direct naar inhoud van 11.3 Plansystematiek
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0180.5102011001-VS01

11.3 Plansystematiek

In het bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende bestemmingen:

  • Agrarisch;
  • Agrarisch met waarden - Elzensingels;
  • Agrarisch met waarden – Kleinschalig;
  • Agrarisch met waarden – Landschap;
  • Agrarisch met waarden – Landschap en Natuur;
  • Bedrijf;
  • Bedrijf – Mijnbouwkundige doeleinden;
  • Bedrijf - Openbaar nut;
  • Bedrijf – Paardenhouderij;
  • Bedrijf – Zandwinning;
  • Bos;
  • Detailhandel;
  • Detailhandel - Tuincentrum;
  • Groen;
  • Groen – Opgaand groen;
  • Horeca;
  • Maatschappelijk;
  • Maatschappelijk – Begraafplaats;
  • Maatschappelijk – Defensie;
  • Maatschappelijk – Educatief;
  • Natuur – Landgoed;
  • Natuur – 1;
  • Natuur – 2;
  • Natuur – 3;
  • Recreatie;
  • Recreatie – Kampeerboerderij;
  • Recreatie – Verblijfsrecreatie;
  • Recreatie – Volkstuin;
  • Sport;
  • Sport – Manege;
  • Tuin;
  • Verkeer;
  • Verkeer – Railverkeer;
  • Verkeer – Verblijf;
  • Water;
  • Wonen – 1;
  • Wonen – 2;
  • Wonen – 3;
  • Leiding – Gas;
  • Leiding – Hoogspanning;
  • Leiding – Hoogspanningsverbinding;
  • Waarde - Archeologie 1;
  • Waarde – Archeologie 2;
  • Waarde - Archeologie 3;
  • Waarde - Archeologie 4;
  • Waarde – Archeologie 5;
  • Waarde – Archeologie 6;
  • Waarde – Boom;
  • Waarde – Cultuurhistorie;
  • Waterstaat – Waterbergingsgebied;
  • Waterstaat – Waterkering.

Agrarische bestemmingen

Er zijn in het plan verschillende agrarische bestemmingen opgenomen. Voor deze bestemmingen is aangesloten bij de landschapstypes uit het Landschapsplan Staphorst van 26 mei 2011. Deze landschapstypes spelen een rol in de afweging voor ruimtelijke ingrepen, met name voor de landschappelijke inpassing. Het landschap dient bij nieuwe ontwikkelingen in acht worden genomen, waarbij behoud en versterking van het landschap voorop staat.

Binnen de bestemmingen is het toegestaan de gronden te gebruiken ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven. Intensieve veehouderijen zijn voorzien van de aanduiding 'intensieve – veehouderij'. Daarnaast wordt bij de grondgebonden agrarische bedrijven een intensieve neventak toegestaan tot 250 m2. In de gevallen waarin in de bestaande situatie de neventak reeds meer bedraagt dan 250 m2, mag de oppervlakte ten behoeve van deze neventak worden vergroot tot maximaal 2.000 m2.

In de bestemming Agrarisch is sierteelt toegestaan, in de overige bestemmingen is alle opgaande teelt en sierteelt uitgesloten. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'teeltgebied' is opgaande teelt toegestaan. Kassen zijn alleen bij bestaande kwekerijbedrijven toegestaan (ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij'), in het 'teeltgebied' is het mogelijk kassen toe te staan middels een omgevingsvergunning voor het afwijken van het plan.

In de agrarische bestemmingen zijn bouwvlakken opgenomen waarbinnen de agrarische bebouwing dient te worden gerealiseerd.

Agrarische bedrijven met een omvang van 10 nge7 of meer hebben een agrarisch bouwvlak gekregen. De grens is zodanig opgesteld dat ónder de 10 nge in ieder geval geen sprake is van bedrijfsmatig agrarisch gebruik (voorbeeld: bij negen melkkoeien is er sprake van 10 nge.) Aangezien deze grens is gekozen, is er geen extra m2 bebouwing voor het hobbymatig gebruik noodzakelijk. Volstaan kan dan worden met een woonbestemming en de bouwregels die daarbij gelden. De categorie van 10-70 nge is een tussencategorie waarbij er sprake is van een overgang van hobbymatige activiteiten naar een zogenaamd reëel agrarisch bedrijf. Boven de 70 nge begint de volwaardigheid van een agrarisch bedrijf. Het toevoegen van nog meer categorieën is het uit het oogpunt van deregulering niet wenselijk.

