Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied, herziening Balkerweg 22a - 22b, Ommen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0175.buiten2012bp0040-VG01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening Balkerweg 22a - 22b, Ommen' met identificatienummer NL.IMRO.0175.buiten2012bp0040-VG01 van de Gemeente Ommen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels, toelichting en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

vrije beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten horend bij de woonfunctie die ten hoogste vallen binnen de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bijlagen bij de regels waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van artikel 1.1, derde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw én dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 afhankelijke woonruimte

een aanbouw, bijgebouw of recreatiewoning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin (een gedeelte van) een huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bed & breakfast

het verstrekken van logies met ontbijt binnen de bestaande woning al dan niet met deelruimte in een omvang die ondergeschikt is aan de woonfunctie;

1.9 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijgebouw

een, al dan niet vrijstaand, gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en niet gebruikt mag worden voor bewoning;

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.16 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid;

1.17 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of bouwwerk;

1.18 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.19 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair, tuinartikelen, brand- en explosiegevaarlijke goederen en meubels;

1.20 erf

een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorend bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning (of ander gebouw) dat in beginsel behoort tot de kavel waarop de woning is geplaatst, zoals blijkt uit de kadastrale gegevens;

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.23 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.24 karakteristiek

als karakteristiek wordt beschouwd, een hoofdgebouw:
  1. dat reeds bestaand is;
  2. met het karakter van een boerderij, dat wil zeggen met grote dakvlakken, met lage goothoogtes en met een onderverdeling in een woon- en bedrijfsgedeelte;
  3. waarbij het woongedeelte en het bedrijfsgedeelte als een geheel tot stand zijn gekomen, dus niet een woongedeelte waaraan later een schuur is gebouwd;

1.25 kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten

objecten zoals bedoeld in artikel 1, lid 1 onder b en l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.26 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik;

1.27 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie n de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.28 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna;

1.29 neventak/nevenfunctie

onderdelen van een bedrijf, waarvan de gezamenlijke productieomvang een ondergeschikt (minder dan de helft) deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf, met dien verstande dat de productieomvang van de neventakken/nevenfuncties afzonderlijk in geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak mag bedragen;

1.30 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.31 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;

1.32 overkapping

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten ruimte van lichte constructie die niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven, waaronder in ieder geval een carport wordt verstaan;

1.33 peil

  1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg en voor dijkbebouwing: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. voor andere gevallen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.34 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.35 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.36 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij deze regels onderdeel van de regels uitmaakt;

1.37 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.38 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.39 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of paden behorende bermen en zijkanten en bermsloten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig gebruikte parkeerterreinen;

1.40 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.41 voorgevellijn

  1. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
    1. de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
    1. bij een wegbreedte van ten minste 10 m, de lijn gelegen op 15 m uit de as van de weg;
    2. bij een wegbreedte geringer dan 10 m, de lijn gelegen op 10 m uit de as van de weg;

1.42 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.43 zijdelingse perceelsgrenzen

de perceelsscheiding van een bouwperceel, niet gelegen aan de voor- of achterzijde van het perceel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.1.1 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
2.1.2 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.1.3 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.1.4 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.1.5 De afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
  1. voor lengten in meters (m);
  2. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. voor hoeken/hellingen in graden (°).

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Detailhandel

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. detailhandel;
  2. een bedrijf op het gebied van verkoop van non-food artikelen met het accent op de verkoop van volumineuze goederen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - interieurwinkel';
  3. één bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  4. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' in de bestaande bedrijfswoning;
  5. aan-huis-gebonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en bed & breakfast in de woning, met dien verstande dat het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m²;
met daarbij behorende:
  1. (ontsluitings)wegen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, tijdelijke waterberging en sierwater.

3.2 Bouwregels

 
3.2.1 Toegestane bebouwing
Op de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. gebouwen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 3.2.1 gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. het totale oppervlak aan bestaande bedrijfsgebouwen mag met 15% worden uitgebreid;
  3. overigens geldt het volgende:
 
Max. aantal per bestemmingsvlak
Max. inhoud (m³)
Max. oppervlak (m²)
Max. goothoogte (m)
Max. bouwhoogte (m)
(bedrijfs)woningen (incl. aan- en uitbouwen)
één
750 m³
 4,5 m10 m
bijgebouwen en overkappingen t.b.v. de woonfunctie
  
150 m²
4 m6 m
bedrijfsgebouwen
  
bestaand + 15%, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)'
5,5 m10 m
erf- of terreinafscheidingen:
- vóór de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen*
      
 
1 m
 
2 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
    10 m
* Meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn en meer dan 1 m van de weg of openbaar groen.

Artikel 4 Waarde - Archeologische verwachting 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de verwachte archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 4.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Afwijking bouwregels
Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien daarvoor omgevingsvergunning door burgemeester en wethouders is verleend. Omgevingsvergunning wordt verleend, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
4.3.2 Uitzonderingen
Omgevingsvergunning, zoals in artikel 4.3.1 bedoeld is niet vereist, indien:
  1. op basis van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  3. het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 2.500 m² en minder diep steekt dan 50 cm.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de in artikel 4.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. grondwerkzaamheden diep er dan 50 cm en met een oppervlakte groter dan 2.500 m2, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. het verlagen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
4.4.2 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor het verbod van artikel 4.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar indien is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
4.4.3 Uitzonderingen
Het verbod, zoals is bedoeld in artikel 4.4.1, is niet van toepassing, indien:
  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  3. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
    1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden of een ontgrondingsvergunning;
  4. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn ingericht.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Situering van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

6.1.1 Situering
Voor de situering van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woonfunctie geldt het volgende:
  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woonfunctie mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bebouwing dient binnen een zone van 30 m op het achtererf en zijerf, gemeten ten opzichte van het gedeelte van de woning dat als oorspronkelijk hoofdgebouw moet worden aangemerkt, te worden geplaatst;
  3. de bebouwing dient minimaal 3 m achter de voorgevel van de woning te worden gesitueerd;
  4. bijgebouwen en overkappingen met een plat dak en een bouwhoogte van maximaal 3 m moeten minimaal op 1 m achter de voorgevelrooilijn worden geplaatst;
  5. aanbouwen en uitbouwen dienen op minimaal 2,5 m uit de zijdelingse perceelsgrenzen te worden gebouwd;
  6. bijgebouwen en overkappingen dienen op minimaal 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd, tenzij op de perceelsgrens wordt gebouwd;
  7. bebouwing op het achtererf en op het zijerf dient op minimaal 10 m uit de as van de langs het erf gelegen weg te worden gebouwd.
6.1.2 Afwijking
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1, met inachtneming van het volgende:
  1. de omgevingsvergunning slechts wordt verleend indien de aanvraag vergezeld gaat met een goed onderbouwd inrichtingsplan;
  2. de nieuwe indeling dient te leiden tot een verhoging van de beeldkwaliteit op het bouwvlak;
  3. de nieuwe indeling leidt niet tot beperking van omliggende agrarische bedrijven.

6.2 Bestaande afstanden en andere maten

6.2.1 Bestaande maatvoering
Ten aanzien van bestaande afstanden en andere maten geldt het volgende:
  1. voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in regels hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in regels hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. in geval van herbouw is artikel 7.2.1 sub a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
6.2.2 Afwijking
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de herbouw op dezelfde plaats zoals bepaald in artikel 6.2.1 sub b, met inachtneming van het volgende:
a. afwijking wordt slechts verleend indien de aanvraag vergezeld gaat met een goed onderbouwd inrichtingsplan;
b. de nieuwe indeling dient te leiden tot een verhoging van de beeldkwaliteit op het bouwvlak c.q. bestemmingsvlak;
c. de nieuwe indeling leidt niet tot beperking van omliggende agrarische bedrijven.

6.3 Afstand tussen woning en agrarische bouwvlakken

6.3.1 Minimale afstand
  1. Bij (ver)bouw van de woning (inclusief aan- en uitbouwen), mag de afstand tot binnen een straal van 100 m gelegen agrarische bouwvlakken ten behoeve van de grondgebonden veehouderij en akker- en vollegrondstuinbouw niet minder bedragen dan de afstand, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
  2. Bij (ver)bouw van de woning (inclusief aan- en uitbouwen), mag de afstand tot binnen een straal van 200 m gelegen agrarische bouwvlakken ten behoeve van intensieve veehouderij niet minder bedragen dan de afstand, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
6.3.2 Afwijkingsbevoegdheid kortere afstand
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.3.1, mits de (ver)bouw van woningen niet leidt tot onevenredige beperkingen voor de betreffende agrarische bedrijven.

6.4 Overschrijding voorgevelrooilijn

De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden door tot het hoofdgebouw behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen die direct aan het hoofdgebouw worden aangebouwd, mits de overschrijding niet meer dan 1,2 m bedraagt, met dien verstande dat:
  1. de breedte van het overschrijdende deel maximaal 60% van de voorgevelbreedte bedraagt;
  2. de afstand van het overschrijdende deel tot de voorste perceelsgrens minimaal 3 m bedraagt.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Onder een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wabo wordt in elk geval verstaan:
  1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud, met dien verstande dat de opslaghoogte van goederen minder dan 4 meter moet bedragen;
  2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van horeca, detailhandel, de opslag en verkoop van motorbrandstoffen, prostitutie en/of als seksinrichting, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik van opstallen en gronden;
  4. een gebruik van bed & breakfastaccommodaties ten behoeve van permanente bewoning.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijkingsbevoegdheid overschrijding maatvoering en bouwgrenzen

8.1.1 Afwijkingsbevoegdheden
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor:
  1. overschrijding van – voor bouwen geldende – afstands-, oppervlakte-, inhouds- en hoogtematen met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen;
  3. overschrijding van de maximum bouwhoogte ten behoeve van erf- en terreinafscheidingen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
8.1.2 Afwegingskader
Afwijkingen als bedoeld in artikel 8.1.1 worden niet verleend:
  1. indien daardoor onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. indien er sprake is van een overschrijding van de inhoudsmaat van de woning;
  3. indien daardoor onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld.

