Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Partiële herziening, directeurswoningen Staphorst
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0180.1102018002-VS01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
  
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan ‘Partiële herziening, directeurswoningen Staphorst met identificatienummer NL.IMRO.0180.1102018002-VS01 van de gemeente Staphorst.
 
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.4 aan- of uitbouw:
een voor bewoning bestemd gebouw dat een gebruikseenheid vormt met een woning, bedrijfs-, dienstwoning of recreatiewoning, dat in de maatvoering daarvan kan worden onderscheiden en dat meetelt met de kubieke meters wat betreft de (maximale) inhoud van de desbetreffende woning;
 
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.7 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten:
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende bedrijfsactiviteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie;
 
1.8 aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, waaronder mede wordt begrepen een kapper, schoonheidsspecialist, hondentrimmer en naar aard daarmee gelijk te stellen beroepen, welke op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in verwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
 
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.10 bed and breakfast:
een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt, die geschikt is voor maximaal vier personen, verdeeld over maximaal twee slaapkamers en is bedoeld voor doorstroom in de recreatieve verhuur;
 
1.11 bestaande:
  1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische procedure;
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.14 bijgebouw:
een niet voor bewoning bestemd vrijstaand, dan wel aangebouwd gebouw dat dienstbaar is aan de burgerwoning, een bedrijfs- of dienstwoning of recreatiewoning, en dat door de maatvoering daarvan kan worden onderscheiden, zoals een garage bijkeuken, schuur of berging; VAB's aanwezig op woonbestemmingen worden eveneens aangemerkt als bijgebouw;
 
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak
 
1.16 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering op gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;
 
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.18 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.21 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.22 erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een gebouw, bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegende transparante uitstraling en van beperkte omvang (breedte, hoogte, diepte);
 
1.23 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.24 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel in architectonisch opzicht, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
 
1.25 inwoning:
het voor een bepaalde tijd één of meerdere personen, die geen deel uitma(akt)(en) van de huishouding, gebruik laten maken van ruimte(n) in een (deel van een) woning c.q. hoofdgebouw die geschikt is (zijn) voor (nacht)verblijf, waaronder in ieder geval mantelzorg wordt begrepen;
 
1.26 mantelzorg:
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;
 
1.27 overkapping:
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omsloten;
 
1.28 paardrijbak:
buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;
 
1.29 peil:
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.30 permanente bewoning:
bewoning als hoofdverblijf;
 
1.31 recreatiewoning:
een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;
 
1.32 schuilstal:
een niet voor bewoning, al dan niet in het kader van een agrarisch bedrijf bestemd gebouw dat dient voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden;
 
1.33 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.34 verblijfsrecreatie:
recreatief verblijf, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, recreatiewoningen, appartementen en/of recreatieverblijven, waarbij hoofdverblijf elders wordt gehouden
 
1.35 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
 
1.36 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen en daaraan ondergeschikt:
    1. aan huis verbonden beroepen;
    2. aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;
    3. bed & breakfast;
    4. woonruimte in verband met mantelzorg of inwoning;
    5. kinderopvang;
  2. tuinen en erven;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen, niet zijnde een gasdrukmeet- en regelstation en niet zijnde een risicovolle inrichting;
  7. bestaande bedrijvigheid;
  8. bestaande detailhandel;
  9. voet- en fietspaden;
  10. water;
met de daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  3. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
met dien verstande dat:
  1. het gezamenlijke aantal woningen op de gronden met deze bestemming niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;
  2. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten uitsluitend is toegestaan voorzover de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd en er geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan. Dit betekent dat:
    1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
    2. aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep uitsluitend inpandig mogen worden verricht;
    3. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die het aan huis verbonden beroep uitoefent;
    4. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
    5. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep, geen detailhandel mag plaatsvinden;
    6. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein.
    7. aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten uitsluitend activiteiten mogen betreffen die zijn aangemerkt als categorie 1 in de als Bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijven;
  3. het vloeroppervlak dat wordt gebruikt ten behoeve van de functies genoemd onder g en h niet meer dan 50% mag bedragen.
Een en ander met dien verstande dat gebruik van de gronden ten behoeve van de in 3.1 genoemde opsomming pas is toegestaan als geluidswerende voorzieningen zijn gerealiseerd en in stand gehouden conform het als bijlage 1 van de toelichting opgenomen het akoestisch rapport.
 
3.2 Bouwregels
 
Op de voor ' Wonen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming.
 
