuele uitbreiding van het bedrijventerrein zijn. Het is derhalve niet mogelijk om binnen bestaand bebouwd gebied in de behoefte van het bouwbedrijf te voorzien. Tevens is in paragraaf 3.1.2 aangetoond dat het plan voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Daarmee wordt voldaan aan de eisen van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.
Tot slot geldt dat voor alle ontwikkelingen een goede landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing van groot belang is. Als gevolg van de uitbreiding van het bedrijfsperceel aan de Eenhuisstraat 11 wordt de planologische situatie in overeenstemming gebracht met het feitelijke gebruik. Ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijfsperceel aan de Zenderseweg 42 is door Hannink Landschapsvormgeving een landschapsplan opgesteld (zie Bijlage 1). In het landschapsplan wordt de uitbreiding van het bedrijfsperceel landschappelijk ingepast om een mooie overgang op het scharnierpunt van het bedrijventerrein naar het buitengebied te garanderen. Om de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen te borgen is een voorwaardelijke verplichting in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen. Geconcludeerd kan worden dat het voornemen in overeenstemming is met de structuurvisie 'Op en top Tubbergen'.
Met de ‘Integrale ontwikkelingsvisie bedrijventerreinen’ geeft de gemeente Tubbergen een onderbouwing van de door haar gewenste ontwikkelingen met betrekking tot bedrijventerreinen en de randvoorwaarden die nodig zijn om deze ontwikkelingen te realiseren. Via een analyse van het huidig ruimtelijk-economisch profiel en een weergave van de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van bedrijventerreinen is een concreet actieprogramma geformuleerd.
Relevante hoofdlijnen uit de beleidsvisie zoals opgenomen binnen de integrale ontwikkelingsvisie bedrijventerreinen luiden:
Primair uitgangspunt is het zoveel mogelijk faciliteren van (de uitbreidingswensen van) lokale, plaatsgebonden bedrijvigheid. Dit streven wordt gekoppeld aan de constante afweging van criteria als werkgelegenheid, planologie, aard en schaal van de bedrijvigheid, oplossing milieuprobleem en ruimtebeslag. Hiervoor is inmiddels een Concept Notitie Vestigingscriteria Bedrijven Tubbergen opgesteld (zie paragaraaf 3.3.3).
Naast het faciliteren van de bestaande, autonome behoeftevraag is het wenselijk te streven naar vestiging (en/of het faciliteren) van profielversterkende bedrijvigheid. Op basis van het bestaande profiel betekent dat bedrijvigheid op gebied van o.a. bouwnijverheid, reparatie en handel, industrie, gezondheids- en welzijnszorg en dienstverlening. Daarnaast wordt ingezet op het faciliteren en vestiging van locale hoogwaardige, kennis- en arbeidsintensieve, innovatieve en agrarisch verwante bedrijvigheid.
Toets
Als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling wordt de bestemming 'Bedrijventerrein' aan de Eenhuisstraat 11 vergroot om de juridisch-planologische situatie van de gronden in overeenstemming te brengen met het feitelijke gebruik.
Daarnaast wordt het bedrijfsperceel aan de Zenderseweg 42 uitgebreid door de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijventerrein' over een oppervlakte van 819 m2. De uitbreiding van het bedrijfsperceel is noodzakelijk om het bedrijfsperceel geschikt te maken voor het bouwbedrijf. Het bouwbedrijf maakt onderdeel uit van de bouwnijverheidsbranche en is door de jaren heen in Albergen uitgegroeid van een tweemanszaak naar bloeiende onderneming. Door de uitbreiding van het bedrijfsperceel wordt de uitbreidingswens van een lokaal en plaatsgebonden bedrijf gefaciliteerd dat past binnen het streven van profielversterkende bedrijvigheid. De uitbreiding van het bedrijfsperceel wordt landschappelijk ingepast om een mooie en rustige overgang van het bedrijventerrein naar het buitengebied te garanderen.
Doel van het bedrijventerreinenbeleid is om een lange termijn visie uit te zetten voor een duurzame ontwikkeling van bedrijventerreinen in Tubbergen en Albergen, duidelijkheid te bieden aan de ondernemers en eenduidigheid te kunnen waarborgen in de uitvoering. Het beoogd effect bestaat uit duurzaamheid op bedrijventerreinen en voldoende ruimte voor lokale bedrijven zodat Tubbergen een goed vestigingsklimaat heeft passend bij de gewenste economische ontwikkeling. Hiermee bereiken we dat de gemeente Tubbergen tot in lengte der jaren voldoende bedrijventerreinen kan leveren aan de plaatselijk gebonden bedrijven.
De 'notitie hantering vestigingscriteria bedrijventerreinen gemeente Tubbergen' omvat de belangrijkste beleidskaders voor de ontwikkeling van de bedrijventerreinen binnen de gemeente Tubbergen. In de notitie worden echter ook de bestaande en aan te leggen bedrijventerreinen in Tubbergen en Albergen ingedeeld naar bepaalde typologieën (segmenten). De bedrijventerreinen zijn ingedeeld naar type activiteiten, uitstraling en straal.