De bouwvlakken zijn, afhankelijk van de omvang van het bedrijf, 1 of 1,5 ha. Ook mestsilo's, mestbassins, kuilvoerplaten en sleufsilo's dienen binnen dit bouwvlak te worden gebouwd, dan wel overeenkomstig de bestaande situatie. In een aantal specifieke gevallen is opslag in deze vorm buiten het bouwvlak toegestaan, deze zijn aangeduid met 'opslag'. Middels afwijking van het bestemmingsplan is het mogelijk solitaire opslag te verplaatsen, dan wel nieuwe opslag aansluitend aan het bouwvlak te realiseren. In dit laatste geval moet er sprake zijn van een bedrijfseconomische noodzaak.

In de bestemmingen Agrarisch met waarden – Elzensingellandschap, Agrarisch met waarden - kleinschalig en Agrarisch met waarden – landschap en natuur is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in het geval de bebouwing met 1.000 m² toeneemt. De bepaling is opgenomen ter bescherming van de landschappelijke waarden in deze gebieden. De bebouwing dient om deze reden goed landschappelijk te worden ingepast. In de bepaling is opgenomen dat een houtsingel van streekeigen bomen met een breedte van ten minste 5 m, over een bepaalde lengte dient te worden aangelegd. Deze houtsingel dient binnen, dan wel aangrenzend aan, het bouwvlak te worden gesitueerd. Waar deze singel moet komen en over welke lengte verschilt per landschapstype en is in de verschillende bestemmingen op verschillende wijze geregeld.

Om ervoor te zorgen dat het voorerf van agrarische bedrijven netjes blijft, is in de regels in de agrarische bestemmingen een verbod opgenomen van het bouwen van bedrijfsgebouwen; vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning en overkappingen worden gesitueerd op minder dan 10 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning. Ook mestsilo's, mestbassins, kuilvoerplaten en sleufsilo dienen op minimaal 10 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd. Daarnaast is het niet toegestaan de gronden op minder dan 10 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning te gebruiken ten behoeve van opslag van agrarische producten.

Om de goede erfopzet te stimuleren, is in het bestemmingsplan in de agrarische bestemmingen een regeling opgenomen waarbij buiten het bouwvlak mag worden gebouwd indien er sprake is van een kwaliteitsverbetering op het voorerf. Als alle op minder dan 10 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning gelegen landschapsontsierende bebouwing en opslag wordt afgebroken en beëindigd, kan worden toegestaan dat het bouwvlak wordt overschreden met maximaal 20 m, waarbij de oppervlakte aan bebouwing buiten het bouwvlak niet meer dan 10% van het bouwvlak bedraagt.

In de agrarische bestemmingen is tevens een regeling opgenomen om te borgen dat significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden worden voorkomen. Voor de uitbreiding van intensieve veehouderij als neventak betekent dit dat slechts stallen ten behoeve van vee mogen worden gebouwd indien er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie van het betreffende bedrijf. Bij de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden die een toename van stallen ten behoeve van vee mogelijk maken, is de voorwaarde gesteld dat er aangetoond moet zijn dat er geen gevolgen zijn voor de instandhoudingsdoelstelling van een Natura 2000-gebied als gevolg van ammoniakdepositie. Hierbij kan ook sprake zijn van externe saldering.

Nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven

Bij agrarische bedrijven is het toegestaan bestaande gebouwen te gebruiken voor kleinschalige dagrecreatieve activiteiten en kleinschalige zorgactiviteiten, indien er een aantoonbare relatie bestaat met het agrarisch bedrijf. Daarnaast zijn agrarische educatieve activiteiten en agrarische detailhandel toegestaan, tot een oppervlakte van 100 m2. Onder agrarische detailhandel wordt verstaan detailhandel in agrarische producten die ter plaatse worden voortgebracht en/of verwerkt. Indien er geen bestaande bebouwing beschikbaar is of redelijkerwijs niet geschikt te maken is voor de beoogde nevenfunctie kan onder voorwaarden bij afwijking van het bestemmingsplan nieuwbouw worden toegestaan.

Middels een omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van het bestemmingsplan kan worden toegestaan dat het agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een zorgboerderij, mantelzorg, kampeerboerderij of boerderijkamers.

