direct naar inhoud van Regels
Plan: Geesteren, Langeveenseweg 39
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0183.1414917-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Geesteren, Langeveenseweg 39' met identificatienummer NL.IMRO.0183.1414917-vg01 van de gemeente Tubbergen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 agrarisch bedrijf

een veehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een tuinbouwbedrijf, niet zijnde een sier- en boomkwekerijbedrijf, een paardenhouderij, een glastuinbouwbedrijf of een intensieve veehouderij;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingsgrens

een als zodanig beschreven lijn, welke door gebouwen niet mag worden overschreden,behoudens overschrijdingen, die krachtens deze regels zijn toegestaan;

1.8 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van een bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.9 bed and breakfast

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.10 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, be- werken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.11 bestaand

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan Geesteren, Langeveenseweg 39;

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met dezelfde bestemming;

1.14 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.15 boom- en sierteelt

tuinbouw gericht op het voortbrengen van houtige en niet-houtige sier(teelt)gewassen, zoals bomen, struiken, heesters, coniferen en vaste planten, onder meer bestemd voor tuinen en parken, of gericht op het voortbrengen van vruchtbomen, een en ander in de vorm van volle grondteelt dan wel containerteelt, al dan niet de teelt in (tunnel)kassen;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af-)leveren van goederen aan diegenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.24 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.25 natuurlijke waarde

aan een gebied toegekende waarden in verband met geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.26 normale onderhouds- en/of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden;

1.27 permanente bewoning

bewoning door een of meer personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikken;

1.28 recreatiewoning

een gebouw, waarvoor een vergunning ingevolge artikel 40 van de Woningwet is vereist en dat dient als periodiek verblijf niet zijnde permanente bewoning;

1.29 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.30 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, die als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.31 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden. Alle aangebouwde bijbehorende bouwwerken maken onderdeel uit van de woning.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 peil:
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang nabij een weg of pad ligt: de bouwhoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 30 cm;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 30 cm;
2.7 de breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidsmuren;

2.8 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.9 ondergeschikte bouwonderdelen:

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt.

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de digitale kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1

De voor ' Agrarisch met waarden ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. boom- en sierteelt;
  • c. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke waarden, zoals deze met name tot uitdrukking komen in het verkavelingspatroon, reliëf (waaronder steilranden en essen), beplanting en in het onverharde wegenpatroon;
  • d. de waterhuishouding, waaronder begrepen watergangen en voorzieningen voor het beheersen van water;
  • e. recreatief medegebruik in de vorm van voet-, fiets- en/of ruiterpaden;
  • f. in- en uitritten;
  • g. tuinen aansluitend aan de bestemming 'Wonen'.

3.1.2

De landschappelijke waarden zijn in beginsel nevengeschikt aan de overige functies.

3.2 Bouwregels

Op voor ' Agrarisch met waarden ' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 2 meter bedraagt.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik of laten gebruiken:

  • a. van gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens en het gebruik van gebouwen voor de opslag van kampeermiddelen en voor recreatief nachtverblijf;
  • b. van gronden als stort- of opslagplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
  • c. van gronden voor het langdurig stallen van voertuigen, machines en/of ander materieel;
  • d. van gronden en opstallen, voor doeleinden van handel en/of andere dan het agrarische bedrijf.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de voor ' Agrarisch met waarden ' bestemde gronden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de navolgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, geen normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden zijnde, uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, voet-, fiets-, en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2 met uitzondering van het aanbrengen van koe- en kavelpaden;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, met uitzondering van gronden ten behoeve van kavelaansluitingen tot een maximale breedte van de kavelaansluiting van 5 meter met dien verstande dat hoogteverschillen van ten hoogste 0,30 meter gewijzigd mogen worden, een en ander voor zover niet reeds geregeld in de Ontgrondingenwet;
  • c. het zaaien en aanplanten, indien een oppervlakte tot 0,5 hectare wordt gezaaid/ geplant, en het vellen en rooien van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de gemeentelijke kapverordening (zoals deze luidde op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan)of de Boswet (zoals deze luidde op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan) is geregeld.

3.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 3.4.1 is niet van toepassing indien het werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden betreft die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van rechtskracht worden van het plan.

3.4.3 Afwegingskader

De werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als genoemd in artikel 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de agrarische waarde en functie en/of de landschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1

De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

4.1.2

De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van bed and breakfast;

4.1.3

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rood voor rood' is een woonbestemming verkregen met toepassing van de regeling 'Rood voor Rood met gesloten beurs in de gemeente Tubbergen'.

4.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen ' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

4.2.1 Woningen

Voor woningen geldt dat:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één woning worden gebouwd, dan wel, indien meerdere woningen aanwezig zijn, het bestaande aantal;
  • b. de inhoud ten hoogste bedraagt 900 m3, met dien verstande dat de inhoud van een woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rood voor rood' ten hoogste 750 m3 mag bedragen;
  • c. de afstand van woningen tot de as van de weg (Langeveenseweg) dient minimaal 16 m te bedragen, dan wel, indien sprake is van een kleinere afstand, de bestaande afstand tot de as van de weg.

