direct naar inhoud van 5.2 Beleid
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0180.5102011001-VS01

5.2 Beleid

5.2.1 Rijk

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Het Rijk zet in op verduurzaming van het Europese Landbouwbeleid (GLB),waaronder beloning van (bovenwettelijke) maatschappelijke prestaties op het terrein van bijvoorbeeld natuur, milieu, waterbeheer en landschap. De grondgebonden landbouw is een belangrijke economische en landschappelijke drager van het landelijk gebied. De formulering van ruimtelijk beleid voor de grondgebonden landbouw en van de bijbehorende regels voor het grondgebruik, is een verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten.

Het Rijk zet in op verduurzaming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).

5.2.2 Provincie

Het merendeel van het plangebied heeft in de omgevingsvisie de aanduiding 'buitengebied accent productie, schoonheid van de moderne landbouw'. Het gebied rondom de Streek heeft de aanduiding 'buitengebied accent veelzijdig gebruiksruimte, mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren'.

Het ontwikkelingsperspectief 'buitengebied accent productie, schoonheid van de moderne landbouw' bestaat uit open gebieden waar verdere modernisering en schaalvergroting van de landbouw royaal de ruimte krijgt. Het ontwikkelingsperspectief omvat de gebieden waar het ruimtelijk raamwerk van lanen, waterlopen, lintbebouwing en bosstroken optimaal in harmonie zijn met deze schaalvergroting. De kwaliteitsambitie van de provincie is om diverse landschappen herkenbaar te houden ten opzichte van elkaar en verschillen en contrasten binnen deze landschappen te accentueren. De provincie omarmt en stimuleert de verschillende typen agrarisch gebruik door middel van het beleid voor gebiedsinrichting (herverkaveling) en het kwaliteitsbeleid voor agrarische bedrijven.

In het ontwikkelingsperspectief 'buitengebied accent veelzijdig gebruiksruimte, mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren' is sprake van een verweving van functies. Aan de ene kant melkveehouderij en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. Ook hier staat de kwaliteitsambitie 'Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen' voorop. In dit perspectief wil de provincie de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw, maar ook van andere sectoren zoals recreatie, nog nadrukkelijker verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen. Grootschalige landbouw krijgt ook hier de ruimte, maar de inpassing in kleinschalige landschappen vraagt om heldere gebruiksregels. In dit perspectief zijn ook plekken waar, door de ruimtelijke structuur of reeds aanwezige bebouwing, de ontwikkelruimte voor agrariërs zozeer is beperkt, dat duurzame benutting van de ruimte en ruimtelijke kwaliteit ermee gediend zijn nieuwe ontwikkelingskansen te benutten. Hier liggen in specifieke gevallen kansen voor woon-/werklandschappen, die de ruimtelijke structuur versterken. Dienstverlenende zelfstandigen zonder personeel kunnen hun werklocatie heel goed combineren met een woon-, werklandschap (buurtschappen, landgoederen, plantages, bedrijfswoningen of knooperven).

De provincie heeft in een overlegreactie aangegeven dat de systematiek uit het voorontwerpbestemmingsplan onvoldoende inzicht gaf in de vraag of het toestaan van 1,5 ha bij recht past binnen de ontwikkelingsperspectieven uit de omgevingsvisie en de gebieden die zijn aangewezen in de provinciale catalogus gebiedskenmerken. De provincie heeft verzocht hiervoor een nadere onderbouwing op te stellen, waarbij ook kan worden voorzien in voldoende differentiatie op dit punt richting het ontwerpbestemmingsplan. Hiertoe is een notitie opgesteld (notitie inpassing agrarische bouwvlakken buitengebied Staphorst) welke als bijlage bij deze toelichting is opgenomen.

