Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied, Balkerweg 24, Ommen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0175.buiten2012bp0068-vg01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Buitengebied, Balkerweg 24, Ommen' met identificatienummer NL.IMRO.0175.buiten2012bp0068-vg01 van de gemeente Ommen;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw én dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.6 agrarisch bedrijf:
een ter plaatse functionerend deeltijd, reëel of volwaardig agrarisch bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in de volgende productietakken:
  • sierteelt en boomkwekerij: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen in open grond, in potten of in containers, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
  • fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.8 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
 
1.9 bedrijfswoning:
een woning in of nabij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein vereist is, ten dienste van staat;
 
1.10 bestaand gebruik:
het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
 
1.11 bestaande bouwwerken:
bouwwerken, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;
 
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.14 bijgebouw:
een, al dan niet vrijstaand, gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en niet gebruikt mag worden voor bewoning;
 
1.15 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
1.16 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende, bebouwing is toegestaan;
 
1.18 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.19 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
 
1.20 buitenrijbaan:
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;
 
1.21 de verbeelding:
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
 
1.22 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse;
 
1.23 erf:
een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorend bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning (of ander gebouw) dat in beginsel behoort tot de kavel waarop de woning is geplaatst, zoals blijkt uit de kadastrale gegevens;
 
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.25 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.26 horeca:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
 
1.27 kassen:
bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen;
 
1.28 neventak/nevenfunctie:
onderdelen van een bedrijf, waarvan de gezamenlijke productieomvang een ondergeschikt (minder dan de helft) deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf, met dien verstande dat de productieomvang van de neventakken/nevenfuncties afzonderlijk in geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak mag bedragen;
 
1.29 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
 
1.30 peil:
  1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. voor andere gevallen en bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.31 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.32 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.33 teeltondersteunende voorzieningen:
bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van het verbeteren van de productie en arbeidsomstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden ter ondersteuning van de vollegronds-groenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierteelt en/of bloembollenteelt;
 
1.34 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.35 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf in de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang;
 
1.36 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel; bij bebouwing nabij kruisingen of splitsingen is de voorgevel de gevel die gericht is naar de weg vanwaar toegang tot het perceel wordt verkregen; bij meerdere toegangen is die vanaf de straat waaraan de bebouwing is gelegen, maatgevend;
 
1.37 voorgevellijn
  1. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
    1. de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
    1. bij een wegbreedte van ten minste 10 m, de lijn gelegen op 15 m uit de as van de weg;
    2. bij een wegbreedte geringer dan 10 m, de lijn gelegen op 10 m uit de as van de weg.
1.38 wijziging:
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
 
1.39 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 Gebouwen en bouwwerken
 
2.1.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.1.2 De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.1.3 De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.1.4 De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.1.5. De afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.
 
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
 
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
 
2.3 Maatvoering
 
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
  1. voor lengten in meters (m);
  2. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. voor hoeken/hellingen in graden (°).
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor “agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de uitoefening van het agrarisch bedrijf
  2. sierteelt en boomkwekerij, ter plaatse van de aanduiding ‘kwekerij’
met daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. teeltondersteunende voorzieningen
  3. groenvoorzieningen;
  4. tijdelijke waterberging en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer en sierwater; en
  5. ontsluitings(wegen);
  6. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
 
Op de voor “Agrarisch” aangewezen gronden mogen uitsluitend:
  1. teeltondersteunende voorzieningen en
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde - niet zijnde kuilvoerplaten, sleufsilo's, en windturbines - ten dienste van de bestemming,
worden gebouwd.
 
3.2.1 Teeltondersteunende voorzieningen
Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte mag niet meer dan 4 m bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
 
3.3.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
  1. het composteren en puinbreken;
  2. hout versnipperen;
  3. niet-agrarische bedrijfsmatige nevenactiviteiten;
  4. mestbassins, niet zijnde bouwwerken.
3.3.2. Voorwaardelijke verplichting
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik (laten) nemen van gronden en bouwwerken als bedoeld in lid 3.1. genomen bestemmingsomschrijving als niet wordt voldaan aan de verplichting met betrekking tot:
  1. de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  2. de landschappelijke inpassing op de gronden moet uiterlijk een half jaar na inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Buitengebied, Balkerweg 24, Ommen zijn aangelegd overeenkomstig het inrichtingsplan en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden.
Artikel 4 Bedrijf
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een tuincentrum, ter plaatse van de aanduiding ‘tuincentrum’;
  2. een hoveniersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
  3. sierteelt en boomkwekerij;
met daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. de buitenopslag van zand, grond, houtsnippers, snoeiafval en bestratingsmateriaal ten dienste van het eigen hoveniersbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘hovenier';
  3. teeltondersteunende voorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. tijdelijke waterberging en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer en sierwater; en
  6. ontsluitings(wegen);
  7. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Toegestane bouwwerken
Op de voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. gebouwen en de daarbij behorende bedrijfswoningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  2. teeltondersteunende voorzieningen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 4.2.1. gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
 
Max. aantal per bouwvlak
Max. inhoud (m3)
Max. oppervlak (m2)
Max. goothoogte (m)
Max. bouwhoogte (m)
bedrijfswoningen (incl. aan- en uitbouwen)
1
750 m3
 
4,5 m
10 m
bijgebouwen en overkappingen t.b.v. de woonfunctie
  
150 m2
 
4 m
6 m
bedrijfsgebouwen
  
Bestaand +20%
5,5 m
12 m
voedersilo's
    
15 m
erf- of terreinafscheidingen: - vóór de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen
    
