Plan: | 'Wonen, herziening De Maat - Koesteeg, Ommen' |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0175.wonen2012bp0003-VG01 |
Op 27 juni 2013 is het bestemmingsplan ''Wonen Ommen'' vastgesteld. Ter plaatse van het plangebied, gelegen op de hoek van de Maat met de Koesteeg in Ommen bestaat het voornemen om twee nieuwe woningen te realiseren. In het vigerende bestemmingsplan is een bouwvlak opgenomen waarbinnen twee woningen zijn toegestaan.
De initiatiefnemer wil graag één van de twee woningen realiseren aan de zuidkant van het bestaande bouwvlak conform een stedenbouwkundig ontwerp uit 2003. Dit plan is destijds niet overgenomen in het bestemmingsplan. Hierdoor valt de voorgenomen locatie van één van de twee woningen buiten het bouwvlak. Om de woning op de beoogde locatie te realiseren moet hiervoor het bestaande bouwvlak worden veranderd.
Het vigerende bestemmingsplan wordt herzien wat betreft het bouwvlak en de regels aangaande de goot- en bouwhoogte, conform het ontwerp van de initiatiefnemer.
De voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan maakt de verandering van het bouwvlak mogelijk. En naar aanleiding van de wens van de initiatiefnemer om woningen te realiseren met hogere goot- en bouwhoogtes dan in het vigerende bestemmingsplan mogelijk zijn wordt in de herziening een afwijkingsbevoegdheid voor een hogere goot- en bouwhoogte opgenomen.
Voor de rest blijft het vigerende bestemmingsplan ''Wonen Ommen'' gelden. Voor de toelichting van het bestemmingsplan wordt daarom aangesloten bij dit bestemmingsplan. De ligging van het plangebied, de regels uit het vigerende bestemmingsplan, de uitvoerbaarheid, de uitgevoerde onderzoeken en de juridische planbeschrijving worden wel toegelicht in het voorliggende plan.
Het plangebied ligt en zuiden van de kern Ommen en grenst aan de hoek aan de hoek van de Maat (westkant) met de Koesteeg (noordkant).
Aan de zuidkant ligt de bestaande woning de Maat nr. 4 en aan de westkant liggen de bestaande woningen de Maat nrs. 1 en 6.
Het plangebied betreft een braakliggend perceel waar woningbouw mogelijk is conform het vigerende bestemmingsplan ''Wonen Ommen''.
Afbeelding ligging plangebied, links begrenzing plangebied en rechts ligging plangebied in Ommen
Wonen Ommen
Het plangebied is gelegen binnen het vigerende bestemmingsplan ''Wonen Ommen'', vastgesteld op 27 juni 2013. Het plangebied is bestemd met ''Woongebied'' (artikel 18). De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, beperkt tot het bestaande aantal woningen, aan huis gebonden beroep en bestaande garageboxen.
Woongebied
In de bouwregels is opgenomen dat gebouwen binnen het aangewezen bouwvlak moeten worden gebouwd en dat
ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het aangeduide aantal woningen mag worden gebouwd. Ter plaatse van het plangebied is een bouwvlak opgenomen en middels een aanduiding geborgd dat maximaal twee woningen gerealiseerd mogen worden.
De maximale bouwhoogte mag 8 meter bedragen en de maximale goothoogte mag 3,5 meter bedragen.
Het planvoornemen betreft de realisatie van twee woningen welke passend zijn binnen de bestemmingsomschrijving en de bouwregels van de bestemming ''Woongebied''. Echter, de locatie van één woning is buiten het bestaande bouwvlak gelegen. Door de verandering van het bouwvlak kan de woning op de beoogde locatie worden gebouwd. De andere woning wordt wel binnen het bestaande bouwvlak gebouwd.
Archeologie
Voor het gehele plangebied geldt een archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde''. Middels specifieke functieaanduidingen is geborgd welke regels van toepassing zijn. Ter plaatse van het plangebied is de aanduiding ''specifieke vorm van waarde - archeologische verwachting 1'' opgenomen.
Op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde'' mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien daarvoor omgevingsvergunning door burgemeester en wethouders is verleend.
Omgevingsvergunning wordt verleend, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Een omgevingsvergunning is niet vereist, indien:
Molenbiotoop
Het plangebied is gelegen binnen een molenbiotoop. De ligging van deze biotoop is met een gebiedsaanduiding ''vrijwaringszone - molenbiotoop 2'' aangeduid. De regels behorende bij deze biotoop blijven gelden na vaststelling van de partiële herziening. Hierdoor blijft het functioneren van de molen beschermd.