4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen geldt dat:

  • a. de goothoogte ten hoogste 4 m bedraagt dan wel indien een grotere goothoogte aanwezig is, de bestaande goothoogte;
  • b. de bouwhoogte ten hoogste bedraagt 9 m dan wel, indien een grotere bouwhoogte aanwezig is, de bestaande bouwhoogte;
  • c. de dakhelling ten minste 30o en ten hoogste 60o bedraagt dan wel, indien een andere dakhelling aanwezig is, de bestaande dakhelling;
  • d. de afstand van vrijstaande woningen tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt dan wel, indien een kleinere afstand aanwezig is, de bestaande afstand.

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken geldt dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte per woning, niet behorende tot de inhoud van de woning, ten hoogste 100 m2 bedraagt;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de gezamenlijke oppervlakte per woning, niet behorende tot de inhoud van de woning, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - rood voor rood’, ten hoogste 75 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte ten hoogste 8 m bedraagt dan wel indien een grotere bouwhoogte aanwezig is, de bestaande bouwhoogte;
  • d. de goothoogte ten hoogste 3 m bedraagt dan wel indien een grotere goothoogte aanwezig is, de bestaande goothoogte;
  • e. bijbehorende bouwwerken op een afstand van ten minste 4 m achter de naar de weg(en) gekeerde (voor)gevel(s) van de woning en het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de afstand van een bijbehorend bouwwerk ten opzichte van de woning ten hoogste 30 m bedraagt.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat:

  • a. de bouwhoogte ten hoogste bedraagt: indien de bouwwerken geen gebouwen zijnde vóór de voorgevel van de woningen het verlengde daarvan worden gebouwd 1 m;
  • b. in overige gevallen 2,50 m.
4.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 4.1 zijn burgemeester en wethouders bevoegd bij toepassing van deze regels nadere eisen te stellen aan de situering van nieuw te bouwen bebouwing ten behoeve van de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en (agrarische) bedrijven.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 4.2.3 onder e, voor wat betreft het bouwen achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de woning;
  • b. artikel 4.2.3 onder e. Als het bijbehorend bouwwerk vóór de voorgevel van de woning wordt gesitueerd, moet door middel van een ruimtelijk kwaliteitsplan worden aangetoond dat sprake is van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

4.4.2 Afwegingskader

Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van het bepaalde in artikel 4.4.1 dient mede betrokken te worden de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aangrenzende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven kunnen worden geschaad. Indien de belangen onevenredig worden geschaad vinden de in artikel 4.4.1 genoemde afwijkingen geen toepassing.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1.1 juncto artikel 1.31 ten behoeve van de huisvesting van twee huishoudens in één woning (inwoning).

4.6.2 Afwegingskader

Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van het bepaalde in artikel 4.6.1 dient mede betrokken te worden de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aangrenzende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven kunnen worden geschaad. Indien de belangen onevenredig worden geschaad vinden de in artikel 4.6.1 genoemde afwijkingen geen toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

  • a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met dit bestemmingsplan;
  • b. Onder een verboden gebruik als bedoeld in a wordt in ieder geval verstaan het gebruik of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  • c. Onder strijdig gebruik, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten en manifestaties, het innemen van standplaats (ten behoeve van detailhandel), indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, of ontheffing is vereist en deze is verleend;
  • d. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en b indien strikte toepassing van deze regel leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd;
  • e. Overtreding van een verbod als bedoeld in a en b wordt aangemerkt als een strafbaar feit.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan:

  • a. ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein, met dien verstande dat de op de verbeelding aangewezen afstand tussen enige bebouwingsgrens en enige weggrens niet wordt verkleind, de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • b. voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven maten en afmetingen van de bebouwing, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10 % mogen bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel op de verbeelding aangewezen of daarvan te herleiden maten en afmetingen. Deze afwijking geldt niet voor de inhoudsmaat van (bedrijfs- /recreatie-)woningen;
  • c. ten behoeve van de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor (semi-)openbare diensten met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud ten hoogste bedraagt 50 m³;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder a de inhoud van een gasdrukregel- en meetstation ten hoogste bedraagt 15 m³;
    • 3. de hoogte ten hoogste bedraagt 5 m;
  • d. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van (hoofd-)gebouwen binnen de bebouwingsgrenzen en toestaan dat de grenzen naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bebouwingsgrens met niet meer wordt overschreden dan 1 m;
    • 4. erkers over maximaal 3/5 deel van de gevelbreedte, mits de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden, alsmede de afstand tot de zijdelingse perceelgrens ten minste bedraagt 2 m;
  • e. ten aanzien van het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek-) erkers, mits de diepte van de (hoek-)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1 m;
  • f. voor de bouw van masten ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, met dien verstande dat de hoogte van masten ten hoogste bedraagt 45 m en de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • g. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde en toestaan dat de hoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde wordt vergroot tot ten hoogste 10 m mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
8.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
8.1.2

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 8.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 8.1.1 met maximaal 10%.

8.1.3

Lid 8.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik
8.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

8.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 8.2.1 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

8.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in lid 8.2.1 , na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

8.2.4

Lid 8.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Geesteren, Langeveenseweg 39' van de gemeente Tubbergen.