Qua type activiteiten wordt voor de bedrijventerreinen in de gemeente Tubbergen uitgegaan van gemengde bedrijventerreinen. Een tweede categorie is de uitstraling, in de nota worden standaard en modern onderscheiden. Als eis geldt dat voor elk nieuw bedrijventerrein een beeldkwaliteitsplan wordt geëist. In dit geval is echter geen sprake van een nieuw bedrijventerrein. Als derde categorie geldt de schaal. Uitgangspunt hierbij is dat de bedrijven met veel werknemers t.o.v. oppervlakte eenheid, zoals kennisintensieve bedrijven, productiebedrijven met weinig opslag, etc. op kleinere kavels in de kern Tubbergen en Albergen met een maximale kavelgrootte van 5.000 m² en dat de overige bedrijven zich vestigen in Geesteren.
Na vergroting van het bedrijfsperceel ontstaat een bedrijfskavel van ruim 4.000 m2. Dit is in overeenstemming met de op het bedrijventerrein toegestane maximale kavelgrootte. Daarnaast is het type bedrijf, een bouwbedrijf, toegestaan op het bedrijventerrein. De vestiging van een bouwbedrijf op het betreffende bouwperceel en de uitbreiding van het perceel past dan ook binnen de "Notitie hantering vestigingscriteria bedrijventerreinen".
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van het verrichte onderzoek naar de voor het plan relevante feiten en de af te wegen belangen (Algemene wet bestuursrecht, artikel 3.2).
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de geldende wet- en regelgeving die op voorliggend plan en plangebied van toepassing zijn. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden daarom de resultaten van het onderzoek naar o.a. de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreffen voor zover relevant de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, verkeer, water en vormvrije m.e.r-beoordeling.
Op 1 april 2011 is het huidige Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Op 7 juli 2017 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen dit besluit om de m.e.r.-procedure eenduidiger en overzichtelijker te maken, alsmede het aspect milieueffectrapportage explicieter te behandelen in aanvragen. Dit besluit heeft tot doel het vaststellen van mogelijke, ernstig nadelige milieugevolgen ten gevolge van een activiteit binnen de aanvraag.
Binnen het Besluit milieueffectrapportage zijn een tweetal mogelijkheden opgenomen hoe om te gaan met dit besluit bij een aanvraag. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd, maar onder de gestelde drempelwaarden blijft, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd en bovendien de gestelde drempelwaarden overstijgt, is de betreffende aanvraag m.e.r.-plichtig. Op dat moment zal een m.e.r.-rapportage op moeten worden gesteld.
Toets
Het begrip 'stedelijk ontwikkelingsproject' is niet gedefinieerd. In de toelichting op het Besluit m.e.r. zijn wel een aantal voorbeelden van bouwprojecten opgenomen die als stedelijk ontwikkelingsproject kunnen worden aangemerkt. In dat kader wordt verwezen naar woningen, parkeerterreinen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen en dergelijke of een combinatie daarvan.
Of sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Onder andere de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling spelen daarbij een rol. Of de ontwikkeling per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kan hebben, is daarbij niet relevant.
Als een project voorziet in een (gedeeltelijke) functiewijziging, maar de bebouwde oppervlakte hetzelfde blijft, lijkt gelet op de uitspraak van de Raad van State van 31 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:348) geen sprake te zijn van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r. Op basis van deze uitspraak lijken de volgende aspecten voor de vraag of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject relevant: (een uitbreiding) van de bebouwde oppervlakte, de opzet en de vormgeving van de ontwikkeling. Ten aanzien van de relevante aspecten kan tevens een verwijzing worden gemaakt naar de uitspraak van de Raad van State van 29 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1832).
De Afdeling heeft in deze uitspraak bepaald dat het feit dat het gebruik van het perceel door de realisering van het project (vestiging evenementenhal op een bedrijventerrein) verandert, niet betekent dat de wijziging van het gebruik aangemerkt dient te worden als een stedelijk ontwikkelingsproject. Daarbij is van belang dat de functiewijziging niet gepaard gaat met een uitbreiding van bebouwing op het perceel, dat de dat het niet aannemelijk is dat de wijziging van het gebruik een dusdanig andere verkeersaantrekkende werking heeft dat daarmee milieugevolgen gepaard gaan die ertoe moeten leiden dat de ontwikkeling aangemerkt dient te worden als een stedelijk ontwikkelingsproject. Daarbij heeft de Afdeling tevens in aanmerking genomen dat het project is gelegen aan de rand van een bedrijventerrein in een gebied met een gemengd karakter en waar op grond van het bestemmingsplan al bedrijvigheid was toegestaan.
