1.1 Aanleiding
De aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan was een principeverzoek van de eigenaar. De aanleiding daarvoor was dat tijdens de bijeenkomst van het Plaatselijk Belang van 15 oktober 2021 in de uitslag van de "Beerzerveld Expeditie" duidelijk naar voren kwam dat de wens van de bewoners zich toespits op starters- en seniorenwoningen. Ook het doortrekken van het fietspad langs de Westerweg staat hoog op de wensenlijst.
De belemmering van aanleg van het vrijliggende fietspad langs de Westerweg had destijds te maken met het feit dat de bestaande woningen dicht op de weg staan en daarmee het doortrekken van het fietspad en de verlegging van het voetpad belemmeren.
Nu het restaurant Content met woningen wordt gesloopt kan het fietspad doorgetrokken worden. Met deze wijziging wordt aan 2 wensen van het Plaatselijk belang voldaan:
- de leefbaarheid van het dorp vergroten en
- de veiligheid van de fietsers aan de Westerweg verbeteren.
Hutten Vastgoed is bezig met de verkoop van de woningen langs de Westerweg, zoals die opgenomen zijn in het bestemmingsplan Kleine kernen, herziening Klooserdijk-Westerweg, Beerzerveld.
De 2x twee-onder-een-kap-woningen die in het recent aangepaste bestemmingsplan zijn opgenomen, zijn allemaal verkocht aan jonge gezinnen uit Beerzerveld en Marienberg.
De opbrengst van de bestaande woning weegt niet op tegen de sloop en de verkoop van 2 kavels en het totale plaatje levert wel een mooiere lintbebouwing op.
Het initiatief betreft de volgende wijzigingen.
- De Westerweg 4 heeft een bedrijfsbestemming met wonen en wordt gewijzigd in een reguliere woonbestemming. De reden hiervoor is dat deze woning moeilijk te financieren is, de verkoop stuit op financieringsproblemen vanwege deze bedrijfsbestemming en de ligging binnen het bouwvlak van het achterliggende bedrijf en veel kopers haken daardoor af.
- De Westerweg 8 zou worden gewijzigd in 2x twee-onder-een-kap-woningen, waarbij het bestaande pand van het restaurant Content inclusief de bestaande woning wordt gesloopt (volgens onderstaande schets).
Figuur 1: Schetsontwerp verzoek
De reden hiervoor is dat tijdens de bijeenkomst van het plaatselijk belang van 15 oktober 2021 in de uitslag van de: Expeditie Beerzerveld: duidelijk naar voren kwam dat de wens van de bewoners zich toespits op starters en seniorenwoningen en niet op de geplande vrijstaande woningen.
Bij de nadere uitwerking bleek dat de woningen op de reeds verkochte kavels anders waren vergund dan opgenomen in het bestemmingsplan 'Kleine Kernen, herziening Kloosterdijk-Westerweg, Beerzerveld' is vastgelegd. Daardoor bleef er ruimte over. Wat dat voor gevolg had is beschreven in
toelichting paragraaf 2.1.
1.1.1 Uitwerking initiatief
1.1.1.1 Woning Westerweg 4
Het pand betreft Westerweg 4 dat in dit plan "van kleur verschiet" van bedrijfswoning (paarse bestemming) naar een burgerwoning (gele bestemming).
Binnen het geldende bestemmingsplan was een uitgebreidere versie van een "bedrijf aan huis" mogelijk, maar vanuit de financiering bleek dit herhaaldelijk op problemen te stuiten, omdat het feitelijk meer een burgerwoning zou zijn dan een bedrijfswoning.
Figuur 2: Westerweg 4 (bron: GoogleMaps)
1.1.1.2 Woning Westerweg 8
Bestaande situatie:
Op onderstaande foto is het pand weergegeven dat in het geldende bestemmingsplan zou blijven staan. Het betreft het 'boerderijtje' met de rode pannen. Links zijn de te slopen schuur en Content te zien, zoals in het geldende bestemmingsplan was voorzien. Op de slooplocatie zou één vrijstaande woning komen.
.

Figuur 3: Bestaande situatie Westerweg 8
Vanwege de randvoorwaarden in het principebesluit (zie
toelichting paragraaf 1.2) waarbij er ruimte gecreëerd moet worden voor een vrijliggendfietspas en trottoir, moet nu ook het 'boerderijtje' gesloopt worden.
1.2 Overeenstemming gemeente
De gemeente staat (in principe) positief tegenover het verzoek, omdat:
- de locatie Westerweg 4 niet meer wordt gebruikt als bedrijfswoning. Herbestemming naar een reguliere woonbestemming ligt daarom voor de hand;
- een woonbestemming past bij de locatie Westerweg 4. De bestaande bedrijfswoning Westerweg 4 ligt in een lint met veelal woonbestemmingen. Door de bedrijfsbestemming te veranderen in een woonbestemming wordt hierbij aangesloten;
- er door sloop en herbouw ontstaat ruimte voor een fietspad (een van de uitkomsten van de Beerzerveld Expeditie). De huidige panden aan Westerweg 8 staan op zeer korte afstand tot de Westerweg. Het is praktisch gezien niet haalbaar hier voorlangs nog een fietspad aan te leggen. Door sloop van de bestaande panden en herbouw westelijker het perceel, ontstaat ruimte voor dit fietspad;
- er met dit plan (de toevoeging van twee woningen op locatie Westerweg 8) tegemoet wordt gekomen aan de vraag naar woningen;
- ook voor Westerweg 8 geldt dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met, en passend is bij het huidige gebruik aan de Westerweg. Sloop en herbouw levert ruimtelijke kwaliteitswinst op;
- er geen milieubelemmeringen worden verwacht. Dit dient nader onderbouwd te worden.
Betrekken van de omgeving bij uw plannen
Bij de uitwerking van de plannen dienen omwonenden en/of belanghebbenden in de directe omgeving
van het plangebied betrokken te worden. Medio april 2022 is een bijeenkomst voor belangstellenden georganiseerd.
1.3 Ligging, begrenzing en juridische status van het plangebied
1.3.1 Ligging en begrenzing
Het plangebied ligt aan het begin van de Westerweg tussen de Klooserdijk / de brug over het Kanaal Almelo - De Haandrik en de toegang tot het sportpark 'Westerpark'.
Figuur 4: Plangebied indicatief rood omrand aangegeven (bron: Google Earth)
Het betreft de locaties Westerweg 4 en 8 en een strook van de Kloosterdijk tot aan de toegang van het sportpark. Westerweg 8 is de locatie van Content met aansluitend de resterende grond van de parkeerplaats die niet verkocht is voor de twee blokken 2-1-kap.
1.3.2 Bestemmingsplan
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan “Kleine Kernen, herziening Klooserdijk-Westerweg, Beerzerveld” bekend onder het planidentificatienummer NL.IMRO.0175.klkernen2012bp005-va01 en wel aan de Westerweg.
Figuur 5: BestemmingsplanverbeeldingBeerzerveld-Kloosterdijk (rood-omrand is plangebied)
1.5 Leeswijzer
De ruimtelijke onderbouwing wordt in de volgende hoofdstukken gemotiveerd en toegelicht. In deze toelichting komen na deze inleiding aan de orde:
- de planbeschrijving ter toelichting op de regels en de verbeelding (hoofdstuk 2);
- een korte weergave van het relevante beleidskader voor het plangebied (hoofdstuk 3);
- een beschrijving van de diverse omgevingsaspecten die mede een randvoorwaarde vormen voor de nieuwe ontwikkeling (hoofdstuk 4);
- een beschrijving en verantwoording van de gewenste ontwikkelingen (hoofdstuk 5);
- de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het plan (hoofdstuk 6).
2.1 Uitgangspunten en doelstellingen van het plan
De gemeente geeft het volgende voorbehoud mee:
Bij het vervolg dienen de volgende punten in acht genomen te worden:
- De grond ter plaatse van het te realiseren fietspad in eigendom komt van de gemeente. Het fietspad dient in het kader van de vervolgprocedure ook planologisch mogelijk gemaakt te worden.
- Starters en ouderen dienen de doelgroep te zijn van de te bouwen woningen aan de Westerweg 8.
- Hiermee komt u tegemoet aan de uitkomst(en) van de Beerzerveld Expeditie. Voor starters geldt dat de v.o.n.-prijs aantoonbaar onder de €250.000,- dient te liggen. Voor ouderen geldt dat er sprake moet zijn van specifieke kenmerken van de woning (bijvoorbeeld slaapkamer en badkamer op begane grond).
- De volledige bedrijfsbestemming kent op dit moment de mogelijkheid voor de bouw van een bedrijfswoning. Door Westerweg 4 te bestemmen naar wonen, en bijbehorend bedrijfsterrein buiten de herziening te laten, zou dit betekent dat deze optie planologisch blijft bestaan. Voorwaarde is daarom dat ook bijbehorende bedrijfsbestemming meegenomen dient te worden in de vervolgprocedure, waarin de optie tot de bouw van een bedrijfswoning voor dit gehele terrein komt te vervallen. Zo wordt voorkomen dat door de herziening op locatie Westerweg 4 een bouwmogelijkheid ontstaat voor een nieuwe bedrijfswoning.
- De algemene voorwaarden voor de bestemmingsplanprocedure gelden tevens als minimale voorwaarde.
Het door de gemeente onder 4 gestelde is niet juist. In de regels staat in artikel 3.1 onder h het volgende:
wonen ten behoeve van een bedrijf, uitsluitend ter plaatse van een bestaande bedrijfswoning, met dien verstande dat maximaal het bestaande aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
Alleen Westerweg 4 ligt binnen die bestemming en is dus de enige bedrijfswoning die bestaand en mogelijk is.
2.2 Stedenbouwkundige uitgangspunten
De stedenbouwkundige randvoorwaarden wijken niet wezenlijk af van die in het eerste plan voor dit gebied "Kleine kernen, herziening Kloosterdijk-Westerweg, Beerzerveld-
Westerweg" (plan-ID:
- NL. IMRO.0175.klkernen2012bp0005-va01 zijn opgenomen.
2.2.1.1 Voorgevelrooilijn
De voorgevel rooilijn verspringt getrapt van zuidwest naar noordoost. Het is een geleidelijke verspringing tussen het buitengebied met een ruime en diepe voortuin naar een ondiepe voortuin meer in de kern van het “dorpje”.
2.2.1.2 Grote volumes aan de straat
Aan de Westerweg staan de grotere volumes met de voorkant gericht op de straat. Dit kunnen ook twee-onder-een kappers zijn.
2.2.1.3 Bouwhoogten en kaprichtingen
De bebouwing aan de Westerweg is maximaal 2 lagen met een kap. Variatie in bouwlagen en kaprichtingen kan diversiteit in lintstructuur geven. Bijvoorbeeld door toepassing van 1 bouwlaag met kap of twee bouwlagen met kap. De bebouwing heeft diverse kaprichtingen maar geeft wel een rustig beeld.
2.2.1.4 Openbare ruimte
Het uitgangspunt dat er ruimte gereserveerd moet worden voor een vrijliggend fietspad betekent dat de bestemming Verkeer moet worden verruimd. Bij het ontwerp is rekening gehouden met de breedte van het bestaande fietspad verderop naar de afslag naar het sportpark. Ook zal er ruimte moeten zijn voor een trottoir.
Het profiel ziet er dan als volgt uit:
- de fietssuggestiestroken op de weg verdwijnen;
- aan de rand van de rijbaan bij de bebouwing wordt een schuinoplopendeopsluitband aangelegd van 20 cm breed aangelegd;
- het fietspad wordt 2,60 meter breed
- daaraan aansluitend wordt een voetpad van 1,50 aangelegd, beëindigd met een opsluitband van 10 cm.
De breedte is daarmee 4,40 meter, zoals hieronder aangegeven. Grofweg ligt de eigendomsgrens ter plaatse van de overgang van fietspad naar voetpad.
Figuur 6: Dwarsdoorsnede voet-fietspad
2.2.2 Uitwerking modellen
2.2.2.1 Rooilijnen
In figuur 7 en 8 zijn de voorstellen van het eerste plan en het huidige plan weergegeven. De stedenbouwkundige randvoorwaarden gaan ook nu uit van een beperkt aantal verspringingen in de rooilijn.
Figuur 7: Het vorige plan
Figuur 8: Het huidige plan
2.2.2.2 Volumes
Op figuur 9 is is de impressie van het vorig plan weergegeven. Links op figuur 9 staan de twee al gerealiseerde nieuwe woningen; daarnaast met het rode en het grijze dak de woningen die vergund/in aanbouw zijn. Daar weer naast het plan dat nu vervangen wordt.
Figuur 9: Vorig ontwerp van de locatie Westerweg
De locatie van Content zou volgens de aanvraag ingevuld worden met in beginsel dezefde twee blokken als die nu gebouwd worden, er is echter ruimte over. Daarover meer in
toelichting paragraaf 2.2.3.
2.2.3 Aanpassing t.o.v. het principeverzoek
In het principebesluit is medewerking toegezegd aan de gevraagde 4 woningen, met als voorwaarde dat er ruimte zou komen voor een vrijliggend fietspad.
De daadwerkelijke situatie van de al vergunde en verkochte woningen ter plaatse van de parkeerplaats wijkt af van het vastgestelde bestemmingsplan. De woningen komen niet meer evenwijdig aan de weg, maar parallel aan de al bestaande woning 8c. Ook zijn de kavels smaller (goedkoper) geworden. Daardoor bleef er ten opzichte van het ingediende schetsplan een reststrook over die op figuur X kruislings gearceerd is weergegeven.
Figuur 10: verkaveling met vrijliggend fietspad en trottoir.
Nu de gemeente nadrukkelijk ook starters wil bedienen en daarvoor een maximale prijs heeft bepaald, is een plan ontworpen dat daaraan tegemoet komt. Door de reststrook bij de ontwikkeling te betrekken kan een blok van 3-1-kap gerealiseerd worden. Het aantal woningen ligt niet expliciet vast in het besluit en/of de randvoorwaarden, dus het plan met 5 woningen past daar binnen.
2.2.4 Parkeren
Parkeren aan dit deel van de Westerweg vraagt om een goed oplossing. Er is geen ruimte langs de openbare weg om daar parkeerplaatsen aan te leggen. De beschikbare ruimte wordt immers volledig gebruik voor de weg, het fietspad en het trottoir.
Nu de kavels erg diept zijn en de woningen ook nog eens verder van de weg af komen te staan is er ruimte op eigen terrein, ook voor de middenwoning van het bok van 3-1-kap. Die krijgt namelijk naast nummer 7 een oprit met aan het eind een garage en een achterompad. Daardoor is er ook voor de middenwoning voldoende parkeergelegenheid.
2.2.5 Detaillering
Op basis van de voorgaande randvoorwaarden en de uitwerking modellen is het plan verder gedetailleerd zoals weergegeven op onderstaand figuur. Het blok van 3-1-kap staat evenwijdig aan de weg en de 2-1-kap staat in dezelfde richting van de bestaande en vergunde woningen. De hoekverdraaiing wordt daartussen opgevangen.
Figuur 11: Detaillering ontwerp
3 Beleidskaders
De beleidsteksten in deze paragraaf zijn 1: 1 gekopieerd uit de diverse beleidsstukken.
3.1.1 NOVI
Op 11 september 2020 is de
Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI is de structuurvisie op landelijk niveau en geeft een visie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland (als de Omgevingswet in werking is getreden heet dit een Omgevingsvisie). De NOVI biedt een perspectief om grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw aan te pakken, om samen het land mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden.
De NOVI stelt vier prioriteiten:
- Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
- Duurzaam economisch groeipotentieel
- Sterke en gezonde steden en regio’s
- Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
Alleen Prioriteit 4 is voor dit plan van belang. Hieronder zijn enkele citaten opgenomen die voor de verplaatsing
relevant zijn.
Nederland gaat voor een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. Dit betekent dat landgebruik in balans wordt gebracht met natuurlijke systemen en ontwikkelingen in het landelijk gebied niet ten koste gaan van landschappelijke kwaliteiten. Dat draagt bij aan een landelijk gebied waar het prettig wonen en recreëren is en waarin ruimte is en blijft voor vitale landbouw. Met gezonde ondernemingen die een goed economisch perspectief hebben en werken in en aan een gezonde omgeving.
Beleidskeuze 4.1
In het landelijk gebied verbeteren we de balans tussen het landgebruik en de kwaliteit van
landschap, bodem, water en lucht.
Nationaal Programma voor het Landelijk gebied
Op bepaalde plekken in het landelijk gebied leiden emissies van de landbouw tot een hoge druk op de bewoners, de natuur, de kwaliteit van het bodem- en watersysteem en de luchtkwaliteit.
De duurzaamheidstransitie van de landbouw, de lange termijn aanpak stikstof, een efficiënter en minder gebruik van meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen en zoetwater, zijn nodig om milieu-, natuur- en waterdoelstellingen te halen.
Beleidskeuze 4.2
De biodiversiteit wordt beschermd en versterkt en het natuurlijk kapitaal duurzaam benut.
De gemiddelde kwaliteit van de Nederlandse zoetwater- en landnatuur (en de biodiversiteit) is jarenlang achteruitgegaan. Dat proces keert voorzichtig, maar van bestendig herstel is nog geen sprake. De kerende trend is vooral het gevolg van de toename van het natuurareaal in Nederland en een verbetering van de kwaliteit van water- en natuurgebieden. Het kabinet wil dat de komende decennia de biodiversiteit herstelt. Dat vergt een robuust en verbonden geheel van natuurgebieden. Het Natuurnetwerk Nederland wordt in de toekomst daarom verder beschermd, vergroot en verbonden.
Beleidskeuze 4.3
Er wordt een duurzaam en vitaal landbouw- en voedselsysteem mogelijk gemaakt, gebaseerd
op kringlopen en natuurinclusiviteit.
Landbouw als primaire functie
Het landelijk gebied levert meerdere belangrijke diensten aan onze samenleving: niet alleen voedsel, biomassa en energie, maar ook landschapsbeleving, identiteit, een aantrekkelijke woonomgeving, hoogwaardig werk, ruimte voor recreatie en toerisme, waterberging, zuivering van lucht en water en de opslag van CO₂, enzovoort. Zowel de grondgebonden als de niet-grondgebonden land- en tuinbouw in Nederland moeten we voldoende ruimte bieden om te produceren op een manier die ecologisch én sociaal-economisch houdbaar en vol te houden is.
3.1.2 Ladder voor Duurzame Verstedelijking
Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is ‘de ladder voor duurzame verstedelijking’ daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft een handreiking beschikbaar gesteld als hulpmiddel bij de toepassing van de ladder.
Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is ‘de ladder voor duurzame verstedelijking’ gewijzigd. De verantwoordingplicht is blijven bestaan, maar afwegingen uit de “treden” zijn samengevat in lid 2 van artikel 3.1.6.
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
3.1.2.1 Doel
De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Bro.
3.1.2.2 Motivering
De vraag die beantwoord moet worden is of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
Er is hier, gezien de definitie hiervoor, sprake van een stedelijke ontwikkeling.
Die definitie luidt:
“stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen;”
Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor:
- de ruimtevraag,
- de beschikbare ruimte en
- de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.
De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat bij bestemmingsplannen de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’ moet worden doorlopen. Deze is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Door de ladder dient gemotiveerd te worden dat aan de beoogde ontwikkeling behoefte bestaat en dat de wijze waarop daarin voorzien wordt bijdraagt aan een duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Het is vooral bedoeld om partijen te stimuleren om primair te kiezen voor een ontwikkeling binnen het bestaande stedelijke gebied en alleen als dat niet kan te kiezen voor een ontwikkeling daarbuiten. Daarmee wordt onnodig verlies van open ruimte voorkomen en intensief ruimtegebruik binnen het stedelijke gebied bevorderd. Dat helpt ook om het aantal vervoersbewegingen die voortkomen uit de nieuwe ontwikkeling te beperken.
3.1.3 Conclusie
Het plan voldoet aan het rijksbeleid
3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel 2017 "Jij kleurt Overijssel"
In de Omgevingsvisie is de visie van de Provincie Overijssel weergegeven voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. In de visie wordt het provinciale ruimtelijk ordeningsbeleid op het gebied van de natuur, landschap, wonen en werken beschreven. De Omgevingsvisie is vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van Overijssel van juli 2017 en sindsdien een aantal kern herzien. De laatste keer op 15-12-2021.
De Omgevingsvisie heeft de status van:
- Structuurvisie onder de Wro
- Regionaal Waterplan, onder de nieuwe Waterwet
- Milieubeleidsplan, onder de Wet Milieubeheer
- Provinciaal verkeers- en vervoersplan, onder de Planwet verkeer en vervoer
- Bodemvisie, i.k.v. ILG-afspraken met het rijk
Als rode draad lopen ‘Duurzaamheid’ en ‘Ruimtelijke Kwaliteit’ door de Omgevingsvisie.
Duurzaamheid wordt als volgt gedefinieerd: ‘duurzaamheid wordt gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities’
Ruimtelijke kwaliteit wordt als volgt gedefinieerd: ‘ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, waarbij bestaande kwaliteiten worden beschermd en ver-sterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd.
In onderstaande figuur 12 worden de rode draden door middel van het Uitvoeringsmodel schematisch weergegeven.
Figuur 12: Uitvoeringsmodel.
3.2.1.1 Gebiedskenmerken
De gebiedskenmerken zijn onderverdeeld in vier lagen:
- Natuurlijke laag
- Laag van het agrarisch cultuurlandschap
- Stedelijke laag
- Laag van de beleving
Ad c.
Alleen deze laag is relevant en daarin zijn de volgende gebiedskenmerken relevant:
- Structuurvisiegebied Woonwijken 1955 - nu
- Structuurvisiegebied Bedrijventerreinen
3.2.1.2 Ontwikkelingsperspectieven
Voor de locatie geldt volgens figuur 13 voor het Bedrijventerrein (paars) de volgende ambitie:
Vitale werklocaties. Een vernieuwings- en herstructureringsproces van bedrijventerreinen op gang brengen waardoor:
- de interne structuur verbetert; een multifunctionele route er doorheen kan het hermetische karakter opheffen.
- de aansluiting op het landschap en de omliggende wijken verbetert.
- verdichting en intensivering van grondgebruik plaats vindt, en nieuwe uitleg wordt vermeden (zuinig ruimtegebruik).
- duidelijke profilering en differentiatie van terreinen wordt verkregen
- de kwaliteit van de buitenruimte en de architectuur verbetert en meer samenhang krijgt.
- opwaardering van het beeld en verbetering levensvatbaarheid plaats vindt.
- eventuele culturele / historische waarden worden benut.
Figuur 13: Kaartuitsnede Omgevingsvisie
Voor de locatie geldt (volgens de kaart) voor de Na-Oorlogse wijken (bruin) de volgende ambitie:
Herstructurering naoorlogse wijken is een belangrijke opgave voor vitale steden. De wijken van na de oorlog behouden hierbij hun eigen karakter.
Ook al neemt bij herstructurering het bebouwd oppervlak in de wijken door meer grondgebonden woningen toe, er blijft collectieve ruimte tussen de bouwblokken. Markante gebouwen zoals leegkomende kerken en winkelstrips worden waar mogelijk behouden door ze een nieuwe functie te geven. In de wijken van de jaren ’70 en ’80 (woonerven) vereisen de kwaliteit van de buitenruimte en de parkeeroplossingen bijzondere aandacht. Herkennen en benutten naoorlogs cultureel erfgoed (Programma Na-Oorlogs Bouwen in Overijssel, NOBO).
3.2.2 Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling moet getoetst te worden aan het provinciaal beleid. Op basis van het voorgaande beleid kan gesteld worden dat de ontwikkeling binnen de beleidskaders van de provincie Overijssel past.
3.3 Gemeente
Voor het plangebied is de volgende beleidsnotitie van toepassing.
3.3.1 Structuurvisie Ommren (ontwerp)
3.3.2 Omgevingsvisie Ommen (2021)
3.3.3 Conclusie
Het plan past binnen de gemeentelijk ambitie, want herontwikkeling van een bestaande locatie past, gezien de grote vraag naar deze ontwikkeling, binnen de lokale behoefte.
4.1.1 Bodem
Voor deze bestemmingsplanherziening geldt dat ingevolge de Wro bodemonderzoek moet worden uitgevoerd om te toetsen of de bodem geschikt is voor de gewenste ontwikkeling en om na te gaan of eventueel aanwezige bodemverontreiniging de (financiële) haalbaarheid van het plan niet in de weg staat.
Binnen het project vinden geen activiteiten plaats waardoor er sprake is van bodemverontreiniging.
4.1.1.1 Westerweg 4
Door ASMA BV een verkennend onderzoek naar bodemverontreiniging uitgevoerd ter plaatse van de Westerweg 4 te Beerzerveld. Het bodemonderzoek voldoet aan de NEN 5740.
Uit de analyseresultaten blijkt dat de bovengrond niet verontreinigd is. In de ondergrond zijn licht verhoogde gehalten aan zink, lood, minerale olie en PAK aangetoond.
In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan barium, cadmium, nikkel en dichloormethaan aangetoond.
