Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 het plan
het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening Coevorderweg 24/24A Stegeren' met identificatienummer NL.IMRO.0175.buiten2012bp0037-VG01 van de Gemeente Ommen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 verbeelding
de digitale verbeelding van het bestemmingsplan;
1.4 aan huis gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
vrije beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten horend bij de woonfunctie die ten hoogste vallen binnen de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van artikel 1.1, derde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw én dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 afhankelijke woonruimte
een aanbouw, bijgebouw of recreatiewoning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin (een gedeelte van) een huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingsoppervlak
een op de plankaart aangegeven oppervlak dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak dat op het bouwperceel rust dat maximaal mag worden bebouwd.
1.11 bed & breakfast
het verstrekken van logies met ontbijt binnen de bestaande (bedrijfs)woning al dan niet met deelruimte in een omvang die ondergeschikt is aan de woonfunctie.
1.12 bestaande bouwwerken
bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.13 bestaand gebruik
het op het tijdstip van het inwerking treden van het plan aanwezige gebruik.
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.17 bijgebouw
een, al dan niet vrijstaand, gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en niet gebruikt mag worden voor bewoning.
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.20 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.21 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.23 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.25 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of bouwwerk.
1.26 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.27 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond.
1.28 erf
een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorend bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning (of ander gebouw) dat in beginsel behoort tot de kavel waarop de woning is geplaatst, zoals blijkt uit de kadastrale gegevens.
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
1.31 hobbymatig agrarisch gebruik
het gebruik van grond ten behoeve van agrarische activiteiten in een omvang die niet als bedrijfsmatig kan worden beschouwd.
1.32 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.33 kantoor(ruimte)
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.34 kleinschalige dagreacreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van activiteiten als wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie alsmede ten behoeve van outdoor-activiteiten en vergelijkbare activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.
1.35 kleinschalige natuurontwikkelingen
de aanleg van riet- en schraallanden, moerasjes, poelen en plas-draszones, en de realisatie van natuurvriendelijke oevers tot een oppervlak van 0,5 ha.
1.36 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik.
1.37 mantelzorg
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
1.38 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna.
1.39 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
1.40 opslag
het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
1.41 overkapping
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten ruimte van lichte constructie die niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven, waaronder in ieder geval een carport wordt verstaan.
1.42 paardenbak
een onverhard, niet overdekt, en omheind terrein al dan niet voorzien van lichtmasten met een andere ondergrond dan gras, ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport, met dien verstande dat een tredmolen hieronder niet is begrepen.
1.43 peil
- voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg en voor dijkbebouwing: de hoogte van de kruin van de weg;
- voor andere gevallen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.44 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.45 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.46 ruimtelijke kwaliteit
het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.
1.47 ruimtelijk kwaliteitsplan
een plan dat beschrijft op welke wijze het erf landschappelijk gezien is ingepast in zijn omgeving, hoe de sterke gebiedskenmerken worden doorvertaald in de inrichting van het erf en hoe de nieuwe ontwikkeling op het erf en waar nodig compenserende maatregelen elders, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving; voor het bepalen van de sterke gebiedskenmerken moet gebruik gemaakt worden van het Landschapsontwikkelingsplan Ommen en het Inspiratieboek ruimtelijke kwaliteit, waarin de sterke gebiedskenmerken per (deel)gebied zijn beschreven.
1.48 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij deze regels onderdeel van de regels uitmaakt.
1.49 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.50 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.
1.51 voorgevelrooilijn
- langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
- de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
- langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
- bij een wegbreedte van ten minste 10 m, de lijn gelegen op 15 m uit de as van de weg;
- bij een wegbreedte geringer dan 10 m, de lijn gelegen op 10 m uit de as van de weg.
1.52 weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of paden behorende bermen en zijkanten en bermsloten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig gebruikte parkeerterreinen.
1.53 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
1.54 woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.55 zijdelingse perceelgrenzen
de perceelscheiding van een bouwperceel, niet gelegen aan de voor- of achterzijde van het perceel.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.1.1 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
2.1.2 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.1.3 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.1.4 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.1.5 De afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- voor lengten in meters (m);
- voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- voor verhoudingen in procenten (%);
- voor hoeken/hellingen in graden (°).