Als gevolg van dit bestemmingsplan wordt op een bestaand industrieterrein aan de rand van de bebouwde kom van Albergen enkel de bestemming 'Groen' gewijzigd in de bestemming 'Bedrijventerrein' en wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf' aan de bestemming 'Bedrijventerrein' toegevoegd. Albergen heeft circa 14 hectare bedrijventerreinen. Als gevolg van dit bestemmingsplan wordt het bedrijventerrein uitgebreid met een oppervlakte van 819 m2. De bebouwde oppervlakte van het bedrijfsgebouw neemt als gevolg van dit plan niet toe. Daarnaast neemt het aantal verkeersbewegingen, als gevolg van de ontwikkeling niet zodanig toe dat er negatieve milieugevolgen zijn te verwachten (zie ook paragraaf 4.10). Tevens dient te worden opgemerkt dat er in de huidige situatie reeds bedrijfsactiviteiten mogelijk zijn op grond van het vigerende bestemmingsplan. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat het plan niet voorziet in een nieuw stedelijk ontwikkelingsproject.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' dan wel 'gemengd gebied'. In figuur 4.1 zijn de richtafstanden weergegeven.
Figuur 4.1: Richtafstanden VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering
Toets
Bij het realiseren van een nieuwe bestemming dient gekeken te worden of die nieuwe functie past in de omgeving (externe werking) en of de omgeving de nieuwe functie toelaat (interne werking).
Zowel het plangebied aan de Eenhuisstraat als aan de Zenderseweg zijn gelegen op het bestaande bedrijventerrein van Albergen. In de directe omgeving van het plangebied zijn overwegend bedrijven aanwezig. Het plangebied is derhalve gelegen in het omgevingstype 'gemengd gebied'.
Externe werking
Bij de externe werking gaat het om de vraag of de realisatie van onderhavig plan leidt tot hinder of belemmeringen voor de omgeving. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast. Hieronder wordt voor beide locaties aangegeven of het plan leidt een aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden.
Aan de Eenhuisstraat wordt de bestemming van het plangebied gewijzigd van 'Sport' naar de bestemming 'Bedrijventerrein' inclusief de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1'. Voor bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 geldt voor het gebiedstype 'gemengd gebied' een richtafstand van 30 meter, gemeten vanuit de grens van de milieubelastende bestemming tot aan de dichtstbijzijnde gevel van een milieugevoelige functie (wonen). De afstand tot aan de gevel van de dichtstbijzijnde woning (Zandhuisweg 6) bedraagt 45 meter waardoor voldaan wordt aan de richtafstand.
Aan de Zenderseweg 42 wordt de bestemming 'Groen' gewijzigd in de bestemming 'Bedrijventerrein' en wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf' opgenomen. Deze aanduiding maakt het mogelijk om bedrijfsactiviteiten van een bouwbedrijf behorend tot milieucategorie 3.2 uit te voeren, waarvoor een richtafstand geldt van 50 meter voor het 'gemengd gebied'.
De bestaande woning aan de Zenderseweg 41/41a ligt binnen de hindercirkel waardoor niet voldaan kan worden aan de richtafstand van 50 meter. Door Buijvoets Bouw- en geluidsadvisering is een akoestisch onderzoek verricht om de gevolgen ten aanzien van de geluidsbelasting van de bedrijfsactiviteiten op de nabijgelegen woning te onderzoeken (kenmerk 20.052, d.d. 23 maart 2020). Het akoestisch onderzoek is als Bijlage 3 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen. Hieronder wordt enkel de conclusie weergegeven voor wat betreft het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr, LT) en het maximale geluidsniveau (LAMAX):
Bij de woningen buiten het industrieterrein, Zenderseweg 41/41a en 44, kan zeer ruim aan de grenswaarde van het Activiteitenbesluit worden voldaan. Voor deze woningen blijft sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Zeer gunstig is de gesloten oost en zuidgevel en de laad/losposities aan de westzijde van het gebouw waardoor het geluid wordt afgeschermd. Ook bij de bedrijfswoningen op het bedrijfsterrein kan ruim aan de grenswaarden worden voldaan.
De grenswaarden voor piekgeluiden LAmax van het Activiteitenbesluit worden niet overschreden.
Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat er voldaan wordt aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Interne werking
De nieuwe functie betreft geen milieugevoelige bestemming. Derhalve kan geconcludeerd worden dat de interne werking geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Op basis van vorenstaande kan geconcludeerd worden dat het aspect 'bedrijven en milieuzonering' geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient in de daarvoor aangewezen gevallen een bodemonderzoek te worden verricht.
Artikel 3.1.6 van het Bro bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat een eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het opstellen of wijzigen van het bestemmingsplan of een planologische afwijking. Als er verontreiniging aanwezig is moet bepaald (nader onderzoek) worden of het een geval is in de zin de Wbb of een diffuse verontreiniging. In de exploitatieopzet moeten de saneringskosten en de verwerkingskosten voor diffuus verontreinigde grond worden opgenomen.
