direct naar inhoud van 9.2 Landbouw
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0180.5102011001-VS01

9.2 Landbouw

Ammoniak

ACHTERGROND

De Wet ammoniak en veehouderij (8 mei 2002) heeft tot doel om de zeer kwetsbare gebieden extra te beschermen tegen de nadelige gevolgen van de emissie van ammoniak uit de veehouderijen. Dit gebeurt middels een bufferzone van 250 m rond deze gebieden. Provinciale Staten dienen de bedoelde zeer kwetsbare gebieden aan te wijzen. Volgend uit artikel 2 van de op 17 februari 2007 gepubliceerde gedeeltelijk gewijzigde Wet ammoniak en veehouderij, komen daarvoor uitsluitend in aanmerking voor verzuring van gevoelige gebieden (of delen daarvan) die zijn gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur. De genoemde wijziging omvat tevens een inperking van de te beschermen natuurgebieden, de mogelijkheid voor interne saldering en de mogelijkheden voor uitbreiding tot 340 stuks melkrundvee inclusief stuks jongvee.

De Wet ammoniak en veehouderij is een bijzondere wet ten opzichte van de Wet milieubeheer. Bij oprichting of verandering van een veehouderij bepaalt namelijk niet de Wet milieubeheer, maar de Wet ammoniak en veehouderij in welke situaties een milieuvergunning als gevolg van de ammoniakemissie uit de tot de veehouderij behorende dierenverblijven kan worden verleend of moet worden geweigerd.

De Wet ammoniak en veehouderij bevat bijzondere regels voor de beoordeling van de gevolgen van ammoniakemissie van veehouderijen bij de verlening van milieuvergunningen. Samen met de emissie-eisen die op grond van de Wet milieubeheer aan de huisvesting van dieren zullen worden gesteld, vormt de Wet ammoniak en veehouderij het wettelijke instrumentarium voor het aspect ammoniak. Door middel van deze regelgeving wordt de ammoniakemissie uit alle typen agrarische bedrijven geregeld.

VERTALING

Een gebied ten oosten van Staphorst en ten zuiden IJhorst (Boswachterij Staphorst) en een klein gebied in de Olde Maten - Veerslootslanden (gelegen tussen de wegen Scholenland, Matenweg en Afschuttingsweg) is in de omgevingsvisie aangegeven als zeer kwetsbaar voor verzuring gevoelig gebied. Zeer kwetsbare natuur wordt beschermd tegen neerslag van ammoniak door de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). Op grond van die wet hebben Provinciale Staten gebieden aangewezen die als zeer kwetsbaar worden aangemerkt. Bij de aanwijzing van deze gebieden hebben de volgende aspecten een rol gespeeld: (1) de gevoeligheid voor de effecten van ammoniak, (2) de aanwezige natuurwaarden, (3) de ecologische samenhang, (4) de grootte van het voor verzuring gevoelige gebied en (5) de gevolgen van de aanwijzing voor bestaande veehouderijen. De bepalingen uit de Wet ammoniak en veehouderij moeten worden betrokken bij de beslissing over een aanvraag van een (uitbreiding van) een milieuvergunning in het kader van de Wet milieubeheer. Het toepassen van de ammoniakregelgeving vindt dan ook plaats binnen het milieuspoor. Eventuele ontwikkelingen in de zone van 250 m rond de voor verzuring gevoelige gebieden worden dan ook via de milieuregelgeving geregeld. Het bestemmingsplan heeft hierin geen taak. Om deze reden is ook afgezien van het in de verbeelding aangeven van de voor verzuring gevoelige delen van de Ecologische Hoofdstructuur en de daarbij behorende zones van 250 m.

Stank

ACHTERGROND

Op 1 januari 2007 trad de Wet geurhinder en veehouderij in werking. Deze nieuwe wet bevat het exclusieve toetsingskader voor geurhinder uit tot veehouderijen behorende dierverblijven. De Wet geurhinder en veehouderij maakt onderscheid tussen maximaal toegestane geurbelasting binnen en buiten de bebouwde kom en concentratie- en niet-concentratiegebieden (in de zin van de Meststoffenwet). Concreet betekent dit dat in dorpskernen en in gebieden waar weinig veehouderij is te vinden, de minste stankoverlast is toegestaan.

De Wet geurhinder en veehouderij bepaalt dat uitsluitend gebouwen geurgevoelig zijn. Kijkend naar bijvoorbeeld campings en golfterreinen zijn daarmee uitsluitend de (club)gebouwen geurgevoelig.

Door middel van deze wet wordt de toegestane geurbelasting op geurgevoelige objecten vanuit dierenverblijven geregeld. De Wet geurhinder en veehouderij maakt geen nader onderscheid tussen verschillende typen agrarische bedrijven. Zowel grondgebonden agrarische bedrijven, als meer of minder intensieve veehouderijen vallen wat betreft geurhinder onder deze wet. De Wet geurhinder en veehouderij regelt ook op welke wijze wordt omgegaan met (voormalige) agrarische bedrijfswoningen. Na beëindiging van het agrarische bedrijf krijgt de voormalige bedrijfswoning in de huidige situatie 'automatisch' de status van burgerwoning. Onder de Wet geurhinder en veehouderij wordt aan huidige en voormalige bedrijfswoningen van veehouderijen (peildatum beëindiging agrarisch bedrijf 19 maart 2000) een lichte bescherming tegen geurhinder uit dierverblijven toegekend.