8.2 Afwijkingsbevoegdheid kleinschalige duurzame energievoorzieningen

8.2.1 Afwijkingsbevoegdheid
Voor zover niet vergunningsvrij, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels van het plan voor:
  1. het bouwen en gebruiken van één of meer collectoren voor warmteopwekking of één of meer panelen voor elektriciteitsopwekking met een maximale hoogte van 2 meter binnen bouwvlakken dan wel in een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte wordt gemeten vanaf maaiveld;
    2. voor zover plaatsing plaatsvindt op een dakvlak gerekend wordt ten opzichte van het dakvlak;
  2. het plaatsen en gebruiken van één of meer kleinschalige windturbines tot een maximale tiphoogte van 15 meter binnen bouwvlakken.
8.2.2 Afwegingskader
Een afwijking als bedoeld in artikel 8.2.1 wordt slechts verleend:
  1. indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. indien sprake is van een goede landschappelijke inpassing en voor zover aanwezige cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden niet in onevenredige mate worden geschaad.

8.3 Afwijkingsbevoegdheid paardenbak buiten bestemmingsvlak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van het toestaan van een paardenbak buiten het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:
  1. De realisatie van een paardenbak niet mogelijk is binnen een bestemmingsvlak dan wel bouwvlak;
  2. de paardenbak dient op minimaal 50 m van een woning van derden te worden geplaatst;
  3. de paardenbak dient in een zone van 50 m vanaf de grens van het bestemmingsvlak dan wel bouwvlak te worden geplaatst;
  4. de bouwhoogte van de omheining mag niet meer bedragen dan 2 m;
  5. de bouwhoogte van de lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  6. bestaande natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

8.4 Afwijkingsbevoegdheid aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor het toestaan van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten teneinde bij woningen behorende bijgebouwen te mogen gebruiken voor deze activiteiten, voor zover:
  1. de activiteiten geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
  2. de activiteiten geen detailhandel en/of horeca betreffen, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  3. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  4. de activiteiten, de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig beperken;
  5. de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m².

8.5 Afwijkingsbevoegdheid jachthutten en jachtstoelen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan:
  1. ten behoeve van jachthutten, met inachtneming van het volgende:
    1. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 4 m2;
    2. de hoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
    3. de nut en noodzaak van de jachthut dient te zijn aangetoond;
  2. ten behoeve van jachtstoelen, met inachtneming van het volgende:
    1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 2 m2;
    2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
  3. Van de afwijkingsbevoegdheden zoals genoemd onder a en b mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, ecologische en/of natuurwetenschappelijke waarden en/of beheer van de gronden, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de sociale veiligheid.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Wijzigingsbevoegdheid overschrijden bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen.

9.2 Wijzigingsbevoegdheid bestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
  1. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' toe te kennen, met dien verstande dat planwijziging alleen mag plaatsvinden nadat voor de betreffende gronden overeenstemming is bereikt met de eigenaar;
  2. planwijziging mag alleen plaatsvinden nadat voor de betreffende gronden overeenstemming is bereikt met de beheerder van de rivier en de waterkering.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  2. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen;
  3. de ruimte tussen bouwwerken.

10.2 Afstemming welstandstoets

Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:
  1. de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
  2. de plaatsing op het bouwperceel;
  3. de dakhelling; ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, (voor zover die binnen het betreffende gebied van toepassing zijn) mits:
  4. ten aanzien van het gestelde onder a. de vermindering van de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte;
  5. ten aanzien van het gestelde onder b. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.

10.3 Afstemming APV

Dit bestemmingsplan verzet zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen en andere meerdaagse of regelmatig terugkerende activiteiten met een maximum van vijf evenementen per jaar en een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, mits, voor zover noodzakelijk, een vergunning op basis van de APV is verleend, en met dien verstande dat indien evenementen in een bestemming uitdrukkelijk zijn bestemd, het eerder gestelde maximum in aantal en in duur van evenementen niet geldt.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

11.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning eenmalig afwijken van lid artikel 11.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 11.1 met maximaal 10%.

11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

artikel 11.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 11.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

artikel 11.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening Balkerweg 22a - 22b, Ommen'.
 
Vastgesteld door de raad van de Gemeente Ommen in de vergadering van .........