Toets
In opdracht van Bouwbedrijf B&K is in een verkennend bodemonderzoek (projectcode 20016110, d.d. 6 juli 2020) de bodem onderzocht op een terreindeel ter grootte van circa 920 m2 aan de Zenderseweg 42 te Albergen. De onderzoekslocatie is onbebouwd en onverhard (bomen en struiken). De rapportage is als Bijlage 2 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen. Hieronder worden de resultaten weergegeven.
Resultaten veldwerk
In totaal zijn er 6 boringen verricht. Gebleken is dat de bodem globaal bestaat uit matig fijn zand in de bovengrond en in de ondergrond zeer fijn zand met vanaf circa 0.9 m-mv zwak zandig klei. In de boven- en ondergrond zijn roesthoudende lagen aangetroffen. Er zijn geen bodemvreemde materialen waargenomen. De veldwerker heeft visueel geen asbestverdachte materialen waargenomen op het maaiveld of in de bodem. Omdat binnen 5.0 m-mv geen grondwater is aangetroffen, is er geen grondwateronderzoek uitgevoerd.
Resultaten chemische analyses
Op basis van de resultaten van de chemische analyses kan het volgende worden geconcludeerd:
Conclusies en aanbevelingen
In de boven- en ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetoond. Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de voorgenomen aankoop gevolgd door een bestemmingsplanwijziging, aangezien er geen verontreinigingen zijn vastgesteld. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (industrie).
In het kader van de Wet geluidhinder moet er bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, c.q. een ontheffing op grond van de Wro, een onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten, voor zover deze geluidsgevoelige objecten zijn gelegen binnen een zonering van een industrieterrein, wegen en/of spoorwegen.
De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige functies:
Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de nieuwe milieubelastende functies, anderzijds betekent dit eveneens dat beperkingen worden opgelegd aan de nieuwe milieugevoelige functies.
Toets
Onderhavig plan heeft betrekking op de uitbreiding van het bedrijfsperceel aan de Eenhuisstraat 11 en de Zenderseweg 42 te Albergen. Als gevolg van dit bestemmingsplan wordt geen nieuw geluidgevoelig object mogelijk gemaakt, waardoor een toetsing aan het wegverkeerslawaai achterwege kan blijven. Het aspect 'wegverkeerslawaai' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Toets
Dit plan maakt de uitbreiding van de bestemming 'Bedrijventerrein' aan de Eenhuisstraat 11 en de Zenderseweg 42 mogelijk. Aan de Eenhusstraat 11 wordt de bestemming 'Sport' gewijzigd in de bestemming 'Bedrijventerrein' zodat de juridisch-planologische situatie overeenkomt met het feitelijk gebruik. Het aantal verkeersbewegingen neemt als gevolg van deze wijziging dan ook niet toe.
De verruiming van het bedrijfsperceel aan de Zenderseweg 42 is noodzakelijk voor een duurzame en toekomstbestendige bedrijfsvoering. De uitbreiding van het bedrijfsperceel (bestemming 'Bedrijventerrein') bedraagt circa 819 m2. Zoals in paragraaf 4.10 bedraagt de toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de uitbreiding van het bedrijfsperceel op grond van de CROW-normen 82 verkeersbewegingen. In verband met laad- en losactiviteiten van bouwmaterialen (voor zover deze niet op de bouwplaats worden geleverd) kan het aandeel vrachtverkeer op 10% worden gezet. In figuur 4.2 is de berekening weergegeven.
Figuur 4.2: Worst-case berekening voor bijdrage van extra verkeer (bron: infomil.nl)
Uit deze berekening volgt dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekende mate is. Er is geen nader onderzoek nodig. Uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit blijkt bovendien dat er, in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten. Aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit is derhalve niet nodig.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet. Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Er is sprake van een verantwoordingsplicht in geval van een toename van het groepsrisico.
Risicokaart
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
Toets
Figuur 4.3: Uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl).
Uit de inventarisatie blijkt dat op een afstand van 150 meter van het plangebied aan de Eenhuisstraat 11 een benzineservicestation met LPG-installatie is gelegen aan de Ootmarsumseweg 110. Dit benzineservicestation met LPG-installatie kent een plaatsgebonden risicocontouren voor het vulpunt (25 meter), het LPG-reservoir (25 meter) en de LPG-afleveringsinstallatie (15 meter). Het invloedsgebied voor het groepsrisico bedraagt 150 meter. Het plangebied aan de Zenderseweg 42 is gelegen op een afstand van meer dan 430 meter waardoor deze risicobron geen belemmering vormt voor dit plan. Ook het plangebied aan de Eenhuisstraat bevindt zich buiten het invloedsgebied van de LPG-installtie. Gelet hierop geldt dat het plangebied:
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid.
Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de SVIR en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn de Kaderrichtlijn Water en retentiecompensatie. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.
