Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied, herziening Varsenerweg 2 Ommen
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0175.buiten2012bp0091-ON01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Buitengebied, herziening Varsenerweg 2 Ommen’ met identificatienummerNL.IMRO.0175.buiten2012bp0091-ON01 van de gemeente Ommen.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 verbeelding
de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied, herziening Varsenerweg 2 Ommen’, bestaande uit de kaart metidentificatienummer NL.IMRO.0175.buiten2012bp0091-ON01.
 
1.4 aan huis gebonden beroep
vrije beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten horend bij de woonfunctie die tenhoogste vallen binnen de categorieën1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingenen vergunningbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat eenruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.5 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouwdoor de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw én dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan hethoofdgebouw.
 
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld tenaanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.8 afhankelijke woonruimte
een aanbouw, bijgebouw of recreatiewoning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin (een gedeeltevan) een huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
 
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.10 bebouwingsoppervlak
een op de plankaart aangegeven oppervlak dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak dat op het bouwperceel rustdat maximaal mag worden bebouwd.
 
1.11 bed & breakfast
het verstrekken van logies met ontbijt binnen de bestaande (bedrijfs)woning of bedrijfsgebouwen met de aanduidingverblijfsrecreatie, al dan niet met deelruimte in een omvang die ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie. Gasten parkeren op hetbijbehorende eigen terrein.
 
1.12 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
 
1.13 bedrijfswoning
een woning in of nabij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wienshuisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein vereist is, ten dienste van staat.
 
1.14 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overigedienstruimten.
 
1.15 bestaand gebruik
het op het tijdstip van het inwerking treden van het plan aanwezige gebruik.
 
1.16 bestaande bouwwerken
bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan zijn of worden gebouwd met inachtneming vanhet bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
 
1.17 bestemmingsgrens
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.
 
1.18 bestemmingsvlak
een op de plankaart door bestemmingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met eenzelfde bestemming.
 
1.19 bijgebouw
een, al dan niet vrijstaand, gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceelgelegen hoofdgebouw en niet gebruikt mag worden voorbewoning.
 
1.20 boeiboord
de buitenste, opstaande kant van een dakgoot.
 
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede hetgeheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.
 
1.22 bouwgrens
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.
 
1.23 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen isbegrensd met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
 
1.24 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende, bebouwing is toegestaan.
 
1.25 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
 
1.26 bouwvlak
een op de plankaart door bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven waarop ingevolge deze regelsbepaalde bouwwerken zijn toegestaan; bouwvlakken ten behoeve van agrarische of agrarisch aanverwante bedrijven dieverbonden zijn door middel van de aanduiding 'bij elkaar behorende bouwvlakken', worden geacht één bouwvlak voor één bedrijfte vormen.
 
1.27 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct,hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.28 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of bouwwerk.
 
1.29 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personendie de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit,alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse.
 
1.30 erf
een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorend bij, in functioneel opzicht ten dienst van en in feitelijkopzicht direct aansluitend aan een woning (of ander gebouw) dat in beginsel behoort tot de kavel waarop de woning is geplaatst,zoals blijkt uit de kadastrale gegevens.
 
1.31 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.32 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
 
1.33 horecabedrijf
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatiglogies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getintevermaaksfunctie.
 
1.34 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkstebouwwerk is aan te merken.
 
1.35 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van activiteiten als wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie alsmede tenbehoeve van outdoor-activiteiten en vergelijkbare activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen,observatiepunten, informatieborden en banken.
 
1.36 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaalddoor de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur en hetmenselijk grondgebruik.
 
1.37 mantelzorg
de langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt aangeboden aan een hulpbehoevende, doorpersonen uit diens sociale omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de bestaande sociale relatie.
 
1.38 mantelzorgbehoevende
eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of het sociale vlak.
 
1.39 mantelzorgverlener
diegene die (deels) in de zorgbehoefte van een mantelzorgbehoevende voorziet.
 