De verhoogde gehalten vormen geen risico voor de volksgezondheid.
Het verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de locatie is uitgevoerd volgens de onderzoekshypothese “verdacht”, waarbij een verontreiniging met immobiele stoffen verwacht werd. Uit het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de milieuhygiënische kwaliteit overeenkomt met deze verwachting. Aanpassing van de hypothese en een nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
De milieuhygiënische kwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen bestemmingswijziging.
4.1.1.2 Westerweg 7-8
Door AsmA BV zijn twee verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd naar de toestand van de bodem. De bodemonderzoeken voldoen aan de NEN 5740.
De conclusie van de onderzoeken is dat er naast de Westerweg 8 geen milieuhygiënische bezwaren tegen de voorgenomen bestemmingswijziging zijn.
De conclusie ten aanzien van Westerweg 7-8 van de Omgevingsdienst Twente luidt:
Uit bodemonderzoek blijkt op locatie Westerweg 7-8 een matige verontreiniging met zink, waarvoor aanvullend onderzoek nodig is. Voor deze locatie is ook een aanvulling onderzoek asbest nodig in de aangebrachte puinverharding.
Voor de procedure van het bestemmingsplan heeft dit geen gevolgen, maar voor het verlenen van de Omgevingsvergunning zal hier duidelijkheid over moeten zijn anders mag er niet gebouwd worden.
4.1.2 Geluid
Geluid is onder te verdelen in geluid vanuit verkeer en vanuit bedrijf.
Er is onderzoek gedaan naar de aspecten van verkeersgeluid. Het bedrijfsgeluid is bestaand en is verder beoordeeld op basis van de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG.
4.1.2.1 Verkeersgeluid
Geluidszonering van de Westerweg.
In opdracht van CLOse-Up RO-Advies is een onderzoek ingesteld naar de geluidbelasting door wegverkeer op een locatie aan Westerweg 4-8 te Beerzerveld. De ontwikkeling bestaat uit het realiseren van vijf nieuwe woningen ter vervanging van de bestaande bebouwing. De bestaande woning aan de Westerweg 4 is een bedrijfswoning die wordt omgezet naar burgerwoning. Deze woning is niet beschouwd.
De ontwikkeling ligt buiten de bebouwde kom van Beerzerveld, binnen de geluidzone van de Westerweg op 12 meter van de wegas, Kloosterdijk op 130 meter van de wegas en de Kanaalweg-Oost op 136 meter van de wegas. De Oosterweg is alleen toegankelijk voor aanwonenden en heeft een lage verkeersintensiteit.
De geluidbelasting op de gevels van de woningen door wegverkeer op de Westerweg bedraagt ten hoogste 53 dB na aftrek.
Besluit hogere grenswaarde
Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanaf het verkeer op Westerweg op de toe te voegen woningen (geluidgevoelige objecten) niet binnen de normen van de Wet geluidhinder blijft. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden op de oostgevel. De maximale hogere waarde van 53 dB wordt niet overschreden. Er dient een hogere waarde te worden aangevraagd voor de geluidbelasting door wegverkeer op de Westerweg.
4.1.2.2 Bedrijfsgeluid
Volgens de brochure Bedrijven en milieuzonering valt de achterliggende bedrijfslocatie van initiatiefnemer aan de Kloosterdijk onder SBI-code met een hoogste afstandsnorm van 50 meter op het onderdeel Geluid. Vanwege de bestaande (af te splitsen) woningen en de nieuw toe te voegen woningen dient de bestemming Bedrijf inwaards te worden ge(de)zoneerd, zodat aan de normen uit de brochure kan worden voldaan. Ook kan volgens de brochure 1 trede lager (30 meter) toegepast worden omdat het bedrijf in een Gemengd gebied ligt.
De woningen in het plandeel Westerweg 7-8 (locatie restaurant Content en parkeerplaats) voldoen aan de richtafstanden bedrijven en milieuzonering.
De woning Westerweg 4 ligt binnen de richtafstand geluid van een metaalbedrijf op aangrenzend bedrijfsperceel op adres Kloosterdijk 64 a. Voor deze woning is geen akoestisch onderzoek nodig, omdat dat het een bestaande situatie is.
4.1.3 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriele regelingen. Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Daarnaast is de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) van belang, die aanwijzingen geeft welke concrete grens geldt voor woningbouw, kantoren, inrichtingen etc. voor wat betreft de grens tussen “niet in betekenende mate” en “in betekenende mate” bijdragen. Op 1 augustus is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit van kracht geworden en wordt gerekend met de 3% grens. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet afzonderlijk getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. Dit ligt vast in artikel 4, lid 1 van het Besluit. In de regeling is nader uitgewerkt dat een plan met bijvoorbeeld minder dan 500 woningen of 33.333 m2 bruto kantooroppervlak en één ontsluitingsweg, minder dan 3% bijdraagt.
De herziening van het bestemmingsplan voorziet slechts in de toevoeging van 5 woningen. Daarmee ligt het effect onder bovengenoemde grenzen van "niet in betekenende mate". Volgens artikel 4, lid 2 van de regeling Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) hoeft dit plan dan niet getoetst te worden aan de eisen in hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer.
4.2 Externe veiligheid
Op basis van de risicokaart blijkt dat in de directe omgeving geen transport (vaarwegen, wegen, buisleidingen, spoorwegen) liggen. Wel ligt aan de overzijde van het kanaal een LPG-tankinstallatie. De afstand tussen de nieuwe woning Westerweg 2 en de grens van de inrichting bedraagt 55 meter. De afstand tot de installatie zelf (vulpunt resp. afleverpunt) bedraagt 95 resp. 110 meter. Uit de tabel met veiligheidsafstanden blijkt dat de nieuwe woning aan de afstandsnormen voldoet.
Figuur 15: Risicokaart
4.2.1 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen in werking getreden. Het Bevi geeft de kaders van het externe veiligheidsbeleid. Aan het besluit is een ministeriele regeling (Revi) verbonden, waarin veiligheidsafstanden voor categoriale inrichten worden gegeven, onder andere voor LPG tankstations. Voor LPG tankstations met een ondergronds reservoir is het vullen van het reservoir vanuit een tankauto in het algemeen bepalend voor de veiligheidssituatie. De belangrijkste risicocontouren worden daarom gerekend vanaf het vulpunt. Vanaf de afleverzuil voor LPG en de ondergrondse tank gelden ook veiligheidsafstanden. Deze zijn kleiner dan de contour rond het vulpunt.
