Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Staphorst Dorp-Rouveen 2016, partiele herziening John F. Kennedystraat 5 te Staphorst
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0180.1102019001-VS01
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
1.1. plan:
het bestemmingsplan Staphorst Dorp-Rouveen 2016, partiele herziening John F.
Kennedystraat 5 te Staphorst van de gemeente Staphorst;
 
1.2. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0180.2102019001.VS01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
 
1.3. aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in
directe verbinding staat, welk gebouw kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en
dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.4. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van
deze gronden;
 
1.5. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.6. aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten:
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke -geheel of overwegend
door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarbij de woning in overwegende
mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende bedrijfsactiviteiten een ruimtelijke
uitstraling hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie;
 
1.7. aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, waaronder mede wordt begrepen een kapper,
schoonheidsspecialist, hondentrimmer en naar de aard daarmee gelijk te stellen beroepen,
welke op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen worden
uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de
desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming
is met de woonfunctie;
 
1.8. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.9. bed and breakfast:
een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies
en ontbijt, die geschikt is voor maximaal vier personen, verdeeld over maximaal twee
slaapkamers en is bedoeld voor doorstroom in de recreatieve verhuur;
 
1.10. bestaand(e):
  1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  2. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;
1.11. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.12. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.13. bijbehorend bouwwerk:
een uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde
perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw,
of een ander bouwwerk, met een dak;
 
1.14. bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm kan worden
onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan
het hoofdgebouw;
 
1.15. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en vergroten van een standplaats);
 
1.16. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.17. bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering op gelijke
bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane
grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;
 
1.18. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.19. bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
 
1.20. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
1.21. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op
de grond;
 
1.22. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.23. gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.24. hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel in architectonisch opzicht, dan wel gelet op de
bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
 
1.25. huisvesting in verband met mantelzorg:
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie
ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de
woning;
 
1.26. inwoning:
het voor een bepaalde tijd één of meerdere personen, die geen deel uitma(akt)(ken) van
de huishouding, gebruik laten maken van ruimte(n) in een (deel van een) woning c.q.
hoofdgebouw die geschikt is (zijn) voor (nacht)verblijf, waaronder ook mantelzorg wordt
begrepen;
 
1.27. kamerverhuur:
ruimte(n) in een (deel van een) gebouw die geschikt is (zijn) of geschikt te maken is (zijn)
voor (nacht)verblijf, niet vallende onder het begrip logiesverblijf als bedoeld in het
Bouwbesluit en niet zijnde een zelfstandige woonruimte als bedoeld in de Huisvestingswet,
ongeacht de duur van het verblijf en al dan niet tegen betaling;
 
1.28. karakteristiek
uit oogpunt van architectuurhistorie, cultuurhistorie, stedenbouw, gaafheid en/of
zeldzaamheid van grote waarde geacht voor het gebied;
 
1.29. mantelzorg:
Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend wordt
geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie,
rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de
gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een
verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen
sociaal-medische adviseur kan worden aangetoond;
 
1.30. overkapping:
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en maximaal één wand heeft;
 
1.31. peil:
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.32. productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast
in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de
productiefunctie;
 
1.33. seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang
alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
 
1.34. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een
erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een
parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.35. uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een
hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het
hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.36. voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met
meerdere zijden aan een openbare weg grenst, de als zodanig door Burgemeester en
Wethouders aan te wijzen gevel;
 
1.37. wonen:
het gehuisvest zijn in een woning, waaronder niet inbegrepen kamerverhuur en inwoning;
 
1.38. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden;
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:
  2. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  3. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant goot, c.q. druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  4. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein
  5. ter plaatse van het bouwwerk; de inhoud van een bouwwerk: tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
 
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte
bouwdelen als:
  1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevelen kroonlijsten en uitbouwen met een oppervlakte van 2 m² of kleiner;
  2. overstekende daken;
  3. luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de
bouwgrens of de bestemmingsgrens bedraagt.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen en daaraan ondergeschikt:
    1. aan huis verbonden beroepen;
    2. aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;
    3. bed and breakfast;
    4. woonruimte in verband met mantelzorg of inwoning;
    5. kinderopvang;
  2. tuinen en erven;
  3. garageboxen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. speelvoorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen, niet zijnde een gasdrukmeet- en regelstation en niet zijnde een risicovolle inrichting;
  8. voet- en fietspaden;
  9. water;
met dien verstande dat:
  1. het gezamenlijke aantal woningen op de gronden met deze bestemming niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal, waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding'maximum aantal wooneenheden' maximaal het aangegeven aantal woningen is toegestaan;
  2. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten uitsluitend is toegestaan voorzover de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd en er geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan. Dit betekent dat:
    1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
    2. de aan huis verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten uitsluitend inpandig mogen worden verricht;
    3. de gebruiker van de woning ook degene moet zijn die de aan huis verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten uitoefent;
    4. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
    5. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep of bedrijf, geen detailhandel mag plaatsvinden;
    6. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
    7. aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten uitsluitend activiteiten mogen betreffen die zijn aangemerkt als categorie 1 in de als Bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijven;
3.2 Bouwregels
 
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten
dienste van de bestemming.
 