3.2.1 Gebouwen
Voor gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat een overschrijding van bouwvlakken met maximaal 0,5 m is toegestaan in verband met isolerende maatregelen aan gevels;
  2. woningen mogen vrijstaand worden gebouwd;
  3. de bouwhoogte van woningen inclusief aanbouwen en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 12 m;
  4. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen behorende bij een woning mag niet meer dan 7 m bedragen;
  5. het te bebouwen oppervlak van een bouwperceel waarop een woning aanwezig is, mag niet meer bedragen dan 50%;
  6. de inhoud van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 50 m3.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. het te bebouwen oppervlak van een bouwperceel waarop een woning aanwezig is, mag niet meer bedragen dan 50%;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet meer dan 1 m bedragen;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
 
nadere eisen stellen aan de situering, oppervlakte en de bouwhoogte van bouwwerken.
 
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
Bij omgevingsvergunning kan, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
 
worden afgeweken van het bepaalde in:
  1. lid 3.2.1 onder a voor de bouw van erkers en toegangsportalen buiten het bouwvlak tot een diepte van maximaal 1,5 m gemeten uit het bouwvlak en voor maximaal 70% van de breedte van de gevel van de desbetreffende woning met een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  2. lid 3.2.1 onder a voor de bouw van aan- of uitbouwen aan de zijgevel of in voorkomend geval de achtergevel tot een breedte van maximaal 3 m en met een bouwhoogte van maximaal 7 m;
  3. lid 3.2.2 onder b voor de bouw van erfafscheidingen buiten het bouwvlak met een bouwhoogte van maximaal 2 m.
 
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
3.5.1 strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten op zodanige wijze dat voor omwonenden onevenredige overlast ontstaat.
  
3.5.2 Voorwaardelijke verplichting
  1. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de realisatie en instandhouding van de geluidswerende voorzieningen conform het als bijlage 2 van de regels van dit plan opgenomen "geluidswerende voorzieningen".
  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de realisatie en instandhouding van de bedoelde geluidswerende voorzieningen.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 onder 2 sub g ten behoeve van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten die niet zijn aangemerkt als categorie 1 in de Staat van Bedrijven, mits de activiteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met categorie 1 als vermeld in de als Bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijven.
 
Artikel 4 Wonen - 1
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen en daaraan ondergeschikt:
    1. aan huis verbonden beroepen;
    2. aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;
    3. bed & breakfast;
    4. woonruimte in verband met mantelzorg of inwoning;
    5. kinderopvang;
  2. tuinen en erven;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen, niet zijnde een gasdrukmeet- en regelstation en niet zijnde een risicovolle inrichting;
  7. bestaande bedrijvigheid;
  8. bestaande detailhandel;
  9. voet- en fietspaden;
  10. water;
met de daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  3. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
met dien verstande dat:
  1. het gezamenlijke aantal woningen op de gronden met deze bestemming niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;
  2. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten uitsluitend is toegestaan voorzover de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd en er geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan. Dit betekent dat:
    1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
    2. aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep uitsluitend inpandig mogen worden verricht;
    3. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die het aan huis verbonden beroep uitoefent;
    4. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
    5. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis verbonden beroep, geen detailhandel mag plaatsvinden;
    6. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein.
    7. aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten uitsluitend activiteiten mogen betreffen die zijn aangemerkt als categorie 1 in de als Bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijven;
    8. het vloeroppervlak dat wordt gebruikt ten behoeve van de functies genoemd onder h en i niet meer dan 50% mag bedragen.
Een en ander met dien verstande dat gebruik van de gronden ten behoeve van de in 4.1 genoemde opsomming pas is toegestaan als geluidswerende voorzieningen zijn gerealiseerd en in stand gehouden conform het in de bijlage van de regels opgenomen inpassingsplan (Bijlage 2 geluidswerende voorzieningen).
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. de afstand van een woning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  2. de inhoud van een hoofdgebouw, inclusief aangebouwde of vrijstaande bijgebouwen, bedraagt ten hoogste 1.100 m³, met dien verstande dat de gezamenlijke inhoud van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan de inhoud van het bestaande hoofdgebouw;
  3. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen dan wel niet meer dan de goothoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  4. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen, dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het bestaande gebouw indien deze meer bedraagt;
  5. de dakhelling bedraagt minimaal 30° dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt.
4.2.2 vrijstaande bijgebouwen en overkappingen
Voor vrijstaande bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. deze bouwwerken mogen niet minder dan 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, dan wel niet minder dan de afstand van de bestaande bijgebouw of overkapping tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw indien deze minder bedraagt, met een maximale afstand van hoofdgebouw;
  2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer dan respectievelijke 3 m en 6 m bedragen;
  3. de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de woning bedraagt maximaal 20 m;
  4. de oppervlakte aan overkappingen bedraagt niet meer dan 50 m², dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  5. de dakhelling van bijgebouwen en overkappingen bedraagt minimaal 30°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
  6. van een bouwperceel mag niet meer dan 50% worden bebouwd.
4.2.3 bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
4.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
 