Artikel 3 Agrarisch - Bos- en Landgoederenlandschap
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Bos- en landgoederenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- De uitoefening van het agrarisch bedrijf;
- hobbymatig agrarisch gebruik;
- behoud en bescherming van de in dit gebied voorkomende landschappelijke waarden in de vorm van grote aaneengesloten bos- en heidegebieden, sterke hoogteverschillen (reliëf), landgoederen en de verkavelingspatronen van de bossen;
- kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
- kleinschalige natuurontwikkeling en/of agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
- aan-huis-gebonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m²;
met daarbijbehorende voorzieningen:
- (ontsluitings)wegen;
- in- en uitritten;
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- tijdelijke waterberging.
3.2.1 Toegestane bebouwing
Op de voor 'Agrarisch - Bos- en landgoederenlandschap' aangewezen gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- Terreinafscheidingen.
3.2.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in
artikel 3.2.1 gelden de volgende regels:
| Max. bouwhoogte |
Erf- en terreinafscheidingen - voor de voorgevelrooilijn - overige plaatsen * |
1 m 2 m |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 3 m |
* Meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn en meer dan 1 m van de weg of openbaar groen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik
Onder een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder c van de Wabo wordt in elk geval verstaan:
- het gebruik of het laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag van goederen met een totale opslaghoogte van meer dan 4 m;
- het gebruiken van gronden buiten het bouwvlak voor de opslag van in plastic verpakte hooibalen, met uitzondering van de gronden in een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden zoals genoemd in tabel 1 indien en voor zover een “O” is vermeld, met dien verstande dat:
- het vereiste van een omgevingsvergunning en de uitzondering daarop laten onverlet dat voor de betrokken ingreep wellicht (ook) vergunning, afwijking of toestemming uit andere hoofde is vereist (bijvoorbeeld ingevolge de keur van het Waterschap, de milieuwetgeving of provinciale landschapsverordeningen);
- in ieder geval is voor ingrepen vermeld als O2) altijd vergunning van het waterschap vereist.
ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren | O2) |
dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater | O2) |
aanbrengen opgaande beplanting (m.u.v. erfbeplanting) | O |
verwijderen opgaande beplanting, vellen/rooien houtopstanden | O2) |
aanleg verharde wandel- of fietspaden en overige verhardingen > 50 m² (niet zijnde kavelpaden) | O |
aanleg kavelpaden | O |
aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur | O |
het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginningen met uitzondering van de aanleg van drainage | O |
aanleg van nutsvoorzieningen | R |
R Rechtstreeks zonder meer toelaatbaar
O Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist
Tabel 1: Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
3.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in
artikel 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
- werken en werkzaamheden die betrekking hebben op het normale onderhoud en beheer;
- werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- werken en werkzaamheden ten behoeve van realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van een wijzigingsbevoegdheid of afwijkingsbevoegdheid;
- werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden.
3.4.3 Toelaatbaarheid werken werkzaamheden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 3.4.1 wordt slechts verleend indien kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:
- het belang dat met de ingreep is gediend;
- het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijzigingsbevoegdheid natuurontwikkeling
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Bos- en landgoederenlandschap' te wijzigen in de bestemming ‘Natuur'. Het wijzigen mag uitsluitend geschieden ten aanzien van gronden waarvan vaststaat dat:
- daarop de agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd,
- de functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt belemmerd,
- daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden;
- de gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden daarmee instemmen.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
- aan-huis-gebonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en bed & breakfast in de woning met dien verstande dat het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m²;
met daarbijbehorende:
- (ontsluitings)wegen;
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, tijdelijke waterberging en sierwater.
4.2.1 Toegestane bebouwing
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van:
de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1', het bestaande aantal wooneenheden en
bestaande oppervlakte aan bijgebouwen op het tijdstip van ter inzage legging van het
bestemmingsplan is toegestaan en voor het overige de in
artikel 4.2.2 opgenomen regels in
acht worden genomen;
- de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2', de in artikel 4.2.2 opgenomen regels in acht worden genomen.
