Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied, herziening Hasselerweg 5 te Ommen
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0175.buiten2012bp0082-on01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan ‘Buitengebied, herziening Hasselerweg 5 te Ommen’ met identificatienummer NL.IMRO.0175.buiten2012bp0082-on01 van de gemeente Ommen.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aan huis gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
vrije beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten horend bij de woonfunctie die ten hoogste vallen binnen de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van artikel 1.1, derde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw én dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.7 afhankelijke woonruimte
een aanbouw, bijgebouw of recreatiewoning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin (een gedeelte van) een huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
 
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren en waarbij de bedrijfsvoering aanbod gericht is; nader te onderscheiden in:
  1. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee waarbij de veehouderij geheel of in overwegende mate afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel; onder grondgebonden veehouderij wordt tevens verstaan paardenfokkerij;
  2. paardenfokkerij: een agrarisch bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen van paarden alsmede het africhten, trainen en verhandelen van ter plaatse gefokte paarden; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling en manege;
  3. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van sierteelt en bosbouw;
  4. intensieve veehouderij: een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met tenminste 250 m² bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren 'biologisch' worden gehouden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve natuurbeheer; in deze definitie wordt onder melkrundvee verstaan:
    1. melkvee met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat overwegend wordt gehouden voor de melkproductie met inbegrip van dieren die in de mestperiode worden gemolken, tijdens de lactatie worden gemest dan wel zijn droog gezet en worden afgemest en vrouwelijk vleesvee ouder dan 2 jaar met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat op een met melkvee vergelijkbare manier wordt gehouden voor de vleesproductie en het voortbrengen en zogen van kalveren;
    2. in deze definitie wordt onder dieren 'biologisch houden' verstaan: dieren die worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden;
  5. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  6. sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
    1. in dit plan wordt onder sierteelt tevens verstaan:
      1. fruitteelt: de teelt van fruit in boomgaarden;
      2. boomteelt: een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
      3. bollenteelt: de teelt van bolgewassen;
    2. in dit plan wordt onder sierteelt niet verstaan:
      1. niet-grondgebonden sierteelt in de vorm van pot- en containerteelt;
  7. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  8. houtteelt: de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie.
1.9 agrarisch dienstverlenend bedrijf
een niet-industrieel bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven en/of het verwerken en/of opslaan van dieren of producten die afkomstig zijn van agrarische bedrijven, zoals een agrarisch hulp- en nevenbedrijf, een agrarisch loonbedrijf en een agrarisch handels- of exportbedrijf en/of het opfokken, trainen, africhten van en de handel in paarden, alsmede een pensionstalling met daaraan ondergeschikt het lesgeven in paardrijen aan derden.
 
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.11 bed & breakfast
het verstrekken van logies met ontbijt binnen de bestaande (bedrijfs)woning al dan niet met deelruimte in een omvang die ondergeschikt is aan de woonfunctie.
 
1.12 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
 
1.13 bedrijfswoning
een woning in of nabij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein vereist is, ten dienste van staat.
 
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.15 bijgebouw
een, al dan niet vrijstaand, gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en niet gebruikt mag worden voor bewoning.
 
1.16 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.18 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
 
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.20 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.21 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.
 
1.22 dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen, sport en spel, natuurobservatie, natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen en waaronder tevens begrepen manege- en groepsaccommodatieactiviteiten.
 
1.23 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of bouwwerk.
 
1.24 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.25 erf
een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorend bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning (of ander gebouw) dat in beginsel behoort tot de kavel waarop de woning is geplaatst, zoals blijkt uit de kadastrale gegevens.
 
1.26 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.27 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
 
1.28 gebruiksgerichte paardenhouderij
een agrarisch aanverwant bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen van paarden en ruiters, het organiseren van trainingsconcoursen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony’s in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.29 groepsaccommodatie
een gebouw bedoeld voor recreatief nachtverblijf van groepen.
 
1.30 hobbymatig agrarisch gebruik
het gebruik van grond ten behoeve van agrarische activiteiten in een omvang die niet als bedrijfsmatig kan worden beschouwd.
 
1.31 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.32 horecabedrijf
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfunctie.
 
1.33 horecabedrijf categorie 1
een horecabedrijf, die qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Bij de openingstijden wordt aangesloten op de openingstijden van de winkels.
 
