direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, herziening winterbed Vecht, deelgebied Stegeren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.buiten2012bp0030-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

In 2007 is het programma Ruimte voor de Vecht gestart. Onder dit programma wordt het Vechtdal ingericht tot “een veilige, beleefbare en half natuurlijke rivier”. Het programma bestaat uit verschillende projecten die bijdragen aan dit doel, de uitvoeringstermijn is 2011 - 2020. Inmiddels zijn al 25 projecten langs de Vecht gerealiseerd of in ontwikkeling.

Het tracé Hardenberg – Junne is onderdeel van het programma 'Ruimte voor de Vecht'. De voorbereiding en uitvoering van dit tracé is voorzien in de periode tussen 2015 en 2018. In het gebied wordt ingezet op de hoogste ambitie: het omvormen van de Vecht naar een halfnatuurlijke rivier. Binnen het tracé liggen de deelgebieden Rheezermaten en Karshoek-Stegeren. Het deelgebied Karshoek-Stegeren ligt in de gemeente Ommen. Een klein gedeelte ligt binnen de gemeente Hardenberg. Dit stukje wordt meegenomen in een bestemmingsplan dat de gemeente Hardenberg opstelt voor het deelgebied Rheezermaten.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het deelgebied Karshoek-Stegeren ligt in de gemeente Ommen. Het plangebied van de Milieueffectrapportage is aangegeven in afbeelding 1.1. Omdat aan de zuidzijde van de Vecht de huidige functie niet overal wijzigt, valt een gedeelte van het plangebied als aangegeven in afbeelding 1.1 buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. Het plangebied in dit bestemmingsplan beslaat circa 130 hectare.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0030-VG01_0001.jpg"

Afbeelding 1.1: plangebied Karshoek - Stegeren

1.3 Vigerende plannen

Op dit moment vigeert het bestemmingsplan 'Ommen Bestemmingsplan Buitengebied', vastgesteld op 18 februari 2010 en onherroepelijk geworden op 12 april 2012. Binnen het plangebied geldt op gebiedsniveau de bestemming 'Rivier(oevers) met natuurwaarden'. Op perceelsniveau komen de bestemmingen 'Water', 'Agrarische doeleinden' en 'Natuurdoeleinden' voor.

In 2010 is dit plan ter plaatse gewijzigd. Op onderstaande vlakken geldt het wijzigingsplan 'Ecologische Hoofdstructuur, gebied Beerze-Karshoek', deze bevat een enkelbestemming 'Natuur' en de dubbelbestemming 'Primair waterstaatsdoeleinden'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0030-VG01_0002.png"

Afbeelding 1.2: Wijzigingsplan 'Ecologische Hoofdstructuur, gebied Beerze-Karshoek'

Op 30 oktober 2014 is het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening 2013-2' vastgesteld. In het plangebied liggen de enkelbestemming 'Natuur' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 1', 'Waarde - Rivieroevers met natuurwaarden' en 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0030-VG01_0003.png"

Afbeelding 1.3: Bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening 2013-2' ter plaatse van het plangebied

Het plan voor Karshoek-Stegeren voorziet in natuurontwikkeling langs de Vecht. Daarnaast wordt een aantal agrarische kavels omgezet naar natuur. Dit kan niet binnen het huidige bestemmingsplan gerealiseerd worden. Om deze reden wordt voor de voorgenomen ontwikkelingen een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Voorliggend bestemmingsplan herziet ter plaatse het bestemmingsplan 'Ommen Bestemmingsplan Buitengebied', 'Wijzigingsplan Ecologische Hoofdstructuur, gebied Beerze-Karshoek' en het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening 2013-2'.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het beleidskader van Europa, het Rijk, de provincie en betrokken gemeenten uiteengezet. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de doelstelling en uitgangspunten. Hoofdstuk 5 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 6 beschrijft de juridische opzet waarbij de plankaart en planregels worden besproken. Tot slot volgt in de hoofdstukken 7 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van de inspraak en overleg.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Historie

De eerste bewoners hebben zich in het verleden langs de rivieren gevestigd. Deze rivieren boden voedsel, transportmogelijkheden, water, vruchtbare landbouwgrond en de naastgelegen rivierduinen waren veilige, droge vestigingsplaatsen. Doordat de grote kernen langs de Vecht liggen, is de infrastructuur ook grotendeels langs de Vecht gevormd. De Vecht is in belangrijke mate structuurbepalend voor het gebied.

Van oudsher is de Vecht een dynamische en meanderende rivier, zoals zichtbaar is op de kaart uit 1877 (afbeelding 2.1). Begin 20ste eeuw is de Vecht gekanaliseerd en werden vele bochten afgesneden. Hiermee nam de lengte van de rivier sterk af. Een deel van de oude rivierarmen zijn in het gebied blijven liggen en nog goed zichtbaar. In deze oude rivierarmen is vaak bijzondere natuur ontstaan.

Er liggen geen gebouwde (Rijks- of gemeentelijke) monumenten in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0030-VG01_0004.png"

Afbeelding 2.1: Plangebied omstreeks 1880 en 1922 (bron: topotijdreis.nl)

2.2 Functionele inrichting

Het plangebied Karshoek-Stegeren kenmerkt zich door een grote landschappelijke diversiteit. Het landgebruik in de huidige situatie bestaat voornamelijk uit landbouw en natuur. Waarbij agrarisch grondgebruik voornamelijk bestaat uit beweiding van vee en de productie van voedergewassen zoals maïs. Het plangebied valt deels binnen het Natura 2000-gebied Vecht en Beneden-Regge gebied, zie afbeelding 2.2. Overige delen vallen onder het Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Recreatie en toerisme vormen een belangrijke economische pijler binnen het gebied (naast de agrarische sector). Zuidelijk van het plangebied ligt camping De Roos, er zijn verschillende recreatieve paden aanwezig binnen het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0030-VG01_0005.png"

Afbeelding 2.2: Natura 2000-gebied in en rond het plangebied.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Europees beleid

Kaderrichtlijn Water

Volgens de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) moeten uiterlijk in 2027 alle aangewezen wateren voldoen aan de goede chemische en ecologische toestand. De 'chemische toestand' wordt beoordeeld aan de hand van 33 Europees vastgestelde prioritaire stoffen. De 'ecologische toestand ' is opgebouwd uit beoordelingen van onder andere de 'biologische kwaliteit' en de 'algemene fysisch-chemische kwaliteit', die in Nederland voornamelijk wordt bepaald door de nutriënten fosfor en stikstof. In de praktijk is de biologische kwaliteit, die bestaat uit maatlatten voor algen, vissen, macrofauna en waterplanten, meestal bepalend voor de ecologische toestand. In de stroomgebiedsbeheerplannen voor 2022-2027 moet Nederland definitieve keuzes maken over de doelen voor de verschillende wateren en de in te zetten maatregelen. De voorgenomen ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt passen binnen deze richtlijn.

KRW-ambities voor de Vecht

Voor de Overijsselse Vecht geldt een hoog ambitieniveau voor ecologische kwaliteit. Dit is vanuit twee redenen ingestoken:

  • 1. Vanuit de Vechtvisie (zie hoofdstuk 3.4) waren al veel herstelprojecten gepland die als doel hebben om de aquatisch-ecologische kwaliteit te verbeteren;
  • 2. de Vecht kan een meer dan gemiddelde bijdrage kan leveren aan de (aquatisch-)ecologische diversiteit en kwaliteit van het beheergebied dan andere waterlichamen in beheer van Vechtstromen.

De Overijsselse Vecht binnen het plangebied wordt volgens de systematiek van de KRW getypeerd als een langzaam stromend riviertje op zand/klei (code R6). Het streefbeeld is een half natuurlijke laaglandrivier. De maatregelen om de ecologische kwaliteit te verbeteren zijn gericht op het aandeel karakteristieke riviersoorten, zoals Rivierprik, Kwabaal, Zwarte Populier, Pijlkruid, Breedscheenjuffer en Weidebeekjuffer. De populaties kunnen toenemen door:

  • Verbetering van stromingscondities;
  • Vergroten van de habitatdiversiteit;
  • Inundaties laten plaatsvinden door overstromingsgebieden te realiseren;
  • oude meanders aansluiten;
  • Stuwen passeerbaar maken;
  • waar mogelijk bosachtige begroeiing van de oevers.

De realisatie van de KRW-opgave wordt getoetst aan de hand van de vraag of de afgesproken maatregelen daadwerkelijk zijn uitgevoerd.

Verdrag van Malta

Het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (het Verdrag van Malta) is in 1998 aanvaard. Het verdrag bepaalt dat archeologische waarden als onvervangbaar onderdeel van het lokale, regionale en (inter-)nationale culturele erfgoed bij de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen expliciet dienen te worden meegewogen en waar mogelijk ontzien. Wanneer bescherming en inpassing van waardevolle monumenten niet mogelijk blijkt, zal de historische informatie door middel van verantwoord archeologisch onderzoek veilig moeten worden gesteld. In het verdrag is op Europees niveau een aantal principes vastgelegd die kunnen helpen deze doelstellingen te realiseren. Zo dient archeologische monumentenzorg in nauwe afstemming plaats te vinden met andere activiteiten en beslissingen op het gebied van ruimtelijke ordening. Dit is vastgelegd via de Wet op de archeologische monumentenzorg in de Erfgoedwet.

Natura 2000

De landen van de Europese Unie hebben zich verplicht om bijzondere typen natuur ("habitattypen") en bijzondere plant- en diersoorten te beschermen. Daarvoor zijn "Natura 2000-gebieden" aangewezen die van bijzondere betekenis zijn voor het voortbestaan van deze natuur. Voor elk Natura 2000-gebied wordt een beheerplan opgesteld, waarin wordt beschreven welke habitattypen en soorten er in het gebied aanwezig zijn, en in welke mate, en welke maatregelen er worden getroffen om ze duurzaam in stand te houden. Het Natura 2000-beheerplan is het kader voor het verlenen van vergunningen, waar dat vereist is volgens de Natuurbeschermingswet. Het beheerplan voor Natura 2000-gebied Vecht en Beneden-Regge is door de provincie Overijssel vastgesteld en wordt behandeld in paragraaf 3.3.

Conclusie

De ontwikkeling van Karshoek-Stegeren sluit aan bij de realisering van de doelen uit de Kaderrichtlijn Water. Er wordt aandacht besteed aan archeologie in paragraaf 5.8.

Het plangebied is aangewezen als Natura 2000 en opgenomen in het beheerplan.

Het bestemmingsplan sluit aan bij Europees beleid.

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Daarin beschrijft het kabinet in welke infrastructuurprojecten het wil investeren. De Rijksoverheid richt zich daarnaast op:

  • rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water-)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;
  • rijksbelangen inzake (inter-)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;
  • rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.

Het Rijk kiest in de SVIR voor inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Dit bestemmingsplan heeft raakvlakken met de volgende nationale belangen:

Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling (nationaal belang 9)

Eén van de doelen van Ruimte voor de Vecht is het creëren van waterveiligheid. Met het oog op de toekomst moet er rekening gehouden worden met klimaatverandering, waardoor het langer en harder kan gaan regenen. Door de rivier meer ruimte te geven kan water geborgen worden.

Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten (nationaal belang 11)

In het beleid van het Rijk om flora en fauna te beschermen is gericht op twee doelen: het behouden van leefgebieden en het mogelijk maken van migratie tussen deze leefgebieden. Om deze doelen te bereiken is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) vastgesteld. Dit vormt een netwerk van natuurgebieden in Nederland. Ondertussen is de EHS overgegaan in het Natuurnetwerk Nederland.

De gronden in het plangebied zijn aangewezen als natuur binnen het Natuurnetwerk Nederland of als nieuw te ontwikkelen natuur binnen het Natuurnetwerk Nederland.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De doorwerking van het ruimtelijk beleid wordt geregeld met een algemene maatregel van bestuur (AMvB); het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De inwerkingtreding van het Barro vindt gefaseerd plaats. Zowel in 2009 als medio 2011 is een ontwerpbesluit gepubliceerd. De onderdelen uit 2009 met de nationale belangen uit onder meer de Nota Ruimte zijn inmiddels vastgesteld. De regels zijn bedoeld om op lokaal niveau in bestemmingsplannen te worden verwerkt. Het betreft een beperkt aantal van de beslissingen van wezenlijk belang (en eventuele concrete beleidsbeslissingen) uit de Nota Ruimte, alsmede uit de PKB Ruimte voor de Rivier, de PKB Derde Nota Waddenzee, de PKB Structuurschema Militaire Terreinen (SMT2) en de PKB Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).