Plattelandswoning

Op 1 januari 2013 is de nieuwe wetgeving omtrent plattelandswoningen in werking getreden. In dit kader is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen binnen de agrarische bestemmingen om een tweede bedrijfswoning te gebruiken als plattelandswoning. Hiermee wordt geregeld dat de woning mag worden bewoond door iemand die geen functionele binding heeft met het nabijgelegen agrarische bedrijf, maar de woning geniet geen bescherming tegen de nadelige milieueffecten van de bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf waartoe de woning voorheen behoorde.

Bedrijvigheid

In het buitengebied worden bedrijven toegestaan die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de bij de regels behorende Staat van bedrijven. Hiernaast zijn de bedrijven toegestaan die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan bestonden. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor bedrijven die niet in de Staat van bedrijven worden genoemd, maar qua aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden en wat betreft geur, stof, gevaar en geluid kunnen worden gelijkgesteld met deze bedrijven.

De horeca en detailhandelsbedrijven in het buitengebied hebben een specifieke bestemming gekregen. Ook is in het buitengebied een zandwinning aanwezig, alsmede een munitiedepot. Deze zijn ook als zodanig bestemd.

Natuurgebieden

In het buitengebied Staphorst liggen verschillende natuurgebieden, zie hoofdstuk 4. De open natuurgebieden zijn bestemd als Natuur – 1. Voor de eendenkooien is de bestemming Natuur – 2 opgenomen. Het natuurgebied Olde Maten Veerslootslanden heeft de bestemming Natuur – 3 gekregen. Het op 10 juli 2012 vastgestelde bestemmingsplan Olde Maten, Veerslootslanden is hierin een op een overgenomen. Bestaande bossen hebben de bestemming Bos gekregen.

Paarden

In het buitengebied zijn een gebruiksgerichte paardenhouderij en een manege gevestigd, deze hebben respectievelijk de bestemming Bedrijf – Paardenhouderij en de bestemming Sport- Manege gekregen. Buiten deze bestemmingen zijn ook in de agrarische bestemmingen paardrijbakken toegestaan, zij het uitsluitend binnen het bouwvlak. Voor het gebruik van verlichting bij de paardrijbakken zijn in de specifieke regels criteria opgenomen. Zo mag de verlichting niet worden gebruikt tussen 23.00 uur en 07.00 uur. Ter voorkoming van hinder naar derden (aantasting woongenot) als gevolg van het gebruik en/of hebben van een paardenbak (stof, geluid, stank) is een minimale afstand opgenomen van 30 m tussen de paardenbak (rand paardenbak) en het meest nabij gelegen bouwvlak van een woning van derden. Binnen de woonbestemming is een paardrijbak ook toegestaan onder dezelfde voorwaarden, zij het dat de minimale afstand tot een woning van derden hier 50 m bedraagt. Dit is ook een maat die in het buitengebied meestal haalbaar is en in de regel ook een vaste richtlijn voor het houden van paarden. Bij bedrijfsmatige activiteiten kan de minimale afstand worden vergroot als gevolg van specifieke wetgeving aan de hand van de benodigde vergunning/melding. Indien het niet mogelijk blijkt de paardrijbak binnen het bestemmingsvlak Wonen - 1 te realiseren, kan bij afwijking een paardrijbak in de naastgelegen agrarische bestemming worden toegestaan. Deze dient dan direct aansluitend aan het bestemmingsvlak en achter de woning gerealiseerd te worden.

Bedrijfswoningen

Per bedrijf is een bedrijfswoning toegestaan, tenzij in de bestaande situatie al meer bedrijfswoningen aanwezig zijn, in dat geval is het bestaande aantal toegestaan. In concrete gevallen is het niet toegestaan te wonen bij het bedrijf, dit is aangegeven middels de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'. Verder is in een aantal bestemmingen (waaronder de agrarische bestemmingen) de bevoegdheid opgenomen om een tweede bedrijfswoning toe te staan, mits onder andere de noodzakelijkheid hiervan is aangetoond. Bij de bedrijfswoning zijn aan huis verbonden beroepen, bedrijfs- en kantooractiviteiten toegestaan, de criteria die hiervoor gelden zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels. De bedrijfswoning inclusief al dan niet vrijstaande bijgebouwen mag een inhoud hebben van maximaal 1.100 m³, dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt.