1.34 horecabedrijf categorie 2
een horecabedrijf waar in hoofdzaak bedrijfsmatig overwegend ter plaatse bereide maaltijden worden verstrekt, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende dranken, en die in het algemeen gedurende de avonduren zijn geopend.
 
1.35 horecabedrijf categorie 3
een horecabedrijf waar in hoofdzaak bedrijfsmatige alcoholhoudende dranken worden verstrekt, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van kleinere etenswaren en/of (al dan niet mechanische) muziek ten gehore wordt gebracht. Deze bedrijven hebben een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht.
 
1.36 karakteristiek
als karakteristiek wordt beschouwd, een hoofdgebouw:
  1. dat reeds bestaand is;
  2. met het karakter van een boerderij, dat wil zeggen met grote dakvlakken, met lage goothoogtes en met een onderverdeling in een woon- en bedrijfsgedeelte;
  3. waarbij het woongedeelte en het bedrijfsgedeelte als een geheel tot stand zijn gekomen, dus niet een woongedeelte waaraan later een schuur is gebouwd.
1.37 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van activiteiten als wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie alsmede ten behoeve van outdoor-activiteiten en vergelijkbare activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.
 
1.38 kleinschalige natuurontwikkeling:
de aanleg van riet- en schraallanden, moerasjes, poelen en plas-draszones, en de realisatie van natuurvriendelijke oevers tot een oppervlak van 0,5 ha.
 
1.39 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik.
 
1.40 mantelzorg:
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie n de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
 
1.41 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna.
 
1.42 neventak/nevenfunctie
onderdelen van een bedrijf, waarvan de gezamenlijke productieomvang een ondergeschikt (minder dan de helft) deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf, met dien verstande dat de productieomvang van de neventakken/nevenfuncties afzonderlijk in geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak mag bedragen.
 
1.43 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
 
1.44 ondergeschikte horeca
horeca tot en met categorie 2 als activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De horeca-activiteit is van zulke beperkte ruimtelijke omvang dat de (niet-horeca) functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;
 
1.45 opslag
het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
 
1.46 overkapping
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten ruimte van lichte constructie die niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven, waaronder in ieder geval een carport wordt verstaan.
 
1.47 paardenbak
een onverhard, niet overdekt, en omheind terrein al dan niet voorzien van lichtmasten, ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport, met dien verstande dat een tredmolen hieronder niet is begrepen;
 
1.48 peil:
  1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg en voor dijkbebouwing: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. voor andere gevallen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.49 plattelandswoning
een bedrijfswoning behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, die door een derde bewoond mag worden als bedoeld in artikel 1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) inclusief aan-huis-gebonden beroep;
 
1.50 productiegerichte paardenhouderij
een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, opfokken, africhten, trainen en verhandelen van paarden.
 
1.51 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.52 recreatief medegebruik
extensieve, verspreide dagrecreatie.
 
1.53 recreatief nachtverblijf
het exploiteren van recreatieve verblijven/appartementen binnen de bestaande bedrijfsgebouwen.
 
1.54 recreatiewoning
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.
 
1.55 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.56 ruimtelijke kwaliteit
het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.
 
1.57 ruimtelijk kwaliteitsplan
een plan dat beschrijft op welke wijze het erf landschappelijk gezien is ingepast in zijn omgeving, hoe de sterke gebiedskenmerken worden doorvertaald in de inrichting van het erf en hoe de nieuwe ontwikkeling op het erf en waar nodig compenserende maatregelen elders, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving; voor het bepalen van de sterke gebiedskenmerken moet gebruik gemaakt worden van het Landschapsontwikkelingsplan Ommen en het Inspiratieboek ruimtelijke kwaliteit, waarin de sterke gebiedskenmerken per (deel)gebied zijn beschreven.
 
1.58 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij deze regels onderdeel van de regels uitmaakt.
 
1.59 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.60 verblijfsrecreatie
een bedrijfsmatig geëxploiteerde activiteit in ruimten of voorzieningen welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie, pension, bed&breakfast of kampeermiddel door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben.
 
1.61 volwaardig bedrijf
een bedrijf in de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang.
 
1.62 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
 
1.63 voorgevellijn
  1. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
    1. de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
    1. bij een wegbreedte van ten minste 10 m, de lijn gelegen op 15 m uit de as van de weg;
    2. bij een wegbreedte geringer dan 10 m, de lijn gelegen op 10 m uit de as van de weg.
1.64 weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of paden behorende bermen en zijkanten en bermsloten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig gebruikte parkeerterreinen.
 
1.65 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
 
1.66 woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
 
1.67 zijdelingse perceelsgrenzen
de perceelsscheiding van een bouwperceel, niet gelegen aan de voor- of achterzijde van het perceel.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 Gebouwen en bouwwerken
 
2.1.1 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
 
2.1.2 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.1.3 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.1.4 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.1.5 De afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.
 
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
 
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
 
2.3 Maatvoering
 
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
  1. voor lengten in meters (m);
  2. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. voor hoeken/hellingen in graden (°).
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch
  
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het agrarisch grondgebruik;
  2. behoud en bescherming van de in dit gebied voorkomende landschappelijke elementen;
  3. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  4. kleinschalige natuurontwikkeling;
  5. hobbymatig agrarisch gebruik, waaronder in ieder geval het hobbymatig houden van paarden wordt verstaan;
  6. paardenbakken;
  7. een galoppeerbaan;
  8. de uitvoering van het Ruimtelijk Kwaliteitsplan zoals omvat in bijlage 2 van de regels;
  9. parkeervoorzieningen zoals opgenomen in het Ruimtelijk Kwaliteitsplan in bijlage 2 van de regels;
met daarbij behorende voorzieningen:
  1. (ontsluitings)wegen;
  2. in- en uitritten;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. tijdelijke waterberging en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer en sierwater.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Toegestane bebouwing
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
 
3.2.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 3.2.1 gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  2. de bouwhoogte van een omheining van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 2 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  4. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van de paardenbak bedraagt niet meer dan 6 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
 
3.3.1 Strijdig gebruik
Onder een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 , eerste lid onder c van de Wabo wordt in elk geval verstaan:
  1. het gebruik of het laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag van goederen met een totale opslaghoogte van meer dan 4 m;
  2. het gebruiken van gronden voor de opslag van in plastic verpakte hooibalen.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
3.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden zoals genoemd in onderstaande tabel indien en voor zover een "O" is vermeld.
 
Activiteit  
WR-LO1
WR-NR2
ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren  
R
O  
dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater  
R
O  
aanbrengen opgaande beplanting (m.u.v. erfbeplanting)  
O
O  
verwijderen opgaande beplanting, vellen/rooien houtopstanden  
R
O  
aanleg verharde wandel- of fietspaden en overige verhardingen
> 50 m² (niet zijnde kavelpaden)  
O
O  
aanleg kavelpaden  
R
aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur  
R
O  
het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginningen met uitzondering van de aanleg van drainage  
R
O  
aanleg van nutsvoorzieningen  
R
R  
  
R Rechtstreeks zonder meer toelaatbaar
O Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist
 
1 WR-LO = Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke openheid
2 WR-NR = Waarde - Natuurgebied met recreatieve waarden
 
3.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
  1. werken en werkzaamheden die betrekking hebben op het normale onderhoud en beheer;
  2. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. werken en werkzaamheden ten behoeve van realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van een wijzigingsbevoegdheid of afwijkingsbevoegdheid;
  4. werken en werkzaamheden die samenhangen met de activiteiten zoals opgenomen in het Ruimtelijk Kwaliteitsplan dat is opgenomen in bijlage 2 bij de regels.
3.4.3 Toelaatbaarheid werken werkzaamheden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.4.1 wordt slechts verleend indien kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:
  1. het belang dat met de ingreep is gediend;
  2. de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie tot uitdrukking zijn gebracht;
  3. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen.
Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een combinatie van een gebruiksgerichte en productiegerichte paardenhouderij;
met daar bijbehorende voorzieningen:
  1. (ontsluitings)wegen;
  2. in- en uitritten;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. sport- en speelvoorzieningen;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. tijdelijke waterberging en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer en sierwater.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Toegestane bebouwing
Op de voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd;
  1. bedrijfsgebouwen en de daarbij behorende bedrijfswoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 4.2.1 gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a zijn buiten het bouwvlak paardenbakken en mestopslagen, toegestaan, met dien verstande dat tenminste 50 m afstand tot woningen van derden in acht wordt genomen;
  3. overigens geldt het volgende:
 
* Meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn en meer dan 1 m van de weg of openbaar groen.
 