Deze belangen maken nog steeds deel uit van het geldende nationale ruimtelijke beleid, zoals beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Medio 2012 is het Barro aangevuld. De inhoud van deze artikelen is gebaseerd op de nieuwe onderwerpen van het ruimtelijke beleid, die door het Rijk in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn vastgesteld. Het betreft onderwerpen op het gebied van de hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwaring rond rijksvaarwegen en hoofdbuisleidingen), de elektriciteitsvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).

Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2)

Op basis van de Waterwet is in 2015 het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) vastgesteld. Dit plan heeft de status van een structuurvisie en bevat in hoofdlijnen het nationale waterbeleid voor de periode 2016-2021, met een vooruitblik naar 2050. Het waterplan richt zich op waterkwantiteit, waterkwaliteit, gebruik van water en een duurzaam waterbeheer dat bescherming biedt tegen overstromingen. Met het Nationaal Waterplan wordt invulling gegeven aan de voornoemde Europese Kaderrichtlijn Water en de deltabeslissingen.

In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende ambities centraal:

  • Nederland blijft de veiligste delta in de wereld
  • Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater
  • Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht
  • Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement
  • Nederlanders leven waterbewust.

Om deze ambitie te bereiken gaat het nationaal waterplan uit van de volgende principes:

  • Integraal waterbeheer
  • Afwenteling voorkomen door de twee tritsen:
    • 1. Vasthouden-bergen-afvoeren
    • 2. Schoonhouden-scheiden-schoonmaken
  • Ruimte en water verbinden

Het nationale beleid omvat een visie die door lagere overheden gebiedsspecifiek geïmplementeerd dient te worden. Het Rijk zet in op grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden om de kwaliteit en kwantiteit van water en natuur te verhogen. Dit nationale beleid werkt door in de voorgenomen ontwikkeling van waterberging die mogelijk wordt gemaakt met dit bestemmingsplan.

Conclusie

Het rijksbeleid heeft 13 nationale belangen. Dit bestemmingsplan heeft een raakvlak met twee belangen. De ontwikkeling van de Vecht bij Karshoek en Stegeren dient de waterveiligheid en bevordert het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten. De ontwikkelingen dragen daarnaast bij aan de doelen van het Nationaal Waterplan om water meer ruimte te geven. Dit bestemmingsplan voor Karshoek-Stegeren sluit derhalve aan bij de nationale belangen.

3.3 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Overijssel (2017)

Op 12 april 2017 zijn de omgevingsvisie en omgevingsverordening 'Beken kleur' 2017 vastgesteld.

De omgevingsvisie en omgevingsverordening zijn een consolidatie van de eerdere omgevingsvisies en verordeningen.

De Omgevingsvisie Overijssel schetst een visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel. De ambitie van Overijssel is om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi landschap. Een samenleving, waarin alle Overijsselaars zich thuis voelen en participeren. Met bloeiende steden als motoren voor cultuur en werkgelegenheid, ingebed in een landschap, waarin wonen, natuur, landbouw en water elkaar versterken. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze worden benaderd vanuit de overkoepelende rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit, waarvoor, thema-overstijgende, kwaliteitsambities zijn benoemd. Dit alles is vertrekpunt voor alle projecten en initiatieven in de provincie Overijssel.

Duurzaamheid

De provincie gaat voor duurzame ontwikkeling die voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden om in hun behoeften te voorzien in gevaar te brengen. Met het vooruitzicht op een veilige, gezonde en aantrekkelijke omgeving voor mensen, dieren en planten – voor nu én in de toekomst – is duurzaamheid voor ons dan ook een leidend principe bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel.

Voor een duurzame ontwikkeling zijn vier ambities geformuleerd:

  • 1. Een klimaatbestendig Overijssel;
  • 2. Duurzame energiehuishouding;
  • 3. Kringlopen sluiten, ofwel: toegroeien naar een circulaire economie;
  • 4. Beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur.

Ruimtelijke kwaliteit

Ruimtelijke kwaliteit wordt gezien als 'datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is'. Ruimtelijke kwaliteit is een optelsom van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Ruimtelijke kwaliteit is volgens de provincie van grote betekenis voor het vestigingsklimaat van bedrijven, bewoners en toeristische mogelijkheden van een gebied.

Zeven kwaliteitsambities sturen het beleid voor ruimtelijke kwaliteit:

  • 1. Natuur als ruggengraat;
  • 2. Een continu en beleefbaar watersysteem als dragende structuur van Overijssel;
  • 3. Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen;
  • 4. Brede waaier aan woon-, werk- en mixmilieus: elk buurtschap, dorp en stad zijn eigen kleur;
  • 5. Zichtbaar en beleefbaar landschap;
  • 6. Het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken;
  • 7. Sterke ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel.

Sociale kwaliteit

De rode draad sociale kwaliteit gaat over het welzijn of ‘goed voelen’ van de mens. Daarbij spelen zaken als gezondheid en vitaliteit een belangrijke rol, maar ook arbeidsparticipatie (mede in relatie tot onderwijs), sociale uitsluiting en armoede. In de Omgevingsvisie gaat het alleen om het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving. Hiervoor zijn drie ambities opgesteld:

  • 1. Het Overijssels 'noaberschap' koesteren;
  • 2. Stimuleren van culturele identiteit;
  • 3. Verbinden van de lokale kennis en energie met de ontwikkeling van provinciaal beleid en de uitvoering van ruimtelijke opgaven.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • of - generieke beleidskeuzes;
  • waar - ontwikkelingsperspectieven;
  • hoe - gebiedskenmerken.

In de volgende alinea's wordt de realisatie van Karshoek-Stegeren getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel volgens het uitvoeringsmodel.

Generieke beleidskeuzes

Dit gaat er om of er een maatschappelijke opgave is en of er een initiatief mogelijk is.

Bij de afwegingen in de eerste fase 'generieke beleidskeuzes' verdienen zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik speciale aandacht. Dit komt terug in de SER-ladder.

De SER-ladder is ontwikkeld voor gebiedsontwikkeling in de Stedelijke omgeving. In de Groene omgeving wordt gesproken van het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. De principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik zijn naar analogie als volgt samen te vatten.

  • (her)benutting van bestaande bebouwing;
  • combinatie van functies conform gebiedskenmerken;
  • uitbreiding in aansluiting op bestaande bebouwing, rekening houden met aansluiting, conform gebiedskenmerken.

In het plangebied wordt geen bebouwing mogelijk gemaakt. De toegestane functies water en natuur passen goed in het deelgebied Karshoek - Stegeren.

Ontwikkelingsperspectieven

Hierbij gaat het er om waar het initiatief past en ontwikkeld kan worden.

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie Overijssel vormgegeven. Hiervoor gelden de gebiedskenmerken als onderligger.

Het ontwikkelingsperspectief geeft een hoofdkoers op provinciaal niveau. Dit vraagt maatwerk op lokaal niveau. De begrenzing van de gebieden moet worden gezien als signaleringsgrens. Bij doorvertaling naar gemeentelijk niveau betekent dit dat er nog variaties en detailleringen kunnen voorkomen. Omdat ontwikkelingsperspectieven geen functies bepalen, maar een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief schetsen voor een combinatie aan functies, is er, naast een lokale invulling van de begrenzing, ook ruimte voor lokale afwegingen binnen de ontwikkelingsperspectieven.

De ontwikkelingsperspectieven zijn dan ook niet normstellend maar richtinggevend. Afwijkingen van de ontwikkelingsperspectieven zijn mogelijk als daar op lokaal niveau maatschappelijke of sociaaleconomische redenen voor zijn, mits de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken wordt versterkt en er voor de beoogde ontwikkeling geen sprake is van een MER-plicht.

Ontwikkelingsperspectief 'Ondernemen met Natuur en Water'

Het ontwikkelingsperspectief voor het plangebied is 'Ondernemen met Natuur en Water'. In deze zone liggen er wordt er gewerkt aan een zichtbaar en beleefbaar mooi landschap, een continu en beleefbaar watersysteem, sterke ruimtelijke identiteiten en natuur als ruggengraat.

Karshoek-Stegeren wordt ingericht voor natuurontwikkeling en waterberging. In dit gebied krijgt extensieve recreatie ook een belangrijke rol, maar is ook sprake van agrarisch natuurbeheer. Hiermee sluit de ontwikkeling van het plangebied goed aan op de doelen van het ontwikkelingsperspectief.

Gebiedskenmerken

Ten slotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. De gebiedskenmerken zijn opgenomen in de Catalogus Gebiedskenmerken. Dit plan valt onder de natuurlijke laag, de ruimtelijke kwaliteitsambities in de natuurlijke laag zijn:

  • natuur als ruggengraat: de ontwikkeling van een robuust, aaneengesloten natuurlijk landschap
  • een continu en beleefbaar watersysteem als dragende structuur van Overijssel

Het plangebied valt onder gebiedstype Beekdalen en natte laagtes.

Thematische beleidskeuzes

Het programma Ruimte voor de Vecht is in de Omgevingsvisie aangewezen als gebiedsontwikkeling. In het programma wordt de ruimtelijke continuïteit en de samenhang regionaal opgepakt. In dit programma komen vele aspecten aan de orde zoals: garanderen van waterveiligheid met een robuust watersysteem, zonering van dynamiek en rust, de rivieren als beelddrager en inzet van functies (recreatie, wonen, werken) voor kwaliteitsverbetering. De steden/stadjes langs de Vecht (Hardenberg, Ommen, Dalfsen en Zwolle) kunnen hun ligging in en aan de Vecht beter benutten met waterfronten, rivierparken, (nieuwe) landgoederen en aantrekkelijke routes.

Het programma Ruimte voor de Vecht draagt onder andere bij aan de optimalisering van watercondities en waterveiligheid.

Omgevingsverordening Overijssel (2017)

De Omgevingsverordening zorgt voor de juridische borging van de Omgevingsvisie. De omgevingsverordening geeft voorschriften over de wijze waarop verschillende thema's meegenomen dienen te worden in bestemmingsplannen.

Natuurnetwerk Nederland

Overijssel wordt gekenmerkt door een grote variatie aan plant- en diersoorten (biodiversiteit). Het verlies van soorten verarmt de natuurwaarde en maakt ecosystemen kwetsbaar. Het behoud van biodiversiteit is nodig voor een duurzame toekomst.

Het Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS) is een netwerk van natuurgebieden. Voor het merendeel gaat het om bestaande natuur en natuur die in afgelopen tijd gerealiseerd is in het kader van het beleid voor het NNN (voorheen EHS). Daarnaast zijn er gebieden aangewezen waar de komende tijd nieuwe natuur ontwikkeld zal worden en gebieden waarvoor nog een uitwerking plaats moet vinden over de te nemen maatregelen. In de Omgevingsverordening is de begrenzing van het NNN (voorheen EHS) vastgelegd. Het werkingsgebied van het beleid voor het NNN (voorheen EHS) is aangegeven op de kaart Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS) die onderdeel uitmaakt van de Omgevingsverordening (artikel 2.7.2).

Gebieden die op de op de digitale kaart 'EHS' horende bij de omgevingsverordening zijn aangeduid als 'Bestaand' moeten een bestemming krijgen die uitsluitend is gericht op het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden.

Gebieden die op de digitale kaart 'EHS' zijn aangeduid als 'Te realiseren':

  • moeten een bestemming krijgen die mede gericht is op het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de actuele natuurwaarden van deze gebieden zolang deze gronden nog niet zijn aangekocht en/of afgewaardeerd;
  • moeten een bestemming krijgen die uitsluitend is gericht op het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden indien de gronden zijn aangekocht en/of afgewaardeerd ten dienste van de realisering van het NNN (voorheen EHS) en ook als zodanig beschikbaar zijn.

De wezenlijke kenmerken en waarden zijn de actuele en potentiële waarden, gebaseerd op de natuurdoelen voor het gebied. Voor het plangebied gelden de wezenlijke kenmerken en waarden van het Vechtdal, zoals omschreven in de bijlage 1b (Wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN (voorheen EHS)) van de omgevingsverordening.