1.40 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers,bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.41 opslag
het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handelen/of activiteiten van administratieve aard.1.42 overkapping
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts vanboven afgesloten ruimte van lichte constructie die niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven, waaronder in ieder gevaleen carport wordt verstaan.
 
1.43 peil
a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg en voor dijkbebouwing: de hoogte van de kruin van de weg;
b. voor andere gevallen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
 
1.44 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
1.45 recreatief nachtverblijf
het exploiteren van recreatieve verblijven/appartementen binnen de bestaande bedrijfsgebouwen.
 
1.46 risicovolle inrichtingen
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
 
1.47 ruimtelijk kwaliteitsplan
een plan dat beschrijft op welke wijze het erf landschappelijk gezien is ingepast in zijn omgeving, hoe de sterkegebiedskenmerken worden doorvertaald in de inrichting van het erf en hoe de nieuwe ontwikkeling op het erf en waar nodigcompenserende maatregelen elders, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.
 
1.48 ruimtelijke kwaliteit
het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, planten dier belangrijk is.
 
1.49 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuelehandelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval wordenverstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of eenparenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.50 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij deze regels onderdeel van de regels uitmaakt.
 
1.51 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vormonderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.52 verblijfsrecreatie
een vorm van recreatief nachtverblijf, waarbij sprake is van overnachtingen anders dan met gebruikmaking van een hotel, pensionof woning dan wel een vaartuig, met bijbehorende voorzieningen.
 
1.53 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerdegevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te wordenaangemerkt.
 
1.54 voorgevelrooilijn
  1. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
    1. de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
    1. bij een wegbreedte van ten minste 10 m, de lijn gelegen op 15 m uit de as van de weg;
    2. bij een wegbreedte geringer dan 10 m, de lijn gelegen op 10 m uit de as van de weg.
 
1.55 weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen enduikers, de tot de weg of paden behorende bermen en zijkanten en bermsloten, alsmede de aan de wegen liggende en alszodanig gebruikte parkeerterreinen.
 
1.56 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
 
1.57 woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
 
1.58 zijdelingse perceelsgrenzen
de perceelsscheiding van een bouwperceel, niet gelegen aan de voor- of achterzijde van het perceel.
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1. Gebouwen en bouwwerken
2.1.1 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering vanondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.1.2 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellenconstructiedeel;
 
2.1.3 De inhoud van een bouwwerk
  1. tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Dakkapellen worden alleen meegeteld bij de inhoud als deze niet voldoen aan de vergunningsvrije regeling als opgenomen in bijlage II, hoofdstuk II, artikel 2 van het Bor.
  2. de inhoud van vergunningsvrije bouwwerken en bouwonderdelen wordt buiten beschouwing gelaten;
 
2.1.4 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveauvan het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.1.5 De afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel, kleinste afstand is leidend;
 
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen,schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdingvan bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
 
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
  1. voor lengten in meters (m);
  2. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. voor hoeken/hellingen in graden (°).
 
2.4 meten
bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Bedrijf
 
3.1. Doeleindenomschrijving
3.1.1. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 1, of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn
  2. ter plaatse van de functieaanduiding sb-rl (specifieke vorm van bedrijf - restauratiebedrijf van landbouwwerktuigen): een bedrijf gericht op de restauratie van landbouwwerktuigen behorende tot categorie 3, met daaraan ondergeschikt de verkoop van aan de bestemming gerelateerde producten;
  3. ter plaatse van de functieaanduiding vr (verblijfsrecreatie): verblijfsrecreatie behorende tot categorie 1, in de vorm van bed & breakfast;
  4. aan-huis-gebonden beroep, voor zover het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m2;
  5. met daarbijbehorende voorzieningen zoals: (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, tijdelijke waterberging en sierwater; met dien verstande dat:
  6. geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan;
  7. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
  8. zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;
  9. per bedrijf het kantoorvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 500 m²;
  10. de verblijfsrecreatie ter plaatse van de functieaanduiding vr enkel geëxploiteerd mag worden in combinatie met de functie specifieke vorm van bedrijf – restauratiebedrijf van landbouwwerktuigen.
 