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
4.3.1 Toegelaten nevenactiviteiten
in aanvulling van het bepaalde in 4.1 zijn onderstaande niet-agrarische nevenfuncties zoals genoemd in onderstaande tabel binnen een bouwvlak rechtstreeks toegestaan, met dien verstande dat op eigen terrein moet worden voorzien in parkeergelegenheid en het uitsluitend is toegestaan bij een volwaardig bedrijf;
  
Aard van de nevenfunctie
Maximaal aantal m2 bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
Maximaal aantal m2 gronden in gebruik voor nevenfunctie
Verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten
200
-
Veearts/hoefsmederij
200
-
Ondergeschikte horeca
200
500
Verblijfsrecreatie
1.050
-
  
4.3.2 Strijdig gebruik
Onder een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 , eerste lid onder c van de Wabo wordt in elk geval verstaan:
  1. het gebruik of het laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag van goederen met een totale opslaghoogte van meer dan 4 m.
4.3.3 Toegestaan gebruik
Voor een woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' gelden dezelfde gebruiksregels als voor een bedrijfswoning, met dien verstande dat tevens een aan-huis- gebonden beroep is toegestaan.
 
4.3.4 Voorwaardelijke verplichting
Het gebruik van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming is alleen toegestaan indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het Ruimtelijk Kwaliteitsplan zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels.
 
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
 
4.4.1 Afwijkingsbevoegdheid plattelandswoning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met inachtneming van het volgende:
  1. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  2. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  3. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in lid 4.2.2 van toepassing blijven;
  4. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
4.5.1 Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het agrarisch bouwvlak, waarbij de totale oppervlakte niet mag worden vergroot.
 
Artikel 5 Groen
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. beplantingen;
  2. andere groenvoorzieningen;
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Toegestane bebouwing
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde
worden gebouwd.
 
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:
  1. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen.
Artikel 6 Natuur
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. behoud, bescherming, beheer en ontwikkeling van actuele en potentiële natuur- en landschapswaarden, mede in de vorm van bossen;
  2. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  3. recreatief medegebruik;
  4. multifunctionele bosbouw;
  5. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen met bijbehorende waterhuiskundige voorzieningen;
  6. tijdelijke waterberging;
  7. (agrarisch) natuurbeheer.
6.2 Bouwregels
 
6.2.1 Toegestane bebouwing
Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
 
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
 
* Meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn en meer dan 1 m van de weg of openbaar groen.
 
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
6.3.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden zoals genoemd in onderstaande tabel indien en voor zover een "O" is vermeld, met dien verstande dat:
    1. het vereiste van een omgevingsvergunning en de uitzondering daarop laten onverlet dat voor de betrokken ingreep wellicht (ook) vergunning, afwijking of toestemming uit andere hoofde is vereist (bijvoorbeeld ingevolge de keur van het Waterschap, de milieuwetgeving of provinciale landschapsverordeningen);
    2. in ieder geval is voor ingrepen vermeld als O2) altijd vergunning van het waterschap vereist.
 
R Rechtstreeks zonder meer toelaatbaar
O Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist
O2) Geen omgevingsvergunningplicht indien de betreffende werken en werkzaamheden passen binnen de doeleindenomschrijving van de bestemming ‘Natuur’ of worden genoemd in een beheersplan voor de betreffende natuurgebieden.
 
6.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in 6.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
  1. werken en werkzaamheden die betrekking hebben op het normale onderhoud en beheer;
  2. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. werken en werkzaamheden ten behoeve van realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van een wijzigingsbevoegdheid of afwijkingsbevoegdheid.
6.3.3 Toelaatbaarheid werken werkzaamheden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 6.3.1 wordt slechts verleend indien kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:
  1. het belang dat met de ingreep is gediend;
  2. de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie, tot uitdrukking zijn gebracht;
  3. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen.
Artikel 7 Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke openheid
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke openheid' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
  1. de doeleinden en bouwmogelijkheden, zoals in de artikelen 3 tot en met 6 is aangegeven, het zij bij recht, danwel bij via een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid;
  2. de in dit gebied voorkomende landschappelijke waarden in de vorm van grootschalige openheid, een rationeel verkavelings- en wegenpatroon en verspreid liggende boscomplexen in onderlinge samenhang en verhouding;
  3. de in dit gebied voorkomende cultuurhistorisch waardevolle elementen in de vorm van:
    1. monumenten en karakteristieke boerderijvormen;
    2. archeologisch waardevolle gebieden;
    3. de in dit gebied voorkomende natuurwaarden ter plaatse van de bestemming 'Natuur';
    4. toekomstige robuuste verbindingszones.
7.2 Bouwregels
 
Op de in lid 7.1 aangewezen gronden zijn bouwwerken toegelaten overeenkomstig de regels van de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen.
 
