Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en de laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Bij toetsing van het ruimtelijke initiatief aan de gebiedskenmerken in vier lagen is van belang dat de locatie is gelegen in het niet-stedelijk gebied. Dit betekent dat de 'Stedelijke laag' buiten beschouwing kan blijven aangezien. Vanwege het ontbreken van bijzondere eigenschapen binnen de ‘laag van de beleving’, wordt ook deze laag buiten beschouwing gelaten.
Natuurlijke laag
De natuurlijke laag geeft aan het gebied het kenmerk 'laagveengebieden (in cultuur gebracht)'. Onderstaand figuur betreft een uitsnede van de gebiedskenmerkenkaart van de 'Natuurlijke laag'.
Uitsnede gebiedskenmerkenkaart 'Natuurlijke laag' (Bron: Provincie Overijssel)
De kenmerken van deze aanduiding zijn de grote gebieden, waar onder invloed van stagnerend water en grondwater uitgestrekte veenmoerassen zijn ontstaan. Hier bestonden diverse verlandingsstadia naast elkaar: open water – rietmoeras – opgaand moerasbos. Het semi-natuurlijk laagveenrestant van de Weerribben en de Wieden bestaat uit relicten van dit gebiedstype met een hoge waterkwaliteit en natuurkwaliteit. Samengesteld landschap van rietland op een pakket veenlagen (kraggen) en vaarten, afgewisseld met bos. Ontstaan door turfwinning, rietteelt en extensieve veehouderij. Elders verder in cultuur gebracht als veenweidegebied of polder.
Toetsing van het initiatief aan de ‘Natuurlijke laag’
Ter plaatse van de planlocatie is het laagveengebied in cultuur gebracht. Van de oorspronkelijke natuurlijke laag is daarom vrijwel niets bewaard gebleven. Het voorliggende plan doet geen verdere afbreuk aan de natuurlijke laag.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap
De laag van het agrarisch cultuurlandschap kent het kenmerk 'laagveenontginningen' aan het gebied toe. Onderstaand figuur is een fragment van de betreffende kaart weergegeven.
Laag van het agrarische cultuurlandschap, Omgevingsvisie Overijssel (bron: Atlas van Overijssel)
De kenmerken van deze aanduiding zijn door provincie Overijssel als volgt geformuleerd: veel laagveengebieden zijn open, laag en nat, ontstaan door occupatie vanuit de bewoonde hogere randen. Deels door vervening, deels door alleen ontwatering. Kenmerkende zonering van intensief gebruik langs de bewoonde randen en extensief gebruik naar het achterland. Boerderijen langs vaarten en wegen. Polder Mastenbroek en polder van Staphorst en Rouveen zijn de nationaal bekende iconen van het Overijsselse laagveenontginningslandschap.
Het landschap kent diverse verschijningsvormen. Enerzijds het kleinschalige slagenlandschap van Staphorst en Rouveen, met zijn langgerekte uitwaaierende kavels en houtwallen (els, berk, eik). Anderzijds is de rationeel verkavelde en ingerichte polder Mastenbroek met zijn lineaire poldergrid en boerderij linten ook onderdeel van dit landschap. Daarnaast zijn er open veenweidegebieden, natuurlijke gebieden en open water. Ook de bijbehorende bebouwingsstructuur en typologie verschilt sterk van elkaar: in het slagenlandschap linten van bebouwing, vanwaar uit de verkaveling zich uitstrekt en in polder Mastenbroek de boerderijen op terpen langs het lineaire grid. Op delen van de laagveenrestanten is door menselijk handelen een 'kraggenlandschap' ontstaan herkenbaar aan de afwisseling van sloten, open water en land.
De ambitie is de cultuurhistorische kwaliteiten van het laagveenlandschap zoveel als mogelijk in stand te houden en beleefbaar te maken. De grote open ruimtes, het patroon van sloten met beplantingen, de vochtige bloemrijke weides met weidevogels geven dit landschap grote belevingswaarde. De grondgebonden landbouw is de drager van deze kwaliteiten, echter een nieuw perspectief op een gebiedsgerichte bedrijfsvoering - eventueel in combinatie met andere functies - is voor de toekomst van deze gebieden zeer wenselijk. Het karakteristieke bebouwingspatroon (voorkant aan de openbare weg; achterkant aan het landschap en in polder Mastenbroek op terpen) vormt vertrekpunt bij herstructurering, verdichting en uitbreiding van de agrarische bebouwing en de woon-/ werkmilieus
In het onderhavig plan wordt het gebruik van een perceel van ongeveer 2900 m² gewijzigd van 'agrarisch' naar bedrijf. Het voornemen sluit aan bij de bestaande erfstructuur en doet nauwelijks afbreuk aan de landschappelijke kwaliteiten ter plaatse. Het plan sluit aan bij het vertrekpunt dat gesteld is voor het agrarisch cultuurlandschap en sluit daarmee aan bij het perspectief.