De afstanden gelden ten opzichte van (beperkt) kwetsbare objecten. Dit zijn locaties waar zich gedurende een langere periode personen kunnen bevinden. Naast de risicocontouren voor het plaatsgebonden risico geldt binnen het invloedsgebied een beperking voor het aantal aanwezige personen (groepsrisico). Voor het groepsrisico wordt een niet-normatieve benadering toegepast.
Veiligheidsafstanden
Voor LPG tankstations zijn in de Regeling externe veiligheid de volgende criteria gesteld.
Figuur 16: Veiligheidsafstanden
De Westerweg ligt buiten de PR 10-06 contour, maar binnen het invloedsgebied. Om die reden moet op basis van artikel 13 van het BEVI het groepsrisico worden verantwoord bij het toestaan van een (beperkt) kwetsbaar object (de gewenste woon-werk unit) in het invloedsgebied. Hiervoor is een berekening gemaakt met de LPG-tool (versie 2015).
Uit de berekening blijkt dat de ontwikkeling geen negatieve invloed heeft op het groepsrisico. De ontwikkeling geeft geen overschrijding van de oriëntatiewaarde (zwarte lijn). De ontwikkeling leidt niet tot een toename van het groepsrisico van meer dan 10% (gele stippellijn).
Figuur 17: Groepsrisicografiek
4.2.2 Verantwoording groepsrisico
Een van de nieuwe elementen van het externe veiligheidsbeleid is de verantwoording van het Groepsrisico. Voor het Groepsrisico is een oriëntatiewaarde vastgesteld. Deze waarde vormt niet een harde wettelijke grens maar is een maat waarmee lokaal een afweging moet worden gemaakt. Niet alleen bij de overschrijding van de oriëntatiewaarde maar ook bij een toename onder de oriëntatiewaarde moet deze afweging worden gemaakt. In de verantwoordingsnotitie groepsrisico wordt geschreven welke overwegingen bij de afweging zijn gebruikt en welke maatregelen worden genomen om het groepsrisico te beperkingen.
De Regionale Brandweer heeft een wettelijke adviestaak met betrekking tot het groepsrisico, met name daar waar het gaat om bestrijdbaarheid van een incident en zelfredzaamheid van aanwezige personen. Omdat de nieuwe woningen aan de Westerweg buiten de invloedssfeer ligt is een verantwoording niet noodzakelijk.
4.3 Waterhuishouding / watertoets
Het plan heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding van het gebied. Noch het oppervlaktewater noch het grondwater wordt door deze ontwikkeling nadelig beïnvloed.
4.3.1 Verhard oppervlak
De verharde oppervlakte wordt door het plan niet vergroot, eerder verkleind door afname dakoppervlak.
4.3.2 DWA (droog weer afvoer (afvalwater)
Het complex wordt voor wat het afvalwater aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Dit is een Gemengd systeem, waarbij afvalwater en hemelwater gezamenlijk naar de Rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) gaan. Dit is heden ten dage een ongewenste situatie.
4.3.3 HWA (hemelwater afvoer)
Het hemelwater van het complex wordt op locatie zoveel mogelijk geïnfiltreerd in de grond.
Er is landelijk afgesproken dat wateroverlast (door inundatie oppervlaktewater) slechts 1x per 100 jaar mag voorkomen. Met deze afspraken als richtlijn zal voor het hemelwater (dak en wegen) een 'eens-per-100-jaar-gebeurtenis' (richtlijn:72 mm) geborgen moeten worden (zonder de landelijke lozingsnorm te overschrijden. Omdat de verharde oppervlakte niet toeneemt is er geen voorwaarde voor berging.
Bij een herontwikkeling is het uitgangspunt dat ook bestaand hemelwater afgekoppeld wordt van de riolering.
Voor zover het Waterschap bekend is er op de locatie op dit moment geen ruimte voor 72 mm berging. Vanwege de verwachte klimaatontwikkeling verdient het volgens het Waterschap de aanbeveling om een deel van 72 mm daadwerkelijk te bergen. Dit is mogelijk in de omliggende groenzone door die bij de aanleg vorm te geven als een wadi/zaksloot met flauwe oevers met daarin bomen en struiken te planten die wisselende waterstanden tolereren. Ter plaatse lijkt dat zonder onevenredige kosten mogelijk, omdat er volop sloten in- en buitenom het terrein aanwezig zijn.
Een andere, duurdere optie, is de toepassing van waterdoorlatende verharding en infiltratiekratten.
De maatregelen kunnen later uitgewerkt worden in een waterhuishoudingsplan, als bouwsteen voor de aan te vragen omgevingsvergunning. Dit kan dan vooraf met het waterschap besproken worden
4.4 Cultuurhistorie
Cultuurhistorisch beschermde elementen zijn in het plangebied niet aanwezig.
4.5.1 Inleiding
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007), die inmiddels is opgegaan in de Erfgoedwet.
Het archeologiebeleid is er, in overeenstemming met Malta en de monumentenwet 1988, op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief.
4.5.2 Plangebied
In het kader van de Erfgoedwet dient in kaart te worden gebracht of er sprak is of kan zijn van archeologische monumenten. De gemeente Ommen heeft hiervoor een eigen beleidskader ontwikkelt. Op onderstaand kaartje is een fragment van ‘Archeologische verwachtings- en advieskaart’ behorend bij voormeld beleidskader. Het gebied waar de ontwikkeling is gelegen op basis van de gemeentelijk archeologie beleid aangemerkt als gebied met ‘middelhoge trefkans’.
Figuur 18: Archeologische atlas Ommen
4.5.3 Informatieplicht
Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht hiervan binnen drie dagen melding te doen. Deze melding dient te gebeuren bij de minister van OCW, i.e. de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
4.6 Wet natuurbescherming
De Wet natuurbescherming integreert alle voorheen gelden wet- en regelgeving op het gebied van natuur, zoals de Flora en faunawet, de Boswet en dergelijke. Natura 2000-gebieden vallen onder de Wet natuurbescherming. Ontwikkelingen rondom deze natuurgebieden mogen geen significante verslechtering tot gevolg hebben. De omgeving van Beerzerveld-Kloosterdijk kent dergelijke gebieden. De ontwikkeling moet hier dan ook aan getoetst worden.
Voor dit plan is dan ook een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld of te bepalen of het plan significante effecten veroorzaakt op mens en natuur. Deze is opgenomen in
bijlagen bij toelichting bijlage 6.