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2' als bedoeld in
artikel 4.2.1 sub a onder 2 gelden de volgende regels:
| Max. aantal per bestemmingsvlak | Max. inhoud (m³) | Max. oppervlak (m²) | Max. goothoogte (m | Max. bouwhoogte (m) |
woningen (incl. aan- en uitbouwen) ter plaatse van de aanduiding 'sw-1' | 2 | 750 m³ | | 4,5 m | 10 m |
woningen (incl. aan- en uitbouwen) ter plaatse van de aanduiding 'sw-2' | 2 | 750 m³ | | 4,5 m | 10 m |
bijgebouwen en overkappingen t.b.v. de woonfunctie | | | 150 m² ter plaatse van de aanduiding 'sw-2' en de bestaande oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'sw-1' | 4 m | 6 m |
erf- of terreinafscheidingen: - vóór de voorgevelrooilijn - overige plaatsen* | | | | |
1 m 2 m |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | | | | | 3 m |
* Meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn en meer dan 1 m van de weg of openbaar groen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Nieuwbouw in geval van sanering bestaande bebouwing
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid
artikel 4.2.2 ten behoeve van die gebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:
- 250 m² aan bijgebouwen mag zonder meer vervangen worden door nieuwbouw;
- in aanvulling op hetgeen gesteld onder sub a mag meer dan 250 m² aan bijgebouwen vervangen worden, onder voorwaarden dat per m² terugbouw er 3 m² blijvend wordt gesaneerd;
- de toegestane inhoudsmaat van woningen mag worden vergroot, onder voorwaarden dat per m3 aan uitbreiding er 4 m³ aan bijgebouwen en overkappingen wordt gesaneerd;
- door middel van een ruimtelijk kwaliteitsplan moet worden aangetoond dat door de herbouw een substantiële kwaliteitsverbetering optreedt.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Voorwaardelijke verplichting
- Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - voorwaardelijke verplichting' overeenkomstig de in artikel 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 2 opgenomen Ruimtelijke kwaliteitsplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
- in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting' overeenkomstig de in artikel 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 12 maanden na verlening van de omgevingsvergunning voor de bouw van de nieuwe woning, uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 2 opgenomen Ruimtelijke kwaliteitsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Voorwaardelijke verplichting
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 4.4.1 indien in plaats van de in Bijlage 2 opgenomen landschapsmaatregelen andere landschapsmaatregelen wordt getroffen, met dien verstande dat:
- de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 2 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Vergroten woonbestemming
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd gronden direct grenzend aan een woonperceel te betrekken bij de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een optimale inrichting van het perceel, met inachtneming van het volgende:
- van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige landschapswaarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
- de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
- er een ruimtelijk kwaliteitsplan dient te worden overlegd, waaruit blijkt dat een substantiële kwaliteitsverbetering heeft plaatsgevonden met betrekking tot de inrichting van het erf en de landschappelijke inpassing ervan.
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
6.1 Situering van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
6.1.1 Situering
Voor de situering van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woonfunctie geldt het volgende:
- aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woonfunctie mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- de bebouwing dient binnen een zone van 30 m op het achtererf en zijerf, gemeten ten opzichte van het gedeelte van de woning dat als oorspronkelijk hoofdgebouw moet worden aangemerkt, te worden geplaatst;
- bebouwing dient minimaal 3 m achter de voorgevel van de woning te worden gesitueerd;
- bijgebouwen en overkappingen met een plat dak en een bouwhoogte van maximaal 3 m moeten minimaal op 1 m achter de voorgevelrooilijn worden geplaatst;
- aanbouwen en uitbouwen dienen op minimaal 2,5 m uit de zijdelingse perceelsgrenzen te worden gebouwd;
- bijgebouwen en overkappingen dienen op minimaal 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd, tenzij op de perceelsgrens wordt gebouwd;
- bebouwing op het achtererf en op het zijerf dient op minimaal 10 m uit de as van de langs het erf gelegen weg te worden gebouwd;
- bijgebouwen en overkappingen met de aanduiding ‘uitgezonderd’ mogen voor de voorgevel en voor de voorgevelrooilijn geplaatst worden.
6.1.2 Afwijking
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 6.1.1, met inachtneming van het volgende:
- de omgevingsvergunning slechts wordt verleend indien de aanvraag vergezeld gaat met een goed onderbouwd inrichtingsplan;
- de nieuwe indeling dient te leiden tot een verhoging van de beeldkwaliteit op het bouwvlak;
- de nieuwe indeling leidt niet tot beperking van omliggende agrarische bedrijven.
6.2 Bestaande afstanden en andere maten
6.2.1 Bestaande maatvoering
Ten aanzien van bestaande afstanden en andere maten geldt het volgende:
- voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
6.2.2 Afwijking
Bij een omgevingvergunning kan worden afgeweken van de herbouw op dezelfde plaats zoals bepaald in lid
artikel 6.1.2 sub b, met inachtneming van het volgende:
- afwijking wordt slechts verleend indien de aanvraag vergezeld gaat met een goed onderbouwd inrichtingsplan;
- de nieuwe indeling dient te leiden tot een verhoging van de beeldkwaliteit op het bouwvlak c.q. bestemmingsvlak;
- de nieuwe indeling leidt niet tot beperking van omliggende agrarische bedrijven.
6.3 Afstand tussen woningen en agrarische bouwvlakken
6.3.1 Minimale afstand
- Bij (ver)bouw van woningen (inclusief aan- en uitbouwen) die niet tot het eigen agrarische bedrijf behoren, mag de afstand tot binnen een straal van 100 m gelegen agrarische bouwvlakken ten behoeve van de grondgebonden veehouderij en akker- en vollegrondstuinbouw niet minder bedragen dan de afstand, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
- Bij (ver)bouw van woningen (inclusief aan- en uitbouwen) die niet tot het eigen agrarische bedrijf behoren, mag de afstand tot binnen een straal van 200 m gelegen agrarische bouwvlakken ten behoeve van intensieve veehouderij niet minder bedragen dan de afstand, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
6.3.2 Afwijkingsbevoegdheid kortere afstand
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 6.3.1, mits de (ver)bouw van woningen niet leidt tot onevenredige beperkingen voor de betreffende agrarische bedrijven.
6.4 Bouw en herbouw van geluidsgevoelige objecten
Indien sprake is van (her)bouw van geluidsgevoelige objecten in een zone langs een (spoor)weg als bedoeld in de Wet geluidhinder mag de afstand tot deze (spoor)weg niet worden verkleind.
6.5 Overschrijding voorgevelrooilijn
De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden door tot het hoofdgebouw behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen die direct aan het hoofdgebouw worden aangebouwd, mits de overschrijding niet meer dan 1,2 m bedraagt, met dien verstande dat:
- de breedte van het overschrijdende deel maximaal 60% van de voorgevelbreedte bedraagt;
- de afstand van het overschrijdende deel tot de voorste perceelsgrens minimaal 3 m bedraagt.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud, met dien verstande dat de opslaghoogte van goederen minder dan 4 meter moet bedragen;
- een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- een gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van horeca, detailhandel, de opslag en verkoop van motorbrandstoffen, prostitutie en/of als seksinrichting, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik van opstallen en gronden;
- een gebruik van bed & breakfastaccommodaties ten behoeve van permanente bewoning.
7.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
- Bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor gebruik, bouwen of afwijken dient, indien de omvang of de bestemming van een gebouw en/of het terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, motorfietsen, fietsen, of andere voertuigen, op eigen terrein in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op of onder het gebouw, en/of op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw of terrein behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer. De parkeergelegenheid bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor gebruik, bouwen of afwijken wordt bepaald aan de hand van de 'Parkeernormennota Ommen' of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s).
- De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare auto's. Aan deze eis wordt voldaan door vast te houden aan de richtlijnen en maatvoering conform de 'Parkeernormennota Ommen' of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s).