Recreatie

Het houden van een bed and breakfast is toegestaan in de agrarische bestemmingen, zolang deze gevestigd is in het hoofdgebouw. Daarnaast is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waardoor kan worden toegestaan dat een bed and breakfast wordt gevestigd in een bijgebouw of in een bedrijfsgebouw. Bestaande recreatieve voorzieningen zijn tevens toegestaan in de verschillende bestemmingen. Voor de bestaande recreatiebedrijven, kampeerboerderijen en recreatieparken/campings zijn verschillende bestemmingen opgenomen. Voor de verblijfsrecreatieve voorzieningen geldt dat de bebouwing met 15% ten opzichte van de bestaande bebouwing mag uitbreiden.

Wonen

Voor wonen in het buitengebied geldt dat de woning inclusief bijgebouwen een inhoud mag hebben van maximaal 1.100 m3. In sommige gevallen zullen de woningen in de bestaande situatie een grotere inhoud hebben. Voor deze woningen is de mogelijkheid opgenomen de bestaande inhoud terug te bouwen, mits dit gebeurt naar exacte situering, afmetingen ten aanzien van goot- en nokhoogten en dakhelling conform de destijds verleende vergunning. Voor woningen die in de bestaande situatie een kleinere inhoud hebben dan 400 m3 geldt dat deze woningen mogen uitbreiden naar 600 m3.

Woningen die in het verleden gesplitst zijn hebben een aanduiding 'aantal' gekregen in de verbeelding. Voor deze woningen geldt dat de totale bouwmassa van een in tweeën gesplitste woning mag worden vergroot tot een maximale inhoud van 1.000 m³ per woning, waarbij recht dient te worden gedaan aan de bestaande hoofdvorm. Zo zal de woning niet aan de voorkant mogen worden uitgebreid en ook de nokrichting dient te worden gehandhaafd.

Voor de woongebieden Slingerberg en Beugelen zijn de bestemmingen Wonen – 2 en Wonen – 3 opgenomen. Deze bestemmingen zijn specifieker van aard en kennen ook bouwvlakken waarbinnen de hoofdgebouwen en in Beugelen tevens de bijgebouwen dienen te worden gebouwd. De regelingen van de vigerende plannen zijn in dit bestemmingsplan overgenomen.

Karakteristiek 

Zowel de rijksmonumenten als de gemeentelijke monumenten zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'. Aangezien deze monumenten al door de Monumentenwet respectievelijk de gemeentelijke verordening zijn beschermd is er geen omgevingsvergunningverplichting in het bestemmingsplan opgenomen voor het slopen van de monumentale bebouwing.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

In de bestemmingen agrarisch met waarden, de natuur- en groenbestemmingen, maar ook in enkele andere bestemmingen en de dubbelbestemmingen ten aanzien van de archeologische (verwachtings)waarden, is een omgevingsvergunningverplichting opgenomen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De werken die vergunningplichtig zijn staan in de regels opgesomd. Een uitzondering van deze verplichting is het normale onderhoud. Hierbij kan gedacht worden aan een periodieke snoeibeurt van houtgewas, het maaien, beweiden en bemesten van grasland, het vervangen van en onderhoud aan drainage, het ploegen en cultiveren van bouwland en het begaanbaar maken van een bestaand pad.

Een voorbeeld van een omgevingsvergunningvereiste is bij het kappen, vellen en rooien van houtgewas. Bij een vergunningaanvraag dient onder meer te worden getoetst aan de landschappelijke waarden binnen een gebied. Omdat het patroon van elzensingels als landschappelijk waardevol wordt gezien, zijn de bestaande elzensingels in beeld gebracht in een kaart die is opgenomen in de bijlagen.

Algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden

In de overige regels zijn algemene toetsingscriteria opgenomen welke gehanteerd dienen te worden bij gebruikmaking van een afwijkings- dan wel wijzigingsbevoegdheid. Zo dient, indien nieuwe bebouwing wordt toegestaan, van tevoren een inrichtingsplan te zijn opgesteld waarin onder andere aandacht wordt gegeven aan het landschap en de verbetering ruimtelijke kwaliteit, en waarbij rekening wordt gehouden met de richtlijnen van het gemeentelijk landschapsplan. De investering in ruimtelijke kwaliteit dient evenredig te zijn met de geboden ontwikkelingsruimte en de uitvoering en instandhouding van het plan voor landschappelijke inpassing dient te zijn gegarandeerd.