Uit de toetsing op basis van Bijlage III (van EU richtlijn m.e.r.) die daarin is opgenomen blijkt dat er geen sprake is van aanzienlijke nadelige milieugevolgen en is verdere beoordeling niet nodig. Dit is bevestigd in de provinciale vooroverlegreactie.
4.6.1 Gebiedsbescherming
Dit zijn de Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Deze gebieden zijn aangewezen op basis van de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna.
Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de Wet natuurbescherming. In het vergunningentraject speelt het voorzorgsbeginsel een belangrijke rol. Het voorzorgbeginsel houdt in dat alle aspecten die met een project samenhangen (zowel op zichzelf als in combinatie met andere projecten) en de instandhoudingsdoelstellingen in gevaar kan brengen, moeten worden onderzocht. Toestemming wordt alleen verleend als op basis van de beste wetenschappelijke kennis zekerheid kan worden verschaft dat het project de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengt. Bij twijfel wordt geen toestemming verleend. Als een project niet in een Natura 2000-gebied plaatsvindt, kan het mogelijk toch schade aanbrengen aan een Natura 2000-gebied. Dit wordt ook wel de zogenaamde "externe werking" genoemd. Ook kan het project mogelijk schadelijke gevolgen hebben in combinatie met andere projecten. Dit wordt "cumulatieve effecten" genoemd. Op ongeveer 1,3 km afstand ligt het Natura 2000-gebied Vecht- en Beneden-Reggegebied en op ongeveer 5 km liggen de Engbertsdijkvenen.
4.6.2 Soortbescherming
De Wet natuurbescherming beschermt een groot aantal soorten, waaronder vrijwel alle gewervelde dieren en een aantal planten. Deze mogen onder meer niet gedood, verjaagd, gevangen of verontrust worden. Uitvoering van werkzaamheden kan leiden tot handelingen die in strijd zijn met deze verbodsbepalingen. De werkzaamheden kunnen immers leiden tot het verstoren of doden van dieren en het vernietigen van groeiplaatsen van beschermde planten. In veel gevallen kunnen plannen zo uitgevoerd worden dat overtreding van de genoemde verbodsbepalingen niet aan de orde is. Wanneer dit niet mogelijk blijkt te zijn, dan moet een ontheffing aangevraagd worden. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed gedegen onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten.
4.6.3 Quickscan flora en fauna
Er zijn plannen voor de bouw van woningen op een erf aan de Westerweg 8b te Beerzerveld. Om dit te realiseren wordt de aanwezige bebouwing gesloopt en de beplanting gerooid. Omdat overtreding van de Wet natuurbescherming door uitvoering van de voorgenomen activiteiten niet uitgesloten kan worden, is Natuurbank Overijssel gevraagd om de wettelijke consequenties van de voorgenomen activiteiten in het kader van de Wet natuurbescherming in beeld te brengen. In voorliggend rapport worden de bevindingen van het uitgevoerde onderzoek gepresenteerd. Naast een beschrijving van het onderzoeksgebied, de onderzoeksopzet en de resultaten van het onderzoek, worden de wettelijke consequenties van de voorgenomen activiteiten weergegeven.
Het onderzoeksgebied is op 5 juni 2019 onderzocht op de (potentiële) aanwezigheid van beschermde planten en dieren en beschermde nesten, holen, vaste rust- en voortplantingsplaatsen en andere beschermde functies, zoals foerageergebied en vliegroutes van vleermuizen. Ook is onderzocht of de voorgenomen activiteiten een negatief effect hebben op beschermd (natuur)gebied zoals het Natuurnetwerk en Natura2000.
Wettelijke consequenties m.b.t. gebiedsbescherming:
Het plangebied ligt buiten de begrenzing van gronden die tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura2000 behoren. Vanwege de ligging buiten beschermd (natuur)gebied en de lokale invloedsfeer van de voorgenomen activiteiten, hebben de voorgenomen activiteiten geen negatief effect op (beschermd) natuurgebied. De voorgenomen activiteiten leiden niet tot wettelijke consequenties in het kader van gebiedsbescherming.
Wettelijke consequenties m.b.t. soortbescherming:
Het plangebied behoort vermoedelijk tot functioneel leefgebied van verschillende vogel-, amfibieën-, vleermuis- en grondgebonden zoogdiersoorten. Voorgenoemde soorten benutten het plangebied als foerageergebied en mogelijk bezetten sommige grondgebonden zoogdiersoorten er een rust- en/of voortplantingsplaats en nestelen er vogels in de bebouwing. Vleermuizen bezetten geen verblijfplaats in het plangebied. Ook bezetten amfibieën er geen (winter)rustplaats.
In het plangebied nestelen alleen vogelsoorten waarvan uitsluitend het bezette nest beschermd is, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. De bebouwing dient gesloopt te worden buiten de voortplantingsperiode.
Voor de beschermde grondgebonden zoogdiersoorten, die een rust- en/of voortplantingslocatie in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden en verwonden’ en het ‘beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties’. Deze vrijstelling is van toepassing omdat er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling. De functie van het plangebied als foerageergebied is voor de in het plangebied voorkomende amfibieën-, vogel- en grondgebonden zoogdiersoorten niet beschermd.
4.6.4 Stikstof
Sinds 1 juli 2017 maakte het PAS onderdeel uit van de Wet natuurbescherming. Het PAS regelt de stikstofdepositie op de daarvoor gevoelige natuurgebieden, met name de Natura 2000-gebieden. Iedere ontwikkeling die meer stikstofdepositie tot gevolg kan hebben moet hieraan getoetst worden door een zogenaamde Aeriusberekening. Stikstofdepositie wordt met name veroorzaakt door verkeer, verbrandingsinstallaties en dierlijke mest.
Sinds 29 mei 2019 is het PAS door een uitspraak van de Raad van State niet meer van kracht evenals de toenmalige versie van de Aerius Calculator.
De oppervlakte aan bedrijfsbebouwing neemt niet toe evenmin als de milieuhygiënische “zwaarte” van de bedrijven en daarmee ook niet de verkeer aantrekkende werking van de toegelaten functies.
Er is geen toename van stikstofuitstoot door extra verkeer door het toevoegen van de drie extra toe te voegen nieuwe woningen nu het horecabedrijf wordt gesaneerd. De woningen moeten gasloos worden gebouwd compenseert het beëindigen van het horecabedrijf minstens een eventuele toename van stikstof door verkeer naar de woningen; een Aeriusberekening is daardoor niet nodig.