Artikel 8 Waarde - Archeologische verwachting 1
 
8.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de verwachte archeologische waarden.
 
8.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
 
8.3 Afwijken van de bouwregels
 
8.3.1 Afwijking bouwregels
Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien daarvoor omgevingsvergunning door burgemeester en wethouders is verleend. Omgevingsvergunning wordt verleend, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
 
8.3.2 Uitzondering
Omgevingsvergunning, zoals in lid 8.3.1 bedoeld is niet vereist, indien:
  1. op basis van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer aanwezig zijn;
  2. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  3. het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 2.500 m2 en minder diep steekt dan 50 cm.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
8.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. grondwerkzaamheden diep er dan 50 cm en met een oppervlakte groter dan 2.500 m2, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. het verlagen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
8.4.2 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor het verbod van lid 8.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar indien is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
 
8.4.3 Uitzonderingen
Het verbod, zoals is bedoeld in lid 8.4.1, is niet van toepassing, indien:
  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  3. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
    1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden of een ontgrondingsvergunning;
  4. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn ingericht.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
  1. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' toe te kennen indien uit aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze dubbelbestemming, gelet op de ter plaatse aanwezig archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 9 Waarde - Archeologische verwachting 2
 
9.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de verwachte archeologische waarden.
 
9.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 24.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
 
9.3 Afwijken van de bouwregels
 
9.3.1 Afwijking bouwregels
Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien daarvoor omgevingsvergunning door burgemeester en wethouders is verleend. Omgevingsvergunning wordt verleend, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
 
9.3.2 Uitzondering
Omgevingsvergunning, zoals in lid 9.3.1 bedoeld is niet vereist, indien:
  1. op basis van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer aanwezig zijn;
  2. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  3. het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 10.000 m2 en minder diep steekt dan 50 cm.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
9.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. grondwerkzaamheden diep er dan 50 cm en met een oppervlakte groter dan 10.000 m2, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. het verlagen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
9.4.2 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor het verbod van lid 9.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar indien is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
 
9.4.3 Uitzonderingen
Het verbod, zoals is bedoeld in lid 9.4.1, is niet van toepassing, indien:
  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  3. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
    1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden of een ontgrondingsvergunning;
  4. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn ingericht.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door :
  1. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' toe te kennen indien uit aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze dubbelbestemming, gelet op de ter plaatse aanwezig archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 10 Waarde - Natuurgebied met recreatieve waarden
 
10.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Natuurgebied met recreatieve waarden' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
  1. de doeleinden en bouwmogelijkheden, zoals in de artikelen 3 tot en met 6 is aangegeven, het zij bij recht, danwel bij via een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid;
  2. de in dit gebied voorkomende landschappelijk waarden in de vorm van grote boscomplexen, heidevelden en reliëf;
  3. de in dit gebied voorkomende cultuurhistorisch waardevolle elementen in de vorm van:
    1. monumenten en karakteristieke boerderijvormen;
    2. archeologisch waardevolle gebieden;
    3. de in dit gebied voorkomende natuurwaarden ter plaatse van de bestemming 'Natuur';
10.2 Bouwregels
 
Op de in lid 10.1 aangewezen gronden zijn bouwwerken toegelaten overeenkomstig de regels van de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen. 
 