Nieuwe agrarische bedrijven

Tot nu toe bood het provinciaal beleid relatief ruime mogelijkheden voor de vestiging van nieuwe agrarische bouwpercelen. De ontwikkelingen in de landbouw zijn echter aanleiding om het beleid aan te passen. De afgelopen jaren is het aantal landbouwbedrijven afgenomen. De provincie verwacht dat deze trend zich doorzet. Hierdoor komen er veel agrarische bedrijfslocaties vrij. Conform het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik worden bij de vestiging van nieuwe agrarische bedrijven in eerste instantie bestaande vrijkomende agrarische locaties of andere bebouwde locaties (bijvoorbeeld burgererven) benut. De vestiging van een nieuw agrarische bouwperceel is wel mogelijk in de volgende gevallen:

  • 1. als een ondernemer een landbouwbedrijf verplaatst voor het realiseren van publieke belangen;
  • 2. als een ondernemer op de huidige locatie geen ontwikkelingsmogelijkheden meer heeft, bijvoorbeeld door het ontbreken van verdere milieugebruiksruimte en zijn bedrijf verplaatst naar een locatie met goede ontwikkelingsmogelijkheden.

In beide gevallen is de opheffing van de bestemming agrarisch bouwperceel op de uitplaatsingslocatie in Overijssel een voorwaarde voor de vestiging van het nieuwe bouwblok (dit principe wordt 'saldering' genoemd). Dit kan ook de resultante zijn van een 'meerhoeksruil'.

Bedrijfswoning

In het nieuwe omgevingsbeleid van de provincie worden geen maten gegeven ten aanzien van de grootte van woningen in het buitengebied. Het is aan de gemeente hieromtrent een afweging en regeling te maken. Wel schrijft de provincie dat de oprichting van nieuwe woningen mogelijk is op vrijgekomen agrarische gebouwen (VAB-locaties), maar ook op (nieuwe) landgoederen. Ook bij nieuwe woningen in het buitengebied dient te worden vastgehouden aan het thema zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en de ter plaatse aanwezige gebiedskenmerken.

Tweede bedrijfswoning

In het nieuwe omgevingsbeleid van de provincie is geen beleid opgenomen ten aanzien van een tweede bedrijfswoning in het buitengebied. Het is aan de gemeente hieromtrent een afweging en regeling te maken. In hoofdstuk 11 wordt een nadere beschrijving gegeven over de tweede bedrijfswoning.

Intensieve veehouderij

De provincie Overijssel heeft speciale gebieden (reconstructiegebied) aangewezen waar mogelijkheden zijn voor nieuw vestiging van intensieve bedrijven en waar meer mogelijkheden zijn voor schaalvergroting dan elders. Deze gebieden worden landbouwontwikkelingsgebieden genoemd. In het plangebied zijn hiervoor geen gebieden aangewezen.

Paardenhouderijen

Het inspelen op veranderingen in beleid en economie vraagt om (meer) ruimte voor ondernemerschap. Nieuwe agrarische sectoren, zoals de paardenhouderij komen op. Het provinciaal beleid geeft bestaande landbouwbedrijven in alle vormen de ruimte onder voorwaarden van generieke instrumentarium, ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken. (Voor niet grondgebonden landbouw, intensieve veehouderij en glastuinbouw gelden aanvullende voorwaarden). De provincie stuurt niet op kwantiteit naar op kwaliteit. Niet de oppervlakte van een bouwperceel is maatgevend, maar de kwaliteit in relatie tot de omgeving. De provincie stelt bij voorbaat geen maximum aan de omvang van agrarische bouwpercelen.

Biomassa

De provincie stimuleert vergisting van biomassa dichtbij productiebedrijven zelf. Dit dringt mobiliteit terug, is een goede verwerking van reststromen en wekt energie op. Vergistingssystemen waar bijmenging van voedingsgewassen plaatsvindt, subsidieert de provincie niet. Grootschalige vergistingsbedrijven vestigen zich primair op bedrijventerreinen of op locaties gekoppeld aan grootschalige afvalverwerking. Ook geeft de provincie ruimte aan grootschalige (mest)vergisting bij grotere veehouderijen omwille van voorgestane schaalvergroting en verbreding. Voorwaarde is dat de uitvoering conform de gebiedskenmerken plaatsvindt, waar een goede ontsluiting onderdeel van is.