In onderstaande afbeelding is een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan opgenomen. Het ingetekende vlak (vierkant) betreft het bestaande bouwvlak. De locatie waar de tweede woning is voorzien is buiten de contouren van het bestaande bouwvlak gelegen. De beoogde locatie is gebaseerd op een ontwerp uit 2003, dit wordt nader toegelicht in het volgende hoofdstuk. Om de bouw van de tweede woning op de beoogde locatie mogelijk te maken moet het bouwvlak in zuidelijke richting worden uitgebreid.
Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan
Partiële herziening
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van maximaal twee woningen. Omdat er geen strijdigheid is met de regels van het vigerende bestemmingsplan, behalve aangaande het bouwvlak en de goot-en bouwhoogte, blijven de regels uit dit plan gelden. De voorliggende partiële herziening maakt alleen de verandering van het bouwvlak en een hogere goot- en bouwhoogte mogelijk. De regels voor de bestemmingen ''Woongebied'', 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde'' en voor de gebiedsaanduiding ''vrijwaringszone - molenbiotoop 2'' blijven van toepassing. Dit betekent ook dat voor de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen moet worden beoordeeld of archeologisch onderzoek wel of niet benodigd is.
Ook het (nog vast te stellen) bestemmingsplan ''Facetherziening parkeren Ommen'' is van toepassing op de partiële herziening.
Het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd;
In Hoofdstuk 2 wordt het stedenbouwkundig plan voor de locatie toegelicht. In Hoofdstuk 3 worden de onderzoeken naar omgevingsaspecten toegelicht en in Hoofdstuk 4 en Hoofdstuk 5 worden de juridische planbeschrijving en uitvoerbaarheid toegelicht.
Voor het beleidshoofdstuk wordt verwezen naar het vigerende bestemmingsplan. Na de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan is het provinciaal beleid geactualiseerd. De voorliggende partiële herziening ziet op een andere verkaveling van twee woningen. Noch de Omgevingsvisie 2017 noch de Omgevingsverordening 2017 levert hiervoor een belemmering op. Ook het gemeentelijk beleid levert geen belemmeringen op, er worden geen extra woningen gerealiseerd dan planologisch al mogelijk was.
Bestaande situatie
In de bestaande situatie bestaat het plangebied uit een braakliggend stuk grond.
Nieuwe situatie
Het planvoornemen is om twee woningen te realiseren, één woning gelegen aan de hoek van de Maat en de Koesteeg en één woning gelegen ten zuiden hiervan. Bij beide woningen wordt het parkeren op eigen terrein geregeld.
In 2003 is een stedenbouwkundig ontwerp gemaakt voor deze woningen. Dit ontwerp voorzag in een situering waarbij de woningen ten opzichte van elkaar noord - zuid lagen. Deze situering is in het voorheen geldende bestemmingsplan als zodanig bestemd. In het vigerende bestemmingsplan is een situering aangehouden die aansluit op de eigendomsgrenzen. De woningen zijn daarin ten opzichte van elkaar oost - west georiënteerd. Echter, stedenbouwkundig bestaat er geen bezwaar tegen de oorspronkelijke verkaveling, waarbij de woningen ten opzichte van elkaar noord - zuid zijn gelegen en waarbij een deel van het perceel De Maat 4 wordt betrokken. De ligging van het bouwvlak in de nieuwe situatie wordt zodanig gekozen, dat enerzijds recht wordt gedaan aan de ruime opzet van het gebied en anderzijds voldoende privéruimte op de percelen is te realiseren. Voor de percelen zijn de geldende maximale goot- en bouwhoogtes van toepassing. Op deze locatie is denkbaar dat een hogere goot- en/of bouwhoogte stedenbouwkundig aanvaardbaar is. Ten behoeve van het architectuurbeeld kan van de maximale goot- en bouwhoogte worden afgeweken.
Afbeelding: voorheen geldend bestemmingsplan, waarbij het bestaande aantal woningen is toegestaan en ter plaatse van een pijl een nieuwe woning
Afbeelding stedenbouwkundig plan 2003
In onderstaande afbeelding is het ontwerp van de nieuwe woning op de hoek van de Maat en Koesteeg opgenomen. Het ingetekende bouwvlak in deze tekening is gebruikt ten behoeve van het tekenen van de verlegging van het bestaande bouwvlak.
