Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied, herziening Tussenweg 6-6a
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0175.buiten2012bp0086-vg01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
Het bestemmingsplan Buitengebied, herziening Tussenweg 6-6a met identificatienummer NL.IMRO.0175.buiten2012bp0086-vg01 van de gemeente Ommen;
 
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 verbeelding
de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied, herziening Tussenweg 6-6a met identificatienummer NL.IMRO.0175.buiten2012bp0086-vg01;
 
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw én dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.6 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.7 aan huis gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
vrije beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten horend bij de woonfunctie die ten hoogste vallen binnen de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van artikel 1.1., derde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.9 bed & breakfast
het verstrekken van logies met ontbijt binnen de bestaande (bedrijfs)woning al dan niet met deelruimte in een omvang die ondergeschikt is aan de woonfunctie;
 
1.10 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
 
1.11 bestaande bebouwing
bebouwing, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;
 
1.12 bestaand gebruik
het op het tijdstip van het inwerking treden van het plan aanwezige gebruik;
 
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.15 bijbehorend bouwwerk
een, al dan niet vrijstaand, gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en niet gebruikt mag worden voor bewoning;
 
1.16 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
1.17 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.18 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
 
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.20 bouwperceelgrens
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.22 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
 
1.23 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of bouwwerk;
 
1.24 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.25 erf
een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorend bij, in functioneel opzicht ten dienst van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning (of ander gebouw) dat in beginsel behoort tot de kavel waarop de woning is geplaatst, zoals blijkt uit de kadastrale gegevens;
 
1.26 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.27 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
 
1.28 hobbymatig agrarisch gebruik
het gebruik van grond ten behoeve van agrarische activiteiten in een omvang die niet als bedrijfsmatig kan worden beschouwd.
 
1.29 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.30 horecabedrijf
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfunctie.
 
1.31 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van activiteiten als wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie en educatie alsmede ten behoeve van outdoor-activiteiten en vergelijkbare activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken;
 
1.32 landschapsplan
een plan dat beschrijft op welke wijze het erf landschappelijk gezien is ingepast in zijn omgeving, hoe de sterke gebiedskenmerken worden doorvertaald in de inrichting van het erf en hoe de nieuwe ontwikkeling op het erf en waar nodig compenserende maatregelen elders, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.
 
1.33 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik;
 
1.34 mantelzorg
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie n de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
 
1.35 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna;
 
1.36 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
 
1.37 opslag
het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;
 
1.38 overkapping
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten ruimte van lichte constructie, waaronder in ieder geval een carport wordt verstaan.
 
1.39 paardenbak
een onverhard, niet overdekt, en omheind terrein al dan niet voorzien van lichtmasten met een andere ondergrond dan gras, ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport, met dien verstande dat een tredmolen hieronder niet is begrepen.
 
1.40 peil
  • voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg en voor dijkbebouwing: de hoogte van de kruin van de weg;
  • voor andere gevallen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
 
1.41 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
1.42 ruimtelijke kwaliteit
het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is;
 
1.43 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.44 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij deze regels onderdeel van de regels uitmaakt.
 
1.45 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.46 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het vastgesteld van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
 
1.47 voorgevellijn
  1. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
    1. de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
    1. bij een wegbreedte van ten minste 10 m, de lijn gelegen op 15 m uit de as van de weg;
    2. bij een wegbreedte geringer dan 10 m, de lijn gelegen op 10 m uit de as van de weg. 
1.48 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
 
1.49 wonen
de huisvesting van één huishouden in een woning;
 
1.50 woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
 
1.51 zijdelingse perceelsgrenzen
de perceelsscheiding van een bouwperceel, niet gelegen aan de voor- of achterzijde van het perceel.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
 
2.2 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.5 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.6 de horizontale diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
 
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.8 de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
 
2.9 overschrijding door ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing .;
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. het hobbymatig houden van paarden;
  3. behoud en bescherming van de in dit gebied voorkomende landschappelijke elementen conform het in Bijlage 2 opgenomen Erfinrichtingsplan;
  4. aan- huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
    1. de activiteiten geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
    2. er een directe relatie bestaat tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
    3. de activiteiten geen detailhandel, horeca en of prostitutie betreffen, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    4. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
    5. de activiteiten, de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig beperken;
    6. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    7. de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m2.
met daar bijbehorende:
  1. (ontsluitings)wegen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Hoofdgebouwen
 