- Indien de bestemming van een gebouw of het terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a en c:
- indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit; en
- voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
- Ruimte(n) voor het bepaalde onder a en c dient, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels nodig is, beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik met de bestemming.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
8.1 Afwijkingsbevoegdheid overschrijding maatvoering en bouwgrenzen
8.1.1 Afwijkingsbevoegdheden
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor:
- overschrijding van – voor bouwen geldende – afstands-, oppervlakte-, inhouds- en hoogtematen met ten hoogste 10%;
- overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen.
8.1.2 Afwegingskader
- indien daardoor onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- indien er sprake is van een overschrijding van de inhouds-, oppervlakte- en hoogtematen van woningen.
8.2 Afwijkingsbevoegdheid mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van het gebruik van een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:
- een afhankelijke woonruimte is uit het oogpunt van mantelzorg noodzakelijk;
- de afhankelijke woonruimte wordt bewoond door de mantelzorgbehoevende(n);
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische bedrijven);
- de afhankelijke woonruimte voldoet aan de regels inzake bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat de oppervlakte ten dienste van mantelzorg niet meer dan 75 m² bedraagt;
- er wordt gebruik gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bijbehorend bouwwerk, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijbehorend bouwwerk meer geschikt is;
- de afhankelijke woonruimte voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit;
- in aanvulling op de vergunning wordt een overeenkomst tussen de gemeente en de betrokkenen gesloten.
8.3 Afwijkingsbevoegdheid kleinschalige duurzame energievoorzieningen
8.3.1 Afwijkingsbevoegdheid
Voor zover niet vergunningsvrij, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels van het plan voor:
- het bouwen en gebruiken van één of meer collectoren voor warmteopwekking of één of meer panelen voor elektriciteitsopwekking met een maximale hoogte van 2 meter binnen bouwvlakken dan wel in een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte wordt gemeten vanaf maaiveld
- voor zover plaatsing plaatsvindt op een dakvlak gerekend wordt ten opzichte van het dakvlak;
- het plaatsen en gebruiken van één of meer kleinschalige windturbines tot een maximale tiphoogte van 15 meter binnen bouwvlakken, met dien verstande dat windturbines niet zijn toegestaan in het Natuurnetwerk Nederland en bij recreatiewoningen.
8.3.2 Afwegingskader
Een afwijking als bedoeld in
artikel 8.3.1 wordt slechts verleend:
- indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- indien sprake is van een goede landschappelijke inpassing en voor zover aanwezige cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden niet in onevenredige mate worden geschaad.
8.4 Afwijkingsbevoegdheid paardenbak buiten bouwvlak
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van het toestaan van een paardenbak buiten het bouwvlak binnen de bestemming '
Agrarisch - Bos- en Landgoederenlandschap' met inachtneming van het volgende:
- de realisatie van een paardenbak niet mogelijk is binnen een bouwvlak;
- de paardenbak dient op minimaal 50 m van een woning van derden te worden geplaatst;
- de paardenbak dient in een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak te worden geplaatst;
- de bouwhoogte van de omheining mag niet meer bedragen dan 2 m;
- de bouwhoogte van de lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
- bestaande natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- deze afwijkingsbevoegdheid kan niet kan worden toegepast bij recreatiewoningen.
8.5 Afwijkingsbevoegdheid aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor het toestaan van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten teneinde bij (bedrijfs)woningen behorende bijgebouwen te mogen gebruiken voor deze activiteiten, voor zover:
- de activiteiten geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
- de activiteiten geen detailhandel en/of horeca betreffen, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
- de activiteiten, de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig beperken;
- de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m².
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen.
Artikel 10 Overige regels
10.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen, en
- de ruimte tussen bouwwerken.
10.2 Afstemming welstandstoets
Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:
- de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
- de plaatsing op het bouwperceel;
- de dakhelling; ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, (voor zover die binnen het betreffende gebied van toepassing zijn) mits:
- ten aanzien van het gestelde onder a. de vermindering van de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte;
- ten aanzien van het gestelde onder b. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Overgangsrecht bouwwerken is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
11.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in
artikel 11.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
11.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in
artikel 11.4 , na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
artikel 11.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening Coevorderweg 24/24A Stegeren'
Vastgesteld door de raad van de Gemeente Ommen in de vergadering van…