Afbeelding ontwerp plan nieuwe woning hoek de Maat en Koesteeg, 2017
In onderstaande afbeelding is het nieuwe bouwvlak waarbinnen beide woningen gerealiseerd kunnen worden weergegeven.
Afbeelding nieuw bouwvlak
Het exacte bouwplan van de woning is qua vormgeving nog niet definitief, het definitieve bouwplan wordt daarom getoetst in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning.
Ter plaatse van het plangebied geldt al een woonbestemming. Dit betekent dat wonen gezien vanuit milieu toegestaan is. Er wordt daarom aangesloten bij de uitgevoerde onderzoeken uit het vigerende bestemmingsplan, op twee onderzoeken na. Omdat de partiële herziening een nieuwe woning mogelijk maakt buiten het aangewezen bouwvlak is de bodemkwaliteit onderzocht en zijn de aspecten archeologie, water en luchtkwaliteit beoordeeld. Omdat het planvoornemen voorziet in de realisatie van twee woningen, geluidsgevoelige objecten, welke zijn gelegen binnen de geluidszone van de provinciale weg, is ook het aspect akoestiek onderzocht.
Omdat het plangebied is gelegen binnen de molenbiotoop wordt ook dit aspect toegelicht.
Ten opzichte van het geldende plan hebben zich in de omgeving van het plangebied geen wijzigingen voorgedaan waarvoor nieuw onderzoek gedaan moet worden.
Buro DB heeft in januari 2018 een akoestisch onderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. Het onderzoek heeft de te verwachten geluidssituatie bij de nieuwe woningen inzichtelijk gemaakt. Het onderzoek is als Bijlage 1 bijgevoegd.
De relevante geluidsbronnen zijn de volgende wegen:
De Stationsweg is ter plaatse van het plangebied een 50 km/uur weg en de Zwolseweg heeft deels een 60 km/uur en deels een 30 km/uur-regime. De Koesteeg en De Maat zijn beide 30 km/uur wegen.
Onderzoek
Zonering
De wet- en regelgeving omtrent het geluid in Nederland is vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). In artikel 74 van de Wgh is bepaald dat zich langs alle wegen een geluidszone bevindt. Uitzonderingen hierop zijn wegen waarvoor een wettelijke maximum snelheid geldt van 30 km/uur en woonerven.
De breedte van de geluidszone hangt af van het aantal rijstroken waaruit de weg bestaat en van de ligging van de weg in stedelijk dan wel buitenstedelijk gebied. Doel van de geluidszone is het vaststellen van de geluidsgevoelige bestemmingen die deel (moeten) uitmaken van het akoestisch onderzoek. In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de geldende breedtes van de geluidszone per type weg.
Tabel Overzicht breedte wettelijke geluidszones per wegtype
De Koesteeg, De Maat en een deel van de Zwolseweg zijn 30 km/uur-wegen. Deze wegen zijn wettelijk niet gezoneerd en de geluidsbelasting van het wegverkeer op de wegen hoeft niet te worden getoetst. Het bouwperceel ligt direct aan de Koesteeg en De Maat. In dit onderzoek is de geluidsbelasting van deze wegen daarom wel onderzocht en beoordeeld op de geldende randvoorwaarden voor een goede ruimtelijke ordening.
De Stationsweg is een 50 km/uur-weg en het wegdeel van de Zwolseweg dat is gelegen buiten de bebouwde kom heeft een 60 km/uur-regime. Deze beide wegen zijn voor de Wgh wel gezoneerd. Het plangebied ligt binnen de geluidszone van deze wegen en de te verwachten geluidsbelasting van de wegen is daarom bepaald en getoetst aan de wettelijke normen.
Conclusie
Uit het onderzoek volgt dat de maximale geluidsbelasting van het verkeer op zowel de Stationsweg als de Zwolseweg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschrijdt. Het plan voor de bouw van twee woningen voldoet daarmee aan de wettelijke norm en het treffen van geluidsbeperkende maatregelen is om die reden niet nodig.
Verder blijkt dat de te verwachten geluidsbelasting ten gevolge van de 30 km/uur-wegen (Koesteeg en De Maat) ongecorrigeerd maximaal 40 dB zal zijn. De te verwachten geluidsbelasting van het wegverkeer is daarmee (zeer) acceptabel. Vanuit het aspect geluid is er sprake van een goed woon- en leefklimaat en voor de realisatie van het plan is het treffen van geluidsbeperkende maatregelen niet nodig. Bij het uitvoeren van het plan is er sprake van een goede ruimtelijke ordening.
