1.1 plan:
het wijzigingsplan 'Buitengebied, wijzigingsplan Gemeenteweg 367-367a Staphorst' metidentificatienummer NL.IMRO.0180.5112023004-VS01 van de gemeente Staphorst.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestandNL.IMRO.0180.5112023004-VS01 met de bijbehorende regels;
1.3 aan- of uitbouw:
een voor bewoning bestemd gebouw dat een gebruikseenheid vormt met een woning,bedrijfs-, dienstwoning of recreatiewoning, dat in de maatvoering daarvan kan wordenonderscheiden en dat meetelt met de kubieke meters wat betreft de (maximale) inhoud vande desbetreffende woning;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deregels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van dezegronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aanduidingsvlak:
een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door eenaanduidingsgrens;
1.7 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten:
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend doormiddel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarbij de woning in overwegende matehaar woonfunctie behoudt en de desbetreffende bedrijfsactiviteiten een ruimtelijke uitstralinghebben die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.8 aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, waaronder mede wordt begrepen een kapper,schoonheidsspecialist, hondentrimmer en naar de aard daarmee gelijk te stellen beroepen,welke op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordenuitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dedesbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming ismet de woonfunctie;
1.9 agrarisch bedrijf:
een aan het buitengebied gebonden bedrijf, waarvan de bedrijfsomvang minimaal 10nge (Nederlandse grootte eenheden) bedraagt en waar uitsluitend of in hoofdzaak doormiddel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren producten wordenvoortgebracht, waaronder mede wordt verstaan de met die activiteiten vergelijkbareactiviteiten, zoals een productiegerichte paardenhouderij, inclusief pensionstal of eenboomkwekerij;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage:
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeftdat maximaal mag worden bebouwd;
1.12 bed and breakfast:
een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logiesen ontbijt, die geschikt is voor maximaal vier personen, verdeeld over maximaal tweeslaapkamers en is bedoeld voor doorstroom in de recreatieve verhuur;
1.13 bedrijfsgebouw:
een gebouw, geen bedrijfswoning zijnde, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.14 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (hethuishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van hetgebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.15 belevingswaarde:
de mate waarin de mens in kwalitatieve zin het landschap ervaart;
1.16 bestaande:
- het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
- het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming, indien en voor zover tweebestemmingsvlakken door aanpijling met elkaar verbonden zijn, worden deze aangemerkt alszijnde één bestemmingsvlak;
1.19 bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd vrijstaand, dan wel aangebouwd gebouw dat dienstbaar isaan de burgerwoning, een bedrijfs- of dienstwoning of recreatiewoning, en dat door demaatvoering daarvan kan worden onderscheiden, zoals een garage bijkeuken, schuur ofberging; VAB's aanwezig op woonbestemmingen worden eveneens aangemerkt alsbijgebouw;
1.20 bosbouw:
het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding enontwikkeling van bestaande, respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies)natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;
1.21 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergrotenvan een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderenen vergroten van een standplaats;
1.22 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.23 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijkebouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de beganegrond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;
1.24 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaarbehorende bebouwing is toegelaten;
1.25 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.26 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regelsbepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzijdirect of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op degrond;
1.28 café:
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft hetverstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, metals nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;
1.29 cafetaria/snackbar:
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie terplaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en nietalcoholische dranken;
1.30 (agrarisch) cultuurgrond:
grasland, akkerbouw en vollegrondstuinbouw c.q. de teelt van gewassen op open grond,daaronder niet begrepen sierteelt, fruitteelt en houtteelt;
1.31 cultuurhistorische waarden:
waarden die van belang zijn voor de archeologie en voor de kennis van de cultuurhistorie;
1.32 dagrecreatieve voorzieningen:
voorzieningen in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen,parkeervoorzieningen, visoevers en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
1.33 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, hetverkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik,verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.34 discotheek/bardancing:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik terplaatse, waarbij het doen beluisteren van muziek en het gelegenheid geven tot dansen eenwezenlijk onderdeel vormen;
1.35 erfinrichtingsplan:
een plan dat de (her)inrichting van een erf omvat, dat doorgaans betrekking heeft opbestaande en nieuwe gebouwen, beplanting, erfverharding, ontsluiting en parkeren;
1.36 erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een gebouw, bouwkundig bestaande uit een'lichte' constructie met een overwegende transparante uitstraling en van beperkte omvang(breedte, hoogte, diepte);
1.37 fruitteelt:
de teelt in fruit, veelal ondersteund door permanente teeltondersteunende voorzieningen alsteeltstellingen of regenkappen. Bij de fruitteelt wordt in meer of mindere mategebruikgemaakt van, in de regel permanente, teeltondersteunende voorzieningen zoalskassen, tunnels, containervelden et cetera. Bij de fruitteelt kan sprake zijn van een mengvormvan grondgebonden en niet-grondgebonden teelt;
1.38 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk metwanden omsloten ruimte vormt;
1.39 gebruiksgerichte paardenhouderij:
een paardenhouderij die is gericht op het africhten en trainen van paarden, het bieden vanstalruimte voor paarden en het geven van instructie aan derden;
1.40 gebruikswaarde:
de mate waarin mens en natuur op hun eigen plek in het landschap elkaar tot hun recht latenkomen;
1.41 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.42 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeldin de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.43 geluidszoneringplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging ineen bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.44 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarisch bedrijfsvoering waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voorhet functioneren van het bedrijf en de oppervlakte ten behoeve van een intensieve tak nietmeer bedraagt dan 250 m2 ;
1.45 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelastingvan geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in eenconcreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluitgeluidhinder;
1.46 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel in architectonisch opzicht, dan wel gelet op debestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.47 horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatseworden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
1.48 horeca, categorie I:
een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt en waar doorgaans geenoverlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals restaurants, hotels en pensions en eenhorecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en 's avonds verstrekken van in hoofdzaakalcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchroomsen naar de aard en de openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
1.49 horeca, categorie II:
een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische dranken worden verstrekt en/ofwaarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grotedruk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals cafés, bars, snackbars en cafetaria's;
1.50 horeca, categorie III:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik terplaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en hetgelegenheid geven tot dansen wezenlijke onderdelen vormen, zoals discotheken, dancingsen nachtclubs;
1.51 houtteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend het kweken van bomen ten behoeve van dehoutproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoordaartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van deBoswet. Bij de houtteelt wordt in meer of mindere mate gebruikgemaakt van, in de regelpermanente, teeltondersteunende voorzieningen zoals kassen, tunnels, containervelden etcetera;
1.52 intensief veehouderijbedrijf:
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf voor het houden van vee en pluimvee, zelfstandigof indien als neventak met een minimale omvang van 250 m² bedrijfsvloeroppervlak, waarbijdit houden van vee en pluimvee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen. Hetbiologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van deLandbouwkwaliteitswet en het houden van melkrundvee, schapen of paarden wordt nietaangemerkt als intensieve veehouderij;
1.53 inwoning:
het voor een bepaalde tijd één of meerdere personen, die geen deel uitma(akt)(en) van dehuishouding, gebruik laten maken van ruimte(n) in een (deel van een) woning c.q.hoofdgebouw die geschikt is (zijn) voor (nacht)verblijf, waaronder in ieder geval mantelzorgwordt begrepen;
1.54 kampeermiddelen:
tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans dan wel andere onderkomens of anderevoertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan temerken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruiktvoor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op hetkampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;
1.55 kampeerterrein:
een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen, dan wel geplaatst houden vankampeermiddelen;
1.56 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of anderlichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
1.57 kwekerij:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen vangewassen;
1.58 landschap:
het buitengebied van de gemeente Staphorst, zoals geografisch begrensd in onderhavigbestemmingsplan;
1.59 landschapinrichtingplan:
en plan dat de (her)inrichting van een deel van het landschap omvat, dat doorgaansbetrekking heeft op bestaande en nieuwe gebouwen en bestaande en nieuwe beplanting;
1.60 landschappelijke waarden:
aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvormenvan dat gebied;
1.61 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen envoorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschiktedetailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.62 maatvoeringsvlak:
een als zodanig ter plaatse aangeduide lijn ten behoeve van het indelen van een bouwvlak ofbestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;
1.63 mantelzorg:
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouding,die hulpbehoevend is of zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;
1.64 mestsilo:
een bouwwerk ten behoeve van de opslag van mest;
1.65 natuurlijke waarden:
aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige enbiologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.66 nge:
Nederlandse grootte eenheid, een rekeneenheid die wordt gehanteerd voor de vaststellingvan de omvang van een agrarisch bedrijf, op basis van productiewaarde van oppervlakte,gewassen en dieren;
1.67 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkantminder dan 1,2 m boven peil is gelegen;
1.68 overkapping:
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk metwanden is omsloten;
1.69 paardrijbak:
buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan nietvoorzien van een omheining;
1.70 peil:
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.71 pension:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met alsnevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten;
1.72 permanente bewoning:
bewoning als hoofdverblijf;
1.73 plattelandswoning:
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning die (tevens) door derden mag worden bewoonden die niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf;
1.74 productiegerichte paardenhouderij:
een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paardenworden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen enverhandelen van paarden;
1.75 recreatiewoning:
een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel opwielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellengroep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaarte worden bewoond;
1.76 restaurant:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie terplaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholischedranken;
1.77 ruimtelijke kwaliteit (investering in):
het in een landschap toevoegen van natuurlijke, artificiële elementen, bebouwingselementenen/of landschappelijke elementen, dan wel het verwijderen of het aanpassen daarvan, welkeleidt tot een verbetering van de belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde vandat landschap;
1.78 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvangalsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen vanerotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder gevalverstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop,sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.79 sierteelt:
de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van teeltondersteunende voorzieningen,kassen of containervelden en vaste planten. Bij de sierteelt wordt in meer of mindere mategebruikgemaakt van, in de regel permanente, teeltondersteunende voorzieningen zoalskassen, tunnels, containervelden et cetera. Bij de sierteelt kan sprake zijn van een mengvormvan grondgebonden en niet-grondgebonden teelt;
1.80 SO-norm:
standaardopbrengst; een gestandaardiseerde opbrengst per ha of per dier die met het gewasof de diercategorie gemiddeld op jaarbasis wordt behaald;
1.81 standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezigzijn die op het leidingennet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of vangemeenten kunnen worden aangesloten;
1.82 toekomstwaarde:
de resultante van belevingswaarde en gebruikswaarde in de toekomende tijd bezien;
1.83 verblijfsrecreatie:
recreatief verblijf, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, recreatiewoningen,appartementen en/of recreatieverblijven, waarbij hoofdverblijf elders wordt gehouden;
1.84 vrijstaand gebouw:
een niet met het (hoofd)gebouw verbonden gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneelondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienstestaat van dat (hoofd)gebouw;
1.85 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijdenaan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.86 voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uitde Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, hetBesluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.87 VAB (voormalig agrarische bedrijfsbebouwing):
een gebouw of onderdeel daarvan dat in het verleden voor agrarisch gebruik heeft gediend,dat daarvoor niet langer in gebruik is;
1.88 windturbine:
een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie;
1.89 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijkhuishouden;
1.90 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebou