direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied, herziening Beerzerhaar 33 Beerzerveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.buiten2012bp0090-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Buitengebied, herziening Beerzerhaar 33 Beerzerveld" met identificatienummer NL.IMRO.0175.buiten2012bp0090-VG01 van de gemeente Ommen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0175.buiten2012bp0090-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 bestemmingsplan 'Buitengebied'

het analoog bestemmingsplan ‘Buitengebied’ van de gemeente Ommen, vastgesteld op 18 februari 2010;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw én dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aan-huis-verbonden beroep:

vrije beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten horend bij de woonfunctie die ten hoogste vallen binnen de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen en vergunningbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van ge-wassen en/of het houden van dieren en waarbij de bedrijfsvoering aanbod gericht is; nader te onderscheiden in:

  • a. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee waarbij de veehouderij geheel of in overwegende mate afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel; onder grondgebonden veehouderij wordt tevens verstaan paardenfokkerij;
  • b. paardenfokkerij: het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling en manege;
  • c. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van sierteelt en bosbouw;
  • d. intensieve veehouderij: een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met tenminste 250 m² bedrijfsvloeroppervlak
    dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren 'biologisch' worden gehouden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve natuurbeheer;
  • e. in deze definitie wordt onder melkrundvee verstaan:
    • 1. melkvee met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat overwegend wordt gehouden voor de melkproductie met inbegrip van dieren die in de mestperiode worden gemolken, tijdens de lactatie worden gemest dan wel zijn droog gezet en worden afgemest en vrouwelijk vleesvee ouder dan 2 jaar met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat op een met melkvee vergelijkbare manier wordt gehouden voor de vleesproductie en het voortbrengen en zogen van kalveren;
    • 2. in deze definitie wordt onder dieren 'biologisch houden' verstaan: dieren die worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden;
  • f. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • g. sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
    • 1. in dit plan wordt onder sierteelt tevens verstaan:
      • fruitteelt: de teelt van fruit in boomgaarden;
      • boomteelt: een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
      • bollenteelt: de teelt van bolgewassen;
    • 2. in dit plan wordt onder sierteelt niet verstaan:
      • niet-grondgebonden sierteelt in de vorm van pot- en containerteelt;
  • h. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • i. houtteelt: de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie;
1.9 agrarisch dienstverlenend bedrijf

een niet-industrieel bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven en/of het verwerken en/of opslaan van dieren of producten die afkomstig zijn van agrarische bedrijven, zoals een agrarisch hulp- en nevenbedrijf, een agrarisch loonbedrijf en een agrarisch handels- of exportbedrijf en/of het opfokken, trainen, africhten van en de handel in paarden, alsmede een pensionstalling met daaraan ondergeschikt het lesgeven in paardrijen aan derden;

1.10 agrarische activiteiten bij wijze van hobby (hobbyboeren)

agrarische activiteiten, voornamelijk bij wijze van liefhebberij, niet zijnde bedrijfsmatig;

1.11 agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd

een agrarisch bedrijf in de omvang van minder dan een halve arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang;

1.12 agrarisch (groot)handelsbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op de handel in en de export van producten uit agrarische sector en dat daartoe beschikt over faciliteiten ten behoeve van het vervoer, de opslag, de be- en verwerking of de afzet van agrarische producten zoals transport- en opslagbedrijven, koelhuizen en dergelijke;

1.13 agrarisch hulp- en nevenbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het verlenen van diensten en/of het toeleveren van zaai- en pootgoed, gewasbeschermingsmiddelen en/of andere producten en/of machines aan agrarische bedrijven en hoveniersbedrijven (agrarische handels- en exportbedrijven en agrarische loonbedrijven daaronder niet begrepen), inclusief verhuur van machines;

1.14 agrarisch loonbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur en/of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur;

1.15 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.16 bebouwingsoppervlak

een op de plankaart aangegeven oppervlak dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak dat op het bouwperceel rust dat maximaal mag worden bebouwd;

1.17 bed & breakfast

het verstrekken van logies met ontbijt binnen de bestaande (bedrijfs)woning al dan niet met deelruimte in een omvang die ondergeschikt is aan de woonfunctie;

1.18 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.19 bedrijfsmatige exploitatie
  • a. het binnen een geheel bedrijfsmatig verhuren van kavels grond of standplaatsen (met de bestemming verblijfsrecreatieve doeleinden (vR) ten behoeve van de door de huurders te plaatsen recreatieverblijven, welke huurders elders hun hoofdverblijf hebben en/of;
  • b. het binnen een geheel bedrijfsmatig verhuren van verblijfsaccommodatie voor korte perioden, waarbij in de maanden april tot en met september maximaal 6 weken aan dezelfde persoon verhuurd mag worden en die elders zijn of haar hoofdverblijf heeft;
1.20 bedrijfswoning:

een woning in of nabij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein vereist is, ten dienste van staat;

1.21 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.22 bestaand gebruik

het op het tijdstip van het inwerking treden van het plan aanwezige gebruik;

1.23 bestaande bouwwerken

bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;

1.24 bestemmingsgrens:

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

1.25 bestemmingsvlak:

een op de plankaart door bestemmingsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met eenzelfde bestemming;

1.26 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.27 bijgebouw

een, al dan niet vrijstaand, gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en niet gebruikt mag worden voor bewoning;

1.28 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

1.29 bouwgrens:

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;

1.30 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.31 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.32 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.33 bouwvlak:

een op de plankaart door bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven waarop ingevolge deze regels bepaalde bouwwerken zijn toegestaan; bouwvlakken ten behoeve van agrarische of agrarisch aanverwante bedrijven die verbonden zijn door middel van de figuur 'relatie' op de verbeelding, worden geacht één bouwvlak voor één bedrijf te vormen;

1.34 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.35 buitenplaats

een door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) aangewezen Historische Buitenplaats, bestaande uit een huis, kasteel, buitenhuis of landhuis, met bijgebouwen, omgeven door tuinen en/of park;

1.36 buitenrijbaan

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;

1.37 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.38 caravan

een mobiel kampeermiddel dat kan worden aangemerkt als aanhangwagen in de zin van de Regeling Voertuigen;

1.39 centrale voorzieningen

gebouwen op verblijfsrecreatieve terreinen zoals een bedrijfswoning, een receptie, een kantine, een kampwinkel, een zwembad en soortgelijke gebouwen ten dienste van de bedrijfsvoering;

1.40 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid;

1.41 dak:

iedere boven beëindiging van een gebouw;

1.42 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.43 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair, tuinartikelen, brand- en explosiegevaarlijke goederen en meubels;

1.44 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.45 erf

een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorend bij, in functioneel opzicht ten dienst van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning (of ander gebouw) dat in beginsel behoort tot de kavel waarop de woning is geplaatst, zoals blijkt uit de kadastrale gegevens;

1.46 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.47 Wgh-instellingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.48 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.49 gezondheidseffectrapportage

rapportage waarmee op basis van onderzoek inzichtelijk gemaakt wordt welke gezondheidsrisico's het, als gevolg van uitbreiding of nieuwvestiging van een intensieve veehouderij, heeft voor gezondheidsgevoelige functies/objecten in de omgeving, welke veterinaire effecten te verwachten zijn en welke maatregelen genomen worden ter voorkoming van die risico's;

1.50 groepsaccommodatie

een gebouw bedoeld voor recreatief nachtverblijf van groepen;

1.51 groepskamperen/verenigingskamperen

extensief kampeerterrein voor mobiele kampeermiddelen voor ten hoogste 100 (aaneengesloten) dagen in de periode 15 maart tot en met 31 oktober voor groepen met een sociale, culturele, educatieve of wetenschappelijke doelstelling;

1.52 hondenkennel

een tijdelijke opvangplaats voor honden, waar het dier na verloop van tijd weer wordt opgehaald door de eigenaren, bijvoorbeeld na vakantie, waaraan ondergeschikt ook activiteiten met honden kunnen plaatsvinden, zoals een hondenschool;

1.53 hondenschool

een bedrijf/instelling waar honden gedurende de dag-uren en/of avonduren, al dan niet samen met hun baasjes, gedrag- en gehoorzaamheidstrainingen ondervinden;

1.54 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden versterkt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt versterkt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.55 hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse;

1.56 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

1.57 kampeermiddel
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enige ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.58 kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens de inrichting bestemd, op daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.59 kantoor(ruimte):

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;

1.60 karakteristiek

als karakteristiek wordt beschouwd, een hoofdgebouw;

  • a. dat reeds bestaand is;
  • b. met het karakter van een boerderij, dat wil zeggen met grote dakvlakken, met lage goothoogtes en met een onderverdeling in een woon- en bedrijfsgedeelte;
  • c. waarbij het woongedeelte en het bedrijfsgedeelte als een geheel tot stand zijn gekomen, dus niet een woongedeelte waaraan later een schuur is gebouwd;
1.61 landschappelijke waarden:

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

1.62 kassen

bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen;

1.63 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van activiteiten als wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie alsmede ten behoeve van outdoor-activiteiten en vergelijkbare activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken;

1.64 kleinschalige groengebieden

gebieden tussen 0,5 en 5 ha met groenvoorzieningen, beplantingen en kleinschalige natuurontwikkeling;

1.65 kleinschalige horecagelegenheid

theeschenkerij of proeverij van streekeigen producten dan wel producten afkomstig van het eigen bedrijf, géén café, restaurant of ander horecabedrijf zijnde;

1.66 kleinschalig kamperen

een kampeerterrein bij een (voormalig) agrarisch bedrijf gedurende de periode 15 maart tot en met 31 oktober;

1.67 kleinschalige natuurontwikkeling

de aanleg van riet- en schraallanden, moerasjes, poelen en plas-draszones, en de realisatie van natuurvriendelijke oevers tot een oppervlak van 0,5 ha;

1.68 kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten

objecten zoals bedoeld in artikel 1, lid 1 onder b en l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.69 landgoed

een geheel of gedeeltelijk met bossen of andere houtopstanden bezette onroerende zaak - daaronder begrepen dat waarop een buitenplaats of andere, bij het karakter van het landgoed passende, opstallen voorkomen - voor zover het blijven voortbestaan van die onroerende zaak in zijn karakteristieke verschijningsvorm voor het behoud van het natuurschoon wenselijk is;

1.70 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende natuur en het menselijk grondgebruik;

1.71 maatschappelijke dienstverlening/voorzieningen

dienstverlening/(overheids)voorzieningen op het gebied van openbaar bestuur en overheidsdiensten, levensbeschouwelijke organisaties, onderwijs, gezondheidszorg, veterinaire diensten en welzijnszorg, uitvaartverzorging, crematoria, mortuaria, begraafplaatsen, cultuur, religie, sport, openbare orde, veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren; hieronder wordt niet verstaan een strafinrichting;

1.72 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca (kantine, foyer, en dergelijke) en/of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen;

1.73 mantelzorg:

de langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt aangeboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens sociale omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de bestaande sociale relatie;

1.74 mantelzorgbehoevende:

eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of het sociale vlak.

1.75 mantelzorgverlener

diegene die (deels) in de zorgbehoefte van een mantelzorgbehoevende voorziet;

1.76 milieugevoelige en volksgezondheidsgevoelige objecten/functies

objecten/functies die, gelet op hun aard en omvang, hinder ondervinden van inrichtingen, (spoor)wegen en bedrijven(bedrijfsactiviteiten), voor wat betreft aspecten als geluid, luchtkwaliteit, geur, stof, veiligheid en trillingen. De volgende objecten/functies zijn als milieugevoelig aan te merken:

  • a. woonfuncties, tenzij bij of krachtens enig wettelijk voorschrift anders is bepaald;
  • b. gebouwen voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen die uitsluitend of in hoofdzaak gebruikt worden door een onderwijsinstelling;
  • d. ziekenhuizen, verpleeginrichtingen en zorginstellingen;
  • e. andere gebouwen die bestemd zijn voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten;

daarnaast zijn in verband met specifieke milieuaspecten zoals luchtkwaliteit en externe veiligheid ook de volgende objecten of functies als gevoelig aangemerkt, waaronder:

    • 1. accommodaties, die zijn ontwikkeld met als doel een fysieke inspanning te leveren, zoals openlucht sportaccommodaties;
    • 2. hotels, penitentiaire inrichtingen en asielzoekerscentra;
    • 3. kantoorgebouwen.

Voorts kunnen in verband met specifieke milieuaspecten zoals geur ook objecten of functies als gevoelig worden aangemerkt, waaronder:

    • 1. verblijfsrecreatie;
    • 2. dagrecreatie;

alle bovenstaande objecten/functies worden vanuit volksgezondheid gezien als objecten/functies waar voor langere tijd per dag sprake is van aanwezigheid van personen en daarmee een volksgezondheidsgevoelig object/functie betreffen.

1.77 multifunctionele bosbouw

bosbouw met een multifunctioneel karakter, gericht op natuur, productie en recreatie, vallend onder de Boswet.

1.78 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna;

1.79 neventak/nevenfunctie

onderdelen van een bedrijf, waarvan de gezamenlijke productieomvang een ondergeschikt (minder dan de helft) deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf, met dien verstande dat de productieomvang van de neventakken/nevenfuncties afzonderlijk in geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak mag bedragen;

1.80 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.81 openbaar groen

voor wat 'openbaar groen' is, moet worden uitgegaan van hetgeen daaronder in het normale spraakgebruik wordt verstaan: parken, plantsoenen en speelveldjes, die het gehele jaar (of een groot deel van het jaar) voor het publiek toegankelijk zijn; een weiland, bos of water wordt niet aangemerkt als openbaar groen; zogenaamd restgroen of snippergroen is wel openbaar, maar niet voor publiek algemeen toegankelijk, en daarom niet als openbaar groen in de zin van bovenstaande omschrijving aan te merken.

1.82 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie of bewerking.

1.83 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg en voor dijkbebouwing: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gevallen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.84 praktijkruimte:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, (para)medisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.85 recreatief medegebruik

extensieve, verspreide dagrecreatie;

1.86 recreatieverblijf

een stacaravan welke niet op het maaiveld hoeft te staan dat voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a. een oppervlakte van maximaal 60 m2 (inclusief 6 m2 berging);
  • b. een maximale hoogte van 3,75 m vanaf het peil gemeten;
1.87 recreatief nachtverblijf

het exploiteren van recreatieve verblijven/appartementen binnen de bestaande bedrijfsgebouwen;

1.88 recreatiewoning:

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.

1.89 restaurant:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.90 risicovolle inrichtingen

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.91 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 1 Staat van bedrijvenactiviteiten bij deze regels onderdeel van de regels uitmaakt;

1.92 stacaravan:

een kampeermiddel dat voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a. onder de stacaravan moet een origineel as/wielstelsel aanwezig zijn;
  • b. de stacaravan mag maximaal uit één bouwlaag bestaan;
  • c. de totale oppervlakte van een stacaravan inclusief bijgebouw en/of aanbouw mag maximaal 60 m² bedragen, waarbij de oppervlakte van het bijgebouw en/of aanbouw niet meer bedraagt dan maximaal 6 m²;
  • d. de hoogte van een stacaravan mag niet meer dan 3,75 m bedragen;
  • e. de stacaravan staat op het maaiveld en de stacaravan, of afzonderlijke delen daarvan, is op het terrein voort te bewegen als aanhanger;
  • f. de stacaravan mag niet zijn/worden opgebouwd uit steenachtige materialen;
1.93 teeltondersteunende voorzieningen:

bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van het verbeteren van de productie en arbeidsomstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden ter ondersteuning van de vollegronds-groenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierteelt en/of bloembollenteelt, waarbij een onderscheid gemaakt kan worden tussen hoge en lage (tot 2 m) teeltondersteunende voorzieningen en tussen tijdelijke en permanente teeltondersteunende voorzieningen.

1.94 tenthuisje:

een recreatieve verblijfplaats met vaste wanden en een dak van tentzeil dat dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.95 toeristische standplaats

een standplaats die bedoeld is voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel gedurende een aaneengesloten periode van maximaal zes weken in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.96 trekkershut:

een gebouw ten behoeve van recreatief verblijf bestaand uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een mobiel kampeermiddel of stacaravan, zoals chalet;

1.97 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.

1.98 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.99 verkoop streekeigen producten

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf/in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/ in de regio zijn verwerkt of bewerkt.

1.100 veehouderijactiviteiten

Activiteiten waarbij meer dan hobbymatige aantallen vee worden gehouden zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer en/of waarbij dierlijke mest van eigen dieren wordt opgeslagen dan wel verwerkt.

1.101 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf in de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang.

1.102 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.103 voorgevelrooilijn:
  • a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
    • 1. de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  • b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
    • 1. bij een wegbreedte van ten minste 10 m, de lijn gelegen op 15 m uit de as van de weg;
    • 2. bij een wegbreedte geringer dan 10 m, de lijn gelegen op 10 m uit de as van de weg;
1.104 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of paden behorende bermen en zijkanten en bermsloten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig gebruikte parkeerterreinen;

1.105 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.106 zorgboerderij

de opvang van volwassenen, gehandicapten, gedetineerden, moeilijk opvoedbare jeugd of zorgbehoeftige ouderen, hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 goothoogte bij hellende dakvlakken

de afstand van bovenkant goot c.q. druiplijn ten opzichte van het gemiddelde peil van het aansluitende en afgewerkte terrein. Ondergeschikte bouwonderdelen als goten van dakkapellen worden niet meegerekend.

2.2 goothoogte bij platte daken

de afstand van de bovenkant dakopstand of boeiboord ten opzichte van het gemiddelde peil van het aansluitende en afgewerkte terrein.

2.3 hoogte (bouwhoogte, nokhoogte) van een gebouw of ander bouwwerk,

de verticale afstand van het hoogste punt van een gebouw of ander bouwwerk tot aan het gemiddelde peil van het aansluitende en afgewerkte terrein; bij de bepaling van de hoogte worden ondergeschikte bouwonderdelen als antennes, liftkokers, schoorstenen, luchtkokers, lichtkappen, roeden van hooibergen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen niet meegerekend.

2.4 hoogte van een antenne-installatie

de verticale afstand van het hoogste punt van de antenne-installatie tot aan het gemiddelde peil van het aansluitende en afgewerkte terrein; indien de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne, met antennedrager, het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antenne-installatie.