Ruimtelijke kwaliteit

Ruimtelijke kwaliteit is één van de belangrijkste thema's. Onder het versterken van de ruimtelijke kwaliteit wordt verstaan het leggen van nieuwe verbindingen tussen bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, waarbij bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd. Dit is juridisch verankerd in de Omgevingsverordening. De specifieke gebiedskenmerken zijn beschreven in de Catalogus Gebiedskenmerken, die als bijlage deel uitmaakt van de Omgevingsverordening. Voor het plangebied is gebiedskenmerk beekdalen en natte laagtes. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • Het waterpeil is niet lager dan voor graslandgebruik noodzakelijk is;
  • Beekdalen en laagtes krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van het watersysteem, de waterkwaliteit en voldoende ruimte voor water en indien het bestaande (agrarisch) gebruik dat toelaat natuurlijke dynamiek;
  • Als ontwikkelingen plaats vinden in of in de directe nabijheid van beekdalen en natte laagtes, dan dragen deze bij aan extra ruimte voor de dynamiek van het stromende water en het vasthouden van water, aan versterking van de samenhang in het beeksysteem en aan vergroting van de zichtbaarheid, bereikbaarheid en beleefbaarheid van het water.

Deze ontwikkeling draagt bij aan extra ruimte voor de dynamiek van de Vecht en het vasthouden van water. De bestemming die in dit bestemmingsplan vastgelegd wordt zal de natuur en het watersysteem ter plaatse beschermen.

Natuurbeheerplan Overijssel (2018)

Het Natuurbeheerplan 2018 beschrijft de beleidsdoelen en de subsidiemogelijkheden voor de ontwikkeling en het beheer van natuurgebieden, agrarische natuur en landschapselementen in de provincie Overijssel. De provincie stelt de kaders voor de uitvoering van het natuur- en landschapsbeheer door dit Natuurbeheerplan vast te stellen. Het Natuurbeheerplan geeft aan waar welke natuur aanwezig is en welke beheerdoelen hiervoor gelden. Daarnaast financiert de provincie een aanzienlijk deel van de kosten voor de ontwikkeling en het beheer van natuur door middel van subsidies. Het Natuurbeheerplan vormt de basis voor de aanvraag van deze subsidies.

“Het streefbeeld voor de Vecht wordt vooral uitgevoerd via het programma “Ruimte voor de Vecht”. De belangrijkste doelen voor natuur en landschap in het totale Vechtgebied zijn:

  • Het ontwikkelen van een halfnatuurlijke laaglandrivier. Daarbij horen natuurlijker rivierprofielen, nevengeulen, erosie en sedimentatie, overstroming en zandafzetting in de uiterwaarden en rivierduinvorming. Hiervoor worden de stenen zoveel mogelijk uit de oevers gehaald. Referentiebeelden zijn te vinden in het riviersysteem van de Hase, de Lippe en Ems (Duitsland) en enigszins in het systeem van de Allier (Frankrijk).
  • Ontwikkelen van rust en fourageerplaatsen voor winter- en trekvogels.
  • Het ontwikkelen van de riviergebonden grazige vegetaties (of anders gezegd het weer in ere herstellen van de “koeweiden en marsen”; beheertypen overstromings-grasland (N12.04) of Vochtig hooiland (N10.02)). Op de droge rivierduinen wordt gestreefd naar droge schraalgraslanden (N11.01), belangrijk hierbij is dat de inspoeling van meststoffen wordt verminderd.
  • Vergroten van de variatie en structuur in de rivierdalen door ontwikkelen van struwelen, herstellen van oude meanders (natuurtype N0.02 Rivier), ontwikkelen van ooibos (N14.01 Rivier- en beekbegeleidend bos) en aanleg van Poelen (L01.01) voor amfibieën.
  • Het ontwikkelen van Nat schraalland (N10.01) en andere natte graslanden zoals Dotterbloem- en Kievitsbloemgraslanden (beheertype Vochtig hooiland N10.02) in afwisseling met rietland en Moeras (N05.01).
  • De samenhang tussen de bestaande natuur/bosgebieden versterken door natuurontwikkeling in vooral het winterbed en zorgen voor voldoende rustgebieden.”

Beheerplan Vecht en Beneden-Regge

Het Natura 2000-gebied Vecht- en Beneden-Reggegebied is op 4 juli 2013 door de staatssecretaris van het ministerie van Economische Zaken aangewezen als Natura 2000-gebied op grond van artikel 10a van de Natuurbeschermingswet 1998 (nu: artikel 2.1 van de Wet natuurbescherming). Op 18 juli 2017 is het beheerplan vastgesteld, deelgebied Karshoek-Stegeren maakt hier deel van uit. In het beheerplan zijn zes kernopgaven benoemd:

  • 3.11: Laagdynamische wateren voor grote modderkruiper H1145, bittervoorn H1134 en amfibieën, zoals kamsalamander H1166.
  • 3.13: Kwaliteitsverbetering en uitbreiding van stroomdalgraslanden *H6120.
  • 6.03: Kwaliteitsverbetering van zure vennen H3160.
  • 6.05: Kwaliteitsverbetering en vergroting oppervlakte vochtige heiden H4010 en pioniervegetaties met snavelbiezen H7150 en actieve hoogvenen (heideveentjes) *H7110_B.
  • 6.08: Vergroting areaal stuifzandheiden met struikhei H2310, droge heiden H4030 en zandverstuivingen H2330 én verbeteren van de kwaliteit door vergroting van de variatie in structuur en ontwikkeling van geleidelijke overgangen met bos.
  • Behoud areaal en kwaliteitsverbetering jeneverbesstruwelen H5130, verjonging stimuleren.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling van het plangebied past binnen de uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel. Het versterkt de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied en het draagt bij aan waterveiligheid en natuurontwikkeling. Daarnaast geeft het invulling van aan het natuurbeheerplan Overijssel, door de ontwikkeling van het Vechtdal als halfnatuurlijke laaglandrivier.

3.4 Regionaal beleid

Ruimte voor de Vecht

Al sinds 1994 spreken verschillende partijen langs de Vecht de wens uit om te werken aan een 'levende rivier'. Deze wens kwam tot uitdrukking in het gebiedsgerichte beleid Vecht-Regge. Dit samenwerkingsproject richtte zich op een duurzame ontwikkeling van het Vecht-Regge-gebied. Voor het Nederlandse gedeelte van de Vecht werd in 1997 een 'Vechtvisie' opgesteld. De combinatie van de Vechtvisie en samenwerkingsproject Vecht-Regge bood goede aanknopingspunten voor de Vecht als drager voor een brede gebiedsontwikkeling van het Vechtdal (Provincie Overijssel et al., 2009). De provincie Overijssel gaf in 2005 een opdracht aan het Atelier Overijssel om een onderzoek te doen naar de mogelijkheden van deze gebiedsontwikkeling van het Vechtdal. Naar aanleiding van dit onderzoek werd enkele jaren later 'De levende Vecht' gepresenteerd. Tien jaar na de eerste Vechtvisie werd een nieuwe visie opgesteld. Nu werden echter niet alleen Nederlandse, maar ook Duitse overheden bij de ontwikkeling betrokken. Zo ontstond een grensoverschrijdende Vechtvisie. Uiteindelijk hebben de talrijke initiatieven geleid tot het samenwerkingsprogramma 'Ruimte voor de Vecht', waarin gemeenten, waterschappen, het Overijssels Particulier Grondbezit, het Regionaal Bureau voor Toerisme, Staatsbosbeheer en de provincie Overijssel zijn vertegenwoordigd. In 2008 is het Startdocument 'Masterplan Ruimte voor de Vecht' door de betrokken overheden vastgesteld. In het startdocument is de gezamenlijke visie uitgewerkt in vijf statements:

  • 1. ga voor de volle winst van de levende rivier;
  • 2. maak en behoud het winterbed als grote open ruimte voor landbouw, natuur, recreatie en landschap;
  • 3. maak de rivier de voorkant van het Vechtdal;
  • 4. organiseer de bezoekersstromen;
  • 5. maak de Vecht manifest (Provincie Overijssel et al., 2009).

Deze statements zijn richtinggevend voor de planvorming en uitvoering van de gebiedsontwikkeling Ruimte voor de Vecht. Met de vaststelling van het startdocument werd tevens de opdracht gegeven voor het uitwerken van een masterplan Ruimte voor de Vecht. Dit masterplan is in 2009 door verschillende overheden vastgesteld en bevat de visie en uitvoeringsstrategie om deze visie te realiseren. Ook is er een uitvoeringsprogramma opgesteld, waarin de uitvoeringsprojecten vanaf 2009 beschreven zijn. Ten slotte is aan het masterplan Ruimte voor de Vecht een beeldmanifest toegevoegd waarin de visie is gevisualiseerd. Reeds voor de vaststelling van het masterplan is de realisatieovereenkomst Ruimte voor de Vecht 2009 ondertekend. Het besluit voor de realisatieovereenkomst laat zien dat de samenwerkende partijen daadkrachtig willen werken aan de gezamenlijke doelen. Het uitgangspunt van het programma Ruimte voor de Vecht is meer (ruimtelijke) kwaliteit in het Vechtdal. De vijf statements geven richting aan die kwaliteit. Het samenwerkingsprogramma en de vijf statements zijn daarom leidend voor de ontwikkelingen in het plangebied.

Waterbeheerplan 2016-2021

De Waterwet (2009) verplicht de waterschappen om waterbeheerplannen op te stellen met een looptijd van zes jaar. Het plangebied valt onder het waterschap Vechtstromen (voormalige waterschappen Velt & Vecht en Regge & Dinkel). Dit waterschap valt onder het stroomgebied Rijn-Oost. Samen met de samenwerkende waterschappen (naast Vechtstromen ook Reest & Wieden, Groot Salland en Rijn & IJssel) is een waterbeheersplan opgesteld. Dit waterbeheersplan is in 2016 in werking getreden.

In het waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Vechtstromen zijn de beleidsopgaven voor de komende jaren vastgelegd op basis van de volgende primaire taakgebieden:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.

Klimaatverandering heeft gevolgen voor waterveiligheid, waterberging en waterbeheer. Het is daarom van belang om water in het stedelijk en landelijk gebied meer ruimte te geven. Bovendien moet steeds vaker gezocht worden naar meervoudig ruimtegebruik, waarbij een integrale benadering van water en ruimte van belang is. Hierbij is een goede samenwerking tussen Rijkswaterstaat, provincie, gemeenten, maatschappelijke organisaties en burgers onontbeerlijk. Niet alleen de waterveiligheid staat in het waterbeheersplan centraal, ook wordt rekening gehouden met de economische, ecologische en recreatieve belangen. Samen met andere partijen worden middelen ingezet om te werken aan een duurzame en integrale ontwikkeling van het stedelijke en landelijke gebied.

Het programma Ruimte voor de Vecht is ook in het waterbeheersplan opgenomen en sluit aan op de opgave waarvoor de gezamenlijke waterschappen zich gesteld zien. De Vecht moet een halfnatuurlijke laaglandrivier worden. Hierdoor ontstaan dynamische processen die voor een grotere variatie aan leefmilieus voor planten en dieren zorgen. Een andere belangrijke opgave is de vergroting van de ecologische waterkwaliteit vanwege de Kaderrichtlijn Water. De Vecht zal een ecologisch waardevolle rivier worden die voldoet aan de Europese Kaderrichtlijn water. Een halfnatuurlijke rivier biedt een grotere belevingswaarde met meer kansen voor recreatie. Waterveiligheid blijft echter gewaarborgd.

Conclusie

Dit plan geeft invulling aan samenwerkingsprogramma Ruimte voor de Vecht en daarmee het Waterbeheerplan van waterschap Vechtstromen.

3.5 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie 'het Ommer motief 2020'

Het Ommer Motief bevat de strategische koers van de gemeente Ommen tot en met 2020. Deze toekomstvisie is vastgesteld door de raad op 18 december 2008. Het doel van Het Ommer motief is om een betekenisvol kader te bieden dat mede richting geeft aan de besluiten en het handelen van de gemeente, maar dat ook bewoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties prikkelt tot het (mede) ontwikkelen en uitvoeren van plannen.

Ommen zet in op ontwikkeling op basis van haar sterke en kenmerkende kwaliteiten, het groene en gastvrije toeristische karakter. Deze kernkwaliteiten vormen het fundament voor nieuwe ontwikkelingen en moeten leiden tot een gemeente waar het aangenaam wonen en verblijven is. Dit is uitgewerkt in een aantal speerpunten, te weten: leven, wonen, werken en landschap.

De toekomstvisie en ambities zijn verwerkt in het Gemeentelijk omgevingsplan.

Gemeentelijk Omgevingsplan (GOP) Ommen 2013

Het Gemeentelijke Omgevingsplan (GOP) fungeert als structuurvisie voor de gemeente Ommen. Het GOP bundelt diverse gemeentelijke plannen en komt vloeit voort uit de toekomstvisie 'het Ommer motief'.