De maximale gecumuleerde geluidsbelasting van het wegverkeer bij de planlocatie is 50 dB. De grenswaarde van 53 dB (gecumuleerd) wordt daarmee niet overschreden. Dat betekent dat er voor de nieuwbouw geen, op het Bouwbesluit aanvullende eisen gelden ten aanzien van de geluidwering van de gevels. Bij de aanvraag omgevingsvergunning is nader onderzoek naar de benodigde karakteristieke geluidwering van de gevels niet nodig.
Het aspect geluid levert geen belemmeringen op voor het planvoornemen.
Omdat er nieuwe woningen worden gerealiseerd, waarvan één woning buiten het bestaande bouwvlak, dient te worden aangetoond dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geschikt is voor wonen.
In 2001 is door bureau Mateboer een verkennend bodemonderzoek en in 2004 is een nader bodemonderzoek uitgevoerd voor het gedeelte van het plangebied waar de uitbreiding van het bouwvlak is gelegen. Ter plaatse van het bestaand bouwvlak was al een woning mogelijk ten tijden van het onderzoek. Derhalve hoefde deze locatie niet te worden onderzocht.
Uit het onderzoek in 2001 is destijds gebleken dat de onderzoeksshypothese dat de bodem niet verontreinigd zou zijn moest worden verworpen. In het verleden heeft een schoolgebouw op het terrein gestaan en is een ondergrondse HBO-tank in gebruik geweest. Bij het onderzoek zijn licht tot sterk verhoogde gehalten aan minerale olie gemeten. In het grondwater is tevens een matig verhoogde concentratie aan arseen vastgesteld. Een ernstig geval van bodemverontreiniging kon tijdens het onderzoek niet worden uitgesloten. Daarom is in 2004 een nader bodemonderzoek uitgevoerd door bureau Mateboer.
Het doel van het nader bodemonderzoek was het bepalen van de mate en omvang van de aangetroffen grond- en grondwaterverontreiniging met minerale olie en de aangetroffen grondwaterverontreiniging met arseen ter plaatse van de voormalige ondergrondse HBO-tank. Met het bepalen van de mate en omvang van de verontreiniging wordt bepaald of er sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging.
Conclusie onderzoek 2004
Herkomst verontreiniging
De olieverontreiniging wordt toegeschreven aan het gebruik van een ondergrondse HBO-tank in het verleden. Mogelijk heeft de tank gelekt of er is sprake geweest van morsen tijdens het vullen.
Mate en omvang verontreiniging
Bij onderhavig nader bodemonderzoek is in de grond maximaal een lichte verontreiniging met minerale olie geconstateerd. In het grondwater is geen verontreiniging met minerale olie, vluchtige aromaten en/of arseen meer aangetroffen. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de sterke verontreiniging met minerale olie in grond en grondwater en de matige verontreiniging met arseen in het grondwater zoals die bij voorgaand verkennend bodemonderzoek in 2001 is aangetroffen nu niet meer aanwezig zijn. Uitspoeling van de verontreiniging door hemelwater, "uitwaaiing" van de verontreiniging via het grondwater of natuurlijke afbraak kunnen mogelijke oorzaken zijn. In de afgelopen 3 jaar zal daardoor de mate van de verontreiniging kleiner zijn geworden. Bij de gemeten waarden van onderhavig onderzoek zijn geen actuele humane, ecologische en verspreidingsrisico's aanwezig. De omvang van de lichte verontreiniging met minerale olie in de grond wordt geschat op enkele kubieke meters.
Karakterisering verontreinigingsgeval
Volgens de Wet Bodembescherming is er, op basis van de mate van de verontreiniging in grond en grondwater en de afwezigheid van actuele risico's, geen sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging. (Er is sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging indien voor tenminste één stof de interventiewaarde wordt overschreden voor een volume in tenminste 25 m3 grond of in tenminste 100 m3 grondwater of indien er sprake is van actuele risico' s).
De verontreiniging is ontstaan voor 1987 zodat de zorgplicht zoals beschreven in art. 13 van de Wet Bodembescherming niet van kracht is voor de nog aanwezige lichte bodemverontreiniging.