3.2. Bouwregels
3.2.1. Toegestane bebouwing
Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. gebouwen en de daarbij behorende bedrijfswoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
3.2.2. Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 3.2.1 gelden de volgende regels:
  1. het totale oppervlak aan bestaande bedrijfsgebouwen mag met maximaal 15% worden uitgebreid;
  2. overigens geldt het volgende:
 
max. aantal per bouwvlak
 
max. inhoud (m
3
)
 
max. oppervlak (m
2
)
 
max. goothoogte (m)
 
max. bouwhoogte (m)
 
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen)
 
één, tenzij anders op de plankaart aangegeven
 
750 m³
 
 
4,5 m
 
10 m
 
bijgebouwen en overkappingen t.b.v. de woonfunctie
 
  
150 m²
 
4 m
 
6 m
 
bedrijfsgebouwen
 
  
bestaand + 15%
 
5,5 m
 
10 m
 
bergingen en overkappingen ten behoeve van verblijfsrecreatie in de vorm
van bed & breakfast
  
1 per accommodatie
 
 
15 m²
 
 
3,75 m
 
erf- of terreinafscheidingen - voor de voorgevelrooilijn - overige plaatsen*
 
    
1 m
2 m
 
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
    
3 m
 
* Meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn en meer dan 1 m van de weg of openbaar groen.
 
3.3 Bijzondere gebruiksregels
  1. Het is verboden onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken voor opslag van goederen met een totale opslaghoogte van meer dan 4 m.
  2. Het is verboden gronden bestemd tot Bedrijf buiten de bebouwing te gebruiken voor opslag van goederen en dergelijke.
 
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Buitenopslag
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de bestemming Bedrijf ontheffing te verlenen van lid 3.3 sub b tenbehoeve van ondergeschikte buitenopslag behorende bij de hoofdfunctie, met inachtneming van het volgende:
  1. door middel van een erfinrichtingsplan moet worden aangetoond dat door het toestaan van het buitengebruik een substantiële landschappelijke kwaliteitsverbetering optreedt;
  2. de buitenopslag dient te passen binnen een erfinrichtingsplan voor het betreffende bestemmingsvlak;
  3. er dient zekerheid te zijn verkregen dat het erfinrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.
 
3.4.2 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de categorieën ingevolge de Staat van Bedrijfsactiviteiten, teneinde:
  1. bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf geen inrichting is als bedoeld in de Wet geluidhinder en naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
 
3.4.3 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders zijn – met toepassing van artikel 6.6 Wro – bevoegd de Staat van Bedrijfsactiviteiten in die zin tewijzigen dat de categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, voor zover wijziging van de milieubelasting van hetdesbetreffende bedrijfstype daartoe aanleiding geeft.
 
3.5 Wijzigingsmogelijkheden
3.5.1 Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken
De volgende vervolgfuncties zijn toelaatbaar via planwijziging:
  1. agrarische loonbedrijven in de categorieën 1, 2 of 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing;
  3. veehandelsbedrijven, foeragehandel, paardenhandel; africhtingsbedrijven voor paarden;
  4. veearts/hoefsmederij;
  5. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij);
  6. hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;g. opslag/stalling van niet agrarische goederen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bestaande bebouwing;
  7. dierenpension; hondenfokkerij; de volgende vervolgfunctie is toelaatbaar bij wijze van (mede)bestemming:
  8. overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
 