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. een hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  2. het maximaal aantal woningen bedraagt één per bouwvlak tenzij middels een functieaanduiding anders is aangegeven;
  3. De gezamenlijke inhoud van de woningen mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud;
  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m bedragen, danwel de bestaande goothoogte, indien dit meer bedraagt;
  5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m bedragen, danwel de bestaande goothoogte, indien dit meer bedraagt.
3.2.2 Aan- en uitbouwen en bijbehorende bouwwerken, waaronder overkappingen
  1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer dan 655 m2 bedragen, tenzij anders weergegeven;
  2. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag ten hoogste 4 m bedragen, danwel de bestaande goothoogte, indien deze meer bedraagt;
  3. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag ten hoogste 6 m bedragen, danwel de bestaande bouwhoogte, indien deze meer bedraagt.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het woonhuis of het verlengde daarvan worden opgericht, de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. de bouwhoogte van erfafscheiding op overige plaatsen bedraagt niet meer dan 2 m;
  3. in de overige gevallen mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1 Hogere bouwhoogte bijgebouwen en overkappingen
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 sub c ten behoeve van de overschrijding van de maximale bouwhoogte voor bijgebouwen en overkappingen, met inachtneming van het volgende:
  1. de bouwhoogte mag maximaal 8 m bedragen;
  2. de hogere bouwhoogte leidt tot een verhoging van de beeldkwaliteit binnen het bestemmingsvlak;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld hierdoor niet onevenredig mag worden aangetast.
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
3.4.1 Voorwaardelijke verplichting
  1. tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van nieuwe bouwwerken overeenkomstig de in de bestemming 'Wonen' opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 2 Inrichtingsplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen nieuwe bouwwerken overeenkomstig de in de bestemming 'Wonen' opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder voorwaarde dat binnen 18 maanden na het tijdstip van onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de bouw van nieuwe bouwwerken uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 2 Inrichtingsplan opgenomen Erfinrichtingsplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  3. tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend de bouw / het gebruik van en het in gebruik laten nemen van nieuwe bouwwerken overeenkomstig de in de bestemming 'Wonen' opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de afgeronde sloop van de gebouwen conform de in Bijlage 3 Te slopen bebouwing opgenomen sloopbebouwing;
  4. tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het niet uitvoeren van de dove gevels zoals genoemd in Bijlage 4 van de toelichting.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.5.1 Bed & breakfast
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het uitoefenen van een bed & breakfast in de bestaande gebouwen, met dien verstande dat:
  1. bed & breakfast mag bestaan uit maximaal vier slaapkamers en één gemeenschappelijke huiskamer met een maximale oppervlakte van 30 m² per kamer;
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.5.2 Aan huis gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in bijgebouwen
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 onder k ten behoeve van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit welke niet genoemd worden in de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten maar die naar aard en omvang gelijk zijn te stellen met de aangegeven categorie van activiteiten, niet zijnde detailhandel, met dien verstande dat:
  1. de activiteiten geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
  2. er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
  3. de activiteiten geen detailhandel, horeca en of prostitutie betreffen, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  4. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  5. de activiteiten, de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig beperken;
  6. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
3.5.3 Paardenbak
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 voor de realisatie van een paardenbak, met inachtneming van het volgende:
  1. de realisatie van een paardenbak dient in eerste instantie binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  2. Indien dit niet mogelijk is, dient de paardenbak op minimaal 50 m van een woning van derden te worden geplaatst;
  3. de paardenbak dient daarbij in een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak te worden geplaatst;
  4. de bouwhoogte van de omheining mag niet meer bedragen dan 2 m;
  5. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  6. bestaande natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.5.4 Afwijken voorwaardelijke verplichting
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder a, indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 2 Inrichtingsplan andere landschapsmaatregelen wordt getroffen, met dien verstande dat:
  1. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 2 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in Bijlage 2 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
 
3 Algemene regels
 
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 5 Algemene bouwregels
 
5.1 Bestaande afstanden en andere maten
 
5.1.1 Bestaande maatvoering
 
Ten aanzien van bestaande afstanden en andere maten geldt het volgende:
  1. voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing;
  4. lid a, b en c zijn niet van toepassing op de te slopen bebouwing zoals aangeven in Bijlage 3. 
5.1.2 Afwijking
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de herbouw op dezelfde plaats zoals bepaald in lid 5.1.1 onder b, met inachtneming van het volgende:
  1. afwijking wordt slechts verleend indien de aanvraag vergezeld gaat met een goed onderbouwd ruimtelijk kwaliteitsplan;
  2. de nieuwe indeling dient te leiden tot een verhoging van de beeldkwaliteit op het bestemmingsvlak;
  3. de nieuwe indeling leidt niet tot beperking van omliggende agrarische bedrijven.
 
