direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied, herziening Coevorderweg 25, Stegeren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.buiten2012bp0078-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening Coevorderweg 25, Stegeren' met identificatienummer NL.IMRO.0175.buiten2012bp0078-vg01 van de gemeente Ommen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden beroep

een (para)medisch, juridisch, administratie, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aan- of uitbouw

een gebouw, verbonden aan het hoofdgebouw, wat in ruimtelijk en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 afhankelijke woonruimte

een aanbouw, bijgebouw of recreatiewoning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin (een gedeelte van) een huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.8 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage

een in het bestemmingsplan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.11 bed & breakfast

het verstrekken van logies met ontbijt binnen de bestaande (bedrijfs)woning al dan niet met deelruimte in een omvang die ondergeschikt is aan de woonfunctie.

1.12 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.13 bedrijfsmatige exploitatie
  • a. het binnen een geheel bedrijfsmatig verhuren van kavels grond of standplaatsen (met de bestemming Recreatie-Verblijfsrecreatie ten behoeve van de door de huurders te plaatsen recreatieverblijven, welke huurders elders hun hoofdverblijf hebben en/of;
  • b. het binnen een geheel bedrijfsmatig verhuren van verblijfsaccommodaties voor korte perioden, waarbij in de maanden april tot en met september maximaal 6 weken aan dezelfde persoon verhuurd mag worden en die elders zijn of haar hoofdverblijf heeft.
1.14 bedrijfswoning

een woning in of nabij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein vereist is, ten dienste van staat.

1.15 bestaand
  • a. het gebruik dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig is of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • b. het in sub a. bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.16 bestaande bouwwerken

bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in ruimtelijk, architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zijnde een (bedrijfs)woning;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 caravan

een mobiel kampeermiddel dat kan worden aangemerkt als aanhangwagen in de zin van de Regeling Voertuigen.

1.28 carport

een geheel of gedeeltelijk overdekte opstelplaats voor een auto welke ten minste aan twee zijden open is;

1.29 centrale voorzieningen

gebouwen op verblijfsrecreatieve terreinen zoals een bedrijfswoning, een receptie, een kantine, horeca, een kampwinkel, een zwembad en soortgelijke gebouwen ten dienste van de bedrijfsvoering.

1.30 dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen, sport en spel, natuurobservatie, natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen en waaronder tevens begrepen manege- en groepsaccommodatieactiviteiten.

1.31 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of bouwwerk;

1.32 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.33 erf

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.34 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.36 groepsaccommodatie

een gebouw bedoeld voor recreatief nachtverblijf van groepen.

1.37 horeca

het aan de recreatieve bestemming ondergeschikt verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie;

1.38 huishouden

één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen;

1.39 inrit

toegang tot een gebouw en/of een perceel vanaf de weg door middel van een verlaagd trottoir of een trottoir voorzien van inritbanden dan wel, indien een trottoir ontbreekt, door middel van een bestrating en/of op het wegdek aangebrachte witte strepen;

1.40 jachthut

een voorziening met een dak en ombouw, al dan niet op palen, die gebruikt wordt voor de jacht;

1.41 jachtstoel

kleine verblijven op palen die met een trap/ladder bereikbaar zijn en gebruikt worden voor de jacht.

1.42 kampeermiddel
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enige ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.43 kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens de inrichting bestemd, op daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.

1.44 kleinschalige beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten

kleinschalige beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten die niet vallen onder de vrije beroepen oftewel aan huis gebonden beroepen, maar daarmee gelijk te stellen zijn en gezien de aard, omvang en intensiteit passend zijn binnen de woonfunctie;

1.45 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van activiteiten als wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie alsmede ten behoeve van outdoor-activiteiten en vergelijkbare activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.

1.46 kleinschalige natuurontwikkeling

de aanleg van riet- en schraallanden, moerasjes, poelen en plas-draszones, en de realisatie van natuurvriendelijke oevers tot een oppervlak van 0,5 ha.