Waterbeheerplan 2016-2021
Watersysteem
In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.
Afvalwaterketen
Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.
Watertoetsproces
Op 20 mei 2020 is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht voor de Zenderseweg 42 en de Eenhuisstraat 11 (zie Bijlage 4 en Bijlage 5).
Voor het plangebied aan de Zenderseweg 42 geldt op grond van de beantwoording van de digitale watertoets de korte procedure. Aangezien dit plan de juridisch-planologische situatie aan de Eenhuisstraat 11 in overeenstemming brengt met het feitelijke gebruik geldt op grond van de watertoets voor de Eenhuisstraat 'geen waterschapsbelang'. Het waterschap heeft derhalve geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling.
Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De wettelijke kaders hiervoor worden gevormd door Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), nationale regelgeving (Wet natuurbescherming) en provinciale regelgeving (NNN in provinciale verordening).
Toetsing
Om te onderzoeken of de voorgenomen activiteiten leiden tot wettelijke consequenties in het kader van de Wet natuurbescherming, is door Natuurbank Overijssel een quickscan natuurwaarden uitgevoerd met betrekking tot de gebiedsbescherming en de soortenbescherming. De quickscan natuurwaarden is als Bijlage 6 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen. Hieronder worden de resultaten weergegeven.
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied aan de Zenderseweg 42 ligt op minimaal 1,7 kilometer afstand van gronden die tot het Natuurnetwerk Nederland behoren. Op onderstaande afbeelding wordt de ligging van het Natuurnetwerk Nederland in de omgeving van het plangebied aan de Zenderseweg 42 weergegeven. Aangezien het plangebied naast de Eenhuisstraat 11 verder naar het westen is gelegen geldt dat de afstand van het plangebied naast de Eenhuisstraat 11 tot aan de dichtstbijzijnde gronden die behoren tot het Natuurnetwerk Nederland 1,9 kilometer.
Figuur 4.4: Ligging plangebied t.o.v. Natuurnetwerk Nederland (bron: Atlas van Overijssel)
De invloedsfeer van de voorgenomen activiteiten is lokaal. De voorgenomen activiteiten hebben geen negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland in de omgeving van het plangebied. Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Nederland. Omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent in Overijssel, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties.
Natura 2000-gebied
Het plangebied aan de Zenderseweg 42 ligt op minimaal 7,4 kilometer afstand van het Natura 2000-gebied Springendal en Dal van de Mosbeek. De afstand van het Natura 2000-gebied tot aan het plangebied naast de Eenhuisstraat 11 bedraagt 7,5 kilometer. Op onderstaande afbeelding wordt de ligging van Natura 2000-gebied in de omgeving van het plangebied weergegeven.
Figuur 4.5: Ligging plangebied t.o.v. Natura 2000-gebied (bron: Atlas van Overijssel)
Stikstofgevoelige Habitattypen
Niet alle Habitattypen in Natura 2000-gebied zijn even gevoelig voor verzuring, als gevolg van stikstofdepositie, maar het Natura 2000-gebied Springendal en Dal van de Mosbeek bestaat voor een aanzienlijk deel uit stikstofgevoelige Habitattypen.
Beoordeling uitvoering fysieke activiteiten
De uitvoering van fysieke activiteiten in een plangebied zou kunnen leiden tot een negatief effect op instandhoudingsdoelen van een Natura 2000-gebied in de omgeving van een plangebied. Als gevolg van bouwwerkzaamheden kunnen negatieve effecten optreden, zoals een toename van geluid, trillingen, kunstlicht, visuele verstoring, areaalverlies en aantasten hydrologie.
Gelet op de aard, omvang en duur van de voorgenomen activiteiten en de afstand tussen het plangebied en Natura 2000-gebied, wordt in voorliggend geval een negatief effect op instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied uitgesloten. De invloedsfeer van de voorgenomen activiteiten is lokaal en gelet op de afstand tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied Springendal en Dal van de Mosbeek is een negatief effect uitgesloten.
Het is niet aannemelijk dat uitvoering van de voorgenomen activiteiten zal leiden tot een negatief effect op instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied en leidt daarom niet tot wettelijke consequenties.
Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent in Overijssel. Een negatief effect op Natura 2000-gebied, als gevolg van de voorgenomen activiteiten, wordt uitgesloten. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden om de wettelijke consequenties in het kader van gebiedsbescherming vast te kunnen stellen.
Beoordeling Stikstof
Als gevolg van de voorgenomen activiteiten zal een enige emissie van NOx plaats vinden, als gevolg van de inzet van materieel met een verbrandingsmotor tijdens de ontwikkelfase. Gelet op de ligging van het plangebied, op 7,3 kilometer afstand van stikstofgevoelige Habitattypen, is het niet aannemelijk dat uitvoering van de voorgenomen activiteiten zal leiden tot een negatief effect op Natura 2000-gebied. Dit is een aanname, gebaseerd op ervaring met het opstellen van stikstofberekeningen voor soortgelijke projecten op een vergelijkbare afstand van stikstofgevoelige habitattypen.