3.5.2 Voorwaarden
Voor de in artikel 3.5.1 bedoelde vervolgfuncties zijn burgemeester en wethouders bevoegd planwijziging ex artikel 6.6 Wro toe tepassen, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. het bestemde gebruik is beëindigd;
  2. volledige sanering van de voormalige bedrijfsgebouwen kan in redelijkheid niet worden verlangd;
  3. vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  4. bestaande landschaps- en natuurwaarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  5. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de ontsluitingsweg waaraan het bedrijf is gelegen;
  6. voor zover de vervolgfuncties zijn gelegen in grondwaterbeschermingsgebieden of intrekgebieden, treedt er geen verslechtering op van de grondkwaliteit en er vindt geen vergroting van het risico op verontreiniging van het grondwater plaats;
  7. voor zover er sprake is van grotere of grootschalige risicovolle functies vervolgfuncties gelegen in grondwaterbeschermingsgebieden of intrekgebieden, zijnde functies die gelet op de risico’s voor de grondwaterkwaliteit én als zodanig ongewenst zijn in grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden, zijn deze functies erop gericht de risico’s op verontreiniging van het grondwater te verminderen en de grondwaterkwaliteit te verbeteren;
  8. recreatieve vervolgfuncties zijn uitsluitend toegestaan indien deze recreatieve vervolgfuncties een toegevoegde waarde hebben voor het bestaande toeristisch-recreatieve product; dit dient te worden getoetst aan het vastgesteld toeristischrecreatief beleid van de gemeente;
  9. de waterbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
 
3.5.3 Registratie: geen uitbreiding van bebouwing
Indien voor een vervolgfunctie een wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, geldt dat in het wijzigingsplan bij wijze vanbouwvoorschrift wordt bepaald, dat de bouwmogelijkheden in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid, behoudens voorzover daarvoor ingevolge de navolgende regels ontheffing is verleend.
 
3.5.4 Niet genoemde functies
Functies die niet in artikel 3.5.1 worden genoemd, maar naar aard en omvang vergelijkbaar zijn met de functies uit artikel 3.5.1zijn eveneens toegestaan, indien zij tevens voldoen aan de criteria van lid 3.5.2.
 
3.5.5 Alleen bestaande bebouwing
Ter plaatse van bouwvlakken mogen voor de in artikel 3.5.1 bedoelde vervolgfuncties − ongeacht of deze zonder meertoelaatbaar zijn dan wel na planwijziging − geen nieuwe gebouwen worden gebouwd. Evenmin mogen de gebouwen, zoalsaanwezig op het tijdstip waarop het in artikel 3.5.1 bedoelde gebruik een aanvang neemt, qua oppervlakte en hoogte wordenuitgebreid.
 
3.5.6 Afwijkmogelijkheid nieuwbouw in geval van sanering bestaande bebouwing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.5.5 ten behoeve van vervangendanwel beperkt uitbreiden van bestaande bebouwing of vergroting van de woning, met inachtneming van het volgende:
  1. de bestaande bebouwing met 10% mag worden verruimd, zowel qua oppervlak als bouwhoogte;
  2. de toegestane inhoudsmaat van woningen mag worden vergroot, onder voorwaarden dat per m³ aan uitbreiding er 4 m³ aan bijgebouwen en overkappingen wordt gesaneerd;
  3. de ruimtelijke kwaliteit dient te worden versterkt, hetgeen aangetoond wordt met een ruimtelijk kwaliteitsplan.
   
Artikel 4 Waarde – Archeologische verwachting 1
 
4.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen,mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
 
4.2. Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde,worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
 
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Omgevingsvergunning
Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen zijnop deze gronden slechts toelaatbaar, indien daarvoor omgevingsvergunning door burgemeester en wethouders is verleend.Omgevingsvergunning wordt verleend, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten nietonevenredig worden of kunnen worden geschaad.
 
4.3.2 Uitzondering
Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 is niet vereist, indien:
  1. op basis van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  3. het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 2.500 m² en minder diep steekt dan 50 cm.
 
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de in artikel 4.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning vanburgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. Grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm en met een oppervlakte groter dan 2.500 m2 waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
 
4.4.2 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor het verbod van artikel 4.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaarindien is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
 
4.4.3 Uitzonderingen
Het verbod, zoals is bedoeld in artikel 4.4.1, is niet van toepassing, indien:
  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  3. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
    1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden of een ontgrondingsvergunning;
  4. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn ingericht.
 