3 Algemene regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 12 Algemene bouwregels
 
12.1 Situering van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
 
12.1.1 Situering
Voor de situering van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woonfunctie geldt het volgende:
  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woonfunctie mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bebouwing dient binnen een zone van 30 m op het achtererf en zijerf, gemeten ten opzichte van het gedeelte van de woning dat als oorspronkelijk hoofdgebouw moet worden aangemerkt, te worden geplaatst;
  3. de bebouwing dient minimaal 3 m achter de voorgevel van de woning te worden gesitueerd;
  4. bijgebouwen en overkappingen met een plat dak en een bouwhoogte van maximaal 3 m moeten minimaal op 1 m achter de voorgevelrooilijn worden geplaatst;
  5. aanbouwen en uitbouwen dienen op minimaal 2,5 m uit de zijdelingse perceelsgrenzen te worden gebouwd;
  6. bijgebouwen en overkappingen dienen op minimaal 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd, tenzij op de perceelsgrens wordt gebouwd;
  7. bebouwing op het achtererf en op het zijerf dient op minimaal 10 m uit de as van de langs het erf gelegen weg te worden gebouwd.
12.1.2 Afwijking
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.1, met inachtneming van het volgende:
  1. de omgevingsvergunning slechts wordt verleend indien de aanvraag vergezeld gaat met een goed onderbouwd inrichtingsplan;
  2. de nieuwe indeling dient te leiden tot een verhoging van de beeldkwaliteit op het bouwvlak;
  3. de nieuwe indeling leidt niet tot beperking van omliggende agrarische bedrijven.
12.2 Bestaande afstanden en andere maten
 
12.2.1 Bestaande maatvoering
Ten aanzien van bestaande afstanden en andere maten geldt het volgende:
  1. voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
12.2.2 Afwijking
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de herbouw op dezelfde plaats zoals bepaald in lid 12.2.1 onder b, met inachtneming van het volgende:
  1. afwijking wordt slechts verleend indien de aanvraag vergezeld gaat met een goed onderbouwd inrichtingsplan;
  2. de nieuwe indeling dient te leiden tot een verhoging van de beeldkwaliteit op het bouwvlak c.q. bestemmingsvlak;
  3. de nieuwe indeling leidt niet tot beperking van omliggende agrarische bedrijven.
12.3 Afstand tussen woningen en agrarische bouwvlakken
 
12.3.1 Minimale afstand
  1. Bij (ver)bouw van woningen (inclusief aan- en uitbouwen) die niet tot het eigen agrarische bedrijf behoren, mag de afstand tot binnen een straal van 100 m gelegen agrarische bouwvlakken ten behoeve van de grondgebonden veehouderij en akker- en vollegrondstuinbouw niet minder bedragen dan de afstand, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
  2. Bij (ver)bouw van woningen (inclusief aan- en uitbouwen) die niet tot het eigen agrarische bedrijf behoren, mag de afstand tot binnen een straal van 200 m gelegen agrarische bouwvlakken ten behoeve van intensieve veehouderij niet minder bedragen dan de afstand, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
12.3.2 Afwijkingsbevoegdheid kortere afstand
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.3.1, mits de (ver)bouw van woningen niet leidt tot onevenredige beperkingen voor de betreffende agrarische bedrijven.
 
12.4 Bouw en herbouw van geluidsgevoelige objecten
 
Indien sprake is van (her)bouw van geluidsgevoelige objecten in een zone langs een (spoor)weg als bedoeld in de Wet geluidhinder mag de afstand tot deze (spoor)weg niet worden verkleind.
 
12.5 Overschrijding voorgevelrooilijn
 
De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden door tot het hoofdgebouw behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen die direct aan het hoofdgebouw worden aangebouwd, mits de overschrijding niet meer dan 1,2 m bedraagt, met dien verstande dat:
  1. de breedte van het overschrijdende deel maximaal 60% van de voorgevelbreedte bedraagt;
  2. de afstand van het overschrijdende deel tot de voorste perceelsgrens minimaal 3 m bedraagt.
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
 
13.1 Strijdig gebruik
 
Onder een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 , eerste lid onder c van de Wabo wordt in elk geval verstaan:
  1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud, met dien verstande dat de opslaghoogte van goederen minder dan 4 meter moet bedragen;
  2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van horeca, detailhandel, de opslag en verkoop van motorbrandstoffen, prostitutie en/of als seksinrichting, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik van opstallen en gronden;
  4. een gebruik van bed & breakfastaccommodaties ten behoeve van permanente bewoning.
Artikel 14 Algemene afwijkingsregels
 