Soortenbescherming
Het plangebied aan de Zenderseweg 42 is op 20 mei 2020 onderzocht op de (potentiële) aanwezigheid van beschermde planten, dieren en beschermde nesten, holen, vaste rust- en voortplantingslocaties en andere beschermde functies, zoals foerageergebied en vliegroute van vleermuizen. Ook is onderzocht of de voorgenomen activiteiten een negatief effect hebben op beschermd (natuur)gebied, zoals Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland.
De voorgenomen activiteiten worden gezien als 'ruimtelijke ontwikkeling'. Voor een aantal algemeen voorkomende en talrijke faunasoorten geldt in Overijssel een vrijstelling van de verbodsbepalingen 'doden', en het opzettelijk beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingsplaats', als gevolg van werkzaamheden die in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling worden uitgevoerd. Voor beschermde soorten die niet op deze vrijstellingslijst staan, is een ontheffing vereist om ze te mogen doden of om opzettelijk rust- en voortplantingsplaats te mogen beschadigen en te vernielen. Afhankelijk van de status van de beschermde soorten, kan soms ook gewerkt worden conform een door de Minister goedgekeurde, en op de situatie toepasbare, gedragscode. In het kader van de zorgplicht moet rekening worden gehouden met alle in het plangebied aanwezige planten en dieren en moet er gekozen worden voor een werkmethode en/of planning in de tijd, waardoor planten en dieren zo min mogelijk schade ondervinden als gevolg van de voorgenomen activiteiten.
Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent in Overijssel. Een negatief effect op Natura 2000-gebied, als gevolg van de voorgenomen activiteiten, wordt uitgesloten. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden om de wettelijke consequenties in het kader van gebiedsbescherming vast te kunnen stellen.
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot een geschikt functioneel leefgebied voor verschillende algemene- en weinig kritische beschermde diersoorten. Beschermde diersoorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk bezetten verschillende grondgebonden zoogdiersoorten er een rust- en voortplantingsplaats, bezetten sommige amfibieënsoorten er een (winter)rustplaats en nestelen er vogels. Vleermuizen bezetten geen rust- of verblijfplaats in het plangebied.
Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten.
Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten wordt mogelijk een beschermd grondgebonden zoogdier gedood en wordt mogelijk een vaste rust- of voortplantingsplaats beschadigd en vernield. Voor de meeste beschermde grondgebonden zoogdieren, die een vaste rust- en/of voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen 'doden' en het 'beschadigen/vernielen van de vaste rust- en voortplantingsplaats'. Deze vrijstelling geldt echter niet voor de egel, bunzing en de steenmarter. Deze soorten mogen niet (opzettelijk) gedood worden en hun rust- en voortplantingsplaats is beschermd. Vanwege de aanwezigheid van deze soorten, dient aanvullend onderzoek uitgevoerd te worden, of dient gewerkt te worden volgens een toepasbare Gedragscode.
De werkzaamheden zullen worden uitgevoerd conform de toepasbare Gedragscode zoals opgenomen in Bijlage 7. Derhalve geldt dat het aspect 'ecologie' geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Ten aanzien van het plangebied naast de Eenhuisstraat 11 geldt dat de juridisch-planologische situatie in overeenstemming wordt gebracht met het huidige gebruik. Derhalve kan gesteld worden dat het aspect 'ecologie' geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.
Nederland heeft in 1992 het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta heeft als doel het archeologisch erfgoed in de bodem beter te beschermen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn dient er een archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd, voordat er bodemingrepen plaatsvinden.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden ter vervanging van de Monumentenwet 1988. Een deel van de monumentenwet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Tot die tijd blijven deze onderdelen van de Monumentenwet 1988 gelden als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet.
Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Archeologie
Op grond van het vigerende bestemmingsplan 'Albergen en Geesteren' geldt voor het plangebied aan de Zenderseweg 42 de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' met functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - middelhoge archeologische verwachting'. Op grond van deze dubbelbestemming geldt dat in afwijking van hetgeen in de andere bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken mogen worden gebouwd. Echter, deze regel is niet van toepassing op bouwwerken en -projecten ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - middelhoge archeologische verwachtingswaarde' met een oppervlakte van niet meer dan 2.500 m2, waarbij de bodem niet op een grotere diepte dan 0,4 m zal kunnen worden verstoord.
Voor het plangebied aan de Eenhuisstraat 11 geldt de bestemming 'Waarde - Archeologie' met functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - hoge archeologische verwachting'. Op grond van deze dubbelbestemming geldt dat in afwijking van hetgeen in de andere bestemmingen is bepaald, geen bouwwerken mogen worden gebouwd. Echter, deze regel is niet van toepassing op bouwwerken en -projecten ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - hoge archeologische verwachtingswaarde' met een oppervlakte van niet meer dan 100 m2, waarbij de bodem niet op een grotere diepte dan 0,4 m zal kunnen worden verstoord.