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
  1. de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologische verwachting 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
Artikel 5 Waterstaat – Waterstaatkundige functie
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterstaatkundige functie aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomendebestemmingen, mede bestemd voor de waterhuishouding, waaronder begrepen de wateraanvoer- en afvoer, de waterbergingalsmede dijken, kades, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.
 
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bebouwing
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de in dat artikel bedoelde doeleinden uitsluitend bouwwerken, geengebouwen zijnde, worden gebouwd.
 
5.2.2 Bouwwerken
Ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemminggeldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing ofverandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.
 
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijking
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere daarvoorkomende bestemming, mits het waterstaatsbelang en het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.
 
5.3.2 Schriftelijk advies
Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning, als genoemd in lid 5.3.1 te beslissen ten behoeve van andere daarvoorkomende bestemmingen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de rivier en de waterkering.
Artikel 6 Waarde – Rivier(oevers) met natuurwaarden
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Rivier(oevers) met natuurwaarden' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomendebestemmingen, mede bestemd voor:
  1. de doeleinden en bouwmogelijkheden, zoals artikel 3 is aangegeven, hetzij bij recht, danwel bij via een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid;
  2. de in dit gebied voorkomende landschappelijke waarden in de vorm van het contrast tussen het open rivierdal en de besloten beboste rivierduinen en het aanwezige microreliëf;
  3. de in dit gebied voorkomende cultuurhistorisch waardevolle elementen in de vorm van:
    • monumenten en karakteristieke boerderijvormen;
    • archeologisch waardevolle gebieden.
 
6.2 Bouwregels
Op de in artikel 6.1 aangewezen gronden zijn bouwwerken toegelaten overeenkomstig de regels van de andere ter plaatsevoorkomende bestemmingen, een en ander met inachtneming van de functies als genoemd onder b en c van artikel 6.1.
 
6.3 Wijzigingsbevoegdheid realisatie kleinschalige groengebieden
Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 6.6 Wro - bevoegd ten behoeve van de realisatie van kleinschaligegroengebieden de bestemming te wijzigen in de bestemming Natuur (N), met inachtneming van het volgende:
  1. de afspraken met betrekking tot de inspanningsverplichtingen en vergoedingen om tot bepaalde natuurdoeltypen te komen, zijn in een concept notariële akte vastgelegd; voor de inrichting van het groengebied dient een inrichtings- en beheersplan opgesteld te zijn;
  2. voor de inrichting van het groengebied dient een inrichtings- en beheersplan opgesteld te zijn.
 
6.4 Kleinschalige natuurontwikkeling
Indien de kleinschalige natuurontwikkeling (mede) gerealiseerd wordt ter plaatse van de bestemming Water, is het water te allentijde de primaire functie
3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels
 
8.1 Situering van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
8.1.1 Situering
Voor de situering van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woonfunctie geldt het volgende:
  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woonfunctie mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bebouwing dient binnen een zone van 30 m op het achtererf en zijerf, gemeten ten opzichte van het gedeelte van de woning dat als oorspronkelijk hoofdgebouw moet worden aangemerkt, te worden geplaatst;
  3. de bebouwing dient minimaal 3 m achter de voorgevel van de woning te worden gesitueerd;
  4. bijgebouwen en overkappingen met een plat dak en een bouwhoogte van maximaal 3 m moeten minimaal op 1 m achter de voorgevelrooilijn worden geplaatst;
  5. aanbouwen en uitbouwen dienen op minimaal 2,5 m uit de zijdelingse perceelsgrenzen te worden gebouwd;
  6. bijgebouwen en overkappingen dienen op minimaal 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd, tenzij op de perceelsgrens wordt gebouwd;
  7. bebouwing op het achtererf en op het zijerf dient op minimaal 10 m uit de as van de langs het erf gelegen weg te worden gebouwd.
 
