direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wonen Ommen, wijzigingsplan Patrijsstraat
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.wonen2012wp0008-va02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In maart 2020 is het bestemmingsplan Kindplein West Ommen vastgesteld. In Kindplein West krijgen basisscholen GBS Guido de Bres, CBS Het Koloriet en OBS De Dennenkamp samen met kinderopvang De Kleine Kunst een nieuw onderkomen.

Ten tijde van de bestemmingsplanprocedure hebben omwonenden een verzoek gedaan om een strook grond van het schoolterrein grenzend aan hun achtertuinen te kopen. Op dat moment was er echter geen overeenstemming met de juridische eigenaar van de grond, Stichting Floreant (schoolbestuur van CBS de Koloriet), over het aankopen van de strook grond. Wel is destijds in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming van de strook te wijzigen van 'Maatschappelijk' naar 'Woongebied'.

Na nieuwe gesprekken is er inmiddels wel overeenstemming over de verkoop van een deel van de strook grond. Er wordt daarom gebruikgemaakt van de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan Kindplein West Ommen. Om het project juridisch-planologisch mogelijk te maken, is daarom dit wijzigingsplan opgesteld.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt ten noorden van de woonpercelen aan de Tureluur 4 tot en met 10 in Ommen en heeft een oppervlakte van circa 320 m2. Onderstaande luchtfoto geeft de globale begrenzing weer van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.wonen2012wp0008-va02_0001.png"

Figuur 1.1 Globale begrenzing plangebied (bron: PDOK Viewer)

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het plangebied ligt in het bestemmingsplan Kindplein West Ommen (vastgesteld 26 maart 2020). Het plangebied heeft de bestemming 'Maatschappelijk' met als gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied'.

Naast het bestemmingsplan is het bestemmingsplan 'Facetherziening parkeren Ommen' (vastgesteld 19 juli 2018) van kracht. Dit facetbestemmingsplan voorziet in een parkeerregeling voor het hele grondgebied van de gemeente.

In artikel 3.5 van de regels van het bestemmingsplan 'Kindplein West Ommen' is de volgende wijzigingsbevoegdheid opgenomen:

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Woongebied', met dien verstande dat:

  • a. aangetoond moet zijn dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 18 van het bestemmingsplan 'Wonen Ommen' met identificatienummer NL.IMRO.0175.wonen201200001-va01 van overeenkomstige toepassing zijn.

Met dit wijzigingsplan wordt uitvoering gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid voor een deel van het wijzigingsgebied. In deze toelichting wordt onderbouwd dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. In de regels van dit wijzigingsplan zijn de regels van artikel 18 van het bestemmingsplan 'Wonen Ommen' opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.wonen2012wp0008-va02_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan met uitgelicht het volledige wijzigingsgebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het plan beschreven. In hoofdstuk 3 komt het relevante beleid op rijksniveau, provinciaal en gemeentelijk niveau aan bod. In hoofdstuk 4 worden de milieukundige en ruimtelijke omgevingsaspecten behandeld. In hoofdstuk 5 wordt de juridische vormgeving van het plan beschreven. Hoofdstuk 6 gaat ten slotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plan

Het plangebied maakt in de huidige situatie deel uit van het schoolterrein. Met het wijzigingsplan krijgen de gronden een woonbestemming en worden ze toegevoegd aan de woonpercelen van Tureluur 4, 6, 8 en 10.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het wijzigingsplan maakt een functiewijziging mogelijk van een maatschappelijke bestemming naar een woonbestemming. In het kader van het bestemmingsplan Kindplein West Ommen uit 2020 heeft een uitgebreide beleidsafweging plaatsgevonden. Voor de toelichting wordt verwezen naar het bestemmingsplan Kindplein West Ommen, NL.IMRO.0175.wonen2012bp0004-vg01. Gezien de beperkte aard en omvang van de huidige gebruikswijziging, is het wijzigingsplan in overeenstemming met het beleid op zowel rijksniveau, provinciaal als gemeentelijk niveau.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

Voor het onherroepelijke bestemmingsplan Kindplein West Ommen uit 2020 is destijds onderzoek gedaan naar de relevante omgevingsaspecten. Ten aanzien van de aspecten archeologie, cultuurhistorie, bedrijven en milieuzonering, bodem, externe veiligheid, flora en fauna, geluid en luchtkwaliteit zijn de conclusies niet gewijzigd ten opzichte van toen. Het wijzigingsplan is op de genoemde aspecten uitvoerbaar. Hiervoor wordt daarom verwezen naar het bestemmingsplan Kindplein West Ommen. In de volgende paragrafen wordt enkel ingegaan op de omgevingsaspecten waarvoor het onderzoek is geactualiseerd.

4.2 Water

Kader

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet bij ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt getoetst welke consequenties deze plannen hebben voor de waterhuishouding en hoe in de plannen wordt omgegaan met aspecten van water.

Het plangebied ligt in het werkgebied van het Waterschap Vechtstromen. Voor het plan is een watertoets uitgevoerd (zie Bijlage 1). Op basis van deze toets volgt de korte procedure. Dit houdt in dat doorgegaan kan worden met de planvorming onder de voorwaarde dat de standaard waterparagraaf wordt toegepast.

Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen). Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn waterveiligheid, klimaatbestendigheid omgeving en ruimte voor waterberging. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

WATERSYSTEEM
In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.

AFVALWATERKETEN
Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

Wateraspecten plangebied

WATERHUISHOUDING
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.

VOORKEURSBELEID HEMELWATERAFVOER
In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via een gescheiden stelsel: hemelwater wordt geïnfiltreerd.

AANLEGHOOGTE VAN DE BEBOUWING
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 cm ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen, wordt geadviseerd een drempelhoogte van 30 cm boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

In het plan wordt ernaar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Het aspect water vormt geen belemmering voor het plan.