Toets
Aan de Zenderseweg 42 wordt de bestemming 'Groen' gewijzigd in de bestemming 'Bedrijventerrein'. Als gevolg van het plan worden dan ook geen bouwwerken en -projecten gerealiseerd over een oppervlakte groter dan 2.500 m2, waardoor het uitvoeren van een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.
Aangezien dit bestemmingsplan de juridisch-planologische situatie aan de Eenhuisstraat 11 in overeenstemming brengt met het feitelijke gebruik, waarbij geen bouw- en grondroerende werkzaamheden uitgevoerd worden, geldt dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. Het aspect 'archeologie' vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Cultuurhistorie
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988 (die nog geldt als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet). Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.
Toets
Uit de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Overijssel kan worden afgeleid dat er binnen het plangebied geen cultuurhistorische waarden aanwezig zijn. Derhalve word geconcludeerd dat voorliggend plan geen negatieve gevolgen heeft voor het aspect 'cultuurhistorie'.
Aan de Eenhuisstraat 11 wordt de bestemming 'Sport' gewijzigd in de bestemming 'Bedrijventerrein' over een oppervlakte van 233 m2. Daarmee wordt de juridisch-planologische situatie in overeenstemming gebracht met het feitelijke gebruik. Aangezien de gronden reeds in gebruik zijn voor de uitvoering van de bedrijfsactiviteiten aan de Eenhuisstraat 11 zal het aantal verkeersbewegingen niet toenemen. Tevens zal de parkeerbehoefte als gevolg van dit plan niet toenemen.
Aan de Zenderseweg 42 wordt het bedrijfsperceel verruimd over een oppervlakte van 819 m2. Op grond van de CROW-normen (Toekomstbestendig parkeren, van parkeerkencijfers naar parkeernormen) geldt voor de bedrijfsactiviteiten (bedrijf arbeidsintensief/bezoekersextensief) een verkeersgeneratie van gemiddeld 10 verkeersbewegingen per 100 m2 bvo (niet stedelijk, rest bebouwde kom). De toename van het aantal verkeersbewegingen bedraagt derhalve 82 verkeersbewegingen per dag (8,19 * 10 = 81,9).
Aangezien het bedrijfsperceel zowel vanaf de Van Koersveldweg als de Zenderseweg bereikbaar is kan deze toename van het aantal verkeersbewegingen eenvoudig via de huidige infrastructuur afgewikkeld worden. Het aspect 'verkeer' vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Om het parkeren ook na 1 juli 2018 te kunnen reguleren is het bestemmingsplan "Facetbestemmingsplan Parkeren Tubbergen" vastgesteld door de raad van de gemeente Tubbergen op 28 mei 2018. Elke initiatiefnemer van een plan is zelf verantwoordelijk voor het realiseren van zijn eigen parkeervoorzieningen. Een nieuw initiatief (uitbreiding, nieuwbouw of functiewijziging) mag geen onaanvaardbare problemen veroorzaken in de omgeving. Dit betekent dat in beginsel de parkeerbehoefte op eigen erf moet worden gerealiseerd. Vanwege dat bestemmingsplan geldt de beleidsnotitie 'Bouwen & Parkeren 2018' als uitgangspunt voor nieuwe ontwikkeling.
De beleidsnotitie 'Bouwen & Parkeren 2018' wordt toegepast bij de beoordeling van ontwikkelingen die niet binnen het vigerende bestemmingsplan passen. Het beleid is uitsluitend van toepassing op gebouwen en ontwikkelingen binnen de bebouwde kom van Dinkelland. De parkeerbehoefte van een bouwplan wordt bepaald door het vermenigvuldigen van de parkeernorm met de bruto vloeroppervlakte of met een aantal. Daarbij wordt gerekend met de parkeernormen die zijn opgenomen in bijlage I van de beleidsnotitie.
Uitgangspunt is dat het parkeren op het eigen erf plaatsvindt. Als een aanvrager alle parkeergelegenheid voor het bouwplan op eigen erf realiseert, wordt er een positief parkeeradvies gegeven. Als een aanvrager van een bouwplan en/of een gebruikswijziging gemotiveerd kan aantonen waarom het parkeren op het eigen erf niet (of niet geheel) kan worden gerealiseerd, kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht om op eigen erf parkeerplaatsen aan te leggen. Maar altijd geldt dat zoveel mogelijk parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd moeten worden.