8.1.2 Afwijking
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.1, met inachtneming van het volgende:
  1. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien de aanvraag vergezeld gaat met een goed onderbouwd ruimtelijk kwaliteitsplan;
  2. de nieuwe indeling dient te leiden tot een verhoging van de beeldkwaliteit op het bouwvlak;
  3. de nieuwe indeling leidt niet tot beperking van omliggende agrarische bedrijven.
 
8.2 Overschrijding voorgevelrooilijn
De voorgevelrooilijn mag in afwijking van de plankaart en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
  1. tot het hoofdgebouw behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen die direct aan het hoofdgebouw worden aangebouwd, mits de overschrijding niet meer dan 1,2 m bedraagt, met dien verstande dat:
  2. de breedte van het overschrijdende deel maximaal 60% van de voorgevelbreedte bedraagt;
  3. de afstand van het overschrijdende deel tot de voorste perceelsgrens minimaal 3 m bedraagt.
 
8.3 Bestaande afstanden en maten
8.3.1 Bestaande maatvoering
Ten aanzien van bestaande afstanden en andere maten geldt het volgende:
  1. voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
 
8.3.2 Afwijking
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de herbouw op dezelfde plaats zoals bepaald in lid 9.2.1 onder b, metinachtneming van het volgende:
  1. afwijking wordt slechts verleend indien de aanvraag vergezeld gaat met een goed onderbouwd ruimtelijk kwaliteitsplan;
  2. de nieuwe indeling dient te leiden tot een verhoging van de beeldkwaliteit op het bestemmingsvlak;
  3. de nieuwe indeling leidt niet tot beperking van omliggende agrarische bedrijven.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
 
9.1 Strijdig gebruik
Onder een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 , eerste lid onder c van de Wabo wordt in elk geval verstaan:
  1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud, met dien verstande dat de opslaghoogte van goederen minder dan 4 meter moet bedragen;
  2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van horeca, detailhandel, de opslag en verkoop van motorbrandstoffen, prostitutie en/of als seksinrichting, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik van opstallen en gronden;
  4. een gebruik van bed & breakfastaccommodaties en vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van permanente bewoning.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
 
10.1 Afwijkingsbevoegdheid overschrijding maatvoering en bouwgrenzen
10.1.1 Afwijkingsbevoegdheden
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor:
  1. overschrijding van – voor bouwen geldende – afstands-, oppervlakte-, inhouds- en hoogtematen met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen;
  3. overschrijding van de maximum bouwhoogte ten behoeve van erf- en terreinafscheidingen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
 
10.1.2 Afwegingskader
Afwijkingen als bedoeld in lid 10.1.1 worden niet verleend:
  1. indien daardoor onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. indien er sprake is van een overschrijding van de inhoudsmaat van (bedrijfs)woningen;
  3. indien er sprake is van een overschrijding van de inhouds-, oppervlakte- en hoogtematen van recreatieverblijven;
  4. indien daardoor onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld.
 
10.2 Afwijkingsbevoegdheid mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van het gebruik van een (vrijstaand) bijbehorendbouwwerk als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:
  1. een afhankelijke woonruimte is uit het oogpunt van mantelzorg noodzakelijk;
  2. de afhankelijke woonruimte wordt bewoond door de mantelzorgbehoevende(n);
  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische bedrijven);
  4. de afhankelijke woonruimte voldoet aan de regels inzake bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat de oppervlakte ten dienste van mantelzorg niet meer dan 75 m² bedraagt;
  5. er wordt gebruik gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bijbehorende bouwwerken, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijbehorende bouwwerken meer geschikt is;
  6. de afhankelijke woonruimte voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit;
  7. in aanvulling op de vergunning wordt een overeenkomst tussen de gemeente en de betrokkenen gesloten.
 