2.5 inhoud van een gebouw (bruto inhoud)
  • a. de inhoud gemeten tussen het gemiddelde peil van het aansluitende en afgewerkte terrein, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren, en de bovenzijde van de dakconstructie;
  • b. grind en losliggende daktegels worden niet tot de constructie van een plat dak gerekend; de meetlijn ligt direct boven de dakbedekking of bij een 'omgekeerd dak' direct boven de dakisolatie; voor een hellend pannendak of rietendak moet als meetlijn de onderkant van de panlatten of rietlatten worden aangehouden;
  • c. de inhoud van vergunningvrij bouwwerken en bouwonderdelen wordt buiten beschouwing gelaten;
  • d. de bouwdelen en ruimten, voor zover gelegen onder het aansluitende en afgewerkte terrein, worden niet meegerekend, uitgezonderd recreatiewoningen;
  • e. waar in dit bestemmingsplan over inhoud wordt gesproken wordt de bruto inhoud bedoeld.
2.6 oppervlakte van een gebouw (bruto)
  • a. de oppervlakte gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde horizontale niveau van het aansluitende en afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • b. bij de bepaling van de grenslijn van de bebouwde oppervlakte blijft een incidentele nis of uitsparing en een incidenteel uitspringend bouwdeel buiten beschouwing, indien het grondvlak daarvan kleiner is dan 0,5 m²;
  • c. de vloeroppervlakte van een overdekte buitenruimte, die niet of slechts gedeeltelijk omsloten is en daardoor geen vaste buitenbegrenzing heeft, is gelijk aan de verticale projectie van het overdekkende bouwdeel; bij kolommen wordt de meest naar buiten gelegen zijde als plaats van het (fictieve) buitenwerks gevelvlak aangemerkt;
  • d. indien de breedte van de verticale projectie van een overdekkende bouwdeel op het horizontale vlak groter is dan 0,75 m, gemeten ten opzichte van het (fictieve) buitenwerkse gevelvlak, wordt de geprojecteerde oppervlakte, indien dit kleiner is dan 0,5 m², niet meegerekend bij de bepaling van de bruto vloeroppervlakte.
2.7 afstanden tussen bouwwerken en tot perceelsgrenzen

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen, worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.8 afstand tot de weg

afstand gemeten vanaf enig punt van een bouwwerk tot de rand van de dichtstbijzijnde berm aan de zijde van de weg.

2.9 vloeroppervlakte (bruto)

2.9.1.

Te meten overeenkomstig de definitie voor oppervlakte van een gebouw.

2.9.2.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en daarmee gelijk te stellen bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden en mits de verticale projectie van de gevel zelf op of achter de bouw- c.q. bestemmingsgrens blijft.

2.9.3.

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten vanuit het hart van een lijn op de analoge of digitale plankaart.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Aanlegregels

De regels behorende bij artikel 32 Aanlegregels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' blijven onverkort van toepassing.

Artikel 4 Agrarisch

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1.

De gronden op de plankaart aangewezen voor 'Agrarisch', zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden veehouderij en akker- en vollegrondstuinbouw;
  • b. in uitzondering op a zijn ter plaatse van de functieaanduiding 'geen veehouderijactiviteiten toegestaan' geen veehouderijactiviteiten toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

alsmede voor:

bijbehorende voorzieningen zoals: (ontsluitings)wegen, in- en uitritten, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tijdelijke waterberging en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer en sierwater.

4.1.2.

De in lid 4.1.1 bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden die in Artikel 7 Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke openheid (Zone Ao) rechtstreeks toelaatbaar zijn bij wijze van medebestemming. Daarbij is aangegeven welke doeleinden en bouwmogelijkheden na ontheffing of planwijziging toelaatbaar zijn.

4.2 Bouwregels

4.2.1.

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen en de daarbij behorende bedrijfswoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen, waarbij:
    • 1. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - aantal bedrijfswoning toegestaan: 2' aangegeven aantal;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2.2.

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de plankaart en de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend op gronden met een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bouwvlakken met de nadere aanduiding 'relatie' maken deel uit van één bedrijf;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a is buiten het bouwvlak, maar binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak, een complex van aaneengesloten voorzieningen zoals sleufsilo's, kuilvoer-platen, pot- en containerteelt, buitenrijbanen, foliebassins en mestzakken toegestaan, met dien verstande dat voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen;
  • d. ten aanzien van buitenrijbanen geldt het volgende:
    • 1. per agrarisch bedrijf is maximaal één buitenrijbaan toegestaan;
    • 2. de afmeting van een buitenrijbaan mag maximaal 20 x 40 m bedragen;
    • 3. de buitenrijbaan en bijbehorende lichtmasten dienen op minimaal 50 m van bouwvlakken van derden geplaatst te worden;
  • e. overigens geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoningen (inclusief
aan- en uitbouwen)  
één, tenzij anders op de plankaart
aangegeven  
750 m³     4,5 m   10 m  
bedrijfswoningen (inclusiefaan- en uitbouwen) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - aantal bedrijfswoning toegestaan: 2'   twee-aaneen-
gebouwde woningen  
600 m³     4,5 m   10 m  
bijgebouwen en overkappingen
t.b.v. de woonfunctie  
    150 m²   4 m   6 m  
bedrijfsgebouwen (waaronder
kassen ter plaatse van Ag)  
    volledig
bouwvlak  
5,5 m   12 m  
groepsaccommodatie ter plaatse van de subbestemming
Adr  
    1.000 m²   5,5 m   12 m  
voedersilo's           15 m  
erf- of terreinafscheidingen
- voor de voorgevelrooilijn en
ter plaatse van (zg)
- overige plaatsen*  
       