nadere eisen stellen aan:
  1. de plaats en de bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken;
  2. de plaats van gebouwen in die zin dat de hoofdgebouwen in de rooilijn dienen te worden gebouwd;
  3. de plaats van bijgebouwen en aan- of uitbouwen die zijn gelegen binnen een afstand van 3 m uit de perceelsgrens;
  4. plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
 
Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkingsbevoegdheden als genoemd in lid 7.2 gehanteerd.
  
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde:
  1. lid 4.2.1, onder 2: en toestaan dat tot 250 m² aan bijgebouwen bij een woning wordt gebouwd, mits:
    1. investering in de ruimtelijke kwaliteit plaatsvindt;
    2. de gebouwen worden gebruikt voor onderhoud van het landelijk gebied of stalruimte voor het hobbymatig houden van dieren;
    3. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van:
      1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      2. het landschaps- en bebouwingsbeeld;
      3. de verkeersveiligheid;
  2. lid 4.2.1, onder 2: voor het toestaan van een grotere inhoud aan bijgebouwen, te realiseren via compensatie van veldschuren, met dien verstande dat:
    1. elders in het buitengebied een landschapsontsierende schuur wordt gesloopt;
    2. de oppervlakte van het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de oppervlakte van de gesloopte schuur, waarbij het totale maximum aan bijgebouwen bij de woning niet meer dan 250 m² bedraagt;
    3. er sprake moet zijn van een verbetering van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit op het erf waar het nieuwe bijgebouw wordt gebouwd;
    4. aan de te verlenen omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden ten aanzien van sloop, erfinrichting, beplanting en realisatie parkeerplekken;
    5. niet tevens gebruik wordt gemaakt van de regeling als bedoeld onder sub a;
  3. lid 4.2.1, onder 3 en 4: ten behoeve van een grotere goot- en bouwhoogte indien daardoor de maatvoering beter aansluit bij de omliggende bebouwing;
  4. lid 4.2.2, onder 2: ten behoeve van een grotere goothoogte indien dit noodzakelijk is in verband met de eisen van het Bouwbesluit;
  5. lid 4.2.2, onder 5: en een lagere dakhelling toestaan van bijgebouwen en overkappingen bij woningen mits hierbij wordt aangesloten bij de dakhelling van de reeds bestaande bebouwing en de dakhelling minimaal 15° bedraagt;
  6. lid 4.2.2, onder 5: en een lagere dakhelling toestaan van ondergeschikte bijgebouwen en overkappingen bij woningen (zoals carports, garages en een tussenlid).
  7. lid 4.2.2, onder 1 en 3: ten behoeve van een andere situering van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping mits de situering daarvan beter aansluit bij de omliggende bebouwing;
  8. lid 4.2.3, onder 2: i. en toestaan dat lichtmasten worden geplaatst bij paardrijbakken, mits:
    1. de hoogte maximaal 4 m bedraagt;
    2. het aantal niet meer dan zes bedraagt;
    3. de lichtmasten uitsluitend zijn gericht op de paardrijbak;
    4. deze voldoen aan de milieukwaliteitseisen onder de specifieke gebruiksregels.
4.5 Specifieke gebruiksregels
 