10.3 Afwijkingsbevoegdheid kleinschalige duurzame energievoorzieningen
10.3.1 Afwijkingsbevoegdheid
Voor zover niet vergunningsvrij, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels van het plan voor:
  1. het bouwen en gebruiken van één of meer collectoren voor warmteopwekking of één of meer panelen voor elektriciteitsopwekking met een maximale hoogte van 2 meter binnen bouwvlakken dan wel in een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwperceel, met dien verstande dat
    1. de bouwhoogte wordt gemeten vanaf maaiveld
    2. voor zover plaatsing plaatsvindt op een dakvlak gerekend wordt ten opzichte van het dakvlak;
  2. het plaatsen en gebruiken van één of meer kleinschalige windturbines tot een maximale tiphoogte van 15 meter binnen bouwvlakken, met dien verstande dat windturbines niet zijn toegestaan in de EHS en bij recreatiewoningen.
 
10.3.2 Afwegingskader
Een afwijking als bedoeld in 10.3.1 wordt slechts verleend:
  1. indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. indien sprake is van een goede landschappelijke inpassing en voor zover aanwezige cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden niet in onevenredige mate worden geschaad;
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
 
 
11.1 Wijzigingsbevoegdheid overschrijden bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve vanoverschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerkendan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echterniet meer dan 3 m bedragen.
 
11.2 Wijzigingsbevoegdheid bestemming ‘Waterstaat - Waterstaatkundige functie’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
  1. de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, met dien verstande dat planwijziging alleen mag plaatsvinden nadat voor de betreffende gronden overeenstemming is bereikt met de eigenaar;
  2. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' toe te kennen, met dien verstande dat planwijziging alleen mag plaatsvinden nadat voor de betreffende gronden overeenstemming is bereikt met de eigenaar;
  3. planwijziging mag alleen plaatsvinden nadat voor de betreffende gronden overeenstemming is bereikt met de beheerder van de rivier en de waterkering.
Artikel 12 Overige regels
 
12.1 Afstemming welstandstoets
Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:
  1. de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
  2. de plaatsing op het bouwperceel;
  3. de dakhelling; ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, (voor zover die binnen het betreffende gebied van toepassing zijn) mits:
  4. ten aanzien van het gestelde onder a. de vermindering van de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte;
  5. ten aanzien van het gestelde onder b. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.
 
12.2 Afstemming APV
Dit bestemmingsplan verzet zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen en anderemeerdaagse of regelmatig terugkerende activiteiten met een maximum van vijf evenementen per jaar en een duur van tenhoogste 15 dagen per evenement, mits, voor zover noodzakelijk, een vergunning op basis van de APV is verleend, en met dienverstande dat indien evenementen in een bestemming uitdrukkelijk zijn bestemd, het eerder gestelde maximum in aantal en induur van evenementen niet geldt.
 
12.3 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
  1. Bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor gebruik, bouwen of afwijken dient, indien de omvang of de bestemming van een gebouw en/of het terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, motorfietsen, fietsen, of andere voertuigen, op eigen terrein in voldoende mate ruimte te zijn aangebracht op of onder het gebouw, en/of op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw of terrein behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer. De parkeergelegenheid bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor gebruik, bouwen of afwijken wordt bepaald aan de hand van de "Parkeernormennota Ommen" of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s).
  2. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare auto's. Aan deze eis wordt voldaan door vast te houden aan de richtlijnen en maatvoering conform de "Parkeernormennota Ommen" of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s).
  3. Indien de bestemming van een gebouw of het terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  4. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a en c:
    1. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit; en
    2. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  5. Ruimte(n) voor het bepaalde onder a en c dient, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels nodig is, beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik met de bestemming.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
 
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwdkan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard enomvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
 
13.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning eenmalig afwijken van lid 13.1 voor het vergroten van de inhoudvan een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1 met maximaal 10%.
 
13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijngebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van datplan.
 
13.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee instrijd is, mag worden voortgezet.
 
13.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.4, te veranderen of te laten veranderen in eenander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
13.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaarwordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
13.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronderbegrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 14 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, herziening Varsenerweg 2 Ommen.