1 m
2 m  
lichtmasten           6 m  
veldschuren       bestaand**   bestaand**   bestaand**  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  
sleufsilo's           2 m  
bedrijfsgebouwen ter plaatse
van A*  
    bestaand**   5,5 m   12 m  

* Meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn en meer dan 1 m van de weg of openbaar groen.

** Zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken voor opslag van goederen met een totale opslaghoogte van meer dan 4 m.
  • b. Het is verboden om gronden buiten het bouwvlak te gebruiken voor de opslag van in plastic verpakte hooibalen, met uitzondering van de gronden in een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak, zoals benoemd in artikel 4.2.2 sub c.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
4.4.1 Kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 3.6 Wro - bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het toestaan van kleinschalig kamperen binnen bouwvlakken met de bestemming 'Agrarisch', met inachtneming van het volgende:

  • a. het kleinschalig kampeerterrein moet zijn gelegen op of aansluitend aan het bouwvlak van het agrarisch bedrijf waartoe het behoort;
  • b. het kleinschalig kampeerterrein mag niet gelegen zijn aansluitend of behorend bij een bestaand (kleinschalig) kampeerterrein;
  • c. na planwijziging wordt ter plaatse van het agrarisch bedrijf waar kleinschalig kamperen wordt toegestaan een aanduiding voor een kleinschalig kampeerterrein op de plankaart opgenomen;
  • d. het totale aantal kleinschalige kampeerterreinen in de gemeente mag niet meer bedragen dan 10;
  • e. het aantal kampeermiddelen per terrein mag niet meer dan 25 bedragen;
  • f. de kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst in de periode 15 maart tot en met 31 oktober;
  • g. de voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen dienen te worden gerealiseerd in de bestaande bebouwing;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder g geldt dat indien kan worden aangetoond dat de voorzieningen niet gerealiseerd kunnen worden in de bestaande bebouwing, nieuwbouw
  • i. met een oppervlakte van maximaal 50 m² is toegestaan;
  • j. er dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • k. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing door middel van opgaande randbeplanting van een gebiedseigen assortiment;
  • l. stacaravans, trekkershutten en tenthuisjes zijn niet toegestaan op kleinschalige kampeerterreinen.

Artikel 5 Niet-agrarische nevenfuncties ter plaatse van bouwvlakken

De regels behorende bij artikel 30 Niet-agrarische nevenfuncties ter plaatse van bouwvlakken van het bestemmingsplan 'Buitengebied' blijven onverkort van toepassing.

Artikel 6 Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken

De regels behorende bij artikel 31 Vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken van het bestemmingsplan 'Buitengebied' blijven onverkort van toepassing.

Artikel 7 Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke openheid (Zone Ao)

De regels behorende bij de dubbelbestemming 'Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke openheid (Zone Ao)' zoals verwoord in artikel 25 van het bestemmingsplan 'Buitengebied' blijven onverkort van toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

De algemene bepalingen (regels) behorende bij hoofdstuk 4 van het bestemmingsplan 'Buitengebied' blijven onverkort van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsregels

De overgangsregels behorende bij artikelen 44, 45 en 46 van het bestemmingsplan 'Buitengebied' blijven onverkort van toepassing.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Buitengebied, herziening Beerzerhaar 33 Beerzerveld" van de gemeente Ommen.

Behorend bij het besluit van xxxx.

===