Het GOP bundelt de ambities van de gemeente op alle voor het omgevingsbeleid relevante beleidsterreinen: sociaal, economisch en fysiek. Past een plan binnen die ambities, dan staan ruimtelijke beperkingen niet meer in de weg. Inwoners en ondernemers krijgen hierdoor meer ruimte voor ontwikkelingen.

Drie centrale thema's

Het omgevingsplan richt zich op drie centrale thema's, die onderverdeeld zijn in subthema's:

  • Welzijn en leefbaarheid: Wonen / Onderwijs / Veiligheid, gezondheid, zorg, sport en cultuur;
  • Welvaart en economie: Bedrijvigheid / Landbouw / Recreatie en toerisme;
  • Omgevingskwaliteit: Milieu, klimaat, duurzaamheid en openbare ruimte / Natuur en landschap, water en erfgoed / Infrastructuur, verkeer en vervoer en bereikbaarheid.

Twee van de subthema's zijn van belang voor dit bestemmingsplan: Natuur en landschap, water en erfgoed en recreatie en toerisme. De ambities worden hieronder per thema benoemd:

Natuur en landschap, water en erfgoed:

  • 1. Behouden en versterken ruimtelijke kwaliteit en verscheidenheid, in met name Vecht- en Reggedal.
  • 2. Versterken ruimtelijke kwaliteit vanuit een gebiedsgerichte functionele zonering
  • 3. Versterken toegankelijkheid en beleefbaarheid van landschap en rivieren;
  • 4. Veilig en duurzaam waterbeheer (o.a. anticiperen op klimaatverandering);
  • 5. Koesteren cultureel erfgoed als identiteit en kwaliteit Ommen.

Recreatie en toerisme:

  • 1. Topspeler op het gebied van innovatieve recreatie en toerisme;
  • 2. Versterken toeristisch recreatieve verblijfsfunctie en bijbehorend voorzieningenaanbod;
  • 3. Versterken promotie: innovatief toeristisch recreatief aanbod en Vechtdal als A-merk;
  • 4. Versterken toeristisch recreatieve infrastructuur: bereikbaarheid, verbindingen, medegebruik en routenetwerken;
  • 5. Stimuleren watergebonden recreatie op en aan het water.

Uitwerking

De ambities van de gemeente zijn vertaald in meerdere opgaven waar de komende tien jaar aan gewerkt wordt. Per gebied is per thema aangegeven op welke wijze gemeente Ommen de opgaven aan gaat pakken. Voor het buitengebied zijn voor bovengenoemde thema's de volgende opgaven en uitwerking genoemd:

Recreatie en toerisme:

  • Meer flexibiliteit voor inspelen bedrijfsrecreatieterreinen (campings) op vragen uit markt;
  • Beperkte mogelijkheden tot uitbreiding bestaande recreatieverblijfsterreinen;
  • Ontwikkelen slechtweer voorziening recreatie en toerisme;
  • Behouden en versterken recreatief fiets-, wandel -en ruiternetwerk;
  • Versterken bestaande routering en bewegwijzering naar recreatieve voorzieningen;
  • Versterken mogelijkheden recreatief medegebruik landschap en Vechtoevers;
  • Versterken mogelijkheden watergebonden recreatie, ook op het water.

Natuur en landschap, water en erfgoed:

  • Behouden en waar mogelijk in samenspraak met terreinbeheerders versterken groene en blauwe kwaliteiten en variatie in natuur en landschap, inclusief rivieren;
  • Uitvoeren programma Ruimte voor de Vecht en kwaliteitsbuffers Regge;
  • Bieden van ontwikkelruimte en flexibiliteit aan bestaande bedrijven en partijen binnen kaders;
  • Versterken mogelijkheden recreatief medegebruik landschap en Vechtoevers;
  • Versterken mogelijkheden watergebonden recreatie, ook op het water;
  • Borgen en behouden status beschermd dorpsgezicht Ommerschans en beschermde status buitenplaatsen (Het Laer, Eerde en Vilsteren);
  • Behoud en herstel erfgoed (monumenten en landschap).

De gemeente wil burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven actief betrekken bij de ontwikkeling van het beleid in het kader van het GOP. In paragraaf 7.2 wordt aangegeven hoe invulling is gegeven aan het betrekken van de omgeving.

Conclusie

De ontwikkeling van het Vechtdal is opgenomen als opgave in het gemeentelijke omgevingsplan. Dit bestemmingsplan geeft invulling aan de opgaven en ambities die voor het Vechtdal zijn vastgesteld en sluit daarmee aan op de toekomstvisie en het GOP.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Doelstellingen en uitgangspunten

Waterschap Vechtstromen en de provincie Overijssel streven ernaar om natuurlijke processen binnen het rivierdal van de Vecht zoveel mogelijk te stimuleren. Deze opgave gaat hand in hand met het behouden van waterveiligheid, het integraal realiseren van natuuropgaven en het leveren van een sociaaleconomische impuls. Voor het deelgebied Karshoek-Stegeren is dit vertaald naar de volgende vier hoofddoelen:

  • Doel 1: Een veilige Vecht: Hierbij gaat het om het behouden van een veilige Vecht in de zin van het voorkomen van overstromingen bij hoge afvoeren.
  • Doel 2: Een half natuurlijke Vecht: Hierbij gaat het om een half natuurlijke Vecht welke morfologisch, qua inrichting en voor wat betreft de chemische en ecologische waterkwaliteit zoveel mogelijk voldoet aan de eisen van een half natuurlijke laaglandrivier.
  • Doel 3: Uitbreiding natuur: Hierbij gaat het onder andere om het in stand houden en uitbreiden van de aanwezige habitats in het Natura 2000-gebied Vecht- en Beneden-Reggegebied.
  • Doel 4: Economisch sterk Vechtdal: Hierbij gaat het om het realiseren van een Vechtdal met economisch toekomstperspectief voor de landbouw en de recreatie/toerisme sector.

4.2 Inrichtingsplan en maatregelen

De Vecht krijgt een meer meanderend verloop en flauwere oevers. Bij Karshoek is de ontwikkeling van ooibos voorzien, dat zal dienen als ecologische verbinding tussen de twee grote boscomplexen ten noorden en zuiden van de Vecht. In aansluiting op het ooibos bij Stegeren ontstaan voor natuur interessante overgangen en voor recreatie aantrekkelijke zichten doordat de Vecht afwisselend door en langs ooibos loopt. Daarnaast worden er stroomdalgranslanden langs de Vecht ontwikkeld. De Vecht kan op het traject op een gepaste wijze bevaren worden.

Maatregelen

Het ontwerp voor de herinrichting van Karshoek-Stegeren is globaal weergegeven in afbeelding 4.1. In Bijlage 1 bij de planregels is het gedetailleerde ontwerp opgenomen. Het ontwerp bevat de volgende maatregelen:

  • Het aanbrengen van een meander en een stromende nevengeul. Aan de westijde van de Vecht bij Beerze krijgt de Vecht een nieuwe meander. De bestaande Vecht wordt als hoogwatergeul ingericht. Daarnaast komt er een nevengeul met meander naast de bestaande Vecht die aansluit op de bestaande nevengeul bij de stuw Junne.
  • Aanbrengen van verschillende taluds. De oevers zullen variëren van 1:1 tot 1:10, zodat natuurlijke gradiënten en vegetaties in de oeverzone kunnen ontwikkelen.
  • Stroomdalgraslanden. Gronden worden waar nodig verschraald (vervangen bouwvoor met zand), het reliëf wordt hersteld en het beheer wordt aangepast zodat stroomdalgranslanden kunnen ontstaan en floreren.
  • Aanleg van enkele poelen (voor amfibieën, waaronder knoflookpad).
  • Aanbrengen van dood hout in het zomerbed en nevengeul ten behoeve van aquatische ecologie (onder andere vissoorten).
  • In het plangebied wordt een nieuw pad aangelegd. In overleg met de beheerder van het terrein waarover dit pad komt te liggen, wordt invulling gegeven aan de exacte ligging en vorm van het pad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0030-VG01_0006.png"

Afbeelding 4.1: Globale weergave plan en maatregelen

Uitvoering

De bestaande landbouw vallend binnen de begrenzing wordt deels omgevormd tot natuur. Om nadelige effecten op de landbouw te voorkomen worden elders in het plangebied of daarbuiten, geschikte landbouwgronden teruggegeven. Hierbij wordt gezocht naar een zo optimaal mogelijke verkaveling. Het doel is om de landbouwstructuur voor de landbouw zoveel mogelijk te verbeteren.

Start uitvoering is eind 2019 voorzien. Naar verwachting is de herinrichting eind 2021 gereed.

4.3 Te coördineren besluiten

Het Waterschap Vechtstromen en de provincie Overijssel zijn initiatiefnemer voor de herinrichting Karshoek-Stegeren. De herinrichting van Karshoek-Stegeren gaat om meerdere besluiten en vergunningen. Omdat er meer dan één besluit nodig is, neemt één van de bevoegde gezagen een coördinerende rol op zich. Het college van B&W van de gemeente Ommen treedt op als coördinerend bevoegd gezag voor het plan Karshoek-Stegeren.


De volgende tabel geeft aan welke besluiten en vergunningen bij dit project van belang zijn.

Overzicht van besluiten

Besluit/ vergunning   Bevoegd gezag  
Herziening vigerende bestemmingsplannen   Gemeente Ommen  
Ontgrondingenvergunning   Provincie Overijssel  
Projectplan Waterwet   Waterschap Vechtstromen  
Vergunning Wet natuurbescherming   Provincie Overijssel  
MER Karshoek-Stegeren (gekoppeld aan bestemmingsplan en ontgrondingenvergunning)   Gemeente Ommen/ gemeente Hardenberg  

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Voor dit plan is een milieueffectrapport (MER) opgesteld (zie paragraaf 5.1). Deze dient als input voor de in dit hoofdstuk beschreven omgevingsaspecten.

5.1 Algemene beoordeling milieueffecten (m.e.r.)

Wettelijk kader

Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een bestemmingsplan dat kaderstellend is voor of een besluit neemt over projecten met grote milieugevolgen een milieueffectrapportage te doorlopen. Onderdeel C van de bijlage Besluit m.e.r. geeft de omvang van dergelijke projecten. Van andere projecten moet het bevoegd gezag beoordelen of deze projecten belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Deze projecten staan in onderdeel D van de bijlage Besluit m.e.r.

Hierbij geldt de omvang van een project als richtwaarde, en niet als absolute drempelwaarde. Daarom is vrijwel altijd een toets noodzakelijk of sprake is van een project met grote milieugevolgen. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. De hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van de projecten, plaats van de projecten en kenmerken van het potentiële effect.

Toetsing

Op basis van de toetsing aan het Besluit m.e.r. geldt de verplichting voor het uitvoeren van een milieueffectrapportage. In het Besluit m.e.r. is namelijk voor ontgrondingen een drempelwaarde van 25 hectare opgenomen. Plannen of projecten die boven deze drempelwaarden uitkomen zijn m.e.r.-plichtig. Hierdoor moet voor zowel de ontgrondingenvergunning als het bestemmingsplan een Milieueffectrapport (MER) worden opgesteld. Omdat de ontgrondingenvergunning als project wordt gezien is hier sprake van een projectMER, voor het bestemmingsplan is sprake van een planMER. Gezien de samenhang van de totale herinrichting en uit te voeren ontgrondingen is een gecombineerd plan-/projectMER opgesteld (Herinrichting Karshoek-Stegeren Milieueffectrapport, Royal HaskoningDHV, 6 maart 2019 en 18 juli 2019, Bijlage 1 en Bijlage 2). In de volgende paragrafen wordt een korte toelichting op de onderzochte alternatieven en de resultaten weergegeven.

Het onderzochte voorkeursalternatief

In 2016-2017 is een hydrologische watersysteemanalyse uitgevoerd waarin het functioneren van het watersysteem van de Vecht voor een groot aantal scenario's is onderzocht. Vervolgens is stapsgewijs naar een integraal en afgewogen voorkeursalternatief voor de Vecht gewerkt waarbij getracht is zoveel mogelijk invulling te geven aan het streefbeeld van een half natuurlijke laaglandrivier. Om tot een goede afweging te komen zijn de verschillende scenario's in 2016-2017 getoetst en beoordeeld op verschillende relevante (milieu)aspecten. Dit afwegingsproces heeft geleid tot een voorkeursalternatief (2017) dat in het MER (Bijlage 1) beoordeeld is op de volgende aspecten:

  • Bodem;
  • Water;
  • Landschap, cultuurhistorie en archeologie;
  • Natuur;
  • Woon en leefmilieu;
  • Landbouw;
  • Klimaat en duurzaamheid;
  • Beheer en onderhoud;
  • Overige effecten.

Resultaten

De hiernavolgende tabel geeft de resultaten van de milieubeoordeling. Globaal gezien heeft de herinrichting een wisselend effect op de verschillende milieuthema's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0030-VG01_0007.png"

Geoptimaliseerd voorkeursalternatief

Uit de effectbeoordeling blijkt dat het voorkeursalternatief (2017) niet geheel aan de doelstelling 'een veilige Vecht' kan voldoen. Dit is aanleiding geweest om het voorkeursalternatief verder te optimaliseren. In het nieuwe ontwerp (2018) zijn een drietal belangrijke maatregelen getroffen om de opstuwing enigszins te beperken, namelijk:

  • In het plangebied zijn ophogingen toegepast om reliëf aan te brengen ten behoeve van onder andere de ontwikkeling van stroomdalgraslanden. Om opstuwing te beperken is ervoor gekozen om het aantal ophogingen of de omvang hiervan enigszins terug te brengen.
  • Het verminderen van de geplande oeverbegroeiing.
  • De oude loop van de Vecht werd in het ontwerp uit 2017 vrijwel helemaal gedempt. In het voorkeursalternatief is ervoor gekozen om de oude loop als hoogwatergeul te ontwerpen.

Het beperken van de ophogingen en oeverbegroeiingen en het inzetten van de oude loop als hoogwatergeul zorgen voor een verlaging van de opstuwing. Er is in het geoptimaliseerde voorkeursalternatief rekening gehouden met ongeveer 20% begroeide oevers, omdat een deel van deze oevers in de praktijk ook begraasd gaan worden en uit ervaring blijkt dat er altijd locaties ontstaan waar beheer niet bij kan. De maximale opstuwing van het geoptimaliseerd voorkeursalternatief gedurende de eerste 5 jaar (overgangsbeheer) bedraagt ongeveer 5 cm. Langs een aantal trajecten is zelfs sprake van een verlaging van waterstanden ten opzichte van de referentiesituatie. Dit komt doordat op een aantal locaties het zomerbed van de Vecht verruimd wordt en er de eerste jaren slechts beperkt aanvullende ruwheid ontstaat doordat de te ontwikkelen stroomdalgraslanden in het najaar volledig gemaaid worden. In de periode na het overgangsbeheer (na 5 jaar) vindt echter een overgang plaats van maaien naar begrazing om het microreliëf niet meer te verstoren en de gewenste ontwikkeling te krijgen naar stroomdalgraslanden. Uit ervaring in het gebied blijkt dat er in begraasde stroomdalpercelen altijd struweel en wat opslag ontstaat wat voor opstuwing kan zorgen in hoogwatersituaties. Dit betekend dat in de situatie na overgangsbeheer de normen ten aanzien van veiligheid waarschijnlijk niet meer gehaald worden.

In de hiernavolgende figuur zijn de effecten op de waterstanden van het VKA (2017), het geoptimaliseerd VKA (2018) en tijdens het overgangsbeheer ten opzichte van de referentiesituatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0030-VG01_0008.jpg"

Afbeelding 5.1: Effecten op de waterstanden van het VKA (2017)

In september 2018 heeft de Provincie Overijssel besloten om de keringen langs de Vecht niet meer aan te wijzen als regionale kering. De verantwoordelijkheid voor de normering van de keringen langs de Vecht komt dan bij het Waterschap Vechtstromen te liggen. Het is vooralsnog niet bekend welke normen het waterschap gaat toekennen aan de keringen langs de Vecht. Tot er meer duidelijkheid is over de normering worden tijdens extreme hoogwatersituaties, indien nodig, tijdelijke maatregelen (zoals zandzakken, mobiele keringen, etc.) ingezet op locaties waar sprake kan zijn van opstuwing ten opzichte van de referentiesituatie. Deze maatregelen en de inzet hiervan worden in een calamiteitenplan uitgewerkt. Met de inzet van deze maatregelen blijft de veiligheid ook voor de geldende normen gewaarborgd. Na het besluit van het waterschap over de (nieuwe) normen voor de keringen langs de Vecht wordt door het waterschap beoordeeld of eventuele permanente maatregelen alsnog noodzakelijk zijn.

Advies Commissie voor de milieueffectrapportage

De Commissie voor de milieueffectrapportage heeft het milieueffectrapport getoetst en in haar advies aanbevolen informatie aan het milieueffectrapport toe te voegen ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • Optimaliseren meanders. De ligging van de meanderbochten is niet onderbouwd in het milieueffectrapport. Meanderbochten die minder ver van de huidige Vecht liggen zijn niet beschouwd.
  • Hoogwaterveiligheidsnorm. De hoogwaterveiligheidsnorm van de keringen rond de Vecht wordt in de nabije toekomst mogelijk aangepast door het Waterschap. De huidige norm is echter, zonder duidelijke onderbouwing, doorslaggevend geweest in het milieueffectrapport. Mogelijk worden zo kansen gemist voor natuur en waterkwaliteit.
  • Beschikbaarheid sediment. Het is uit het milieueffectrapport onduidelijk of er voldoende sediment door de Vecht wordt aangevoerd naar dit deel van het Vechtdal. Dit is nodig voor een aantal gewenste ecologische processen. Ook bepaalt de aanvoer van zand mede hoe de bedding van de Vecht zich in de toekomst gaat ontwikkelen.
  • Archeologie. Er is geen volwaardig archeologisch bureauonderzoek gedaan. Hierdoor is niet duidelijk welke risico's er zijn voor het raken van archeologische waarden, terwijl mogelijk wel locaties met hoge verwachtingswaarden aanwezig zijn in het gebied.
  • Historisch landschap. Bij de effectbeoordeling is de score voor landschap gebaseerd op de beleving van het terugbrengen van meanders in de Vecht. De invloed op het historisch landschap, met zijn structuren en elementen, is niet beschreven. Mogelijk worden hierdoor kansen om dit landschap te ontzien of te versterken gemist.

Op basis van het advies is er een aanvulling op het milieueffectrapport opgesteld. De aanvulling is als Bijlage 2 bij deze toelichting opgenomen.

Conclusie

Het voorkeursalternatief uit 2017 is aan de hand van de uitkomsten van de milieuonderzoeken uit het milieueffectrapport geoptimaliseerd. De aanvulling op het milieueffectrapport geeft geen aanleiding om dit geoptimaliseerde voorkeursalternatief aan te passen. In navolgende paragrafen wordt ingegaan op de diverse milieuaspecten. Voor de beoordeling van de diverse milieuaspecten is gebruik gemaakt van het

mileiueffectrapport.

5.2 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

Het Nederlandse wettelijke stelsel voor luchtkwaliteitseisen wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen', van de Wet milieubeheer. Dit wettelijk stelsel wordt ook wel de 'Wet luchtkwaliteit' ('Wlk') genoemd. Uit de 'Wet luchtkwaliteit' volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden;
  • Er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo verbetering van de luchtkwaliteit plaats door mitigerende maatregelen;
  • De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging. Een project is NIBM als aannemelijk is dat het project een toename van de afzonderlijke concentraties van de componenten NO2 en PM10 veroorzaakt van maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarden van NO2 en PM10. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3;
  • De voorgenomen ontwikkeling is onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Toetsing

Met het bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Grenswaarden ten aanzien van luchtkwaliteit worden dan ook niet door dit plan overschreden.

Conclusie

Het bestemmingsplan is met oog op het aspect luchtkwaliteit uitvoerbaar.

5.3 Geluidhinder

Wettelijk kader

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen en geluidproducerende bestemmingen niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen en/of geluidproducerende bestemmingen in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen en/of geluidproducerende bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk. Dit wordt een 'hogere waarde' genoemd ('hoger' in de zin van hoger dan de voorkeursgrenswaarde) en wordt via een formele procedure vastgelegd.

Toetsing 

Dit bestemmingsplan biedt geen ruimte voor geluidsgevoelige functies zoals woningen en scholen. Daarnaast worden er geen geluidproducerende functies mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.

Conclusie

Omdat geen geluidgevoelige en geluidproducerende functies mogelijk worden gemaakt, vormt het aspect geluid geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan

5.4 Externe veiligheid

Wettelijk kader 

Externe veiligheid betreft de kans op overlijden voor burgers (aanwezig in bebouwing of verblijfsgebieden grenzend aan risicobronnen) als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij de risicobron. Risicobronnen kunnen bedrijven zijn, maar ook het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, vaarwegen en spoorwegen en via buisleidingen. Ook risico's veroorzaakt door windturbines (afvallen rotorbladen) en dalend en stijgend vliegverkeer bij vliegvelden, wordt gerekend tot de externe veiligheidsrisico's.

Dit risico wordt uitgedrukt in plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de overlijdenskans per jaar als gevolg van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen bij een ongeval. Dit kan op een kaart worden weergegeven met behulp van contouren. Het groepsrisico betreft de kans per jaar dat in één keer een groep mensen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico kan met behulp van een diagram worden weergegeven.

Ten aanzien van externe veiligheid is verschillende wet- en regelgeving van toepassing:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) (inrichtingen);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi) (inrichtingen);
  • de Registratiebesluit externe veiligheid (inrichtingen);
  • de ministeriële regeling provinciale risicokaart (inrichtingen);
  • het Besluit risico's Zware Ongevallen (BrZO) (inrichtingen);
  • het Vuurwerkbesluit (inrichtingen);
  • Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (vervoer gevaarlijke stoffen);
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) (buisleidingen);
  • Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) (buisleidingen).

Toetsing 

Binnen het plangebied worden geen Bevi-inrichtingen, andere risicovolle inrichtingen of routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen toegestaan en worden geen nieuwe (beperkt) kwetsbare functies mogelijk gemaakt. Buiten het plangebied zijn er geen Bevi-inrichtingen, andere risicovolle inrichtingen of routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen die van invloed kunnen zijn op het plangebied. Hiermee is het aspect externe veiligheid voldoende verantwoord.

Conclusie 

Het plan voorziet niet in de vestiging van nieuwe (beperkt) kwetsbare functies. Risicovolle inrichtingen en routes zijn eveneens niet toegestaan. Vanuit het aspect externe veiligheid is het bestemmingsplan uitvoerbaar.

5.5 Bodemkwaliteit

Wettelijk kader/inleiding

De Wet bodembescherming (Wbb) stelt regels om de bodem te beschermen, in het bijzonder om bodemverontreiniging te voorkomen en voor sanering van ontstane verontreiniging.

In het Besluit Bodemkwaliteit (een algemene maatregel van bestuur, AMvB) is geregeld dat de milieukundige bodemkwaliteit tenminste gelijk moet blijven ofwel niet mag verslechteren (standstill principe).

In verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van consoliderend bestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven, tenzij een redelijk vermoeden moet bestaan van een saneringssituatie.

Onderzoek

Voor het Vechtdal, waar Karshoek-Stegeren onderdeel van uitmaakt, is een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd door Arcadis (Verkennend milieukundig bodemonderzoek Vechtdal, Arcadis, 2017, zie Bijlage 3). Voor dit onderzoek is een vooronderzoek uitgevoerd om de onderzoeksstrategie te bepalen. Tijdens het vooronderzoek zijn in het verleden op de locatie uitgevoerde activiteiten en resultaten van in het verleden uitgevoerde bodemonderzoeken geïnventariseerd. Uit het vooronderzoek is gebleken dat in het gebied nauwelijks bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden hebben. Er zijn alleen plaatselijk lichte verontreinigingen aangetroffen. Op basis van het vooronderzoek is een aantal verdachte locaties vastgesteld voor verder onderzoek. Het gaat om locaties waar dempingen plaatsgevonden hebben en waar kades - met ander materiaal dan de van nature aanwezige grond - aangelegd zijn.

Voor de locaties is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door middel van veldonderzoek en laboratoriumonderzoek. Tijdens het veldonderzoek zijn in de boven- en ondergrond van het gebied zintuigelijk geen verontreinigde stoffen aangetroffen. Tijdens het laboratoriumonderzoek zijn grondmonsters onderzocht. Deze monsters voldoen allemaal aan de kwaliteit 'Achtergrondwaarde – altijd toepasbaar'. Eén monster voldeed niet aan deze waarde door een overschrijding van de PCB-concentratie. De concentratie ligt echter beneden de norm voor nader onderzoek en wordt om deze reden als incidentele afwijking gezien.