3.2.1 Gebouwen
Voor gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat een overschrijding van bouwvlakken met maximaal 0,5 m is toegestaan in verband met isolerende maatregelen aan gevels;
  2. woningen mogen vrijstaand, twee aan één, geschakeld dan wel in rijtjesvorm worden gebouwd;
  3. de bouwhoogte van woningen inclusief aanbouwen en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 12 m;
  4. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen behorende bij een woning mag niet meer dan 7 m bedragen;
  5. het te bebouwen oppervlak van een bouwperceel waarop een woning aanwezig is, mag niet meer bedragen dan 50%;
  6. de bouwhoogte van garageboxen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  7. de inhoud van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 50 m3.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. het te bebouwen oppervlak van een bouwperceel waarop een woning aanwezig is, mag niet meer bedragen dan 50%;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer dan 1 m bedragen;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
Bij omgevingsvergunning kan, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige
aantasting plaatsvindt van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de verschijningsvorm van monumentale en karakteristieke panden;
worden afgeweken van het bepaalde in:
  1. 2.1 onder a voor de bouw van erkers en toegangsportalen buiten het bouwvlak tot een diepte van maximaal 1,5 m gemeten uit het bouwvlak en voor maximaal 70% van de breedte van de gevel van de desbetreffende woning met een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  2. 2.1 onder a voor de bouw van aan- of uitbouwen aan de zijgevel of in voorkomend geval de achtergevel tot een breedte van maximaal 3 m en met een bouwhoogte van maximaal 7 m;
  3. 2.2 onder b voor de bouw van erfafscheidingen buiten het bouwvlak met een bouwhoogte van maximaal 2 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het uitoefenen
van een aan huis verbonden beroep of van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten op zodanige
wijze dat voor omwonenden onevenredige overlast ontstaat.
 
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 onder 2 sub g
ten behoeve van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten die niet zijn aangemerkt als categorie 1
in de Staat van Bedrijven, mits de activiteiten naar aard en invloed op de omgeving
vergelijkbaar zijn met categorie 1 als vermeld in de als Bijlage 1 opgenomen Staat van
bedrijven.
3 Algemene regels
 
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
 
5.1 Algemene gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de
bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik of laten
gebruiken van gronden en/of gebouwen:
  1. voor een seksinrichting;
  2. voor een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.
  3. op een zodanige wijze dat onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    3. de woonsituatie;
    4. de verkeersveiligheid;
    5. de milieusituatie.
5.2 Parkeer-, laad- en losruimte
 
5.2.1 Parkeerruimte
Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of uitbreiden van gebouwen wordt slechts
verleend,
  1. indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor bewoners/gebruikers en indien van toepassing werknemers en bezoeker, volgens de normering zoals is opgenomen in het geldende parkeerbeleid van de gemeente.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid a indien
    1. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit
    2. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
5.2.2 Afmetingen parkeerruimte
De in 5.2.1 bedoelde parkeerruimte moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare
personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
  1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,8 bij 5 m en ten hoogste 3,25 m bij 6 m bedragen;
  2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,5 bij 5 m bedragen.
5.2.3 Laad- en losruimte
Indien het gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan
ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn
voorzien aan, in of onder dat bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat
bouwwerk behoort.
 
5.2.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het aantal parkeerplaatsen, de
situering van de parkeerplaatsen en de situering van de laad- en losruimte.
 
5.2.5 Afwijken
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.1 en 5.2.3 :
  1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of
  2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
5.3 Bestaande maten
 
In afwijking van de in de regels vermelde:
  1. maximale maatvoering geldt dat indien een grotere maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het vastgesteldplan, deze grotere maatvoering als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en voor uitbreidingen van dat bouwwerk, waarbij geldt dat slechts legaal opgerichte bebouwing mag worden gesloopt en teruggebouwd naar exacte situering, afmetingen ten aanzien van goot- en bouwhoogten en dakhelling, een en ander conform de destijds verleende bouwvergunning/omgevingsvergunning;
  2. minimale maatvoering geldt dat indien een kleinere maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het vastgesteldplan, deze kleinere maatvoering als minimum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en voor uitbreidingen van dat bouwwerk.
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
 
6.1 Afwijken
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat nutsgebouwtjes, telefooncellen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ mag bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen.
6.2 Afwegingskader
 
De in 6.1 bedoelde omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
  1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. de woonsituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de milieusituatie, waarbij de milieutechnische uitvoerbaarheid en toelaatbaarheid dient te worden aangetoond.
Artikel 7 Algemene wijzigingsregels
 
7.1 Wijzigen
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
  1. een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van openbaar nut mogen worden gebouwd tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m;
  2. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer' of 'Groen', mits:
    1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen en dergelijke van wegen en paden;
    2. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de regels behorende bij de betreffende bestemming van overeenkomstige toepassing zijn;
    3. een bouwvlak verkleind wordt.
7.2 Afwegingskader
 
De in 7.1 bedoelde wijzigingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
  1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. de woonsituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de milieusituatie, waarbij de milieutechnische uitvoerbaarheid en toelaatbaarheid dient te worden aangetoond.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
 
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan Staphorst Dorp-Rouveen 2016, partiële herziening John F. Kennedystraat 5 te Staphorst.