4.6.5 Conclusie
Het plan heeft geen significante nadelige invloed op de omgevingsfactoren.
4.7 Verkeer en infrastructuur
4.7.1.1 Bewoners
Nu het horecabedrijf wordt beëindigd neemt het aantal verkeersbewegingen door het toevoegen van de woningen per saldo niet toe en zal niet merkbaar zijn op de openbare wegen.
4.7.1.2 Langzaamverkeer
De situatie voor het langzaamverkeer langs de Westerweg zal wezenlijk veranderen. Langs de huidige Westerweg ligt een fietssuggestiestrook aanwezig en deze levert echter slechts een schijnveiligheid op. Daarom is in dit plan de Westerweg aan de noordzijde voorzien van een vrijliggend fietspad in twee richtingen. Het sluit daarmee aan op het verderop liggende fietspad en biedt de bezoekers van het sportpark een veilige weg. Hierdoor ontstaat er een eenduidig beeld voor de fietsers langs de hele Westerweg.
Parallel daaraan komt een nieuw trottoir. Dat komt tegen de gevel van nr. 6b-7 te liggen.
Deze ontwikkeling is mogelijk omdat ook het voormalige boerderijtje wordt gesloopt dat in het vorige plan de bottleneck was voor deze oplossing.
4.7.1.3 Verkeersveiligheid
Situatie Westerweg
De woningen aan de Westerweg krijgen ieder een eigen uitrit. Daardoor wordt de verkeersveiligheid er niet beter op. Aan de ene kant door het toenemen van het aantal afslagbewegingen naar de woningen en aan de andere kan door het uitrijden de weg vanaf de opritten vanaf de kavel. Zolang de snelheid op dit deel van de weg 60 km/u blijft, blijft dit een niet zo veilige situatie. Er is wel sprake van enige verbetering, omdat er een breder trottoir komt te liggen en een tweezijdig fietspad.
Verzoek tot aanpassing snelheid
Vanwege voorgaande verkeersveiligheidsaspecten is het voorgaande bestemmingsplan aangegeven dat er parallel aan dat plan een verzoek zou worden ingediend de snelheid op de Westerweg tussen de toegangsweg naar het sportpark en de Kloosterdijk te verlagen naar 30 km/u. Mogelijk dat dat nu niet meer aan de orde is omdat de situatie nu beter wordt.
4.7.2 Parkeren
Parkeren moet voldoen aan de gemeentelijke normen en op eigen terrein gerealiseerd worden.
Bij de nieuwe 2-1-kap-woningen wordt op eigen terrein geparkeerd.
Voor de bewoners van het blok van 3-1-kap en alle bezoekers is dit is mogelijk omdat er achter de woningen een parkeerstrook is aangelegd die bereikbaar is via een toerit naast de eerste woning. Het voordeel is dat het aantal aansluitingen op de openbare weg tot een minimum wordt beperkt, wat de verkeersveiligheid voor met name het fietspad ten goede komt.
Figuur: Oplossing parkeren
De bestaande parkeerplaats bij de detailhandel op grond van de woning Westerweg 4 wordt gehandhaafd en nu specifiek planologisch geregeld met de bestemming Gemengd en de aanduiding ´parkeren´.
4.7.3 Infrastructuur
De infrastructuur wordt door deze ontwikkeling niet wezenlijk beïnvloed. Mogelijk dat voor de toevoegingen nieuwe ondergrondse infrastructuur moet worden aangelegd, maar dat is geheel voor rekening van de initiatiefnemer.
4.7.4 Conclusie
Alle aspecten zijn onderzocht en de ontwikkelingen leiden niet tot onaanvaardbare situaties. Wel is het wenselijk de verkeersveiligheid en het woon- en leefklimaat aan de Westerweg te verbeteren door de snelheid terug te brengen tot 30 km/uur.
5.1 Juridisch
Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in vorige hoofdstukken, hebben in de uitwerking van dit plan hun vertaling gekregen in de vorm van de randvoorwaarden die aan het plan zijn gesteld en die in de omgevingsvergunning zijn vertaald.
Voor wat betreft de regels wordt aangesloten bij het geldende bestemmingsplan
6.1 Economische uitvoerbaarheid
Het plan is economisch en financieel gezien voor rekening en risico van de aanvrager. Voor de gemeente bevat dit plan geen risico’s. Voor de ontwikkeling is een anterieure exploitatieovereenkomst gesloten.
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.2.1 Vooroverleg en zienswijzen
6.2.1.1 Vooroverleg
Het plan is voor het vooroverleg voorgelegd aan de provincie Overijssel en het waterschap. Uit het vooroverleg blijkt dat er geen bezwaren tegen het plan bestaan, maar dat op enkele punten het plan aandacht behoeft. Dat geldt met name voor twee bodemverontreinigingen waar een nader onderzoek voor nodig is, maar dat kan bij de aanvraag Omgevingsvergunning geregeld worden en staat het plan niet in de weg.
De gemeente heeft voor de woningen een Besluit hogere grenswaarde genomen.
6.2.1.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 13 april 2023 voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode kon eenieder een zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan inbrengen. Er zijn geen zienswijzen tegen in het ontwerpbestemmingsplan ingebracht.
6.2.2 Ambtshalve wijzigingen
Het bestemmingsplan is op een punten gewijzigd ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan dat ter inzage heeft gelegen. Deze wijzigingen hebben betrekking op de verbeelding en leiden niet tot aanpassing van de toelichting of de regels.
De eerste aanpassing betreft het fietspad langs de Westerweg. Op dit moment is er een nieuw fietspad in voorbereiding. De exacte ligging van het fietspad en de aansluiting van het fietspad op de Kloosterdijk is verwerkt in de verbeelding.
De tweede aanpassing betreft de wijziging van een deel van de bestemming 'Bedrijf' grenzend aan de beoogde woning op de hoek van Westerweg en de Kloosterdijk naar 'Wonen - 1'. De woning wordt al mogelijk gemaakt op grond van het bestemmingsplan 'Kleine kernen, herziening Kloosterdijk-Westerweg, Beerzerveld' (vastgesteld op 01-04-2021). Dit bestemmingsplan vormt de onderbouwing voor de bouw van de woning. De aanpassing van de bestemming 'Bedrijf' in 'Wonen - 1' maakt de bouw van een bijgebouw bij de beoogde woning mogelijk.