Aanbevelingen
Op grond van de resultaten van het nader bodemonderzoek is er geen saneringsnoodzaak en zijn er vanuit milieuhygiënisch oogpunt, bij de huidige bodemkwaliteit, geen bezwaren tegen de voorgenomen woningbouw op het terrein.
Het aspect bodem levert geen belemmeringen voor het voorliggende plan.
Het plangebied is gelegen binnen het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. In het plangebied neemt de verharding toe vanwege de veranderde vormgeving van het bouwvlak.
Kader
Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn de Kaderrichtlijn Water en retentiecompensatie. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Beoordeling/conclusie
Conform het beleid van het waterschap is compensatie benodigd bij een toename van het verhard oppervlak met meer dn 1500 m2. De verharding in het plangebied, ten gevolge van de veranderde vormgevingvan het bouwvlak, neemt met minder dan 1500 m2 toe. De toename bedraagt 1094m2.
Voor de riolering wordt aangesloten op het reeds bestaande rioleringsysteem.
Het aspect water levert geen belemmeringen op voor het planvoornemen.
Ruimtelijke plannen die procedures doorlopen conform de Wet op de ruimtelijke ordeningen dienen te voldoen aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. De formele definitie van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is: "het coördineren van de verschillende belangen tot een harmonisch geheel dat een grotere waarde vertegenwoordigd dan het dienen van de belangen afzonderlijk". Een goede luchtkwaliteit is een van de belangen, ofwel de luchtkwaliteit dient geschikt te zijn voor de beoogde functie. Daarom is het wenselijk om inzicht te hebben in de luchtkwaliteitsituatie en te bepalen of de mate van blootstelling acceptabel is.
In Titel 5.2. Luchtkwaliteitseisen van de Wet Milieubeheer (Wm) zijn bepalingen en voorschriften opgenomen betreffende de luchtkwaliteit in Nederland. Bestuursorganen dienen op grond van artikel 5.16, eerste lid Wm, bij de uitoefening van in het tweede lid limitatief opgesomde bevoegdheden of toepassing van wettelijke voorschriften, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, gebruik te maken van een of meer van de volgende gronden:
Niet in betekenende mate bijdragen
Per 22 maart 2013 is de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen' (regeling NIBM) van kracht). In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' (Regeling NIBM) zijn voor verschillende functiecategorieën cijfermatige kwantificaties opgenomen, waarbij een ontwikkeling als een NIBM-project kan worden beschouwd (artikel 4).
Projecten die “niet in betekenende mate” (NIBM) een bijdrage leveren aan de luchtverontreiniging, hoeven op grond van artikel 5.16 van de “Wet milieubeheer” niet individueel getoetst te worden aan de genoemde grenswaarden. Het is in dat geval voldoende om aan te tonen dat een voorgenomen ontwikkeling NIBM’ is.
Beoordeling en conclusie
De ontwikkeling voorziet planologisch niet in een toename van het aantal woningen waardoor het aantal verkeersbewegingen ook niet toeneemt. De bouw van de woningen draagt in niet betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Om inzicht te geven in de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging als gevolg van het plan zijn de concentraties uit de digitale monitoringstool, die behoort bij het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) bekeken. Uit de monitoringstool (2017) blijkt dat de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) ter plaatse van de dichtst bijgelegen doorgaande weg, Varsenerdijk (ten noorden van het plangebied), nergens meer bedragen dan grenswaarden 40 ug/m3. De hoogte concentratie NO2 bedraagt 17,8 en de hoogste concentratie PM10 bedraagt 16,5 De PM2,5 concentraties zijn nergens hoger dan 9,8 ug/m3 (2016) (grenswaarde 25 ug/m3).
Ter plaatse van de dichtstbijzijnde doorgaande weg is er geen sprake van een overschrijding van de grenswaarden.
De N348 is ter hoogte van het plangebied niet opgenomen in de monitoringstool. Verder richting het zuiden is de weg wel opgenomen in de monitoringstool 2017. Hieruit blijkt dat de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) ter plaatse van de dichtst bijgelegen doorgaande weg, Varsenerdijk (ten noorden van het plangebied), nergens meer bedragen dan grenswaarden 40 ug/m3. De hoogte concentratie NO2 bedraagt 16,1 en de hoogste concentratie PM10 bedraagt 15,8. De PM2,5 concentraties zijn nergens hoger dan 9,4 ug/m3 (2016) (grenswaarde 25 ug/m3).