1 m
2m
lichtmasten
    
6 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
    
3 m
sleufsilo's
    
4 m
buitenopslag van zand en grond
    
2 m
buitenopslag van overige hoveniersproducten zoals snoeiafval, houtsnippers en bestratingsmateriaal
  
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hovenier'
 
2 m
* uitgezonderd bedrijfswoningen en bijgebouwen
 
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
4.3.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
  1. het composteren en puinbreken;
  2. hout versnipperen en zeven;
  3. niet-agrarische bedrijfsmatige nevenactiviteiten;
  4. mestbassins, niet zijnde bouwwerken;
  5. Het verwerken van groenafval van derden;
  6. uitloging van opgeslagen compost of vergelijkbare stoffen terg hoogte van de aanduiding ‘hovenier;
  7. diepwortelende beplanting ter hoogte van de bestemming ‘Leiding – Gas’.
4.3.2. Voorwaardelijke verplichting
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik (laten) nemen van gronden en bouwwerken als bedoeld in lid 4.1. genomen bestemmingsomschrijving als niet wordt voldaan aan de verplichting met betrekking tot:
  1. de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  2. de landschappelijke inpassing op de gronden moet uiterlijk een half jaar na inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Buitengebied, Balkerweg 24, Ommen zijn aangelegd overeenkomstig het inrichtingsplan en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
 
4.4.1 Voorwaardelijke verplichting
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.3.2 indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 1, andere landschapsmaatregelen wordt getroffen, met dien verstande dat:
  1. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 1 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in Bijlage 1 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Artikel 5 Groen
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor “Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. beplanting;
  2. andere groenvoorzieningen ter versterking van de landschappelijke kwaliteit;
5.2 Bouwregels
 
Op de tot “Groen” bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
 
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:
  1. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen.
Artikel 6 Leiding - Gas
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor:
  1. een ondergrondse hoofdtransportgasleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
  2. het beheer en onderhoud van de leiding;
  3. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
  4. in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen zijn op de in dit lid bedoelde gronden geen nieuwe woningen en kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzieningen en onbebouwde gronden.
 
6.2 Bouwregels
 
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag:
  1. binnen een afstand van 5 m aan weerszijden van de gasleiding alleen bouwwerken ten behoeve van de leiding(en) mogen worden gebouwd en dat overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijn toegestaan;
  2. op de overige binnen de bestemming gelegen gronden geen nieuwe bouwwerk ten behoeve van de in artikel 6.1 onder d genoemde functies worden gebouwd.
6.3 Afwijken van de bouwregels
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2 onder a en/of artikel 6.2 onder b voor het toestaan van de in artikel 6.1 onder d genoemde functies en het bouwen van bouwwerken ten behoeve van die functies, mits:
  1. ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
  2. advies is verkregen van de leidingbeheerder.
6.4 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  • het opslaan van goederen, met uitzondering van:
    • het opslaan van goederen t.b.v. inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
    • opslag conform het inrichtingsplan in bijlage 1.
  • het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op de in artikel 6.1 onder a bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
    1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
    2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
    3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
    4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
    5. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  2. een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid onder a mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen;
  3. een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder;
  4. een omgevingsvergunning is nodig voor:
    1. andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
    2. andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende omgevingsvergunning.
 
3 Algemene regels
 
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
 
8.1 Algemene bouwregels
Voor de situering van aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woonfunctie geldt het volgende:
  1. de bebouwing dient minimaal 3 m achter de voorgevel van de woning te worden gesitueerd;
  2. bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde met een plat dak en een bouwhoogte van maximaal 3 m moeten minimaal op 1 m achter de voorgevelrooilijn worden geplaatst;
  3. bijgebouwen dienen op minimaal 2,5 m uit de zijdelingse perceelsgrenzen te worden gebouwd;
  4. bouwwerken geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd, tenzij op de perceelsgrens wordt gebouwd;
8.2 Afwijken bij omgevingsvergunning
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.1, met inachtneming van het volgende:
  1. een omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien de aanvraag vergezeld gaat met een goed onderbouwd inrichtingsplan;
  2. de nieuwe indeling dient te leiden tot een verhoging van de beeldkwaliteit op het bouwvlak;
  3. de ontwikkeling dient stedenbouwkundig getoetst te worden;
  4. de nieuwe indeling leidt niet tot beperking van omliggende agrarische bedrijven.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
 
9.1 Strijdig gebruik
Onder een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wabo wordt in elk geval verstaan:
  1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, tenzij anders op de verbeelding is weergegeven en met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van horeca en prostitutie en/of als seksinrichting, met uitzondering van hetgeen wat in dit bestemmingsplan is toegestaan;
  4. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
 
10.1 Afwijkingsbevoegdheid overschrijding maatvoering en bouwgrenzen
 
10.1.1 Afwijkingsbevoegdheden
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor:
  1. overschrijding van – voor bouwen geldende – afstands-, oppervlakte-, inhouds- en hoogtematen met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen.
10.1.2 Afwegingskader
Afwijkingen als bedoeld in lid 10.1.1 worden niet verleend:
a. indien daardoor onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b. indien er sprake is van een overschrijding van de inhouds-, oppervlakte- en hoogtematen van woningen.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen.
Artikel 12 Overige regels
 
12.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
 
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 artikel 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  2. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen;
  3. de ruimte tussen bouwwerken.
12.2 Afstemming welstandstoets
 
Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:
  1. de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
  2. de plaatsing op het bouwperceel;
ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, (voor zover die binnen het betreffende gebied van toepassing zijn) mits:
  1. de vermindering van de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte;
  2. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
 
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning eenmalig afwijken van lid 13.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1 met maximaal 10%.
 
13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
13.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
13.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
13.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
13.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, Balkerweg 24, Ommen.
 
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
De griffier, De voorzitter,