4.3 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Kader

Het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.) is gewijzigd. De wijziging is het gevolg van de implementatie van Richtlijn 2014/52/EU die ziet op het wijzigen van Richtlijn 2011/92/EU. Dit is de richtlijn die ziet op projecten (kolom 4). De wijzigingsrichtlijn is voor het overgrote deel geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. Het gewijzigde Besluit m.e.r. is in werking getreden op 7 juli 2017.

Een van de belangrijkste gevolgen van de wijziging van het Besluit m.e.r. is dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden aangevraagd door middel van een aanmeldnotitie. Dit is geregeld in artikel 2 lid 5 Besluit m.e.r. De aanmeldnotitie beschrijft de gevolgen van de voorgenomen activiteit voor het milieu en geeft een conclusie omtrent de noodzaak tot een m.e.r.-procedure. Aan de hand van deze informatie kan het bevoegd gezag een beslissing nemen of voor de voorgenomen activiteit een MER dient te worden opgesteld.

Afweging

Het wijzigingsplan maakt een functiewijziging mogelijk van een maatschappelijke bestemming naar een woonbestemming, zonder nieuwe bouwmogelijkheden. Deze gebruikswijziging is dusdanig beperkt naar aard en omvang dat geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is niet noodzakelijk.

 

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Inleiding

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • a. een verbeelding van het bestemmingsplangebied zowel analoog (bestaande uit een kaartblad, schaal 1:1.000 met bijbehorende legenda en verklaring) als digitaal, waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • b. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting.

Ook zijn de regels van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) toegepast. Met deze standaard worden de regels en de verbeelding zodanig opgebouwd en ingericht dat bestemmingsplannen goed met elkaar kunnen worden vergeleken.

Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het bestemmingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie beslissend.

5.2 Opzet van de regels

De regels zijn opgebouwd uit een aantal hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 is een uitleg van de in het wijzigingsplan gebruikte begrippen opgenomen, alsmede de wijze van meten.

BEGRIPPEN
In dit artikel zijn de standaard begripsomschrijvingen van de gemeente opgenomen, aangevuld met die begrippen die specifiek in dit wijzigingsplan voorkomen en waarbij sprake is van een (mogelijk) afwijkende betekenis in het algemene spraakgebruik en/of technische begrippen.

WIJZE VAN METEN
Om de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken te kunnen bepalen, is aangegeven hoe deze worden gemeten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingen opgenomen. Hierna wordt per bestemming een korte uitleg gegeven.

WOONGEBIED
Het hele plangebied heeft een woonbestemming. De regels sluiten aan op de regels van artikel 18 van het bestemmingsplan Wonen Ommen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn de anti-dubbeltelregel, de algemene bouw- en gebruiksregels, de algemene afwijkingsregels en de overige regels opgenomen.

ANTI-DUBBELTELREGEL
Het doel van de anti-dubbeltelregel is om te voorkomen dat, wanneer volgens een wijzigingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Kort gezegd, komt het erop neer, dat grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van gebouwen, niet een tweede maal mag meetellen voor de toelaatbaarheid van andere gebouwen, als die grond inmiddels tot een ander bouwperceel is gaan behoren.

ALGEMENE GEBRUIKSREGELS
In de algemene gebruiksregels is aangegeven welke specifieke vormen van gebruik in elk geval strijdig zijn met de bestemmingen. In dit wijzigingsplan is een verbod opgenomen voor het gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval en als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen. Dit verbod geldt voor alle bestemmingen. In de algemene gebruiksregels zijn verder regels opgenomen die voorschrijven dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd.

ALGEMENE AFWIJKINGSREGELS
In de algemene afwijkingsregels is een aantal bepalingen opgenomen die het mogelijk maken om het plan op ondergeschikte punten aan te passen. Omdat dit zich niet beperkt tot één bestemming, maar bij diverse bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels in beginsel op alle bestemmingen van toepassing. Het verlenen van een omgevingsvergunning met afwijking mag geen automatisme zijn. Het verlenen van de vergunning wordt zorgvuldig afgewogen en gemotiveerd.

ALGEMENE WIJZIGINGSREGELS
In de algemene wijzigingsregels zijn regels opgenomen om het plan wijzigen, in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen

OVERIGE REGELS
In de overige regels zijn regels opgenomen met betrekking tot de afstemming met de welstandscriteria. Hier zijn ook regels opgenomen over het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen en andere meerdaagse of regelmatig terugkerende activiteiten.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening. Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit wijzigingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing met 10% wordt mogelijk gemaakt.

Het gebruik van gronden en bebouwing dat in strijd is met dit nieuwe wijzigingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

In de slotregel van het wijzigingsplan wordt aangegeven onder welke titel het wijzigingsplan wordt vastgelegd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Dit wijzigingsplan is een initiatief van de gemeente Ommen. De uit het plan voortkomende kosten worden door de gemeente gedragen. De gemeente is zelf opsteller van dit wijzigingsplan. De kosten voor het verrichten van de noodzakelijke onderzoeken ten behoeve van de planvorming vanwege dit wijzigingsplan worden dan ook door de gemeente gedragen. De gebruikelijke kosten voor de ambtelijke planbegeleiding worden door de gemeente gedragen.

Dit plan maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Er is geen sprake van bouwplannen in het kader van de Grondexploitatiewet (artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening in combinatie met artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening). Er is derhalve geen planschaderisico. Op basis van deze overweging moet het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpwijzigingsplan heeft ter inzage gelegen van 5 mei 2022 tot en met 15 juni 2022. Tijdens de inzagetermijn zijn geen zienswijzen ingediend.