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
 
6.1 Strijdig gebruik
 
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
  1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van horeca, detailhandel, de opslag en verkoop van motorbrandstoffen, prostitutie en/of als seksinrichting, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik van opstallen en gronden;
  4. een gebruik van bed & breakfastaccommodaties ten behoeve van permanente bewoning;
  5. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
 
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
 
7.1 Afwijken van de bestemmingsregels
 
7.1.1 Algemeen
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  3. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  4. de bestemmingsregels en toestaan dat telecommasten tot een hoogte van niet meer dan 40 m worden geplaatst;
  5. de bestemmingsregels en toestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
7.1.2 Afwegingskader
 
Afwijkingen als bedoeld in lid 7.1.1 worden niet verleend:
  1. indien daardoor onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. indien er sprake is van een overschrijding van de inhoudsmaat van woningen;
  3. indien daardoor onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld.
7.2 Afwijkingsbevoegdheid mantelzorg
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van het gebruik van een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:
  1. een afhankelijke woonruimte is uit het oogpunt van mantelzorg noodzakelijk;
  2. de afhankelijke woonruimte wordt bewoond door de mantelzorgbehoevende(n);
  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische bedrijven);
  4. de afhankelijke woonruimte voldoet aan de regels inzake bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat de oppervlakte ten dienste van mantelzorg niet meer dan 75 m² bedraagt;
  5. er wordt gebruik gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bijbehorend bouwwerk, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijbehorend bouwwerk meer geschikt is;
  6. de afhankelijke woonruimte voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit;
  7. in aanvulling op de vergunning wordt een overeenkomst tussen de gemeente en de betrokkenen gesloten.
7.3 Afwijkingsbevoegdheid kleinschalige duurzame energievoorzieningen
 
7.3.1 Afwijkingsbevoegdheid
 
Voor zover niet vergunningsvrij, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels van het plan voor:
  1. het bouwen en gebruiken van één of meer collectoren voor warmteopwekking of één of meer panelen voor elektriciteitsopwekking met een maximale hoogte van 2 meter binnen bouwpercelen dan wel in een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwperceel, met dien verstande dat de bouwhoogte wordt gemeten vanaf maaiveld
7.3.2 Afwegingskader
 
Een afwijking als bedoeld in 7.3.1 wordt slechts verleend:
  1. indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. indien sprake is van een goede landschappelijke inpassing en voor zover aanwezige cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden niet in onevenredige mate worden geschaad.
7.4 Afwijkingsbevoegdheid paardenbak
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van het toestaan van een paardenbak binnen de bestemmingen ‘Agrarisch’, met inachtneming van het volgende:
  1. de realisatie van een paardenbak niet mogelijk is binnen een bouwperceel;
  2. de paardenbak op minimaal 50 m van een woning van derden wordt geplaatst;
  3. de paardenbak dient in een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwperceel te worden geplaatst;
  4. de bouwhoogte van de omheining mag niet meer bedragen dan 2 m;
  5. de bouwhoogte van de lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  6. bestaande natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
7.5 Afwijkingsbevoegdheid aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor het toestaan van aan-huisgebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten teneinde bij (bedrijfs)woningen behorende bijgebouwen te mogen gebruiken voor deze activiteiten, voor zover:
  1. de activiteiten geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
  2. de activiteiten geen detailhandel en/of horeca betreffen, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  3. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  4. de activiteiten, de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig beperken;
  5. de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m².
 
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
 
8.1 Wijzigingsbevoegdheid overschrijden bestemmingsgrenzen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen.
 
Artikel 9 Overige regels
 
9.1 Afstemming welstandstoets
 
Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:
  1. de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
  2. de plaatsing op het bouwperceel;
  3. de dakhelling; ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, (voor zover die binnen het betreffende gebied van toepassing zijn) mits:
  4. ten aanzien van het gestelde onder a. de vermindering van de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte;
  5. ten aanzien van het gestelde onder b. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.
9.2 Afstemming APV
 
Dit bestemmingsplan verzet zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen en andere meerdaagse of regelmatig terugkerende activiteiten met een maximum van vijf evenementen per jaar en een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, mits, voor zover noodzakelijk, een vergunning op basis van de APV is verleend, en met dien verstande dat indien evenementen in een bestemming uitdrukkelijk zijn bestemd, het eerder gestelde maximum in aantal en in duur van evenementen niet geldt.
 
9.3 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
  1. Bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor gebruik, bouwen of afwijken dient, indien de omvang of de bestemming van een gebouw en/of het terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, motorfietsen, fietsen, of andere voertuigen, op eigen terrein in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op of onder het gebouw, en/of op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw of terrein behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer. De parkeergelegenheid bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor gebruik, bouwen of afwijken wordt bepaald aan de hand van de "Parkeernormennota Ommen" of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s).
  2. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare auto's. Aan deze eis wordt voldaan door vast te houden aan de richtlijnen en maatvoering conform de "Parkeernormennota Ommen" of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s).
  3. Indien de bestemming van een gebouw of het terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  4. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a en c:
    1. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit; en
    2. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  5. Ruimte(n) voor het bepaalde onder a en c dient, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels nodig is, beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik met de bestemming.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
 
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
10.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, herziening Tussenweg 6-6a van de gemeente Ommen.
 
Vastgesteld door de raad van de gemeente Ommen.