Plan: | TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22B Klaas Kloosterweg West 49 en Zuidweg 9a Staphorst |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0180.TAMOPH22b-ON01 |
Dit plan beoogt de functiewijziging naar een woonlocatie ter plaatse van de Klaas Kloosterweg 49 en de realisatie van een compensatiewoning ter plaatse van het perceel tussen de Zuidweg 9a en 11. Juridisch vormt het plan een nieuw hoofdstuk (te lezen als hoofdstuk 22) van het omgevingsplan van de gemeente Staphorst. De hoofdstukken van dit TAM-omgevingsplan dienen gelezen te worden als paragrafen van hoofdstuk 22B van het omgevingsplan van de gemeente Staphorst. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22B' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord ‘Bijlage’, na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage ‘22B’ gelezen worden.
Dus:
bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijden van daken en dakkapellen;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als:
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van het omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.
Gronden binnen de functie ‘Agrarisch met waarden - Landschap’ mogen worden benut voor:
met de daarbij behorende:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden voor bouwactiviteiten de in dit artikel opgenomen beoordelingsregels;
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
en maatwerkvoorschriften stellen aan:
Tot een strijdig gebruik met deze functie wordt in ieder geval gerekend:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
Het in 6.5.1 opgenomen verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
De in 6.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
De regels in dit artikel zijn van toepassing op gronden met de functie 'Wonen - 1a'.
Gronden binnen de functie 'Wonen - 1a' mogen worden benut voor:
met de daarbijbehorende:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden de in dit artikel opgenomen beoordelingsregels.
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende beoordelingsregels:
Voor het bouwen van bijgebouwen, aan- en uitbouwen, en overkappingen gelden de volgende beoordelingsregels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
maatwerkvoorschriften stellen aan:
Een omgevingsvergunning op basis van lid 7.5.2 tot en met 7.5.4 kan uitsluitend worden verleend indien is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk is gedaan aan:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning en in afwijking van het gestelde in lid 7.3.2 en 7.3.3 een bestaand bijgebouw bij een woning terug te bouwen.
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.5.2 sub a kan worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning en in afwijking van het gestelde in lid 7.3.2 en 7.3.3 een andere situering te realiseren van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping.
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.5.3 sub a kan worden verleend mits de situering daarvan beter aansluit bij de omliggende bebouwing.
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning en in afwijking van het gestelde in lid 7.3.2 en 7.3.3 een lichtbak te realiseren bij paardrijbakken.
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.5.4 sub a kan worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
In overeenstemming met de functieomschrijving is:
Tot een strijdig gebruik met deze functie wordt in ieder geval gerekend:
Een omgevingsvergunning op basis van lid 7.7.2 tot en met 7.7.x kan uitsluitend worden verleend
indien is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk is gedaan aan:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning en in afwijking van het gestelde in lid 7.6.2 een bestaand bijgebouw te gebruiken als bed and breakfast.
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.7.2 sub a kan worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden.
a. Vergunningplicht zelfstandige bewoning bestaande bijgebouwen voor mantelzorg
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning en in afwijking van het gestelde in lid 7.6.2 sub d bestaande bijgebouwen te gebruiken voor zelfstandige bewoning in het kader van mantelzorg.
b. Beoordelingsregels zelfstandige bewoning bestaande bijgebouwen voor mantelzorg
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.7.3 sub a kan worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
De regels in dit artikel zijn van toepassing op gronden met de functie 'Wonen - 1b'.
Gronden binnen de functie 'Wonen - 1b' mogen worden benut voor:
met de daarbijbehorende:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden de in dit artikel opgenomen beoordelingsregels.
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende beoordelingsregels:
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende beoordelingsregels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
en maatwerkvoorschriften stellen aan:
Een omgevingsvergunning op basis van lid 8.5.2 kan uitsluitend worden verleend indien is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk is gedaan aan:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning en in afwijking van het gestelde in lid 8.3.2 en 8.3.3 een lichtbak te realiseren bij paardrijbakken.
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.5.2 sub a kan worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
In overeenstemming met de functieomschrijving is:
Tot een strijdig gebruik met deze functie wordt in ieder geval gerekend:
Een omgevingsvergunning op basis van lid 8.7.2 tot en met 8.5.2 kan uitsluitend worden verleend
indien is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk is gedaan aan:
a. Vergunningplicht zelfstandige bewoning bijgebouwen voor mantelzorg
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning en in afwijking van het gestelde in lid 8.6.2 bijgebouwen te gebruiken voor zelfstandige bewoning in het kader van mantelzorg.
b. Beoordelingsregels zelfstandige bewoning bestaande bijgebouwen voor mantelzorg
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.7.2 sub a kan worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
De regels in dit artikel zijn van toepassing op gronden met de gebiedsaanwijzing 'Waarde - Archeologie 6.
De gronden binnen het gebied 'Waarde - Archeologie 6' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functie, mede bestemd voor het behoud van lage archeologische verwachtingswaarden.
Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 9.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwactiviteiten uit te voeren met bodemingrepen op een grotere diepte dan 40 cm beneden het maaiveld.
De in lid 9.3.1 genoemde vergunningplicht is niet van toepassing indien de bouwactiviteiten betrekking hebben op:
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.3.1 kan worden verleend, mits:
Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 9.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
De in lid 9.5.1 genoemde vergunningplicht is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
De omgevingsvergunning al bedoeld in artikel 9.5.1 kan worden verleend, mits:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan (omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit) waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Voor elke uitbreiding van 500 m² of meer aan verstening dient een erfinrichtingsplan te worden opgesteld, welke door burgemeester en wethouders dient te zijn goedgekeurd.
Het tijdelijk gebruik van gronden als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, is toegestaan, behoudens voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden zoals vervat in Bijlage 4 Beleidsnota tijdelijke grondopslagen gemeente Staphorst.
Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de functieomschrijvingen,waaronder in ieder geval wordt begrepen:
Indien de omvang of de bestemming van een gebouw en/of het terrein daartoe aanleiding geeft, dient ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen, of andere voertuigen in voldoende mate ruimte aanwezig te zijn of aangebracht te worden in, op of onder de bij dat gebouw of terrein behorende gronden of bouwwerken, met dien verstande dat:
De in 13.1 onder a genoemde regeling doet zich in ieder geval voor in het geval van:
Indien de functie van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.1 en 13.2.
Burgemeester en wethouders verlenen de in 13.1 bedoelde omgevingsvergunning indien:
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het gestelde in dit TAM-omgevingsplan voor:
De omgevingsvergunning als bedoeld in 14.1.1 kan worden verleend mits:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van artikel 15.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 15.1.1 met maximaal 10%.
Artikel 15.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 15.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 15.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde in artikel 15.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende TAM-omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.