Belangrijk onderdeel van de wet is de gemeentelijke mogelijkheid om eigen geurbeleid te ontwikkelen. Afhankelijk van de doelstellingen met een bepaald gebied, of ter oplossing van knelpunten, kunnen normen naar boven of beneden worden gevarieerd.

VERTALING

Zoals hiervoor aangegeven, biedt de Wet geurhinder en veehouderij de gemeente de mogelijkheid in het vormgeven van een eigen geurbeleid. Dit kan los van het bestemmingsplan Buitengebied plaatsvinden. De gemeente Staphorst heeft een 'Geurgebiedsvisie Gemeente Staphorst, gebiedsgericht geurbeleid in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij.'

GEURGEBIEDSVISIE GEMEENTE STAPHORST

De gemeente Staphorst heeft op 27 oktober 2009 de Geurgebiedsvisie en de Geurverordening vastgesteld. Recentelijk is de Geurgebiedsvisie aangevuld. Daarnaast is in januari 2013 een nieuwe Geurverordening vastgesteld. De Wet geurhinder en veehouderij biedt gemeenten de mogelijkheid om hun eigen geurbeleid te voeren. De gemeente kan andere waarden voor geurbelasting of afstanden vaststellen in een gemeentelijke verordening, die de wettelijke waarden en afstanden uit de artikelen 3 en 4 van de Wet geurhinder en veehouderij vervangen. De 'nieuwe waarden' worden toegepast bij vergunningverlening op grond van de Wet milieubeheer.

In de 'Geurgebiedsvisie Gemeente Staphorst wordt aangegeven dat het aanpassen van de wettelijke norm voor geurbelasting niet noodzakelijk wordt geacht omdat:

  • de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen niet belemmerd worden;
  • het voor 'De Streek' nauwelijks extra mogelijkheden biedt voor functieveranderingen;
  • er voldoende 'geurruimte' is aan de 'te ontwikkelen agrarische linten'.

In de aanvulling van de Geurgebiedsvisie wordt stilgestaan bij de knelpunten in het bebouwde gebied. Naar aanleiding hiervan is besloten de geurnorm voor de bebouwde omgeving te wijzigen.

In de Geurverordening zijn de vaste afstandcirkels teruggebracht van 100 m naar 50 m binnen de bebouwde kom. Woningsplitsing van karakteristieke of monumentale panden is toegestaan binnen een geurcirkel van 50 m tot een agrarische inrichting.

In de regels is reeds in de algemene criteria bij wijzigingsbevoegdheden de relatie gelegd met de Geurverordening. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Geurverordening en de Geurgebiedsvisie.

Milieuzones

ACHTERGROND

De laatste jaren is de afstand, die aangehouden dient te worden tussen landbouwbedrijven en geurgevoelige functies, voor de landbouw steeds problematischer geworden. Dit komt voort uit strengere afstandsnormen (welke strikter worden gehanteerd) en een toename van het aantal woningen in het buitengebied. De uitbreidingsruimte van de overblijvende agrarische bedrijven wordt door deze ontwikkelingen steeds verder beperkt.

Milieuzonering zorgt voor voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen. Om enig inzicht te krijgen in de mogelijke overlast van de bedrijven in de omgeving ten opzichte van gevoelige functies, is dit gerelateerd aan de gewenste afstand tussen bedrijf/instelling en woningen weergegeven, zoals die is opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering': De richtafstanden tot agrarische bedrijven variëren van 30 m tot 200 m, afhankelijk van het type agrarische bedrijf (30 m voor akkerbouw, 100 m voor rundvee en 200 m voor varkens of pluimvee). Op basis van milieuregelgeving worden de agrarische bedrijven gereguleerd, zodat milieuhinder wordt beperkt.

VERTALING

De exacte zone rond een agrarisch bedrijf verschilt van bedrijf tot bedrijf, zeker ingeval van intensieve veehouderijen. Op deze plaats kan dan ook geen eenduidige categorisering worden gegeven. De zone van het betreffende agrarische bedrijf is vastgelegd in de milieuvergunning of melding. In het bestemmingsplan zal (bijvoorbeeld in het kader van een groot aantal afwijkings- en wijzigingsbepalingen) rekening moeten worden gehouden met de milieuzones. Het Besluit landbouw milieubeheer bevat regels omtrent aan te houden afstanden.

Dierenwelzijn

ACHTERGROND

In 1992 is de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in werking getreden. In deze wet is de mogelijkheid geopend om per dierentak aparte regels in een Algemene Maatregel van Bestuur te stellen over onder meer de minimale grootte van dierenverblijven. Dit heeft in de loop der jaren geresulteerd in onder meer het Varkensbesluit, het Besluit huisvesting legkippen en het Kalverenbesluit. Deze besluiten worden thans gedeeltelijk herzien. Voor de beoordeling van uitbreiding van bestaande bedrijven geven deze besluiten een handvat wat betreft de minimale ruimte voor dierplaatsen.

VERTALING

In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen, zodat wanneer de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren dit vereist, in ruimtelijk opzicht kan worden voldaan aan de nieuwe bepalingen.