De uitbreiding van het bedrijfsperceel is noodzakelijk voor een courantere indeling van het bedrijfsperceel en tevens voor de (buiten)opslag van bouwmaterialen, het laden- en lossen van bouwmaterialen en de stalling van de bedrijfsbussen. Derhalve is het aannemelijk dat de uitbreiding van het bedrijfsperceel - in het kader van de parkeerbehoefte - wordt aangemerkt als de uitbreiding van het bedrijf ten behoeve van een loods, opslag, bergplaats waarvoor een parkeernorm geldt van 1,05 parkeerplaats per 100 m2 bvo. De parkeerbehoefte neemt derhalve toe met 9 parkeerplaatsen (8.19 * 1,05 = 8,6). Het bedrijfsperceel is voldoende groot om in de toegenomen parkeerbehoefte te voorzien.
De in Hoofdstuk 2 beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die bindend is voor overheid, bedrijven en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel. Op de verbeelding worden de toegekende bestemmingen en aanduidingen visueel weergegeven. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De toelichting heeft zelf geen juridische bindende werking, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, zoals verplicht is sinds 1 juli 2013. Dit houdt onder meer in dat het plan IMRO-gecodeerd wordt opgeleverd. Navolgend wordt de opbouw, indeling en systematiek van de regels kort toegelicht.
Inleidende regels
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
Bestemmingsregels
De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:
De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies;
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding (plankaart);
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels ten aanzien van het oppervlak en de vorm van bijbehorende bouwwerken;
In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van het in de bestemmingsomschrijving beschreven gebruik;
In dit onderdeel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden gekoppeld aan de desbetreffende bestemming. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Algemene regels
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;
In dit artikel worden de algemene bouwregels voor het bouwen beschreven, onverminderd het bepaalde in de overige artikelen;
Deze bepaling bevat een opsomming van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in algemene zin;
In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven;
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
Hier staan regels geformuleerd waarin geregeld wordt dat de inrichting van de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden zodanig moet plaatsvinden dat er voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van het parkeren of stallen van voertuigen gerealiseerd wordt.
Overgangs- en slotregels
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;
Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Naast de inleidende regels (begrippen en wijze van meten), algemene regels (zoals bouwregels, gebruiksregels en proceduregels) en de overgangs- en slotregels, zijn de volgende bestemmingen in dit plan opgenomen:
Bestemmingen
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven genoemd in de in bijlage 1 van de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', 'bedrijf tot en met categorie 3.1' en 'bedrijf tot en met categorie 3.2' uitsluitend bedrijven tot en met de genoemde categorie zijn toegestaan. Daarnaast geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf' tevens een bouwbedrijf behorend tot milieucategorie 3.2 is toegestaan.
Het aanwezige beeldbepalend-, structureel- en begeleidend groen is in dit bestemmingsplan bestemd als ‘Groen’. Deze bestemming is onder andere bedoeld voor groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van (hemel)water, in- en uitritten, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en verkeersvoorzieningen.
Alle gronden waar sprake is van een doorgaande verkeersroute of waar sprake is van een openbaar gebied met een verblijf- en verplaatsingsfunctie voor verkeer zijn bestemd tot ‘Verkeer’. Naast wegen, straten en paden worden binnen deze bestemming onder andere parkeervoorzieningen, straatmeubilair, kunstwerken, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van (hemel)water, en speelvoorzieningen toegestaan.
Aan gronden die op basis van de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart zijn aangemerkt als 'historische kern', 'terrein van (hoge en zeer hoge) archeologische waarde' en de zones met een hoge en middelhoge archeologische verwachting wordt in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toegekend.
In de regels van deze dubbelbestemming is bepaald dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - hoge archeologische verwachting' bij plangebieden groter dan 2.500 m2 en bodemingrepen dieper dan 40 centimeter archeologisch vooronderzoek moet worden uitgevoerd. Binnen het aanduidingsgebied 'specifieke vorm van waarde - middelhoge archeologische verwachting' ligt deze grens bij 5.000 m2 en een diepte van 40 centimeter archeologisch vooronderzoek moet worden uitgevoerd. Afhankelijk van de resultaten van het onderzoek kunnen de bodemingrepen doorgang vinden, dienen aanvullende maatregelen te worden getroffen of dient aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.
Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden
naar de uitvoerbaarheid van het plan. Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
De gemeentelijke kosten, waaronder leges en planschadekosten, komen voor rekening van de aanvrager. Hiermee is het kostenverhaal anderzins verzekerd en kan de raad op grond van artikel 6.12, lid 2 onder a besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Provincie Overijssel
Het bestemmingsplan is voor vooroverleg verzonden naar de provincie Overijssel. De provincie Overijssel heeft vastgesteld dat het bestemmingsplan past in het ruimtelijk beleid van de provincie. De provincie Overijssel ziet dan ook geen belemmeringen wanneer het plan in deze vorm in procedure wordt gebracht.
Waterschap Vechtstromen
Op 20 mei 2020 is het plan via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Vechtstromen. De conclusie van die digitale toets is dat het waterschap een positief advies geeft. Hiermee is voldaan aan het verplichte vooroverleg.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 2 december 2020 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen.