direct naar inhoud van Artikel 14 Detailhandel - Tuincentrum
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0180.5102011001-VS01

Artikel 14 Detailhandel - Tuincentrum

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'detailhandel - tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het kweken van en de (detail)handel in bloemen en planten, alsmede in directe samenhang daarmee de detailhandel in overige tuinartikelen en benodigdheden;
  • b. het wonen ten behoeve van het tuincentrum, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;

en de daarbij behorende:

  • c. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen en kassen;
  • d. bedrijfswoningen;
  • e. tuinen, erven en parkeerterreinen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' minimaal 260 parkeerplaatsen worden gerealiseerd;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. verkeers- en verblijfsvoorzieningen:
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1' uitsluitend detailhandel is toegestaan in de zaken zoals genoemd in de Assortimentenlijst in bijlage 3.

14.2 Bouwregels

Voorwaardelijke verplichting

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' geldt dat bouwen uitsluitend is toegestaan indien een parkeerplaats is gerealiseerd met ten minste 260 parkeerplaatsen.

  • a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  • 1. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van één tuincentrum worden gebouwd;
  • 2. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per tuincentrum bedragen, dan wel ten hoogste één per aanduidingsvlak ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', dan wel het bestaande aantal;
  • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  • 4. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt niet meer dan 8 m, dan wel de bestaande bouwhoogte, indien deze meer bedraagt;
  • 5. in afwijking van het bepaalde in lid 4 bedragen de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' niet meer dan de aangegeven hoogtes;
  • 6. de dakhelling van de bedrijfsgebouwen bedraagt ten minste 18°, dan wel de bestaande dakhelling, indien deze minder bedraagt;
  • 7. de gezamenlijke oppervlakte van kassen bedraagt niet meer dan 500 m³, dan wel de bestaande oppervlakte, indien deze meer bedraagt;
  • 8. de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, en de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • 9. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • 10. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief aanbouwen en vrijstaande bijgebouwen, niet zijnde bedrijfsgebouwen, mag niet meer dan 1.100 m³ bedragen, dan wel de bestaande inhoud, indien deze meer bedraagt;
  • 11. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedragen respectievelijk niet meer dan 4 m en 10 m, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer bedragen;
  • 12. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning en van overkappingen bedragen respectievelijk niet meer dan 3 m en 6 m, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer bedragen;
  • 13. de dakhelling van bedrijfswoningen bedraagt ten minste 30° en de dakhelling van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning bedraagt ten minste 20°, dan wel de bestaande dakhelling voor zover deze minder bedraagt.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  • 1. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8 m;
  • 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m;
  • 3. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als genoemd in lid 60.2 gehanteerd.

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 14.2, sub a, onder 2:

en toestaan dat, behalve ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijfswoning uitgesloten' en 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten – tweede bedrijfswoning', een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, mits:

  • 1. is aangetoond dat de tweede bedrijfswoning bedrijfseconomisch noodzakelijk is voor het extra toezicht op het bedrijf;
  • 2. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • 3. de geluidsbelasting van het geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde.
  • b. lid 14.2, sub a, onder 3:

en toestaan dat de bestaande bebouwingsoppervlakte binnen het bestemmingsvlak worden uitgebreid met maximaal 25%, mits:

  • 1. geen sprake is van VAB;
  • 2. investering in de ruimtelijke kwaliteit plaatsvindt;
  • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het landschaps- bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de verschijningsvorm van karakteristieke panden;
  • c. lid 14.2, sub a, onder 4 en 5:

ten behoeve van een grotere bouwhoogte van gebouwen tot maximaal 12 m, of een andere dakhelling, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • 2. het bebouwingsbeeld;
  • 3. de verkeersveiligheid;
  • 4. de verschijningsvorm van karakteristieke panden;
  • d. lid 14.2, sub a, onder 13:

en een lagere dakhelling toestaan van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mits hierbij wordt aangesloten bij de dakhelling van de reeds bestaande bebouwing en de dakhelling minimaal 15° bedraagt;

  • e. lid 14.2, sub a, onder 13:

en een lagere dakhelling toestaan van ondergeschikte bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen (zoals carports, garages en een tussenlid).

14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Toegestaan gebruik

Het gebruik van de woning voor een aan huis verbonden beroep en aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten is uitsluitend toegestaan voor zover de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd en geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan. Dit betekent dat:

  • a. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
  • b. aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep uitsluitend inpandig in bestaande gebouwen mogen worden verricht;
  • c. maximaal 50% van de oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met een maximum van 50 m²;
  • d. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die het aan huis verbonden beroep uitoefent;
  • e. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
  • f. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep of bedrijf, geen detailhandel mag plaatsvinden;
  • g. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein.
14.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van onbebouwd blijvende gronden voor de opslag van goederen, waaronder mede begrepen voertuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie en puin- en vuilstortingen.

14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 1' wordt gewijzigd in de bestemming Wonen – 1, mits:
  • 1. een acceptabel woon- en leefklimaat gegarandeerd is;
  • 2. geen onevenredige belemmeringen optreden voor de bestaande bedrijvigheid;
  • 3. de woning op de plek van de bestaande bedrijfswoning dient te worden gesitueerd;
  • 4. voor het overige de regels van artikel 38 van toepassing worden verklaard;
  • b. de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 2' wordt gewijzigd in de bestemming Wonen – 1, mits:
  • 1. een acceptabel woon- en leefklimaat gegarandeerd is;
  • 2. geen onevenredige belemmeringen optreden voor de bestaande bedrijvigheid;
  • 3. in geval van verplaatsing dan wel herbouw:
  • sprake is van een aanvaardbaar stedenbouwkundig beeld;
  • een erfinrichtingsplan wordt opgesteld, waarbij een investering in de ruimtelijke kwaliteit benodigd is;
  • indien de bestaande woning kleiner is dan 400 m3 de inhoud van de nieuwe woning ten hoogste 600 m3 mag bedragen;
  • 4. voor het overige de regels van artikel 38 van toepassing worden verklaard.