Het verkennend milieukundig bodemonderzoek concludeert dat de gevonden gehalten in de bodem in milieuhygiënische zin geen belemmeringen vormen voor de huidige en het toekomstige gebruik van het terrein en dat er vanuit de Wet bodembescherming geen noodzaak is voor het uitvoeren van nader

onderzoek en/of het treffen van saneringsmaatregelen.

Conclusie

Voor de wijziging van de bestemming is de milieukundige bodemkwaliteit geen belemmering. Er is geen nader milieukundig bodemonderzoek nodig om verdere risico's in te perken. Indien er grondverzet gaat plaatsvinden is dit onder het generieke en gebiedsspecifieke kader (Bodembeheernota) van het Besluit bodemkwaliteit toegestaan.

5.6 Water

Wettelijk kader / inleiding

In het Besluit ruimtelijk ordening (Bro) is verankerd dat in de toelichting van een bestemmingsplan in moet gaan op de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.

Onderzoek

Dit plan is een initiatief van de waterbeheerder (waterschap Vechtstromen). Een goede waterhuishouding is één van de leidraden voor het plan geweest. De invloed op de waterhuishouding is in het MER en de voorgaande onderzoeken uitvoerig bestudeerd.

Resultaten

Ten aanzien van het aspect water zijn de volgende aspecten behandeld: oppervlaktewaterkwantiteit, grondwaterkwantiteit, waterkwaliteit, waterveiligheid en droog- en natschade bij landbouw.

Oppervlaktewaterkwantiteit

Er is een watersysteemanalyse gemaakt van de Vecht (Waterschap Vechtstromen, 2017). Daarmee zijn de effecten van het voorkeursalternatief op het oppervlaktewater bepaald.

De waterpeilen blijven nagenoeg gelijk aan de huidige situatie. In de winterperiode is een maximaal verschil berekend van 3 cm ter plaatse van het plangebied net benedenstrooms van stuw Mariënberg. De stroomsnelheid verandert in het voorkeursalternatief niet. Gedurende het laagste waterpeil in de zomerperiode treedt er vrijwel stilstaand water op.

Grondwaterkwantiteit

De maatregelen hebben zowel effecten tijdens de periode met de laagste grondwaterstand (GLG) als met de hoogste grondwaterstand (GHG). Er zijn zowel verdrogende effecten als vernattingseffecten berekend. De belangrijkste effecten op de grondwaterstanden zijn als volgt:

  • De grondwaterstand in het plangebied is lokaal meer dan 50 centimeter verlaagd. Dit geldt voor zowel de GLG als de GHG. Dit komt doordat het lage waterpeil van stuwvak Vilsteren over het hele verlengde deel van de nevengeul invloed heeft op de grondwaterstanden, terwijl dat in de huidige situatie niet het geval is. Daarnaast heeft ook de meander een verlagend effect op de grondwaterstand in de omgeving (de drainerende werking van de Vecht wordt landinwaarts verplaatst).
  • Ten noorden van de stuw Junne is een verhoging van de GLG en beperkte verhoging van de GHG berekend. Dit is een gevolg van de lokale bodemverhoging van de hier aanwezige bestaande nevengeul en de bijbehorende peilstijging.
  • Ten oosten van de meander ontstaat in het VKA een verhoging van de GLG en GHG van maximaal 0,3 meter door het dempen van de oude loop.

De effecten op de grondwaterstanden zijn voornamelijk van invloed op de natuurwaarden. Hier wordt op ingegaan in paragraaf 5.7. De effecten op landbouw worden verderop in deze paragraaf beschouwd.

Waterkwaliteit

Voor de Vecht is een aantal doelen en normen geformuleerd ten aanzien van de waterkwaliteit. De inrichtingsmaatregelen die in Karshoek-Stegeren worden uitgevoerd geven deels invulling aan deze doelen en normen, namelijk:

  • De mate van meandering; meandering zorgt voor variatie in stromingscondities, stroomsnelheden en als gevolg daarvan voor variatie in de diepte van de rivierbedding. Dit zorgt voor een gunstige variatie in habitat voor vissen, macrofauna en waterplanten. Bovendien belemmert een bochtig tracé bij piekafvoeren het wegspoelen van de bodem met alles wat daarin leeft.
  • Ruimte voor vegetatie en dood hout; veel waterdieren hebben belang bij structuur in de vorm van vegetatie en dood hout in de rivier en langs de oevers. Omdat in het ontwerp zowel in de hoofdgeul als in nevengeul Junne dood hout wordt aangebracht wordt in ruime mate voldaan aan de Kaderrichtlijn Water (KRW)-maatregel “inbrengen dood hout”.
  • Door het aanbrengen van flauwe oevers over een groot deel van het traject en het verwijderen van de nog aanwezige oeververdediging wordt invulling gegeven aan een natuurlijker inrichting van de oevers met natuurlijk substraat. Op een aantal locaties wordt zo afgegraven dat ruimte ontstaat voor moerassige vegetatie. Deze locaties vormen paai-, foerageer- en overwintergebied van beekvissen. Daarnaast geven deze moerassen ook ruimte aan watervogels.
  • Het verhogen van de stroomsnelheid is het meest lastige aspect in het behalen van het doelbereik voor de KRW. De gewenste stroomsnelheid in de hoofdgeul van de Vecht is met het huidige (maar ook mogelijk toekomstige) veiligheidsniveau, aanwezigheid van landbouw, grondwaterafhankelijke natuur (Natura 2000) bij lange na niet haalbaar. In plaats daarvan is gekozen stroming te zoeken in de nevengeulen. Deze nevengeulen fungeren als stapstenen in perioden met lage afvoer. In het projectgebied van Karshoek-Stegeren wordt de huidige nevengeul met bijna 2 kilometer verlengd. Dat betekent dat dit project 2 kilometer nieuwe stromende Vecht realiseert.
  • De mate van verstuwing speelt een zeer belangrijke rol in het stromingskarakter van de Vecht en daarmee de aanwezigheid van leven en de zuurstofhuishouding. Voor dit aspect geldt hetzelfde als voorgaand aspect; door de aanwezigheid van landbouw, grondwaterafhankelijke natuur (Natura 2000) en het gewenste veiligheidsniveau is ontstuwing van de Vecht niet realiseerbaar. Wel zijn er ambities om het peilregime een natuurlijker verloop te geven.
  • De nevengeul bij Junne wordt geoptimaliseerd ten behoeve van de KRW-doelen; naast het realiseren van gunstiger stromingscondities over een langer traject, het realiseren van een natuurlijk verhang (zonder vistrap op drempels) worden ook paaiplaatsen gecreëerd voor optrekkende vissen. Omdat het voor veel vissen vrijwel onmogelijk is de rivier op te zwemmen naar de natuurlijke paaigebieden in Duitsland wordt door middel van deze paaibedden het toch mogelijk voor vissen om zich voort te planten wat naar verwachting een gunstig effect heeft op de visstanden en soortendiversiteit.
  • De waterkwaliteit van de Vecht is matig met een licht dalende trend. Omdat de waterkwaliteit voor een zeer groot deel bepaald wordt door Duits water en invloed van het omliggende landbouwgebied is verbetering van de waterkwaliteit een lastig te realiseren doel. Echter door logischer verkaveling en aandacht voor de stromingsroute zal de kwaliteit van het afstromende water uit het winterbed de aanwezige terrestrische vegetatie waarschijnlijk licht positief beïnvloeden. Dit effect is vooral van toepassing op de Natura 2000-doelen (stroomdalgraslanden).

Waterveiligheid

De opstuwende werking van het ontwerp betreft de hoogwatersituatie die gemiddeld genomen 1 keer in de 200 jaar mag voorkomen. Voor de herinrichting Karshoek-Stegeren is gebleken dat als gevolg van de aanleg van de meander, ophogingen, stroomdalgraslanden en oeverbegroeiing op enkele locaties sprake is van een beperkte verhoging van de maatgevende hoogwaterstand (MHW) (maximaal 11 cm). Dit betekent dat niet altijd wordt voldaan aan de gewenste veiligheidsnorm.

Er zijn een drietal maatregelen in het inrichtingsplan doorgevoerd om opstuwing te beperken, namelijk:

  • Het beperkt verminderen van aantal ophogingen of de omvang hiervan.
  • Het verminderen van de geplande oeverbegroeiing.
  • De oude loop van de Vecht inzetten als hoogwatergeul.

De maatregelen zorgen voor een verlaging van de opstuwing. De maximale opstuwing bedraagt met de maatregelen ongeveer 5 cm. Langs een aantal trajecten is sprake van een verlaging van waterstanden ten opzichte van de referentiesituatie. In de eerste jaren wordt overgangsbeheer van stroomdalgraslanden en oeverbegroeiingen toegepast en wordt de vegetatie in het najaar gemaaid. In deze periode is de ruwheid van deze vegetatie laag. In deze overgangsperiode zijn er tijdens hoogwatersituaties overwegend positieve effecten op de waterstanden te verwachten (zie figuur).

Knelpunten ten aanzien van veiligheid tijdens het overgangsbeheer zijn beperkt en er spelen momenteel veel ontwikkelingen rondom de normering voor de keringen van de Vecht. Om deze redenen is besloten om vooralsnog geen permanente mitigerende maatregelen in te zetten, zoals het ophogen van keringen. Veiligheid zal echter te allen tijden worden gewaarborgd. Daarom wordt voor de periode tot aan de besluitvorming een calimiteitenplan over de normeringen voor de keringen van de Vecht opgesteld door Waterschap Vechtstromen.. In dit plan wordt voor eventuele knelpunten als gevolg van de herinrichting van de Vecht in het plangebied Karshoek-Stegeren aangegeven hoe en wanneer tijdelijke maatregelen (zoals zandzakken, mobiele keringen, etc.) worden ingezet om aan de geldende veiligheidsnormen (T=200) te kunnen voldoen. Met dit calamiteitenplan worden nadelige effecten op waterveiligheid voorkomen. Na het besluit van het waterschap over de (nieuwe) normen voor de keringen langs de Vecht wordt door het waterschap beoordeeld of eventuele permanente maatregelen alsnog noodzakelijk zijn.

Droog- en natschade landbouw

De herinrichting voorziet in verschillende ingrepen aan het hydrologische systeem. Zo zal een meander in de Vecht aangelegd worden. Echter, de grootste effecten treden op door het stroomopwaarts doortrekken van de nevengeul Junne. Als gevolg hiervan zullen ter hoogte van Stegeren zowel de gemiddeld hoogste (GHG) en gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) verlagen. Lokaal kan deze verlaging tot meer dan 50 centimeter zijn. Middels de waternoodsystematiek zijn de effecten op de grondwaterstanden vertaald naar effecten op de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven; een zogenaamde nat- en droogteschade. De toename in droogschade treedt vooral op naast de verlengde nevengeul en ter plaatse van de nieuwe meander. Lokaal kan er op een aangrenzend landbouwperceel een toename van 15-20% droogschade optreden.

Om deze negatieve effecten te verzachten, kunnen maatregelen genomen worden. Zo wordt een raai geplaatst van peilbuizen waarbij de nulsituatie wordt vastgelegd en die wordt vergeleken met de grondwaterstanden in de toekomstige situatie.

Overige maatregelen worden in overleg met de landeigenaren nader uitgewerkt. Gedacht kan worden aan:

  • Aanleg peilgestuurde drainage (passief vanuit de Vecht of actief m.b.v. een pomp);
  • Aanleg irrigatiesystemen.

Conclusie

De wijzigingen in de oppervlakte- en grondwaterkwantiteit als gevolg van de herinrichting van Karshoek-Stegeren hebben indirect invloed op ecologie en landbouw. De effecten op ecologie worden beschreven in paragraaf 5.7.

Als gevolg van de herinrichting van Karshoek-Stegeren wordt een positieve bijdrage geleverd aan de KRW-doelen voor de Vecht door onder andere het aanbrengen van natuurlijke flauwe oevers, ruimte te bieden aan vegetatie en dood hout en het creëren van variatie in stromingscondities door meandering.

De gewenste veiligheidssituatie kan op termijn niet helemaal behaald worden. Omdat knelpunten ten aanzien van veiligheid de eerste paar jaar als gevolg van overgangsbeheer beperkt zijn en er momenteel veel ontwikkelingen spelen rondom de normering voor de keringen van de Vecht is besloten om, indien nodig, tijdelijke maatregelen (zoals zandzakken, mobiele keringen, etc.) in te zetten. Door deze tijdelijke maatregelen kan aan de geldende veiligheidsnormen (T=200) voldaan worden. Na het besluit van het waterschap over de (nieuwe) normen voor de keringen langs de Vecht wordt door het waterschap beoordeeld of eventuele permanente maatregelen alsnog noodzakelijk zijn.