4.5.1 Toegestaan gebruik
In overeenstemming met de bestemming is:
  1. het gebruik van de gronden en gebouwen voor hobbymatige agrarische activiteiten, waaronder het houden van paarden, mits niet meer dan 75 m² van het bebouwde oppervlak voor deze activiteiten wordt gebruikt;
  2. het gebruik van de gronden als paardenbak, mits de paardenbak:
    1. achter het hoofdgebouw is gesitueerd;
    2. ten minste 50 m verwijderd ligt van een woning van derden;
    3. een oppervlakte heeft van maximaal 800 m²;
  3. het gebruik van verlichting voor een paardrijbak, met inachtneming van de volgende regels:
    1. er mag niet meer dan 60 lux/m² worden geproduceerd, gemeten 1 m boven de bodem van de paardrijbak;
    2. de verlichting mag niet worden gebruikt tussen 23.00 uur en 07.00 uur;
4.5.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
  1. het gebruik van onbebouwd blijvende gronden voor de opslag van goederen, waaronder mede begrepen voertuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie en puin- en vuilstortingen;
  2. het splitsen van een woning in meer dan één woning;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van het gebruik van het hoofdgebouw voor een bed and breakfastvoorziening;
  4. permanente bewoning van gebouwen anders dan het hoofdgebouw;
  5. het gebruik van verlichting voor een paardrijbak, anders dan bedoeld in lid 4.5.1, sub c;
  6. het gebruik van gronden en gebouwen voor bedrijfsactiviteiten anders dan die zijn toegestaan in lid 4.1;
4.5.3 Voorwaardelijke verplichting
  1. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de realisatie en instandhouding van de geluidswerende voorzieningen conform het als bijlage 2 van de regels van dit plan opgenomen “geluidswerende voorzieningen”.
  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de realisatie en instandhouding van de bedoelde geluidswerende voorzieningen.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken van de gebruiksregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkingsbevoegdheden als genoemd in lid 7.2 gehanteerd.
 
Het bevoegd gezag zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
  1. lid 4.5.2, sub d: voor het gebruik van een bijgebouw voor zelfstandige bewoning in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
    1. de behoefte aan mantelzorg blijkt uit een schriftelijke verklaring van een zorginstelling, dan wel de mantelzorgbehoevende ouder is dan 75 jaar;
    2. de geluidsbelasting op de woning in het bijgebouw niet meer mag bedragen dan de daarvoor geldende voorkeurswaarde of een hoger verkregen grenswaarde, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
    3. er ter plekke een acceptabel woon- en leefklimaat valt te garanderen;
    4. de omgevingsvergunning mag geen negatieve invloed hebben op de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
    5. gegarandeerd wordt dat na beëindiging van de mantelzorgbehoefte het betreffende gebouw als bijgebouw in gebruik wordt genomen;
    6. in aanvulling van de binnenplanse afwijking een overeenkomst wordt gesloten;
  2. lid 4.5.2 sub c: en toestaan dat de bestaande bijgebouwen gebruikt worden als bed and breakfast, mits:
    1. aantoonbaar sprake is van kortdurend verblijf;
    2. er sprake is van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op het erf;
    3. omliggende bedrijven niet in de ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid worden de algemene toetsingscriteria wijzigingsbevoegdheden als genoemd in lid 8.2 gehanteerd.
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
  1. meerdere woningen in een bestaand hoofdgebouw worden gerealiseerd (woningsplitsing) mits:
    1. de inhoud van iedere woning niet minder dan 400 m³ bedraagt en de inhoud van het hoofdgebouw niet minder 1.000 m3 bedraagt en in het geval het hoofdgebouw wordt gesplitst in drie woningen de inhoud niet minder dan 1.500 m3 bedraagt;
    2. het totaal aantal woningen in een bestaand hoofdgebouw maximaal drie bedraagt;
    3. per hoofdgebouw ten minste twee parkeerplaatsen op eigen erf worden gerealiseerd;
    4. de bouwmassa en karakteristieke hoofdvorm van de oorspronkelijke boerderij of woning na splitsing gehandhaafd blijft;
    5. de geluidsbelasting op de nieuwe woning(en) niet meer bedraagt dan de daarvoor geldende voorkeurswaarde of een hoger verkregen grenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
    6. ter plekke een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en omliggende bedrijven niet onevenredig worden aangetast in de bedrijfsvoering;
    7. de ontsluiting plaatsvindt via de bestaande in-/uitrit;
    8. eventueel op het perceel voorkomende voormalig agrarische bebouwing geheel wordt gesloopt met uitzondering van karakteristieke gebouwen;
    9. de oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen per woning niet meer dan 75 m² bedraagt;
    10. een verzoek om wijziging gepaard gaat met een voorstel tot deling van het perceel en de bijbehorende vrijstaande bijgebouwen en overkappingen;
    11. aan de wijziging kunnen voorwaarden worden verbonden ten aanzien van sloop, erfinrichting, beplanting en realisatie parkeerplekken;
  2. meerdere woningen in een hoofdgebouw met een inhoud van ten minste 600 m3 worden gerealiseerd (woningsplitsing met verbouw) mits:
    1. de inhoud van iedere woning niet minder dan 400 m³ bedraagt en de inhoud van het hoofdgebouw niet minder dan 1.000 m3 , in het geval dat de inhoud van het bestaande hoofdgebouw minder dan 1.000 m3 bedraagt dient het hoofdgebouw te worden vergroot tot 1.000 m3 ;
    2. het totaal aantal woningen in een bestaand hoofdgebouw maximaal twee bedraagt;
    3. recht gedaan wordt aan de bestaande hoofdvorm;
    4. uitbreiding van het hoofdgebouw niet plaatsvindt voor de voorgevel en de bestaande nokrichting wordt gehandhaafd;
    5. hoofdgebouwen welke zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek' uitgezonderd zijn van deze regeling;
    6. advies van de ervenconsulent, dan wel een andere ter zake deskundige is verkregen, op basis waarvan ruimtelijke kwaliteitswinst is gegarandeerd;
    7. per hoofdgebouw ten minste twee parkeerplaatsen op eigen erf worden gerealiseerd;
    8. de geluidsbelasting op de nieuwe woning(en) niet meer bedraagt dan de daarvoor geldende voorkeurswaarde of een hoger verkregen grenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
    9. ter plekke een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en omliggende bedrijven niet onevenredig worden aangetast in de bedrijfsvoering;
    10. de ontsluiting plaatsvindt via de bestaande in-/uitrit;
    11. eventueel op het perceel voorkomende voormalig agrarische bebouwing geheel wordt gesloopt met uitzondering van karakteristieke gebouwen;
    12. de oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen per woning niet meer dan 75 m² bedraagt;
    13. een verzoek om wijziging gepaard gaat met een voorstel tot deling van het perceel en de bijbehorende vrijstaande bijgebouwen en overkappingen;
    14. aan de wijziging kunnen voorwaarden worden verbonden ten aanzien van sloop, erfinrichting, beplanting en realisatie parkeerplekken.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 6
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'waarde - archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van lage archeologische verwachtingswaarden.
 