14.1 Afwijkingsbevoegdheid overschrijding maatvoering en bouwgrenzen
 
14.1.1 Afwijkingsbevoegdheden
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor:
  1. overschrijding van – voor bouwen geldende – afstands-, oppervlakte-, inhouds- en hoogtematen met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen;
  3. overschrijding van de maximum bouwhoogte ten behoeve van erf- en terreinafscheidingen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
14.1.2 Afwegingskader
Afwijkingen als bedoeld in lid 14.1.1 worden niet verleend:
  1. indien daardoor onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. indien er sprake is van een overschrijding van de inhoudsmaat van (bedrijfs)woningen en recreatiewoningen;
  3. indien er sprake is van een overschrijding van de inhouds-, oppervlakte- en hoogtematen van recreatieverblijven;
  4. indien daardoor onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld.
14.2 Afwijkingsbevoegdheid mantelzorg
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van het gebruik van een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:
  1. een afhankelijke woonruimte is uit het oogpunt van mantelzorg noodzakelijk;
  2. de afhankelijke woonruimte wordt bewoond door de mantelzorgbehoevende(n);
  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische bedrijven);
  4. de afhankelijke woonruimte voldoet aan de regels inzake bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat de oppervlakte ten dienste van mantelzorg niet meer dan 75 m² bedraagt;
  5. er wordt gebruik gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bijbehorend bouwwerk, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijbehorend bouwwerk meer geschikt is;
  6. de afhankelijke woonruimte voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit;
  7. in aanvulling op de vergunning wordt een overeenkomst tussen de gemeente en de betrokkenen gesloten.
14.3 Afwijkingsbevoegdheid kleinschalige duurzame energievoorzieningen
 
14.3.1 Afwijkingsbevoegdheid
Voor zover niet vergunningsvrij, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels van het plan voor:
  1. het bouwen en gebruiken van één of meer collectoren voor warmteopwekking of één of meer panelen voor elektriciteitsopwekking met een maximale hoogte van 2 meter binnen bouwvlakken dan wel in een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte wordt gemeten vanaf maaiveld
    2. voor zover plaatsing plaatsvindt op een dakvlak gerekend wordt ten opzichte van het dakvlak;
  2. het plaatsen en gebruiken van één of meer kleinschalige windturbines tot een maximale tiphoogte van 15 meter binnen bouwvlakken, met dien verstande dat windturbines niet zijn toegestaan in de EHS en bij recreatiewoningen.
14.3.2 Afwegingskader
Een afwijking als bedoeld in 14.3.1 wordt slechts verleend:
  1. indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. indien sprake is van een goede landschappelijke inpassing en voor zover aanwezige cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden niet in onevenredige mate worden geschaad;
14.4 Afwijkingsbevoegdheid aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor het toestaan van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten teneinde bij (bedrijfs)woningen behorende bijgebouwen te mogen gebruiken voor deze activiteiten, voor zover:
  1. de activiteiten geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
  2. de activiteiten geen detailhandel en/of horeca betreffen, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  3. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  4. de activiteiten, de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig beperken;
  5. de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m².
Artikel 15 Algemene wijzigingsregels
 
15.1 Wijzigingsbevoegdheid overschrijden bestemmingsgrenzen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen.
 
Artikel 16 Overige regels
 
16.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
 
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  2. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen;
  3. de ruimte tussen bouwwerken.
16.2 Afstemming welstandstoets
 
Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:
  1. de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
  2. de plaatsing op het bouwperceel;
  3. de dakhelling; ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, (voor zover die binnen het betreffende gebied van toepassing zijn) mits:
  4. ten aanzien van het gestelde onder a. de vermindering van de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte;
  5. ten aanzien van het gestelde onder b. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.
16.3 Afstemming APV
 
Dit bestemmingsplan verzet zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen en andere meerdaagse of regelmatig terugkerende activiteiten met een maximum van vijf evenementen per jaar en een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, mits, voor zover noodzakelijk, een vergunning op basis van de APV is verleend, en met dien verstande dat indien evenementen in een bestemming uitdrukkelijk zijn bestemd, het eerder gestelde maximum in aantal en in duur van evenementen niet geldt.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
 
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
17.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning eenmalig afwijken van lid 16.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1 met maximaal 10%.
 
17.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 16.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
17.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
17.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
17.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
17.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 17.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 18 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, herziening Hasselerweg 5 Ommen.
 
Vastgesteld door de raad van de gemeente Ommen in de vergadering van……...