direct naar inhoud van Artikel 32 Sport - Manege
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0180.5102011001-VS01

Artikel 32 Sport - Manege

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'sport - manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van verzorging, stalling, dresseren en trainen van paarden;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de uitoefening van de ruitersport;
  • c. het wonen ten behoeve van de manage, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;

met de daarbij behorende:

  • d. groenvoorzieningen en water;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.

In de bestemming zijn uitsluitend ondergeschikte horeca-activiteiten ten dienste van de bestemming begrepen.

32.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  • 1. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte;
  • 2. per bestemmingsvlak mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • 3. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 3,5 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte, indien deze meer bedraagt;
  • 4. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 8 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte, indien deze meer bedraagt;
  • 5. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • 6. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen, niet zijnde bedrijfsgebouwen, mag niet meer dan 1.100 m³ bedragen, dan wel de bestaande inhoud, indien deze meer bedraagt;
  • 7. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning en van overkappingen bedragen respectievelijk niet meer dan 4 m en 6 m, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer bedragen;
  • 8. de dakhelling van bedrijfswoningen bedraagt ten minste 30° en de dakhelling van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning bedraagt ten minste 20°, dan wel de bestaande dakhelling voor zover deze minder bedraagt.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • 3. de bouwhoogte van lichtmasten zal ten hoogste 4 m bedragen;
  • 4. de bouwhoogte van omheiningen van bakken zal ten hoogste 1,8 m bedragen tot een oppervlakte van maximaal 1.200 m².
32.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwings- en landschapsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats en situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. een goede landschappelijke inpassing en de compensatie ten behoeve van landschap en natuur;
  • c. de (transparante) vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met name afrasteringen en omheiningen.
32.4 Afwijken van de bouwregels

Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als genoemd in lid 60.2 gehanteerd.

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 32.2, sub a, onder 2 en toestaan dat een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, mits:
  • 1. is aangetoond dat de tweede bedrijfswoning bedrijfseconomisch noodzakelijk is voor het extra toezicht op het bedrijf;
  • 2. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • 3. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
  • 4. de geluidsbelasting van het geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
  • b. lid 32.2, sub a, onder 8:

en een lagere dakhelling toestaan van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mits hierbij wordt aangesloten bij de dakhelling van de reeds bestaande bebouwing en de dakhelling minimaal 15° bedraagt;

  • c. lid 32.2, sub a, onder 8:

en een lagere dakhelling toestaan van ondergeschikte bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen (zoals carports, garages en een tussenlid).

32.5 Specifieke gebruiksregels
32.5.1 Toegestaan gebruik

In overeenstemming met de bestemming is:

  • a. het gebruik van de woning voor een aan huis verbonden beroep en aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten, uitsluitend voor zover de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd en geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan. Dit betekent dat:
  • 1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
  • 2. aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep uitsluitend inpandig in bestaande gebouwen mogen worden verricht;
  • 3. maximaal 50% van de oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met een maximum van 50 m²;
  • 4. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die het aan huis verbonden beroep uitoefent;
  • 5. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
  • 6. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep of bedrijf, geen detailhandel mag plaatsvinden;
  • 7. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
  • b. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, mits:
  • 1. de paardrijbak binnen het bestemmingsvlak wordt gesitueerd;
  • 2. een minimale afstand van 30 m wordt aangehouden tot woningen of (agrarische) bedrijven van anderen;
  • c. het gebruik van verlichting voor een paardrijbak, met inachtneming van de volgende regels:
  • 1. er mag niet meer dan 60 lux/m² worden geproduceerd, gemeten 1 m boven de bodem van de paardrijbak;
  • 2. de verlichting mag niet worden gebruikt tussen 23.00 uur en 07.00 uur.
32.5.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van onbebouwd blijvende gronden voor de opslag van goederen, waaronder mede begrepen voertuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie en puin- en vuilstortingen;
  • b. de aanleg van en het gebruik van gronden voor paardrijbakken anders dan bedoeld in lid 32.5.1, sub b;
  • c. het gebruik van verlichting voor een paardrijbak anders dan bedoeld in lid 32.5.1, sub c.