1.47 kunstwerken

bouwwerken, geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en degelijke;

1.48 landschapsplan

een plan dat beschrijft op welke wijze het erf landschappelijk gezien is ingepast in zijn omgeving, hoe de sterke gebiedskenmerken worden doorvertaald in de inrichting van het erf en hoe de nieuwe ontwikkeling op het erf en waar nodig compenserende maatregelen elders, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving; voor het bepalen van de sterke gebiedskenmerken moet gebruik gemaakt worden van het Landschapsontwikkelingsplan Ommen en het Inspiratieboek ruimtelijke kwaliteit, waarin de sterke gebiedskenmerken per (deel)gebied zijn beschreven.

1.49 landschapswaarden

de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;

1.50 mantelzorg

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.51 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.52 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.53 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.54 overkapping

een bouwwerk of een bouwwerk geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten ruimte van lichte constructie die niet met wanden is omgeven en/of een carport;

1.55 paardenbak

een onverhard, niet overdekt, en omheind terrein al dan niet voorzien van lichtmasten met een andere ondergrond dan gras, ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport, met dien verstande dat een tredmolen hieronder niet is begrepen;

1.56 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.57 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.58 recreatief nachtverblijf

het exploiteren van recreatieve verblijven/appartementen binnen de bestaande bedrijfsgebouwen.

1.59 recreatieverblijf

een stacaravan welke niet op het maaiveld hoeft te staan dat voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a. een oppervlakte van maximaal 60 m² (inclusief 6 m² berging);
  • b. een maximale hoogte van 3,75 m vanaf het peil gemeten.
1.60 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt;

1.61 rooilijn
  • a. langs een weg waar bestaande bebouwing is gesitueerd: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn die zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de naar de weg gekeerde gevels van de bestaande bebouwing;
  • b. langs een weg waarlangs geen bestaande bebouwing als in sub a bedoeld is gesitueerd en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;
1.62 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.63 stacaravan

een kampeermiddel dat voldoet aan de volgende kenmerken:

  • 1. onder de stacaravan moet een origineel as/wielstelsel aanwezig zijn;
  • 2. de stacaravan mag maximaal uit één bouwlaag bestaan;
  • 3. de totale oppervlakte van een stacaravan inclusief bijgebouw en/of aanbouw mag maximaal 60 m² bedragen, waarbij de oppervlakte van het bijgebouw en/of aanbouw niet meer bedraagt dan maximaal 6 m²;
  • 4. de hoogte van een stacaravan mag niet meer dan 3,75 m bedragen;
  • 5. de stacaravan staat op het maaiveld en de stacaravan, of afzonderlijke delen daarvan, is op het terrein voort te bewegen als aanhanger;
  • 6. de stacaravan mag niet zijn/worden opgebouwd uit steenachtige materialen

1.64 tenthuisje

een recreatieve verblijfplaats met vaste wanden en een dak van tentzeil dat dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.65 toeristische standplaats

een standplaats die bedoeld is voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel gedurende een aaneengesloten periode van maximaal zes weken in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

1.66 trekkershut

een houten blokhut dat dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.67 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.68 uitwerking

een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 eerste artikel sub b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.69 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.70 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.71 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of paden behorende bermen en zijkanten en bermsloten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig gebruikte parkeerterreinen.

1.72 wonen

de huisvesting van één huishouden in een woning;

1.73 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;

2.6 overschrijding door ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 1 m wordt overschreden.

2.7 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (°).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik;
  • b. behoud en bescherming van de in dit gebied voorkomende landschappelijke elementen;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. hobbymatig agrarisch gebruik;
  • e. ontsluitingswegen en paden, in- en uitritten en parkeervoorzieningen.

met daarbij behorende voorzieningen:

  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. tijdelijke waterberging en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer en sierwater.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bebouwing

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

3.2.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 3.2.1 gelden de volgende regels:

  max. bouwhoogte  
erf- en terreinafscheidingen   2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 m  

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 , eerste lid onder c van de Wabo wordt in elk geval verstaan:

  • a. het gebruik of het laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag van goederen met een totale opslaghoogte van meer dan 4 m;
  • b. het gebruiken van gronden voor de opslag van in plastic verpakte hooibalen;
  • c. het aanleggen van een paardenbak binnen een afstand van 50 m tot woningen van derden.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden zoals genoemd in onderstaande tabel indien en voor zover een "O" is vermeld, met dien verstande dat:

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0078-vg01_0001.png"

Tabel: Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

R Rechtstreeks zonder meer toelaatbaar

O Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist

3.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden die betrekking hebben op het normale onderhoud en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden ten behoeve van realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van een wijzigingsbevoegdheid of afwijkingsbevoegdheid;
  • d. werken en werkzaamheden die samenhangen met de activiteiten zoals opgenomen in het Landschapsplan;
3.4.3 Toelaatbaarheid werken werkzaamheden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.4.1 wordt slechts verleend indien kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:

  • a. het belang dat met de ingreep is gediend;
  • b. de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie tot uitdrukking zijn gebracht;
  • c. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen.

Artikel 4 Natuur - Landschapselement

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor beplantingen en andere groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m.

Artikel 5 Recreatie-Verblijfsrecreatie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie-Verblijfsrecreatie aangewezen gronden, zijn bestemd voor:

  • a. de bedrijfsmatige exploitatie van een kampeer- en caravanterrein, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kampeer- en caravanterrein';
  • b. stacaravans, recreatieverblijven, tenthuisjes en trekkershutten;
  • c. een groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie';
  • d. verkeersvoorzieningen ten behoeve van de hoofdontsluiting van een kampeer- en caravanterrein zoals ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
  • e. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • f. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • g. aan-huis-gebonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m2;
  • h. centrale voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie.

met daarbijbehorende:

  • i. (ontsluitings)wegen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, tijdelijke waterberging, een visvijver, zwem- en sierwater.

alsmede voor:

  • n. behoud en herstel van de ter plaatse aanwezige natuur- en landschapswaarden;
  • o. kleinschalige natuurontwikkeling;
  • p. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

met dien verstande dat:

  • q. stacaravans, recreatieverblijven, trekkershutten en tenthuisjes uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kampeer- en caravanterrein;
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de voor 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen en de daarbij behorende bedrijfswoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.2 Bouwregels

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. centrale voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen buiten het bouwvlak sanitaire voorzieningen, recreatieverblijven, trekkershutten, tenthuisjes en stacaravans worden gebouwd;
  • c. het totale oppervlak aan bestaande bedrijfsgebouwen, binnen de bouwvlakken, mag met maximaal 25% worden uitgebreid;
  • d. de onderlinge afstand tussen stacaravans/recreatieverblijf blijven dient onderling minimaal 5 m te bedragen;
  • e. binnen de onder d genoemde afstanden mogen tevens geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bergingen worden gebouwd;
  • f. een jaarstandplaats voor een stacaravan of recreatieverblijf van maximaal 35 m² is niet kleiner dan 140 m²;
  • g. voor een stacaravan of recreatieverblijf van meer dan 35 m² dient de minimale afmeting van de jaarstandplaats in de verhouding van 1 (afmeting van de stacaravan): 4 (minimale afmeting van de jaarstandplaats) te zijn;
  • h. overigens geldt het volgende:

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0078-vg01_0002.png"

* Met bestaand wordt in dit geval bedoeld: de maatvoeringen van het bestaande gebouw waarbinnen de groepsaccommodatie is toegestaan;

** Meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn en meer dan 1 m van de weg of openbaar groen.

5.2.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het ontwerp van de bebouwing en de landschappelijke inrichting, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Overschrijding bouwvlakken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 sub a ten behoeve van het overschrijden van het bouwvlak met maximaal 25 m indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is met inachtneming van het volgende:

  • a. afwijking wordt uitsluitend verleend indien omliggende functies niet worden beperkt;
  • b. de overschrijding milieuhygiënisch inpasbaar is.

5.3.2 Ruimere bouwmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 sub h van het maximale oppervlak aan bedrijfsgebouwen door het toestaan van een uitbreiding van 50% in plaats van de bij recht toegestane uitbreiding van 25%, met inachtneming van het volgende:

  • a. de uitbreiding dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. indien reeds gebruik is gemaakt van eerdere uitbreiding van het bestaande oppervlak, wordt dit oppervlak meegerekend bij de 50%;
  • c. de ruimtelijke kwaliteit dient te worden versterkt, hetgeen aangetoond wordt met een ruimtelijk kwaliteitsplan.

5.3.3 Compartimentering

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de onderlinge afstand tussen stacaravan/recreatieverblijven, wanneer het desbetreffende terrein kan worden ingedeeld in brandcompartimenten. Voldaan dient te worden aan het gestelde in de gemeentelijke Brandbeveiligingsverordening .