Als gevolg van dalende grondwaterstanden zal er een toename van droogschade ontstaan. Hiertoe zijn mitigerende maatregelen voor handen.

De waterkwantiteit en waterkwaliteit als gevolg van het plan voldoen aan de normen. De waterkwaliteit verbetert zelfs. Ten aanzien van waterveiligheid en droogschade kan mogelijk niet helemaal voldaan worden aan de normen. Hiertoe zijn goede maatregelen te treffen.

Hiermee kan het bestemmingsplan uitvoerbaar worden geacht ten aanzien van het aspect water.

5.7 Natuur

Wettelijk kader

Sinds 1 januari 2017 vervangt de Wet natuurbescherming (Wnb) de Natuurbeschermingswet 1998, de flora en fauna wet en de boswet. Door de bundeling van deze oude natuurwetten vormt de Wet natuurbescherming (Wnb) het wettelijk kader voor bescherming van zowel (Natura 2000) gebieden als soorten en houtopstanden.

In de wet worden 945 soorten (planten en dieren) actief beschermd. Alles wat schadelijk is voor beschermde soorten, is verboden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het plukken van bepaalde planten en het verstoren, verjagen of doden van dieren. In bepaalde situaties mag dit wel, maar daarvoor is dan een ontheffing of vrijstelling nodig. De wet gaat daarbij uit van het 'nee, tenzij' principe.

Ten behoeve van gebiedsbescherming geldt dat voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor beschermde natuur een vergunning nodig is. De wet vormt de wettelijke basis voor de aanwijzing van alle Natura 2000-gebieden en het opstellen van Natura 2000-beheerplannen. Het Natura 2000-gebied “Vecht en Beneden-Reggegebied” is op 25 november 2014 door de staatssecretaris van het Ministerie van Economische Zaken aangewezen als Natura 2000-gebied.

Bossen worden in de Wet natuurbescherming beschermd, met name het oppervlak. Bos dat wordt gekapt, moet worden herplant. Als dat niet op dezelfde plaats kan, dan moet dit op een andere locatie plaatsvinden (compensatie). Dit geldt ook bij het rooien en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van bomen tot gevolg hebben. Voor bos dat gekapt wordt ten behoeve van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden geldt geen herplantplicht. Wel kan er een meldingsplicht gelden of een kapvergunning nodig zijn voor de kap van bomen.

Onderzoek

Voor het plan zijn een voortoets gebiedsbescherming (Toets gebiedsbescherming Ruimte voor de Vecht: plangebied Karshoek Stegeren, Ecogroen, 7 september 2018, Bijlage 4), een soortenbeschermingstoets (Flora- en faunaonderzoek Ruimte voor de Vecht: traject Junne - Hardenberg, Ecogroen, 6 december 2017, Bijlage 5) en een Natuurtoets (Natuurtoets herinrichting Vecht Junne - Hardenberg, Arcadis, 15 januari 2018, Bijlage 6) uitgevoerd. Deze onderzoeken vormen de basis voor de effectbeoordeling in het MER. Het MER legt de nadruk op beschermde gebieden (Natura 2000 en Natuurnetwerk Nederland) en beschermde soorten.

Resultaten

Ten aanzien van natuur wordt gekeken naar de effecten van het bestemmingsplan (het uiteindelijke plan). Effecten als gevolg van de aanlegfase worden derhalve niet meegenomen. Deze worden wel behandeld in het MER.

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Het effect op beschermde gebieden is positief door potentiële uitbreiding van stroomdalgrasland, zachthoutooibos en luwe wateren als leefgebied voor de vissen. De maatregelen worden uitgevoerd in het kader van de PAS-gebiedsanalyse en het Natura 2000-beheerplan. In dat kader is reeds beoordeeld dat deze maatregelen nodig zijn voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen. Door de maatregelen ontstaat meer ruimte voor de natuurlijke dynamiek van de Vecht waar habitattypen als stroomdalgrasland en zacht ooibos van profiteren. De luwe wateren die door het uitgraven van oude meanders en het aanbrengen van takken in het water ontstaan vormen leefgebied voor vissen als bittervoorn en kleine modderkruiper.

Natuurnetwerk Nederland

De herinrichting heeft als doel om de natuurwaarden binnen Karshoek-Stegeren te versterken. Zowel instandhoudingsdoelen voor habitattypes van de Natura 2000-gebieden als natuurambities in het kader van Natuurnetwerk Nederland worden versterkt. Ook wordt positief bijgedragen aan instandhoudingsdoelstellingen voor habitatsoorten door het creëren van geschikte abiotische randvoorwaarden. Door de herinrichting wordt invulling gegeven aan de NNN-ambitie om een half natuurlijke laagland rivier te creëren en grazige vegetaties en vochtige graslanden te ontwikkelen zoals vochtig hooiland en droge schraalgraslanden.

Soortenbescherming

Het gebied kan zich ontwikkelen tot een meer natuurlijke rivier met meer afwisseling in hoogdynamische en laagdynamische leefgebieden. De KRW-opgave zorgt ervoor dat de omstandigheden voor vissen zullen verbeteren. Amfibieën als de heikikker, poelkikker en knoflookpad profiteren van het graven van extra poelen. De ontwikkeling van stroomdalgrasland draagt bij aan een verbetering van het leefgebied van de knoflookpad en zeldzame vaatplanten als de steenanjer. Ook macrofauna en libellen zullen hiervan profiteren. Vooral het leefgebied van de beekrombout zal toenemen als gevolg van het aanleggen van de nevengeul en het verleggen van de Vecht. Het foerageergebied van verschillende diersoorten zal toenemen, door de toename van water en bos. Te denken valt aan otter en bever (de laatste soort komt nu nog niet voor binnen het gebied).

Conclusie

Ten aanzien van het aspect natuur wordt geconcludeerd dat met het voorliggende plan en de daarin opgenomen maatregelen geen nadelige effecten ontstaan. Voor de beschermde habitattypen en soorten heeft het plan op termijn gunstige effecten.

Daarmee is het bestemmingsplan uitvoerbaar voor wat betreft het aspect natuur.

5.8 Archeologie, cultuurhistorie en landschap

Wettelijk kader

Erfgoedwet

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet bundelt meerdere wetten en regelingen op gebied van behoud en beheer van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1998. Het deel van de Monumentenwet dat betrekking heeft op de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet welke naar verwachting in 2019 in werking treedt. Tot die tijd valt dit onderdeel binnen de overgangsregeling van de Erfgoedwet. Hierin staat dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening dient te worden gehouden met de in de grond aanwezige danwel te verwachten monumenten.

Voor archeologie gaat het onder meer om:

  • het meewegen van het archeologische belang bij het opstellen van bestemmingsplannen;
  • de mogelijkheid om voorschriften te verbinden aan de omgevingsvergunning ter bescherming van archeologie;
  • de mogelijkheid van de Minister van OCW om bij (dreigende) schade aan archeologische monumenten na een toevalsvondst voorschriften te stellen aan de uitvoering de werkzaamheden of die stil te leggen;
  • de mogelijkheid van het bevoegd gezag of de Minister van OCW om toegang tot een terrein af te dwingen om archeologisch onderzoek te kunnen doen.

Bepalingen over de archeologische monumentenzorg in bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen zullen overgaan naar de Omgevingswet maar blijven hetzelfde. Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient inventariserend archeologisch onderzoek te worden gedaan, zodat in het plan - indien nodig - een passende regeling kan worden getroffen om aanwezige archeologische waarden te beschermen. Indien er archeologische waarden in de bodem worden aangetroffen, gelden de volgende uitgangspunten:

  • Het ongestoord bewaren van de archeologische vondsten in de bodem;
  • het opgraven van de archeologische vondsten en het elders bewaren daarvan;
  • het zo veel mogelijk ontzien van de archeologische vondsten.

Erfgoednota gemeente Ommen

In november 2008 heeft de gemeente de erfgoednota 'Toekomst voor erfgoed' vastgesteld. In deze nota is het monumentenbeleid en het archeologiebeleid gecombineerd.

Het beleid is opgezet aan de hand van de thema’s behouden, ontwikkelen en beleven en de gemeente heeft daar de volgende missies bij geformuleerd:

  • Het erfgoed zorgvuldig behouden en beheren;
  • Het erfgoed zichtbaar maken en integraal meewegen als inspiratiebron bij ontwikkelingen in de omgeving of door ontwikkeling van het erfgoed zelf;
  • Het erfgoed in het gebruik en in de beleving een waardevol en gewaardeerd onderdeel uit laten maken van de samenleving.

In de erfgoednota is in kaart gebracht welke archeologische verwachtingen en bovengrondse monumenten zich er in de gemeente bevinden en hoe daar mee omgegaan moet worden. Deze kaarten vormen de basis voor het beleid.

Landschapsontwikkelingsplan gemeente Ommen (2011)

Het landschapsontwikkelingsplan geeft aan hoe het landschap kan worden ontwikkeld. Daarnaast verwoordt het de visie van de gemeente op het omgaan met het landschap. Het ontwikkelingsplan beschrijft de huidige situatie van het landschap binnen de gemeente Ommen en de te verwachte veranderingen zoals schaalvergroting en verbreding in de agrarische sector. Wat betreft natuurlijke waarden in het gebied volgt de gemeente bestaande provinciale en nationale beleidsplannen op het gebied van Natuurnetwerk Nederland en kaderrichtlijn water. Voor recreatie wordt ingezet op de spreiding van bezoekersstromen. Het Vechtdal is een toeristische en recreatieve trekker. Om de druk te verlagen zet de gemeente in op het promoten van minder drukke gebieden. Nieuwe paden dienen aansluiting te hebben met de landschapsstructuur van een gebied.

Onderzoek

Archeologie

Voor de nieuw te graven geulen is inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd door Arcadis (Inventariserend veldonderzoek archeologie, Verkennende fase Vecht Hardenberg – Junne, Arcadis, 2017) opgenomen als Bijlage 7. Op het beoogde nieuwe tracé van de Vecht zijn boringen uitgevoerd.

Tijdens het onderzoek zijn geen archeologisch relevante lagen of resten gevonden. Vanuit archeologisch perspectief is er dan ook geen reden tot vervolgonderzoek voor de nieuw te graven rivierarmen.

In de archeologische verwachtingen- en beleidsadvieskaart van de gemeente Ommen is het gehele oppervlakte van het plangebied aangegeven als Specifieke archeologische verwachting: beekdalen. Voor deze specifieke archeologische verwachting geldt een onderzoeksplicht bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van meer dan 2500 m2 en dieper dan 50 cm diepte.

Cultuurhistorie

De effecten van de herinrichting op de aanwezige cultuurhistorische waarden (zowel historische geografische waarden als beschermde bouwkundige waarden) zijn in het MER beoordeeld.

Landschap

De effecten van de beoogde herinrichting van Karshoek-Stegeren op de landschappelijke kwaliteit zijn in het MER beoordeeld op basis van de invloed (aantasting of versterking) op waardevolle landschappelijke elementen en structuren. Ook is gekeken naar de gevolgen op de beleving van het landschap.

Resultaten

Archeologie

Er is archeologisch onderzoek uitgevoerd voor de nieuw te graven meander. Er zijn geen archeologisch relevante lagen of resten gevonden en er is geen reden tot verder onderzoek. De archeologische verwachtingswaarde van de niet nader onderzochte gebieden uit de beleidskaart van de gemeente Ommen wordt in het bestemmingsplan opgenomen door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie beekdal'.

Ter bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden is een dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 1 opgenomen op de verbeelding en in de planregels. Aan deze dubbelbestemming is ter bescherming van mogelijk archeologische waarden een (aanleg)vergunningenstelsel opgenomen.

Cultuurhistorie 

Binnen het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorische monumenten die nadelige effecten kunnen ondervinden door de voorgenomen activiteiten. Nabij het plangebied bevindt zich een rijksmonument, namelijk de stuw Junne. Als gevolg van de herinrichting van Karshoek-Stegeren vindt geen fysieke aantasting plaats van deze stuw.

Binnen het plangebied bevinden zich wel enkele gronden met cultuurhistorische waarde. Dit zijn gronden die in het verleden zijn ontgonnen. In deze gebieden vindt ontgraving plaats voor de aanleg van de meander en reliëf, waardoor verstoring van dit cultuurhistorisch waardevolle terrein niet uitgesloten kan worden.

Het beschermde dorpsgezicht van Beerze wordt niet aangetast omdat dit dorp op een te grote afstand van het plangebied ligt.