5.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 40 cm beneden het maaiveld wordt geroerd, met uitzondering van:
  1. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 1,5 ha wordt uitgebreid;
  2. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 1,5 ha ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
  1. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2, mits:
    1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
    3. één of meer van de volgende voorwaarden in acht word(t)(en) genomen:
      1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
      2. een verplichting tot het (laten) uitvoeren van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen; of
      3. een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  2. Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 1,5 ha en dieper dan 40 cm;
    2. het graven van watergangen;
    3. het graven van sleuven breder dan 50 cm en dieper dan 40 cm ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  2. Een vergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien:
    1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
    3. één of meerdere van de volgende voorwaarden in acht wordt of worden genomen:
      1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
      2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
      3. een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
  3. Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de vergunning voorwaarden te verbinden, wordt de archeologisch deskundige om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de vergunning niet verleend.
  4. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
    2. het normale onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud van drainage wordt in elk geval verstaan het vervangen van drainage in inmiddels gedraineerde percelen;
    3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    4. op archeologisch onderzoek zijn gericht.
5.5 Wijzigingsbevoegd
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 6 (gebied van archeologische verwachtingswaarde met lage trefkans) te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische verwachtingswaarden (meer) aanwezig zijn.
  2. Alvorens de sub a bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt de regio-archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de wijziging niet toegepast.
3 Algemene regels
    
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
  
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik of laten gebruiken van gronden en/of gebouwen voor een seksinrichting.
  
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
 
8.1 Afwijkingsregels
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. het bepaalde in het plan en worden toegestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ mag bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen.
8.2 Afwegingskader
 
De onder 8.1 bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
  1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. de woonsituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de brandveiligheid.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
  
9.1 Wijzigingsregels
 
9.1.1
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een transformatorstation, gasdruk- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van openbaar nut mogen worden gebouwd tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m.
 
9.1.2
Burgemeester en wethouders kunnen de situering van een bouwvlak binnen een bestemming wijzigen.
 
9.2 Afwegingskader
 
De onder 9.1 bedoelde wijzigingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
  1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. de woonsituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de brandveiligheid.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
 
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
10.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.1.2
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
 
10.1.3
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
10.2 Overgangsrecht gebruik
 
10.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
10.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
10.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
10.2.4
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Partiële herziening, directeurswoningen Staphorst.
 
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van <PM>
 
De griffier,                                  De voorzitter,
………………                            ……………