5.3.4 Uitbreiding laagbouw

In aanvulling van het bepaalde in 5.3.2 kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het maximale oppervlak aan bedrijfsgebouwen door het toestaan van een uitbreiding tot 75% van het bestaande oppervlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de uitbreiding dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. de nieuwbouw mag ten hoogste bestaan uit 1 bouwlaag met een kap met een goot- en bouwhoogte van ten hoogste 4,5 m respectievelijk 10 m;
  • c. indien reeds gebruik is gemaakt van eerdere uitbreiding van het bestaande oppervlak, al dan niet via afwijking, dan dient dit oppervlak meegerekend te worden bij de 75%;
  • d. de ruimtelijke kwaliteit dient te worden versterkt, hetgeen aangetoond wordt met een ruimtelijk kwaliteitsplan.

5.3.5 Bouwhoogte speel- en sporttoestellen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 sub h ten behoeve van het overschrijden van de maximale bouwhoogte voor speel- en sporttoestellen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de maximale bouwhoogte mag worden overschreden tot ten hoogste 18 m;
  • b. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de speel- en sporttoestellen niet mogen leiden tot een onevenredige aantasting van de in de directe omgeving voorkomende natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • c. er dient sprake te zijn van een toegevoegde waarde voor het bestaande recreatieve product.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan een gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning.

5.4.2 Voorwaardelijke verplichting- landschappelijke inpassing

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het niet aanleggen en het niet in stand houden van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen Landschapsplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing, waarbij geldt dat de landschapsmaatregelen dienen te zijn aangelegd binnen twee jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

5.4.3 Voorwaardelijke verplichting - geluidwerende voorzieningen

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het niet realiseren van een geluidwerende voorziening in de vorm van een grondwal met een lengte van 57 meter en een hoogte van 5 meter, conform pagina 1 van het in Bijlage 1 opgenomen landschapsplan;
  • b. het niet realiseren van een geluidwerende voorziening in de vorm van een grondwal met een hoogte van 2 meter, conform pagina 3 van het in Bijlage 1 opgenomen landschapsplan.

5.4.4 Voorwaardelijke verplichting - parkeerterrein

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het niet realiseren van het parkeerterrein, conform pagina 3 van het in Bijlage 1 opgenomen landschapsplan;

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het gebruik van een verblijfsrecreatief terrein, zodanig dat er naast kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten, tenthuisjes en met uitzondering van recreatiewoningen en nieuwe groepsaccommodaties ook andere en vernieuwende vormen van verblijfsrecreatieve middelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf aanwezig mogen zijn, met inachtneming van het volgende:

  • b. het recreatieterrein moet een bedrijfsmatige exploitatie hebben;
  • c. een vergunning wordt slechts verleend voor maximaal 10% van het aantal standplaatsen;
  • d. er dient sprake te zijn van een toegevoegde waarde voor het bestaande recreatieve product;
  • e. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de verblijfsrecreatieve middelen niet mogen leiden tot een onevenredige aantasting van de in de directe omgeving voorkomende natuurlijke en landschappelijke waarden.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen of egaliseren;
  • b. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • c. aanleggen van verhardingen met een oppervlak > 50 m2;
  • d. verwijderen van opgaande beplanting, vellen/rooien houtopstanden;
  • e. aanbrengen van opgaande beplanting (met uitzondering van erfbeplanting).
5.6.2 Uitzonderingen op het verbod

Het bepaalde in lid 8.4 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
  • d. worden uitgevoerd in het kader van een door het bevoegd gezag vastgesteld ruimtelijk kwaliteitsplan, waaronder in ieder geval Bijlage 1 wordt verstaan.
5.6.3 Afwegingskader

De in lid 5.6.1 genoemde vergunning kan uitsluitend worden verleend indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van een inrichtingsplan kan aantonen dat elders op het verblijfsrecreatieve terrein compensatie plaatsvindt van de verloren natuur- of landschapswaarden als gevolg van de uitgevoerde werken of werkzaamheden.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Nieuwe bouwvlakken en vergroten of verschuiven bestaande bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van artikel 3.6 Wro bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van een nieuw bouwvlak of het vergroten of verschuiven van een bestaand bouwvlak op verblijfsrecreatieve terreinen, met inachtneming van het volgende:

  • a. planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van bestaande verblijfsrecreatieve terreinen, welke bedrijfsmatig geëxploiteerd worden;
  • b. de realisatie van een nieuw bouwvlak is uitsluitend toegestaan indien dit bedrijfseconomisch noodzakelijk is;
  • c. de planwijziging dient noodzakelijk te zijn voor de kwaliteitsverbetering van het verblijfsrecreatieve terrein.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, bruggen en viaducten;
  • b. boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. bijbehorende voorzieningen zoals fiets- en voetpaden en andere verhardingen, bermen en bermsloten, picknickplaatsen, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bebouwing

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 8 m.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Voorwaardelijke verplichting - verkeersveilige oversteek

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken van het parkeerterrein binnen de bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein' zonder het aanleggen van een verkeersveilige oversteek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - oversteek', zoals deze is uitgewerkt in Bijlage 2 van deze regels.

Artikel 7 Leiding - Hoogspanning

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Omschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en instandhouding van hoogspanningsleiding met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.1.2 Voorrangsbepaling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' voorrang krijgt.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegestane bebouwing

In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen, mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de bestemming 'Leiding - Hoogspanning'.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2 m bedragen.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan, met dien verstande dat de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2 en toegestaan worden dat de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder(s).

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het oprichten van enig bouwwerk;
  • b. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten (zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • g. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • i. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • j. het indrijven van voorwerpen in de bodem.

7.4.2 Uitzonderingen op het verbod

Het bepaalde in lid 7.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van kracht worden van het plan;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleend vergunning.

7.4.3 Afwegingskader

De in lid 7.4.1 genoemde vergunning kan uitsluitend worden verleend indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de in lid 19.1 genoemde leiding ontstaat of kan ontstaan, danwel de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bestaande afstanden en andere maten
9.1.1 Bestaande maatvoering

Ten aanzien van bestaande afstanden en andere maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing;

9.1.2 Afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de herbouw op dezelfde plaats zoals bepaald in lid 9.1.1 onder b, met inachtneming van het volgende:

  • a. afwijking wordt slechts verleend indien de aanvraag vergezeld gaat met een goed onderbouwd inrichtingsplan;
  • b. de nieuwe indeling dient te leiden tot een verhoging van de beeldkwaliteit op het bouwvlak c.q. bestemmingsvlak;
  • c. de nieuwe indeling leidt niet tot beperking van omliggende agrarische bedrijven.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Onder een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wabo wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud, met dien verstande dat de opslaghoogte van goederen minder dan 4 meter moet bedragen;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van horeca, detailhandel, de opslag en verkoop van motorbrandstoffen, prostitutie en/of als seksinrichting, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik van opstallen en gronden;
  • d. een gebruik van bed & breakfastaccommodaties ten behoeve van permanente bewoning.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemene afwijkingsbevoegdheden

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • c. de regels en worden toegestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd ,mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
  • d. de regels en worden toegestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 25 m worden gebouwd;
  • e. de regels en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m.
11.2 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.1 kan slechts worden verleend, indien deze niet leidt tot een onevenredige aantasting van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de parkeervoorzieningen;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

11.3 Afwijkingsbevoegdheid mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van het gebruik van een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:

  • a. een afhankelijke woonruimte is uit het oogpunt van mantelzorg noodzakelijk;
  • b. de afhankelijke woonruimte wordt bewoond door de mantelzorgbehoevende(n);
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische bedrijven);
  • d. de afhankelijke woonruimte voldoet aan de regels inzake bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat de oppervlakte ten dienste van mantelzorg niet meer dan 75 m² bedraagt;
  • e. er wordt gebruik gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bijbehorend bouwwerk, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijbehorend bouwwerk meer geschikt is;
  • f. de afhankelijke woonruimte voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit;
  • g. in aanvulling op de vergunning wordt een overeenkomst tussen de gemeente en de betrokkenen gesloten.
11.4 Afwijkingsbevoegdheid kleinschalige duurzame energievoorzieningen
11.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Voor zover niet vergunningsvrij, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels van het plan voor:

  • a. het bouwen en gebruiken van één of meer collectoren voor warmteopwekking of één of meer panelen voor elektriciteitsopwekking met een maximale hoogte van 2 meter binnen bouwvlakken dan wel in een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte wordt gemeten vanaf maaiveld
    • 2. voor zover plaatsing plaatsvindt op een dakvlak gerekend wordt ten opzichte van het dakvlak;
  • b. het plaatsen en gebruiken van één of meer kleinschalige windturbines tot een maximale tiphoogte van 15 meter binnen bouwvlakken, met dien verstande dat windturbines niet zijn toegestaan in het NNN.
11.4.2 Afwegingskader

Een afwijking als bedoeld in 11.4.1 wordt slechts verleend:

  • a. indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. indien sprake is van een goede landschappelijke inpassing en voor zover aanwezige cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden niet in onevenredige mate worden geschaad.

11.5 Afwijkingsbevoegdheid paardenbak buiten bestemmingsvlak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van het toestaan van een paardenbak buiten het bouwvlak voor de bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie, met inachtneming van het volgende:

  • a. de realisatie van een paardenbak niet mogelijk is binnen een bestemmingsvlak dan wel bouwvlak;
  • b. de paardenbak dient op minimaal 50 m van een woning van derden te worden geplaatst;
  • c. de paardenbak dient in een zone van 50 m vanaf de grens van het bestemmingsvlak dan wel bouwvlak te worden geplaatst;
  • d. de bouwhoogte van de omheining mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • e. de bouwhoogte van de lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • f. bestaande natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;

11.6 Afwijkingsbevoegdheid aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor het toestaan van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten teneinde bij bedrijfswoningen behorende bijgebouwen te mogen gebruiken voor deze activiteiten, voor zover:

  • a. de activiteiten geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
  • b. de activiteiten geen detailhandel en/of horeca betreffen, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  • d. de activiteiten, de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig beperken;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m².

11.7 Afwijkingsbevoegdheid jachthutten en jachtstoelen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan:

  • a. ten behoeve van jachthutten, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 4 m2;
    • 2. de hoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
    • 3. de nut en noodzaak van de jachthut dient te zijn aangetoond.
  • b. ten behoeve van jachtstoelen, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 2 m2;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
  • c. van de afwijkingsbevoegdheden zoals genoemd onder a en b mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, ecologische en/of natuurwetenschappelijke waarden en/of beheer van de gronden, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de sociale veiligheid.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Wijzigingsbevoegdheid overschrijden bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Afstemming welstandstoets

Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:

  • a. de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
  • b. de plaatsing op het bouwperceel;

ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, (voor zover die binnen het betreffende gebied van toepassing zijn) mits:

  • c. ten aanzien van het gestelde onder a. de vermindering van de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte;
  • d. ten aanzien van het gestelde onder b. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.
13.2 Afstemming APV

Dit bestemmingsplan verzet zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen en andere meerdaagse of regelmatig terugkerende activiteiten met een maximum van vijf evenementen per jaar en een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, mits, voor zover noodzakelijk, een vergunning op basis van de APV is verleend, en met dien verstande dat indien evenementen in een bestemming uitdrukkelijk zijn bestemd, het eerder gestelde maximum in aantal en in duur van evenementen niet geldt.

13.3 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
  • a. Bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor gebruik, bouwen of afwijken dient, indien de omvang of de bestemming van een gebouw en/of het terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, motorfietsen, fietsen, of andere voertuigen, op eigen terrein in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op of onder het gebouw, en/of op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw of terrein behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer. De parkeergelegenheid bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor gebruik, bouwen of afwijken wordt bepaald aan de hand van de "Parkeernormennota Ommen" of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s).
  • b. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare auto's. Aan deze eis wordt voldaan door vast te houden aan de richtlijnen en maatvoering conform de "Parkeernormennota Ommen" of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s).
  • c. Indien de bestemming van een gebouw of het terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • d. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a en c:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit; en
    • 2. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  • e. Ruimte(n) voor het bepaalde onder a en c dient, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels nodig is, beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik met de bestemming.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning eenmalig afwijken van lid 14.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1 met maximaal 10%.

14.1.3 Uitzondering

Lid 14.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.2.4 Uitzondering

Lid 14.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, herziening Coevorderweg 25, Stegeren.