Landschap 

De herinrichting van Karshoek-Stegeren richt zich op het ontwikkelen van een half natuurlijke Vecht. Hiervoor worden onder andere een nieuwe meander aangelegd en wordt reliëf terugbracht op geëgaliseerde delen ten behoeve van stroomdalgraslanden. Door de meandering wordt de Vecht lokaal beter zichtbaar en beleefbaar. Dit is met name het geval op plaatsen waar de rivier dichter langs wegen en paden komt te liggen. Door de meandering wordt tevens de landschappelijke kwaliteit van de Vecht verbeterd doordat de rivier van een gekanaliseerde rivier wordt omgevormd naar een hafnatuurlijke rivier. Daarnaast wordt op enkele plaatsen beplanting gekapt of aangevuld (met name lijnvormige elementen) om de landschapsstructuur te versterken. Dit geeft meer openheid en overzicht in het gebied. Landschappelijk waardevolle elementen zoals oude meanders blijven behouden.

Na de herinrichting zal er meer ruimte zijn voor natuur (bijvoorbeeld vochtige graslanden en stroomdalgraslanden) doordat enkele landbouwpercelen worden omgezet naar natuur. Dit versterkt het agrarisch cultuurlandschap van maten en flieren doordat de bloemrijke graslanden die kenmerkend zijn voor dit landschap terug worden gebracht. Daarnaast wordt de ontwikkeling van ooibos voorzien. Hierdoor ontstaat langs de Vecht een aantrekkelijk en afwisselend landschapsbeeld van open en meer gesloten natuur passend bij het karakter van een (half) natuurlijke laaglandrivier.

Conclusie

Er worden naar verwachting geen archeologische waarden verstoord door dit plan. De archeologische waarden worden beschermd door middel van een dubbelbestemming.

Ten aanzien van cultuurhistorie en landschap is bij de inrichting van het gebied rekening gehouden met de ruimtelijke kwaliteit. De bestaande landschappelijke kwaliteit wordt versterkt en beleefbaar gemaakt. De cultuurhistorische waarde van de in het verleden ontgonnen gebieden kan aangetast worden, hier wordt zo veel mogelijk rekening mee gehouden bij het inrichtingsplan. Het bestemmingsplan is daarmee uitvoerbaar.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is een ruimtelijk besluit, waarin de regels voor het gebruik en het bebouwen van gronden worden vastgelegd. In een bestemmingsplan wordt door middel van bestemmingen en aanvullende aanduidingen aangegeven op welke gronden welke functies toegestaan zijn en hoe deze gronden bebouwd mogen worden.

Het bestemmingsplan is een digitaal bestand in gml-formaat, waarin geometrisch bepaalde planobjecten zijn vastgelegd. Technisch gezien is een bestemmingsplan zodoende een verzameling objecten (zoals bestemmingsvlakken), waaraan informatie (zoals ligging en naam) is gekoppeld. Om het plan te kunnen raadplegen zijn in feite drie onderdelen van belang:

  • een digitale en analoge verbeelding van de geometrisch bepaalde planobjecten (verbeelding);
  • de juridisch bindende regels van het bestemmingsplan (planregels);
  • een bijbehorende toelichting (plantoelichting).

Het bestemmingsplan kan geraadpleegd worden via de internetpagina www.ruimtelijkeplannen.nl. Door interactie met het kaartbeeld worden de regels van de betreffende bestemmingen weergegeven. Ook kan de toelichting worden opgeroepen.

Om de vergelijkbaarheid te bevorderen bestaat er een landelijke standaard voor de verbeelding van bestemmingsplannen (SVBP2012). De toepassing van de SVBP2012 is verplicht. Hiermee wordt geborgd dat alle bestemmingsplannen overeenkomen voor wat betreft kleurgebruik, naamgeving, gebruik van arceringen en dergelijke.

Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de koppeling tussen de regels en de verbeelding. In de volgende paragraaf staat uitgelegd welke systematiek voor dit bestemmingsplan gehanteerd is en hoe de eigenschappen van het plangebied zich hebben vertaald in de toegekende bestemmingen. De paragraaf daarna geeft een korte toelichting per artikel van de planregels.

6.2 Toelichting op de regels

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Hierin zijn regels opgenomen over onder andere de indeling van de planregels en de naamgeving van bestemmingen. De planregels kennen standaard vier hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die genoemd worden in de planregels. Dit artikel voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.


Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moeten worden. Evenals de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen bij de toepassing van de planregels.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening 2013-1' is gekozen voor een systematiek met bestemmingen op gebiedsniveau en bestemmingen op perceelsniveau. Die systematiek sluit niet aan bij de SVBP2012. Met onderliggend bestemmingsplan wordt de SVBP2012 wel toegepast, maar er wordt wel terug gegrepen op de bestemmingen zoals opgenomen in het bestemmingsplan; Buitengebied, herziening 2013-1'.

Artikel 3 Agrarisch met waarden

Deze bestemming is toegekend aan een perceel langs de Vecht welke in agrarisch gebruik blijft. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht, met uitzondering met gebouwen van algemeen nut. Vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen zijn toegestaan, net als lichtmasten met een maximale hoogte van 6 meter.


Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden binnen deze gronden is een omgevingsvergunning vereist (voormalig aanlegvergunningstelsel). Normaal gebruik en onderhoud is van deze bepalingen uitgesloten.

Artikel 4 Natuur

Deze bestemming is toegekend aan langs de Vecht te ontwikkelen natuurgebieden. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht, maar wel andere bouwwerken ten dienste van de bestemming tot 3 meter hoog (voor terreinafscheidingen maximaal 2 meter hoog).


Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden binnen deze gronden is een omgevingsvergunning vereist (voormalig aanlegvergunningstelsel). Normaal gebruik en onderhoud is van deze bepalingen uitgesloten.

Artikel 5 Water

De te realiseren meanders van de Vecht en de nieuwe nevengeul zijn bestemd voor Water. Ter plaatse zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de waterhuishouding toegestaan tot een bouwhoogte van 6 meter.

Artikel 6 Waarde - Archeologische verwachting 1

Voor deze gebieden is de dubbelbestemming Artikel 6 Waarde - Archeologische verwachting 1 opgenomen. Deze gronden zijn mede bestemd voor het behoud en bescherming van de verwachte archeologische waarden.

Bij ingrepen met een oppervlakte groter dan 2500 m2 en een diepte van meer dan 50 cm kunnen een archeologisch onderzoek en een omgevingsvergunning vereist zijn. Als aangetoond kan worden dat de betreffende gronden geroerd zijn en de trefkans op archeologische waarden gering is, dan kan afgezien worden van een archeologisch (veld)onderzoek en is geen omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van werken.

Artikel 7 Waarde - Landschap

De bestemmingsomschrijving van deze dubbelbestemming is afgestemd op de gebiedsbestemming 'Agrarisch gebied met landschappelijke waarden' uit het geldende bestemmingsplan. Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden binnen deze gronden is een omgevingsvergunning vereist (voormalig aanlegvergunningstelsel). Normaal gebruik en onderhoud is van deze bepalingen uitgesloten.

Artikel 8 Waarde - Rivier(oevers)

De bestemmingsomschrijving van deze dubbelbestemming is afgestemd op de gebiedsbestemming 'Rivier(oevers) met natuurwaarden' uit het geldende bestemmingsplan. Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden binnen deze gronden is een omgevingsvergunning vereist (voormalig aanlegvergunningstelsel). Normaal gebruik en onderhoud is van deze bepalingen uitgesloten.

Artikel 9 Waterstaat

De bestemmingsomschrijving van deze dubbelbestemming is afgestemd op de medebestemming 'Primair waterstaatsdoeleinden' uit het geldende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het overgebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 11 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels laat bestaande bouwwerken en de herbouw daarvan toe met afwijkende afmetingen indien deze afwijken van het toegestane binnen de ter plaatse geldende bestemming.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Middels een omgevingsvergunning kunnen Burgemeester en Wethouders afwijken van een aantal in het plan opgenomen regels. Deze afwijkingen betreffen:

  • overschrijding van afstands-, oppervlakte-, inhouds- en hoogtematen met ten hoogste 10%;
  • overschrijding van de maximum bouwhoogte ten behoeve van erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van 3 meter;
  • het toestaan van jachthutten en -stoelen.


Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

Middels een wijzigingsplan op grond van artikel 3.6 Wro kan meegewerkt worden aan een beperkte wijziging van bestemmingsgrenzen (tot maximaal 3 meter). Ook kan middels een wijzigingsplan de dubbelbestemming Waterstaat worden toegevoegd, danwel worden weggenomen.

Artikel 14 Overige regels
Dit artikel bevat bepalingen ten aanzien van de afstemming op de bouwverordening en de APV en bepalingen die in voorkomende gevallen in acht genomen moeten worden bij het realiseren van parkeergelegenheid en dergelijke.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven.

Artikel 16 Slotregel

Deze regel bevat de aanhalingstitel van de regels van het plan.

 

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Het project Karshoek-Stegeren kost circa 3 miljoen euro. De kosten bestaan uit planvoorbereiding, onderzoeken, realisatie en het aanwenden van gronden voor het project. De provincie heeft de beheerafspraken en de beschikbaarheid van gronden geregeld om de projectdoelen te halen. Deze worden formeel bekrachtigd in 2018. Het waterschap en provincie heb ben de benodigde middelen gereserveerd in hun meerjarenbegroting om de realisatie en beheer te garanderen, met dien verstande dat er bijdragen vanuit andere (subsidie-)fondsen zijn aangewend en beschikbaar zijn gesteld.

Exploitatieplan

Dit bestemmingsplan maakt geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening mogelijk. Op basis van de Grondexploitatiewet (afdeling 6.4 Wet ruimtelijke ordening) hoeft in dit geval geen exploitatieplan vastgesteld te worden.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.2.1 Inspraak en overleg

Sinds 2007 werken 13 gebiedspartners aan het programma Ruimte voor de Vecht. Elk Vechtproject kent een intensieve afstemming en/of samenwerking met de omgeving. De herinrichting van het gebied Karshoek-Stegeren hebben provincie Overijssel en waterschap Vechtstromen samen met de gebiedspartners in 2015 opgestart. De gebiedspartners zijn:

  • LTO (land- en tuinbouworganisatie);
  • Staatsbosbeheer;
  • gemeente Hardenberg;
  • gemeente Ommen;
  • Vechtdalmarketing;
  • NMO (Natuur en Milieu Overijssel).

De communicatie met de direct betrokkenen en belangstellenden in het gebied Karshoek-Stegeren loopt voor een deel samen met het gebied Rheezermaten dat enkele kilometers bovenstrooms wordt voorbereid. Beide projecten liggen in het traject Hardenberg-Junne. Vele informatiebijeenkomsten (zie onderstaande tabel) zijn georganiseerd. Hier is altijd veel belangstelling voor getoond door betrokkenen en belangstellenden. Een aantal gebiedspartners heeft zelf ook nog bijeenkomsten gehouden om hun achterban actief te betrekken bij de planvorming. Daar waar gewenst was, is dit ondersteund door provincie en/of waterschap. Zo zijn gedurende deze informele communicatiemomenten inzichten gedeeld, wensen uitgesproken en waar dat mogelijk is het ontwerp in de loop van het planproces hierop aangepast. Daar waar er spanning heerst tussen een individueel belang en het maatschappelijke belang is beoordeeld of er een alternatief inpasbaar was. Daar waar er geen alternatief mogelijk was, heeft het maatschappelijke belang en de projectopgave de prioriteit gekregen boven het individuele belang.

Tevens is er een online portal ingezet voor de communicatie met de omgeving, betrokkenen kunnen zich hiervoor aanmelden. Op deze portal (website) worden regelmatig nieuwsberichten geplaatst over het project. De ontwerpen van het gebied worden ook via deze portal gedeeld. Iedere 2 maanden wordt er een nieuwsbrief naar de betrokkenen/geïnteresseerden gezonden.

Jaar   Onderwerp  
2014   Inloop Hardenberg  
2015   Participatieavond stakeholders  
  Informatie avond Hardenberg  
2016   Werksessie Hardenberg-Junne  
2017   Informatieavond Rheezermaten/Karshoek Stegeren  
  Vechtdaldag  
  Inloopavond Karshoek-Stegeren  
2018   Inloopbijeenkomst DO Rheezermaten / Karshoek-Stegeren  
7.2.2 Zienswijzen

Op grond van artikel 3.6 Algemene wet bestuursrecht heeft het ontwerpbestemmingsplan gezamenlijk met het plan-MER van 18 april tot en met 29 mei 2019 voor een ieder ter visie gelegen. Naar aanleiding hiervan zijn geen zienswijzen ingediend.