Derhalve is er sprake van een goed- en woonleefklimaat gezien vanuit luchtkwaliteit.
Archeologie
In paragraaf 1.3 is beschreven dat voor het gehele plangebied een archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde''. In deze paragraaf wordt het planvoornemen getoetst aan de regels behorende bij deze bestemming.
De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Een omgevingsvergunning is niet vereist, indien:
De veranderde vormgeving van het bouwvlak betreft een uitbreiding, ten opzichte van de oppervlakte van het bestaande bouwvlak, met circa 1000 m2. Daarmee wordt voldaan aan één van de twee voorwaarden dat een omgevingsvergunning niet benodigd is in het kader van archeologie.
De dubbelbestemming blijft gehandhaafd in de voorliggende partiële herziening. Hiermee wordt geborgd dat de archeologische waarden beschermd blijven. In het kader van aanvraag omgevingsvergunning bouwen wordt getoetst of de grondwerken dieper dan 50 cm onder maaiveld plaats vinden of niet. Als daar geen sprake van is dan is geen omgevingsvergunning nodig in het kader van archeologie. Aan de eis omtrent oppervlakte voldoet het plan.
Cultuurhistorie
Ter plaatse van het plangebied staan geen cultuurhistorisch waardevolle gebouwen. Het plangebied is op geruime afstand gelegen van Landgoed Het Laer ten westen van het plangebied. Daarmee wordt gesteld dat het planvoornemen geen cultuurhistorische waarden aantast.
De regels voor de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop zijn opgenomen in artikel 28.3 in het vigerende bestemmingsplan. In lid 28.3.3 afwijken van de bouwregels is bepaald dat het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning af kan wijken van het bepaalde in artikel 28.3.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, mits de belangen van de molen niet onevenredig worden geschaad. Hierover dient vooraf advies te worden ingewonnen van de Stichting Ommer Molens.
In het voorliggende wijzigingsplan is een afwijkingsmogelijkheid voor een hogere goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4m en 9m opgenomen. Hiervoor is advies ingewonnen bij de Stichting Ommer Molens. Deze stichting heeft bij mail van 8 april 2018 aangegeven dat de voorgenomen bouwplannen geen belemmering oplevert voor de huidige molenbiotoop van de Konijnenbeltsmolen aan de Zwolseweg 5 in Ommen.
De molenbiotoop staat een verlening van een vergunning voor een hogere goot- en bouwhoogte niet in de weg.
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een partiële herziening van het vigerende bestemmingsplan ''Wonen, Ommen''. In verband met een gewijzigde verkaveling wordt het bouwvlak veranderd en wordt er een afwijkingsmogelijkheid opgenomen ten behoeve van een hogere goot- en bouwhoogte.
De regels van het vigerende bestemmingsplan blijven van toepassing. Aanvullend daarop wordt voor deze locatie een afwijkingsbevoegdheid aanvaardbaar geacht voor een hogere goot- en/ of bouwhoogte, ten behoeve van een goed architectuurbeeld'. Deze afwijkingsbevoegdheid is gekoppeld aan een aanvraag omgevingsvergunning.
Daarnaast is de facetherziening parkeren Ommen opgenomen.
De juridische planbeschrijving die is opgenomen in hoofdstuk 5 van de toelichting van het vigerende bestemmingsplan blijft voor de rest van toepassing.
Op grond van artikel 3.1.1, lid 1 juncto artikel 3.1.6, lid 1 onder c Bro pleegt het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Over het plan is geen vooroverleg gevoerd met de provincie. Het betreft bestaand stedelijk gebied. De wijziging van de verkaveling valt onder de uitzonderingslijst die Gedeputeerde Staten hebben vastgesteld voor gevallen waarvoor vooroverleg niet nodig is.
Op grond van artikel 3.6 Algemene wet bestuursrecht heeft het ontwerpbestemmingsplan met ingang van 21 juni 2018 gedurende een periode van zes weken voor een ieder ter visie gelegen. Het was voor één ieder mogelijk om een zienswijze in te dienen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ontvangen.
De gemeenteraad stelt een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Dat hoeft niet als:
In dit plan is sprake van één of meer van deze uitzonderingsgronden., zodat een exploitatieplan niet nodig is. Met de initiatiefnemers is een planschadeovereenkomst gesloten. De kosten van de realisatie komen geheel voor rekening van de initiatiefnemers. Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar.