direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, herziening De Belte 3/3a, Lemele
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De Belte 3 en 3a is een 1,38 ha groot perceel welke in gebruik was als loon- annex grondverzetbedrijf. Het object inclusief haar gronden was in eigendom van de provincie Overijssel en is in het verleden door Dienst Landelijk Gebied aangekocht. In het kader van de natuurontwikkelingsopgave is in het verleden een deel van de agrarische gronden, aangrenzend aan de Belte, omgevormd tot nieuwe natuur. Voor het object is destijds door DLG gezocht naar een passende (extensieve) vervolgfunctie. Deze functie is destijds niet gevonden. Doordat het erf lange tijd niet in gebruik is geweest, kampt men met een verloederd erf, schuren die in verval raken en onveilige situaties. Daarom is de initiatiefnemer voornemens het erf, nieuw leven in te blazen.


Rood voor Rood

Deze ontwikkeling past niet binnen het huidige bestemmingsplan, daarom wordt gebruik gemaakt van de Rood voor Rood regeling. De Rood voor Rood regeling maakt onderdeel uit van de provinciale regeling Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO). De voorgenomen ontwikkeling betreft geen klassieke Rood voor Rood ontwikkeling, deze geldt immers alleen voor agrarische bedrijven.

In het kader van de natuurontwikkelingsopgave is in het verleden een deel van de agrarische gronden, aangrenzend aan de Belte, omgevormd tot nieuwe natuur. Hierdoor staat het behoud van deze natuurwaarden in en rondom het plangebied centraal. In de huidige situatie is er aan de Belte 3a een loon- annex grondverzet bedrijf gevestigd. Deze relatief intensieve functie is, gezien de omliggende natuurwaarden, minder passend in dit gebied.

Daarom wordt in de voorgenomen ontwikkeling het loon- annex grondverzetbedrijf met ruim 1.600 m2 landschapsontsierende opstallen gesaneerd. In ruil hiervoor worden twee nieuwe woningen gerealiseerd. De woning zijn een extensieve functie, welke beter past op deze locatie. Hiermee wordt afgeweken van de standaard Rood voor Rood regeling waarbij er ter compensatie van de sloop van 850 m² aan landschapsontsierende schuren, een woning bouwkavel worden gerealiseerd. In het hoofdstuk 3.3.2 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van deze toelichting wordt de kwaliteitsimpuls nader beschreven.

1.2 Kenmerken van het plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Belte, een doodlopende weg richting de Regge in de gemeente Ommen. De Belte is gelegen nabij het plaatsje Lemele. Het plangebied ligt zoals de straatnaam al aangeeft verhoogd in het landschap, op de belt. De verhoging is aangezet met bos, waarbinnen het erf ligt. De kenmerken van het plangebied worden uitgebreid beschreven in paragraaf 2.3 Huidige situatie.

Het plangebied bestaat uit het huidige bouwvlak en omliggend stukje belt. Binnen het bouwvlak staan diverse landschapsontsierende opstallen en twee bedrijfswoningen, de Belte 3 en 3a. De opstallen zijn de afgelopen jaren in gebruik geweest door een loon- annex grondverzetbedrijf. Hetgeen dat overeenkomt met bestemming "agrarisch met aanverwante doeleinden". De zuidelijke bedrijfswoning aan de Belte 3 maakte in het verleden onderdeel uit van het erf, in de loop der jaren is de relatie met het plangebied komen te vervallen. De bedrijfswoning die nu onderdeel uitmaakt van het erf is de woning aan de Belte 3a.

De locatie kent twee directe buren; de Belte 2a en de Belte 3. De Belte 2a heeft geen directe link met het plangebied maar is er wel direct tegenaan gelegen. De buren zijn in de planvormingsfase betrokken bij de het maken van de plannen, wat heeft geleid tot een gedragen plan. Zie hiervoor ook paragraaf 7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid.

In de volgende afbeeldingen is de ligging en afbakening van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01_0001.png"

Figuur 1. Ligging plangebied aan de Belte 3 (bron: google maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01_0002.png"

Figuur 2. Afbakening plangebied en omliggende woningen

1.3 Huidige planologisch regime

Het plangebied is gelegen in het Bestemmingsplan Buitengebied (vastgesteld op 18 februari 2010). Er geldt enkelbestemming 'agrarische aanverwante doeleinden' en de gebiedsbestemming 'agrarisch gebied met landschappelijke waarden'. De voorgenomen ontwikkeling past niet binnen de regels van het huidige planologische regime. Onderhavig bestemmingsplan is opgesteld om de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01_0003.png"

Figuur 3. Vigerende bestemmingsplan (bron: bestemmingsplan buitengebied)

Enkelbestemming - Agrarisch aanverwante doeleinden

Deze bestemming, aangeduid als AD, geldt alleen voor het agrarisch perceel (zwart omlijnde vlak). Binnen deze bestemming is het mogelijk om agrarisch aanverwante bedrijfsactiviteiten te bedrijven. Zoals het loon- annex grondverzetbedrijf. De cijfer-aanduiding 2 geeft aan dat er twee bedrijfswoningen aanwezig zijn, dit betreffen de Belte 3 en 3a.

Gebiedsbestemming- Agrarisch gebied met landschappelijke waarden

De zone agrarisch gebied met landschappelijke waarden omvat gebieden langs de Vecht en Beneden Regge welke behoren tot het essen- en kampenlandschap. Deze zone kenmerkt zich door kleinschaligheid, een grillig kavelpatroon en verspreid liggende bebouwing. In deze zone gelden de volgende relevante beleidslijnen:

  • 1. Behoud en herstel van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de daarmee samenhangende natuurwaarden van het kleinschalige landschap;
  • 2. Ruimte bieden voor het toepassen van de Rood voor Rood-regeling.

Het rood voor rood beleid van de gemeente Ommen is in 2011 voor het laatst geactualiseerd. Het doel van de regeling is het tegengaan van leegstand, verval en verpaupering van bebouwing in het buitengebied. De regeling is bedoelt voor gestopte agrarische bedrijven, hetgeen waar het loon- annex grondverzetbedrijf buiten valt. Wel blijft het stramien van de Rood voor Rood regeling in stand bij de voorgenomen ontwikkeling.

De ontwikkeling van woningbouwkavels gaat gepaard met een tegenprestatie. De doelstelling van de regeling is namelijk dat de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied wordt versterkt. Onder ruimtelijke kwaliteit verstaat de gemeente Ommen het volgende;

  • een aanzienlijke reductie van bouwoppervlak en -volume,
  • dit door middel van sloop van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen en
  • de realisering van nieuwe bebouwing met een goede architectonische en landschappelijke inpassing. Aspecten die daarbij een rol spelen zijn: zichtlijnen, ritme van de bestaande bebouwing en de afstand tot de weg, cultuurhistorie, erfinrichting, groene inpassing etc.
  • overige investeringen in de ruimtelijke kwaliteit.

Voor de ontwikkeling aan de Belte wordt de grootste kwaliteitsverbetering gevonden in het verwijderen van een gebiedsvreemde functie (het landbouwmechanisatiebedrijf) en de ontwikkeling van nieuwe natuur. Daarnaast worden de bestaande opstallen gesloopt. In het Ruimtelijke kwaliteitsplan staat beschreven op welke manier de kwaliteitsverbetering vorm wordt gegeven.

1.4 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan, “Buitengebied, herziening De Belte 3/3a, Lemele” bestaat uit de volgende stukken:

  • regels
  • verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01)

Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld met deze toelichting. Als onderdeel van de toelichting zijn in de bijlagen een aantal onderzoeksrapporten opgenomen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

De gronden rondom het voormalige erf van het loon- annex grondverzetbedrijf, zijn vanwege een natuurontwikkelingsopgave omgevormd tot nieuwe natuur. Mede hierdoor is de functie van het loon- annex grondverzetbedrijf verloren en daarmee ook niet meer passend op deze locatie. Het bedrijf gebruikte een schuuroppervlak van circa 1.600 m² voor haar bedrijfsactiviteiten. Met het beëindigen van het bedrijf zijn de schuren leeg komen te staan én in verval geraakt. De initiatiefnemer is voornemens om de schuren te slopen (basisinspanning KGO) en daarnaast ook de gehele (gebiedsvreemde) bedrijfsbestemming uit het gebied te halen. Hiermee wordt een gebiedsvreemde functie uit het gebied gehaald. Daarnaast zijn de omliggende gronden omgevormd tot nieuwe natuur. Een groot deel van het erf ligt in het NatuurNetwerkNederland, deze natuur wordt in stand gehouden en waar mogelijk in areaal vergroot. Zie hiervoor het Ruimtelijke kwaliteitsplan. In ruil voor de benoemde kwaliteitsinvesteringen mag de initiatiefnemer twee compensatiewoningen realiseren.

2.2 Historie van het gebied

De ontwikkelingslocatie is bijzonder door de ligging en de ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden in de omgeving. De omgeving wordt getekend door de Regge en de stuwwal, de Regge is dan ook een gevolg van de stuwwal. Er tussen ligt het beekdalenlandschap met enkele stuifzandkoppen waarvan de projectlocatie er een is. Diverse ingrepen hebben het landschap door de jaren heen doen veranderen. Er is sprake geweest van ruilverkaveling, woningen zijn bijgebouwd en woeste gronden zijn ontgonnen. Groene elementen zijn verdwenen, zoals singels en houtwallen maar de grootste verandering in de omgeving was het kanaliseren van de Regge. Het bosje van de Belte is bij deze kanalisering bespaard gebleven. Als een stip aan de horizon steekt het boven het omliggende landschap uit. De stuifzandkop met eiken en grove dennen maakt het landschap leesbaar en herkenbaar door de voortdurende aanwezigheid in het landschap. Inmiddels is de Regge weer grotendeels teruggebracht naar zijn loop van omstreeks 1900 en krijgt het landschap langzaam maar zeker haar identiteit weer terug door natuurontwikkelingen in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01_0004.png"

Figuur 4. Historische kaarten van 1850,1900,1950 en 2000 (bron: Gis)

Afwisseling van massa en ruimte

De huidige landschapswaarden bestaan uit de afwisseling van massa en ruimte, koppen en dalen en uit de groene elementen die de structuur van het landschap aanduiden. Door de Regge wordt een zekere rust ervaren. De massa en ruimte geven het landschap diepte, versterkt door groene elementen. Die diepte wordt ervaren door zichtlijnen die voortkomen uit de massa. Het reliëf van de omgeving versterkt dit effect en maakt samen met de Regge de structuur van de omgeving. Rechte lijnen zijn nauwelijks aan de orde.

2.3 Huidige situatie

Om de ontwikkeling in perspectief te zetten, is het belangrijk dat allereerst de huidige situatie in beeld wordt gebracht. In dit hoofdstuk is het plangebied aan de Belte in beeld gebracht.

Weggeschoven landschap

Op de onderstaande hoogtekaart is te zien dat de Belte een plek is waar de identiteit letterlijk is weggeschoven. Het erf is in de loop der jaren dusdanig ingericht, dat deze zo goed mogelijk kon worden benut voor het uitvoeren van bedrijfsactiviteiten. Hierdoor zijn delen van de stuifzandkoppen afgesneden en weggeschoven. Door deze verschuiving is het reliëf van het landschap nog steeds goed zichtbaar. Met name vanaf de kant van de Regge is, mede door de volwassen bospartijen én de randomzoming, de kwaliteit van het landschap goed te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01_0005.png"

Figuur 5. Uitsnede algemene hoogte kaart (bron: ahn-viewer)

Ruige wild begroeide zandkoppen

De Belte vormt in de uitloper van het dekzandlandschap een van de laatste dekzandkoppen in het beekdalenlandschap. Gelegen naast de Regge is de kop duidelijk aanwezig door de massa in hoogte en vegetatie; de ervaring van deze hoogte blijft achter door de dichte begroeiing.

De dekzandkop bestaat voornamelijk uit eiken, grove dennen en een enkele berk. Als het om natuur gaat is het gebied nauwelijks interessant door het beperkte sortiment en het gebrek aan mantel- en zoomvegetatie. Bijzondere doorzichten blijven hierdoor weg. De begroeiing vormt anderzijds een kwaliteit voor de plek en het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01_0006.png"

Figuur 6. Bomeninventarisatie (bron: Ruimtelijke kwaliteitsplan de Belte)

Landschapsontsierende bebouwing

De huidige bebouwing is zeer aanwezig en landschapsontsierend. Dit komt door het grote volume, positionering, vormgeving en materiaalgebruik. De bebouwing is bewust aan het zicht onttrokken en dat valt op door de verschillende houtwallen. Houtwallen passen niet bij de ruige identiteit van de dekzandkop. Ook de grote vlakte met strakke randen komen de natuurlijke identiteit niet ten goede. Een groot deel van de dekzandkop is geëgaliseerd om de ruimte geschikt te maken voor het loonbedrijf. Door de hoeveelheid verharding en grote schuren is een saai eentonig oppervlak ontstaan dat afbraak doet aan de landschappelijke waarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01_0007.png"

Figuur 7. Foto impressie van het voormalige erf

2.4 Toekomstige situatie

De voorgenomen ontwikkeling heeft voor de inpassing gebruik gemaakt van de aanwezige landschappelijke kwaliteiten van de Belte. Daarnaast is er gekeken naar de relevante beleid-en omgevingsaspecten. De opgave is om twee nieuwe woningen in te passen binnen de bestaande kwaliteiten. Het concept wordt in deze paragraaf verder toegelicht.

2.4.1 Het concept

De Belte is een locatie waar natuurbeleving van het Reggedal in optima forma plaats kan vinden. Hoogteverschillen en begroeiing worden ingezet voor het creëren van zichtlijnen en een lees- en beleefbaar erf. De twee nieuwe woningen hebben rugdekking en bestaande woningen behouden privacy dat waar mogelijk wordt versterkt, dit leidt tot maximale rust en optimale privacy. De grote bomen zijn waardevol voor de landschappelijke structuur.

Alle planmatigheid in het landschap, van grote oppervlakte verharding, grondwallen en lange schuren worden verwijderd. Nieuwe aanplant is niet planmatig (gestrooid) en inheems. Enkel de bestaande woning krijgt een formelere tuin direct om het huis. De twee compensatie woningen staan midden in de natuur, waarbij de natuur en het zicht op het landschap de tuin vormt. Het zicht op de Regge maakt deze plek uniek. Bovenstaande is vertaald in onderstaande concept tekening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01_0008.png"

Figuur 8. Concepttekening de Belte (bron: Ruimtelijke kwaliteitsplan de Belte)

2.4.2 Inrichtingsplan

Het ontwerp in het Ruimtelijke kwaliteitsplan maakt gebruik van de aanwezige landschapswaarden en versterkt deze, de bestaande bedrijfswoning blijft in het ontwerp intact. Beide kavels zijn dusdanig gepositioneerd dat zij vanaf de openbare weg niet zichtbaar zijn. Dit maakt dat in de toekomstige situatie de natuurbeleving versterkt wordt. Om de unieke ligging in het Reggedal te benadrukken, zijn de woningen zo gepositioneerd dat deze allemaal zicht hebben op de Regge. De nieuwe woningen worden gebouwd op de aanwezige vlakke ondergronden. Het ontwerp voor de Belte is gebaseerd op de volgende kernwaarden.

  • Identiteit als dekzandkop herstellen;
  • Hoogteverschillen beleefbaar maken;
  • Storende elementen verwijderen;
  • Doorzichten naar het omliggende landschap (natuur, agrarisch cultuur);
  • Aanwezige afwisseling in groene massa met bij het gebied passende beplanting;
  • Ingesloten ruimtes met privacy en rugdekking.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01_0009.png"

Figuur 9. Inrichtingsplan de Belte (bron: Ruimtelijke kwaliteitsplan de Belte)

Vormgeving van de locatie

Om de locatie haar karakter terug te geven zijn in het inrichtingsplan de grote geëgaliseerde vlakken opgeheven en is reliëf teruggebracht. Steile onnatuurlijke randen zijn waar mogelijk vloeiend gemaakt en de harde randen gecreëerd door zandwallen zijn opgeheven en versterken nu het reliëf van de locatie. Ook de grond vrijgekomen uit het cunet moet bijdragen aan het reliëf om zo met een gesloten grondbalans te werken. Dit in het kader van de duurzaamheid en het terugbrengen van de identiteit op de locatie.

De nieuwe woningen

Woning 01 - Een architectonische special

Een innovatieve, hedendaagse woning, welke terughoudend is vormgegeven en opgaat in de schoonheid van het omliggende Reggelandschap. 

Bij het afrijden van de Belte wordt de doodlopende weg bekroond met een architectonische special. Grotendeels verscholen achter de aanwezige boompartijen, verschijnt in de architectonische platte houten door, welke sterk verankerd is in het landschap. Deze woning ligt met een zijde tegen het talud van de historische dekzandkop. De woning heeft een panoramaview, waardoor een indrukkwekkende natuurbeleving ontstaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01_0010.png"

Figuur 10. Impressie woning 1, een architectonische special

Vormgeving

Door de hoofdmassa in plat dak uit te voeren en het geheel met vergrijsde houten delen te bekleden, ontstaat een sterkte elementaire hout massa die opgaat tussen de bestaande eiken. Hierdoor vormt de woning als ware een vergrijsde liggende houten stam. De woning is geïnspireerd op de kwaliteiten van het landschap en sluit daar dan ook feilloos op aan.

Indeling

De woning heeft zeer open karakter richting de Regge, de achterzijde (kant van de weg) van de woning heeft een meer gesloten karakter en staat als het ware met de rug naar de Belte gekeerd. Hierdoor lijkt de woning als vergrijsde stam te liggen in het landschap. De oriëntatie van de woonvertrekken zijn door het landschap ingegeven. Zo zijn de gevels van woonkamer en keuken omlijnt met een glazen gevel. Hierdoor ontstaat een optimaal zicht op het Reggedal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01_0011.png"

Figuur 11. Impressie woning 1, woonvertrekken georiënteerd op het Reggedal

Kortom: woning 1 grijpt niet sentimenteel terug op het verleden, maar vormt een eigentijdse architectonische vertaling van een eenvoudig woonvolume, ondergeschikt aan het landschap.

Woning 02

De tweede woning ligt langs de Belte, ter plaatste van de te slopen schuur. De positionering van deze woning is vrij gestrooid in de omgeving. De woning wordt omzoomd met bestaand groen, wat wordt versterkt met nieuwe beplanting. Hierdoor zal de woning een terughoudende verschijning zijn in het landschap.

Voor deze woning wordt tijdens het schrijven van het bestemmingsplan nog geen ontwerp in maat gebracht. Deze woning zal binnen de vigerende welstandsnota Ommen worden ontworpen en gerealiseerd. Hierbij wordt ingezet op streekeigen vormentaal, materialisering en detaillering. Deze woning sluit ook aan bij de huidige woningen gelegen langs de Belte.

Ontsluiting

Zowel de bestaande woning als de nieuw te bouwen woning worden ontsloten aan de bestaande weg de Belte. De vormgeving van de paden correspondeert met de vorm van de weg de Belte, een slingerende weg die de krommingen van de verkaveling volgt. Voor de verharding van de paden worden bestaande betonklinkers gebruikt om zo dicht mogelijk bij een gesloten balans te komen. Dit in het kader van duurzaamheid en om aan te sluiten bij het landschappelijke karakter.

Beplanting

De bebouwing word veelal ingepast met bestaande beplantingsstructuren welke puntsgewijs worden versterkt. Karakteristiek voor de locatie zijn de eiken en grove dennen op de stuifzandkop. Deze tekenen de locatie en bieden beschutting voor de woningen. Enkele grotere en zieke bomen worden gekapt om zo meer licht te geven aan onderbegroeiing en zo verjonging mogelijk te maken. Vooral in de buurt van de verharding zijn bomen te vinden die een risico vormen. Enkele bomen wijken ten behoeve van een woning, een oprit of erf. Beeldbepalend en bomen met een monumentaal karakter blijven behouden. Beplanting wordt toegevoegd ten behoeve van de identiteit en geborgenheid op de locatie. Dit gebeurt op nieuwe- en aangevulde zandkoppen. De rand van de dekzandkop blijft intact, zo wordt een zachte overgang naar het beekdal geborgd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het relevante beleid dat betrekking heeft op het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling beschreven. Het wordt benaderd vanuit het Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Uit het beleid volgen randvoorwaarden die worden getoetst aan het voorgenomen plan.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Het Rijk streeft naar een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. In 2012 is deze visie officieel in werking getreden. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, daarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn.

De tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts één van de instrumenten die worden ingezet. Kennis, bestuurlijke afspraken en kaders kunnen ook worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities.

De ruimtelijke waarden die het nationaal belang waarborgen zijn opgenomen in 13 verschillende belangen. In de structuurvisie wordt ook aangegeven op welke wijze het Rijk deze belangen wil verwezenlijken. Dit zorgt voor een duidelijk overzicht in één document gezamenlijk met de doelen die het Rijk heeft opgesteld.

Conclusie

Het onderhavige plan heeft verder geen betrekking op de benoemde onderdelen in de SVIR.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro wordt een aantal projecten die van Rijksbelang zijn met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen. Binnen het Barro worden de volgende onderdelen besproken:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie;
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijkswegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de EHS (thans NNN), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater, maximering van het de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer en is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen.

 

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen betrekking op de benoemde onderdelen in het Barro.

3.2.3 Ladder duurzame verstedelijking

De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) bepaalt dat voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd, waarbij ook een nieuwe "Laddersystematiek" wordt toegepast. Deze nieuwe regeling is opgenomen in artikel 3.1.6 Bro.

De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing op bestemmingsplannen, uitwerkings- en wijzigingsplannen en omgevingsvergunningen. Onderhavige plan betreft een nieuw bestemmingsplan en is daarom getoetst aan de nieuwe ladder. De nieuwe ladder is van toepassing als de woningbouwplannen worden aangemerkt als nieuwe stedelik ontwikkeling. De Bro stelt dat er sprake is van een stedelijke ontwikkeling voor ontwikkeling vanaf 12 woningen.

In de voorgenomen ontwikkeling wordt de bedrijfwoning omgevormd tot burgerwoning en wordt er één nieuwe burgerwoning gerealiseerd. Daarmee blijft de ontwikkeling ruim binnen de eis van 12 woningen en hoeft daarom niet getoetst te worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling betreft het toevoegen van 2 woningen, in ruil voor het sloop van landschapsontsierende opstallen. Blijkens jurisprudentie wordt een dergelijke kleinschalige ontwikkeling niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling in de zin van de Bro. Een verdere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee niet noodzakelijk.

3.2.4 Conclusie Rijksbeleid

Vanwege de kleinschaligheid van de voorgenomen ontwikkeling komen geen Rijksdoelen of belangen in het geding.

3.3 Provinciaal beleid Overijssel

3.3.1 Omgevingsvisie Overijssel
3.3.1.1 Inleiding

De Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken kleur' is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten. Met de vaststelling van het nieuwe Omgevingsbeleid is verdere invulling gegeven aan de:

  • verdieping van de thema's energietransitie, logistiek, agro & food, bestaand bebouwd gebied en ondergrond;
  • verruiming van de mogelijkheden voor het (onder voorwaarden) toekennen van een woonbestemming aan permanent bewoonde recreatiewoningen;
  • aanpassing van de Omgevingsvisie aan de huidige tijd met het verleidelijke verhaal van Overijssel. Hoe ziet Overijssel er in 2030 uit, met doorkijk naar 2050;
  • verwerking van reeds genomen PS besluiten over de onderwerpen ADT/TBT, drinkwater/grondwaterbeleid, landgoederen, cultuurhistorie (CHW-kaart), mobiliteit, natuur, ondergrond, ruimtelijk economisch beleid, veiligheid en gezondheid (modernisering milieubeleid), water, luchtvaartbeleid, rode draden duurzaamheid, sociale kwaliteit en ruimtelijke kwaliteit, bestuursfilosofie, instrument reprogrammeren, instrument ladder duurzame verstedelijking;
  • uitvoering in de context van 'de andere overheid' en de participatiesamenleving.

3.3.1.2 Rode draden en beleidsambities

Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit staan centraal in de Omgevingsvisie, zij vormen de rode draden. Daarbij horen de volgende definities:

Duurzaamheid: “duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.”

Ruimtelijke kwaliteit : “datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.” Ruimtelijke kwaliteit gaat voor ons dus niet zozeer over ‘mooi’, maar vooral over ‘goed’: functioneel, mooi en toekomstbestendig.

Sociale kwaliteit:  De rode draad sociale kwaliteit gaat over het welzijn of ‘goed voelen’ van de mens. Daarbij spelen zaken als gezondheid en vitaliteit een belangrijke rol, maar ook arbeidsparticipatie (mede in relatie tot onderwijs), sociale uitsluiting en armoede. Hierbij worden vier categorien onderscheiden:

  • 1. De behoefte aan geborgenheid, privacy, beschutting en veiligheid. Deze behoefte hangt onder meer samen met maat en schaal van de omgeving.
  • 2. De behoefte aan contact, communicatie. Deze behoefte hangt samen met de wijze waarop de omgeving wordt ingericht, met de ontsluiting van de omgeving, de bereikbaarheid en toegankelijkheid van voorzieningen en medemensen.
  • 3. De behoefte aan (nieuwe) informatie, zintuiglijke prikkels, variatie en verrassing. Deze behoefte hangt onder meer samen met de diversiteit of complexiteit van de omgeving.
  • 4. De behoefte aan duidelijkheid, ordening, inzicht en herkenning. Deze behoefte hangt onder meer samen met de structuur, eigenheid en identiteit van de omgeving.

3.3.1.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om de opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities van de provincie waar te maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie verschillende niveaus (zie afbeelding 8). Aan de hand van deze drie niveaus kan worden bepaald of er een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de Omgevingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

De volgende niveaus komen aan de orde (zie afbeelding 8):

  • 1. Generieke beleidskeuzes;
  • 2. Ontwikkelingsperspectieven;
  • 3. Gebiedskenmerken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01_0012.png"

1. Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van de EU, Rijk of de provincie. Deze keuzes kunnen bepalen of ontwikkelingen mogelijk zijn of niet. Het uitvoeringsmodel vraagt bij nieuwe ontwikkelingen dus eerst te kijken naar het niveau van generieke beleidskeuzes. Hierbij gaat het om de normen van de SER-ladder, de EHS, externe veiligheid, ligging in het grondwaterbeschermingsgebied, waterveiligheid etc. Geconstateerd wordt dat het voorliggende plan aangaande deze generieke beleidskeuzes niet op belemmeringen stuit.

2. Ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie vormgegeven. Beide projectgebieden zijn gelegen in ontwikkelingsperspectieven voor de Groen Omgeving, nader te definiteren als het ontwikkelingsperspectief Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01_0013.png"

12. Weergave kaart ontwikkelingsperspectieven (bron: Omgevingsvisie Overijssel 2017)

Het plangebied ligt grotendeels in het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in een kleinschalig mixlandschap'. Het overige gedeelte van het erf valt onder het Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Met de voorgenomen ontwikkeling worden geen negatieve effecten op de kwaliteit van de wezenlijke waarden en kenmerken van het Natuurnetwerk Nederland (hierna: NNN) verwacht. In de huidige planologische situatie zijn de natuurwaarden niet zodanig bestemd en ook niet ingericht. Met onderhavig bestemmingplan worden de NNN gebieden bestemd als natuur, waardoor de huidige landschappelijke kwaliteiten beschermd worden. Daarnaast voorziet de voorgenomen ontwikkeling in een ruimtelijke en landschappelijke impuls. De waardevolle bomen en bosje blijven gehandhaafd en worden versterkt voor nieuwe groenstructuren (zie Ruimtelijke kwaliteitsplan). Tevens wordt landschapsontsierende bebouwing gesloopt en zal het bebouwingsoppervlak afnemen. Voor het ontwerp, zijn de landschappelijke kwaliteiten als uitgangspunt gebruikt. Hierdoor heeft de ontwikkeling geen areaalverlies van NNN tot gevolg. Ook de samenhang blijft intact, werkzaamheden vinden plaats op het bestaande erf en hebben geen invloed op de samenhang van de aanwezige en omliggende NNN. De invloed van de voorgenomen ontwikkeling is nader onderzocht middels een natuurtoets, deze is opgenomen in hoofdstuk 4.2 Natuur- en landschapswaarden.

Wonen en werken in een kleinschalig mixlandschap

Van de ruimtelijke kwaliteitsambities staat in dit ontwikkelingsperspectief de ambitie "Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen voorop". Daarnaast gelden – net als voor alle andere ontwikkelingsperspectieven – de ruimtelijke kwaliteitsambities:

  • Zichtbaar en beleefbaar mooi landschap;
  • Sterke ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel;
  • Continu en beleefbaar watersysteem.

Strekking van beleid

Het ontwikkelingsperspectief "Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap" richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.

In dit ontwikkelingsperspectief zijn ook plekken waar, door de ruimtelijke structuur van het landschap, de beschikbare milieuruimte of reeds aanwezige bebouwing, de ontwikkelruimte van agrarische bedrijven beperkt is. Hier liggen ontwikkelkansen voor andere vormen van bedrijvigheid (denk aan dienstverlenende zelfstandigen zonder personeel) die de ruimtelijke structuur versterken. Binnen dit ontwikkelingsperspectief kunnen nieuwe functies een plek krijgen op bestaande vrijkomende erven waar dit tevens maatschappelijke opgaven als behoud en ontwikkeling van cultuurhistorie, natuur en landschap ondersteunt. Zo worden vitaliteit en omgevingskwaliteit in samenhang versterkt.

Relatie met de ontwikkeling

De ontwikkeling aan de Belte komt voort uit de natuurontwikkelingsopgave op de aangrenzende gronden. In de huidige situatie liggen er aan de Belte hoofdzakelijk burgerwoningen en zijn de gronden in gebruik als natuurgrond. Hierdoor is het loon- annex grondverzetbedrijf een gebiedsvreemde functie geworden. In de voorgenomen ontwikkeling wordt de bedrijfsbestemming omzet naar een woon/natuurbestemming. Concreet betekend dit dat er twee nieuwe woningen worden toegevoegd. In ruil hiervoor wordt geïnvesteerd in ruimtelijke kwaliteit, door de bestaande schuren te slopen en natuur te ontwikkelen. Deze woningen worden dusdanig landschappelijk ingepast dat het landschap en het Reggedal weer zicht en beleefbaar wordt. Met deze ontwikkeling wordt voldaan aan de beleidsdoelstellingen van het ontwikkelperspectief "Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap".

3. Gebiedskenmerken

De gebiedskenmerken zijn opgenomen in verschillende lagen; de natuurlijke laag, de agrarische cultuur laag, de stedelijke laag en de laag van de beleving. Op basis van deze kenmerken is er ingezoomd op het plangebied en is gekeken welke specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen van toepassing zijn. Deze hebben vervolgens als basis gediend voor de opgestelde inrichtingsplannen en sluiten hier dan ook op aan.

De natuurlijke laag: Dekzandvlakte en ruggen

De natuurlijke laag is ontstaan doordat abiotische en biotische processen inwerken op de ondergrond van bodem en geologie. Onderstaande figuur bevat de omgevingsvisie Overijssel, deze kaart doet vermoeden dat de locatie zich in de beekdalen en natte laagtes bevindt. Feitelijk is de Belte een dekzandkop en dient deze onder dekzandvlakte en ruggen te vallen. Landschappelijk gezien is de locatie zeer markant omdat het een hoge kop is in een inmiddels open landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01_0014.png"

Figuur 13. Weergave kaart natuurlijke laag, (bron: Omgevingsvisie Overijssel 2017)

Kenmerken dekzandvlakte en ruggen

Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd.

Ontwikkelingen

In de occupatiegeschiedenis zijn de dekzandgebieden voor het overgrote deel in cultuur gebracht als essenlandschap, oude hoevenlandschap en heideontginningslandschap. Kenmerkend reliëf is op veel plaatsen vervlakt, bijvoorbeeld door egalisaties ten behoeve van de landbouw.

Ambitie

De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met 'natuurlijke' soorten. En door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.

Sturing

Norm

  • Dekzandvlakten en ruggen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen het huidige reliëf.

Richting

  • Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beiden zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting;
  • Bij ontwikkelingen is de (strekkings)richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.

Relatie met de ontwikkeling

De Belte is gelegen nabij het Reggedal en kenmerkt zich door haar natuurlijke reliëf. Het reliëf is in de loop der jaren verschoven, dit ten behoeve van het optimaal uitvoeren van de activiteiten van het voormalige loon- annex grondverzetbedrijf. In de huidige situatie is het reliëf nog steeds goed zichtbaar en wordt dit geaccentueerd door de aanwezige groenstructuren. In de voorgenomen ontwikkeling wordt het bestaande reliëf in stand gehouden en meer beleefbaar gemaakt. De nieuwe woningen worden dusdanig ingepast dat deze geen afbreuk doen aan het reliëf, maar het mogelijk versterken. Hiermee worden de verschillen tussen laag en hoog beter beleefbaar gemaakt en is de ontwikkeling in lijn met de provinciale ambitie behorend bij de natuurlijke laag "dekzandvlakte en ruggen".

Laag van het agrarisch cultuurlandschap

Het agrarisch cultuurlandschap is ontstaan doordat de mens heeft geanticipeerd op de natuurlijke omstandigheden. Op onderstaande figuur is te zien dat het plangebied in het oude hoevenlandschap ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01_0015.png"

Figuur 14. Weergave kaart agrarisch cultuurlandschap (Bron: Omgevingsvisie Overijssel 2017)

Kenmerken oude hoevenlandschap

Landschap met verspreide erven. Het werd ontwikkeld nadat de complexen met de grote essen 'bezet' waren en een volgende generatie boeren nieuwe ontwikkelingsruimte zocht. Die vonden ze bij kleine dekzandkopjes die individueel werden ontgonnen. Dit leidde tot een landschap dat de zelfde opbouw kent als het essenlandschap, alleen in een meer kleinschalige, meer individuele en jongere variant. Ordening vanuit de erven, die de 'organische' vormen van landschap volgt. Spinragstructuur vanuit de erven naar de omliggende gronden en tussen de erven. Contrastrijke landschappen met veel variatie op de korte afstand: open es, kleinschalige flank met erf, kleinschalige natte laagtes met veel houtwallen, open heidevelden en -ontginningen. Daartussen: kleinere (boven)lopen van beken.

Ontwikkelingen

  • Samenhang erven/ essen/ flanken/heide(ontginningen) / laagtes verdwijnt.
  • Open karakter van de essen wordt bedreigd door toename bebouwing, en grondgebruik bij voorbeeld boomteelt;
  • Vanwege de kleinschaligheid van het hoevenlandschap is dit landschapstype gevoeliger voor verandering dan bij voorbeeld het essenlandschap;
  • Schaalvergroting in de landbouw en toename van burgererven veranderen het karakter van dit kleinschalige werklandschap.

Ambitie

De ambitie is het kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven. Deze erven bieden veel ruimte voor landbouw, wonen, werken, recreatie, mits er wordt voortgebouwd aan kenmerkende structuren van het landschap: de open esjes, de routes over de erven, de erf- en landschapsbeplantingen. Binnen deze structuren zijn er vol op mogelijkheden om een functioneel grootschalige landbouw in een kleinschalig landschap te ontwikkelen.

Sturing

Norm

  • De essen en esjes krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de karakteristieke openheid, de bodemkwaliteit en het reliëf.

Richting

  • Als ontwikkelingen plaats vinden in het oude hoevenlandschap, dan dragen deze bij aan behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) van het oude hoevenlandschap, en aan de samenhang en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen: de erven met erfbeplanting; open es(je); beekdal; voormalige heidevelden, de mate van openheid en kleinschaligheid.
  • Ontwikkelingen vergroten de toegankelijkheid van erven en erfroutes.

Relatie met de ontwikkeling

In de voorgenomen ontwikkeling vormt het huidige landschap de basis voor het ontwerp en de situering van de woningen. Dit betekent dat de landschappelijke elementen zoveel mogelijk behouden blijven, wel worden er enkele bomen gekapt. In ruil voor de kap van deze bomen worden er nieuwe bomen aangeplant, zie ook het Ruimtelijke kwaliteitsplan. Grootschalige landbouwactiviteiten worden op deze locatie uitgesloten, door de huidige agrarische bestemming op te heffen. Door de landschap te respecteren én grootschalige landbouwactiviteiten naast het Reggedal uit te sluiten, is deze ontwikkeling in lijn met de Provinciale ambitie behorend bij de laag van het "agrarisch cultuurlandschap".

Stedelijke laag

In de stedelijke laag is de koppeling van de sociale en fysieke dynamiek van de stedelijke functies aan het verbindende netwerk van wegen, paden, spoorwegen en kanalen een belangrijk ordenend principe. Zowel het nieuw te realiseren als bestaande erf zijn gelegen in het buitengebied, en vallen daarom onder 'verspreide bebouwing'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01_0016.png"

Figuur 15. Weergave kaart stedelijke laag (Bron: Omgevingsvisie Overijssel 2017)

Kenmerken

De agrarische erven hebben van oudsher een hele sterke binding met het landschap. Bijzonder is dat elk landschap zijn eigen erf type heeft: de opbouw van erf, erfbebouwing, erfbeplantingen en relaties met de omliggende gronden zijn specifiek voor het betreffende landschapstype, alsof in het erf de genen van het landschap besloten liggen. Naast erven kent het buitengebied losliggende 'gewone' burgerwoningen met veelal een eigen, individueel karakter en eigen verhaal van ontstaan.

Ontwikkelingen

Bij de transformatie van de erven vervalt vaak de vanzelfsprekende samenhang tussen erf en landschap. De erven gaan, door diversiteit in handelen, binnen de landschappelijke eenheid steeds meer van elkaar verschillen. Nieuwe functies bepalen het aangezicht: of een erf in agrarisch gebruik is (grote stallen, werklijnen naar het landschap), er een aannemer of autobedrijf zit (kaal erf met een grote plaat verharding er omheen) of dat het bijvoorbeeld een woonerf is geworden (kleine erf, dicht in de beplantingen en een paardenweide).

Ambitie

De ambitie is Levende erven! Opnieuw verbonden met het landschap, gaan de erven een serieus te verkennen alternatief woon/werkmilieu vormen. De erven die vrijkomen worden steeds groter, met zoveel bebouwing en opstallen dat ze voor individuele burgers vaak te groot zullen zijn. Sloop van de stallen is in bepaalde situaties een optie en kan ruimte bieden aan ontwikkelingen elders. Door voort te bouwen op de karakteristieken en kwaliteiten van de vaak eeuwenoude erven, ligt hier een kans om unieke, echt Overijsselse woon/werk-, recreatie- en zorgmilieus te ontwikkelen: sterk verbonden met de historie, het omliggende landschap en met veel ruimte voor individuele invulling en expressie. Gebiedsgewijze aanpak van herstel erven en bebouwing volgens het 'Streekeigen huis en erf' concept.

Sturing

Norm

  • De ontwikkeling van nieuwe erven draagt bij aan behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit overeenkomstig de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving.

Richting

  • Als ontwikkelingen plaats vinden op erven, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de kenmerkende erfstructuur en volumematen, blijft er een duidelijk onderscheid voorkant- achterkant en vindt koppeling van het erf aan landschap plaats. Toegankelijkheid wordt erdoor verbeterd.

Relatie met de ontwikkeling

De functie van een loon- annex grondverzetbedrijf op de huidige locatie aan de Belte is een gebiedsvreemde functie en wordt daarom verwijderd. Karakteristieken van een boerenerf zijn weinig tot niet aanwezig. De omliggende gronden zijn inmiddels omgevormd tot natuur, waardoor het loon- annex grondverzetbedrijf niet meer passend is. Met het verdwijnen van het bedrijf inclusief haar opstallen en de realisatie van nieuwe natuur wordt een forse investering in ruimtelijke kwaliteit geboekt. Daarnaast wordt de koppeling met het landschap voor alle woningen verbetert. Deze investering is in lijn met de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving.

Laag van de beleving

In de laag van de beleving komen de natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar. Dit is de laag die gaat over de beleefbaarheid van ruimtelijke kwaliteit, identiteit en tijdsdiepte, van recreatieve gebruiksmogelijkheden die een belangrijke rol spelen bij de waardering van de leefomgeving. De laag van de beleving is de laag van de verbinding en het netwerk; tussen het stedelijke en het landelijke, de cultuur en de natuur, snel en traag, oud en nieuw, tussen nut en schoonheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01_0017.png"

Figuur 16. Weergave kaart laag van beleving (Bron: Omgevingsvisie Overijssel 2017)

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Binnen de laag van de beleving is voor het plangebied geen van de bovenstaande aspecten aan de orde. (zie bovenstaande figuur).

3.3.2 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

De provincie Overijssel zet in haar Omgevingsvisie in op het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Dit wil de provincie realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Een instrument dat hiervoor wordt ingezet is de Kwaliteitsimpuls groene omgeving (KGO). De basis van de regeling ligt in de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerkencatalogus uit de Omgevingsvisie. De regeling is ontwikkeld als eenduidige bundeling van diverse bestaande regelingen als rood-voor-rood, rood-voor-groen, vab's, landgoederen etc. In het kader van de KGO staan de volgende drie thema's centraal.

Schaal en impact van de ontwikkeling

Het huidige loon- annex grondverzetbedrijf heeft een relatief grote verkeersaantrekkende werking en heeft daarmee een grote (negatieve) impact op de omgeving. In de nieuwe situatie worden alle bedrijfsactiviteiten gestaakt en wordt de bestemming gewijzigd naar natuur en wonen. De natuurontwikkeling sluit aan op het omliggende natuurgebied. Daarnaast is de woonbestemming een extenieve vervolgfuncties die beter aansluit op de natuurfunctie dan een grondverzetbedrijf. In de nabijheid van het plangebied zijn meerdere woningen aanwezig, waardoor de functie passend is in de omgeving.

Er wordt ruim 1.600 m2 aan landschapsontsierende schuren (gedeeltelijk met asbestdaken) gesloopt, in ruil hiervoor worden twee woningen gebouwd. Deze zijn qua omvang een stuk kleiner dan de huidige opstallen, worden bovendien ingepast in het landschap én de erven worden voorzien van nieuwe groenelementen. Daarnaast wordt een grote hoeveelheid erfverharding verwijderd en wordt de oorspronkelijke routing van de Belte hersteld. Door de landschappelijke inpassing is, vanuit ruimtelijk oogpunt, de impact op de omgeving zeer beperkt.

Gebiedseigen versus gebiedsvreemd

De Belte ligt midden in het NNN-gebied en grenst aan het Natura 2000-gebied Vecht- en Beneden-Reggegebied. Het plangebied wordt deels omringd door gronden met een agrarische bestemming, maar voornamelijk door gronden met een natuurbestemming. Verspreid in de omgeving liggen percelen met woonbestemmingen. Het loon- annex grondverzetbedrijf wordt gezien als een gebiedsvreemde functie, die zeker niet past bij de natuurfuncties. In de voorgenomen ontwikkeling wordt de gebiedsvreemde intensieve functie opgeheven. In ruil hiervoor worden twee nieuwe woningen gerealiseerd, dit wordt gezien als een gebiedseigen extensieve vervolgfunctie. Deze ontwikkeling past binnen het ontwikkelperspectief "Wonen en werking in een kleinschalig mixlandschap". Daarnaast voorziet de ontwikkeling in het versterken van de huidige natuur- en landschapswaarden in en rondom het plangebied. De ontwikkeling is in lijn met het ontwikkelingsperspectief "Natuurnetwerk Nederland".

Eigen belang versus maatschappelijk belang

De voorgenomen ontwikkeling dient hoofdzakelijk een eigen belang, in dit geval het belang van de initiatiefnemer. Daarnaast draagt de ontwikkeling ook bij aan een maatschappelijk belang; er wordt een gebiedsvreemde intensieve functie uit het gebied verwijderd en een extensieve vervolgfunctie gerealiseerd. Daarnaast heeft de Rood voor Rood regeling (onderdeel van de KGO) als doel de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied te versterken. Ook op dit vlak wordt er in deze ontwikkeling een forse bijdrage geleverd, zie hiervoor het Ruimtelijke kwaliteitsplan in de bijlage van dit bestemmingsplan. Deze maatregelen komen gedeeltelijk ten goede van het maatschappelijk belang.

Basisinspanning en extra kwaliteitsimpuls

Er wordt op verschillende manier geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit. Hierbij wordt in de KGO onderscheid gemaakt in basisinspanningen en extra kwaliteitsimpuls. De maatregelen worden in de volgende paragraaf nader toegelicht.

3.3.2.1 Basisinspanning

De nieuwe bestemmingsvlakken voor wonen zijn zo compact mogelijk ingetekend en beperken zich strikt tot de woningen en de bijbehorend erfindeling. De woonfunctie is in dit plan duidelijk ondergeschikt aan de natuurbestemming. De nieuwe erven worden landschappelijk ingepast, denk hierbij aan de aanleg van hagen en inheemse bomen (in het Ruimtelijke kwaliteitsplan wordt hier uitgebreid op ingegaan). Doordat de natuurbestemming in en om het plangebied de overhand heeft is het wenselijk om verdere verstening zoveel mogelijk te beperken. Daarom wordt het oppervlak van de bijgebouwen bij de twee nieuw te realiseren woningen beperkt tot maximaal 75 m2. In het vigerend bestemmingsplan zijn bijgebouwen tot 150 m2 mogelijk. Hier wordt dus een aanzienlijke ontwikkelruimte ingeleverd. Deze maatregelen vormen de basisinspanning in het kader van de KGO, daarnaast worden er nog extra investeringen in de ruimtelijke kwaliteit gedaan.

3.3.2.2 Extra kwaliteitsimpuls

Het plangebied aan de Belte ligt gedeeltelijk in het Natuurnetwerk Nederland. De omliggende gronden zijn omgevormd tot natuur en als dusdanig bestemd. Het inrichtingsplan gaat uit van het huidige landschap, wat inhoud dat de aanwezige natuurwaarden worden behouden of versterkt. Het behoud van deze waarden wordt op erfniveau geborgd door de inpassing van de erven. Daarnaast worden er een aantal extra investeringen gedaan.

Sanering loon- annex grondverzetbedrijf

De sanering van het loon- annex grondverzetbedrijf is de grootste inspanning die deze ontwikkeling met zich mee brengt. Door dit bedrijf te saneren, verdwijnen er ruim 1.600 m2 landschapsontsierende opstallen uit het buitengebied hetgeen een aanzienlijke verbetering is voor de Belte en haar omgeving. Ook wordt een groot deel van de erfverharding verwijderd en wordt de oorspronkelijke routing van de Belte hersteld.

Herstel reliëf van het landschap

De dekzandkop met daarop de bestaande beplanting geldt als drager van de voorgestelde ontwikkelingen. De grond op de plaats van de zuidelijke schuur tussen de Belte 3a en 3, wordt circa 50 cm opgehoogd ten opzichte van het bestaande maaiveld. Deze grond komt vrij bij de bouw van de woningen. Met deze ophoging wordt het oorspronkelijke reliëf van de belt hersteld en benadrukt. Een belangrijk historisch landschappelijk element wordt hiermee versterkt. Deze verhoging wordt voorzien van nieuwe beplanting welke onder andere bestaat uit vlier, amerikaanse krent, heggenroos en de ruwe berk.

Versterken bestaand NNN

De bosgebieden die buiten het huidige bouwvlak zijn gelegen, worden in de voorgenomen ontwikkeling verder versterkt. In overleg met de bewoners van de Belte 2a, worden onder andere deze bospercelen verdicht door aanplant van inheemse boom- en heestersoorten. Deze bossen liggen ook in de toekomst buiten de woonerven en krijgen een natuurbestemming, waardoor dit een extra impuls is voor de omgeving.

Hoofdzaak bij de inrichting van de twee kavels is dat de bebouwing opgaat in de aanwezige beplanting door een eenvoudige opzet van bebouwing en erf in het landschap en het gebruik van gebiedseigen (erf)beplanting.

Bouwen onder architectuur

De woning ten oosten van de Belte 3a, vormt een architectonisch kroonstuk. Door de hoofdmassa met een plat dak uit te voeren en het geheel met vergrijsde houten delen te bekleden, ontstaat een sterkte elementaire houtmassa die opgaat tussen de bestaande eiken. Hierdoor vormt de woning als ware een vergrijsde liggende houten stam. De woning is geïnspireerd op de kwaliteiten van het landschap en sluit daar dan ook feilloos op aan. Door de woning onder architectuur te bouwen, worden de kenmerken van de omgeving versterkt, waardoor een extra bijdrage wordt geleverd in de natuurlijke kwaliteiten van de omgeving.

3.3.3 Conclusie provinciaal beleid

De voorgenomen ontwikkeling is in lijn met de provinciale ambities van het ontwikkelingsperspectief "Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap". Daarnaast draagt de ontwikkeling bij aan beleidsambities beschreven in de natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap én de stedelijke laag. De ontwikkeling heeft geen (noch negatief, noch positief) relatie met de laag van beleving. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling past binnen de Omgevingsvisie Overijssel.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Bestemmingsplan buitengebied

De locatie is gelegen in het Bestemmingsplan Buitengebied (vastgesteld op 18 februari 2010). Er geldt een enkelbestemming 'agrarische aanverwante doeleinden' en een dubbelbestemming 'agrarisch gebied met landschappelijke waarden'. Het bouwen van twee burgerwoningen past momenteel niet binnen de vigerende bestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01_0018.png"

Figuur 17. Uitsnede vigerend bestemmingsplan

Enkelbestemming - Agrarisch aanverwante doeleinden

Deze bestemming geldt alleen voor het agrarisch perceel (zwart omlijnde vlak). Binnen deze bestemming is het mogelijk om agrarisch aanverwante bedrijfsactiviteiten te bedrijven. Zoals het loon- annex grondverzetbedrijf.

Gebiedsbestemming- Agrarisch gebied met landschappelijke waarden

De zone agrarisch gebied met landschappelijke waarden omvat gebieden langs de Vecht en Beneden Regge welke behoren tot het essen- en kampenlandschap. Deze zone kenmerkt zich door kleinschaligheid, een grillig kavelpatroon en verspreid liggende bebouwing. In deze zone gelden de volgende relevante beleidslijnen:

  • Behoud en herstel van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de daarmee samenhangende natuurwaarden van het kleinschalige landschap;
  • Ruimte bieden voor het toepassen van de Rood voor Rood-regeling.

Relatie met de ontwikkeling

Het Rood voor Rood beleid van de gemeente Ommen is in 2011 voor het laatst geactualiseerd. Het doel van de regeling is het tegengaan van leegstand, verval en verpaupering van bebouwing in het buitengebied. De regeling is bedoelt voor gestopte agrarische bedrijven, hetgeen waar het landbouwmechanisatie buiten valt. Wel blijft het stramien van de Rood voor Rood regeling in stand bij de voorgenomen ontwikkeling.

De ontwikkeling van woningbouwkavels gaat gepaard met een tegenprestatie. De doelstelling van de regeling is namelijk dat de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied wordt versterkt. Onder ruimtelijke kwaliteit verstaat de gemeente Ommen het volgende:

  • een aanzienlijke reductie van bouwoppervlak en -volume,
  • dit door middel van sloop van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen en
  • de realisering van nieuwe bebouwing met een goede architectonische en landschappelijke inpassing. Aspecten die daarbij een rol spelen zijn: zichtlijnen, ritme van de bestaande bebouwing en de afstand tot de weg, cultuurhistorie, erfinrichting, groene inpassing etc.
  • overige investeringen in de ruimtelijke kwaliteit.

Voor de ontwikkeling aan de Belte wordt de grootste kwaliteitsverbetering gevonden in het verwijderen van een gebiedsvreemde intensieve functie (het loon- annex grondverzetbedrijf) en de ontwikkeling van nieuwe natuur. Daarnaast worden de bestaande opstallen gesloopt en erfverharding verwijderd. In het Ruimtelijke kwaliteitsplan staat beschreven op welke manier de kwaliteitsverbetering vorm wordt gegeven.

De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt past binnen het gemeentelijke Rood voor Rood beleid, te meer ook omdat er niet volgens de standaardregels terug wordt gebouwd, maar met aangepaste regels (minder bijgebouwen, onder architectuur).

3.4.2 Gemeentelijk omgevingsplan Ommen

De gemeenteraad heeft op 7 februari 2013 het Gemeentelijk Omgevingsplan Ommen vastgesteld. Het plan dient tevens als structuurvisie, in de zin van de Wet op de ruimtelijke ordening. In het plan bundelt de gemeente voor het eerst de ambities op alle voor het omgevingsbeleid relevante beleidsterreinen: sociaal, economisch en fysiek. Het plan biedt een integrale visie en een helder en compact fundament voor het gemeentelijk beleid en de uitvoering ervan. Het plan kent een gecombineerde thematische en gebiedsgerichte opbouw. De kaders, opgaven en beoogde realisatie zijn per gebied en thema uitgewerkt.

Voor onderhavig plan is de combinatie van het thema 'wonen' en gebied 'buitengebied' van toepassing. Hiervoor hanteert de gemeente Ommen de volgende lijn:

  • Beperkte ontwikkeling woningen in buitengebied in kader Ruimte voor Ruimte regeling. Geldt ook voor landgoederen en vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen.

Met betrekking tot wonen wil de gemeente Ommen voldoende mogelijkheden bieden aan eigen inwoners om zich te huisvesten. De gemeente Ommen biedt, binnen kaders, ontwikkel- en gebruiksruimte en flexibiliteit. Het bieden van meer ontwikkelruimte en stellen van minder regels doet nadrukkelijk ook een beroep op alle partijen die daar gebruik van willen maken. Het brengt voor deze partijen een aantal basale spelregels mee waaraan zij zich moeten houden:

  • Het tijdig informeren van belanghebbenden over voorgenomen initiatieven;
  • Het verkrijgen van acceptatie/draagvlak voor het initiatief bij belanghebbende partijen;
  • Het aantoonbaar op duurzame wijze realiseren van het voorgenomen initiatief;
  • Het vanuit het initiatief bijdragen aan het versterken van de omgevingskwaliteit;
  • Het vanuit het initiatief bijdragen (Noaberschap) aan de leefbaarheid van wijk of buurt;
  • Het adequaat compenseren van eventuele negatieve effecten op de omgevingskwaliteit, leefbaarheid of duurzaamheid.

Relatie met de ontwikkeling

Bij de ontwikkeling aan de Belte worden nieuwe woningen toegevoegd in het buitengebied van Ommen. Dergelijke ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt in het kader van de "Ruimte voor Ruimte regeling", hetgeen waaraan de voorgenomen ontwikkeling aan voldoet. Dit betekent ook dat de basale spelregels in acht worden genomen bij deze ontwikkeling. Zo is in vroeg stadium de omgeving geïnformeerd over de plannen, zie hiervoor 7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid. Door vroegtijdig in contact te treden met de omgeving is er draagvlak ontstaan voor de ontwikkeling. De ontwikkeling gaat uit van de huidige kwaliteiten van het landschap en probeert deze middels de ontwikkeling te versterken. Zo wordt een fors oppervlak aan bedrijfsgebouwen gesloopt, natuur ontwikkelt én een gebiedsvreemde functie verwijderd. Met deze maatregelen wordt de omgevingskwaliteit aan de Belte versterkt én bovendien levert de ontwikkeling een positieve bijdrage aan de leefbaarheid van de Belte.

Rood voor Rood regeling

Het Rood voor Rood beleid van de gemeente Ommen is in 2011 voor het laatst geactualiseerd. Het doel van de regeling is het tegengaan van leegstand, verval en verpaupering van bebouwing in het buitengebied. In de regeling is opgenomen dat in ruil van de sloop van 850 m2 aan landschapsontsierende opstallen een woningbouwkavel kan worden gerealiseerd. Wanneer een veelvoud van 850 m2 wordt gesloopt, kan onder voorwaarden een extra woningbouwkavel gerealiseerd worden. De compensatiewoningen hebben een inhoud maximaal 750 m3 en beschikken aan 150 m2 aan bijgebouwen.

De ontwikkeling van woningbouwkavels in het kader van de Rood voor Rood regeling, gaat gepaard met een tegenprestatie. De doelstelling van de regeling is namelijk dat de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied wordt versterkt. Onder ruimtelijke kwaliteit verstaat de gemeente Ommen het volgende:

  • een aanzienlijke reductie van bouwoppervlak en -volume,
  • dit door middel van sloop van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen en
  • de realisering van nieuwe bebouwing met een goede architectonische en landschappelijke inpassing. Aspecten die daarbij een rol spelen zijn: zichtlijnen, ritme van de bestaande bebouwing en de afstand tot de weg, cultuurhistorie, erfinrichting, groene inpassing etc.
  • overige investeringen in de ruimtelijke kwaliteit.

Voor de ontwikkeling aan de Belte wordt op basis van de Rood voor Rood regeling inzichtelijk gemaakt welke ruimtelijke kwaliteitsverbetering de ontwikkeling met zich mee brengt. Met dit plan wordt er niet volgens de standaardregels terug gebouwd, maar met aangepaste regels (minder bijgebouwen, onder architectuur).

3.4.3 Landschapsontwikkelingsplan (LOP)

Het landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Ommen dateert van 11 mei 2010. De doelstelling van het LOP is om aan te geven hoe het landschap kan worden ontwikkeld, gebruikmakend van kwaliteiten en potenties. Binnen het landschapsontwikkelingsplan is te zien dat het plangebied is gelegen in het Rivierenlandschap (zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01_0019.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01_0020.png"

Figuur 18. Weergave landschapsontwikkelingsplan Ommen

Op basis van het LOP zijn de onderstaande landschappelijke karakteristieken van toepassing voor het rivierenlandschap:

  • Vecht en Beneden Regge zijn door maat en ruimtelijke structuur beeldbepalende elementen in het landschap;
  • Open uiterwaardenlandschap (groene weides) in contrast met dichte randen van bos;
  • Aanwezigheid van oude riviermeanders zowel langs de Vecht als langs de Beneden Regge geven de historische loop van de rivier weer en hebben een hoge ecologische- en landschappelijke waarde. De aanwezigheid van rivierduinen, steile oevers en steilranden zijn relicten van een meanderde rivier;
  • Waardevolle landschapselementen, zoals poelen, bosjes, struwelen en solitaire bomen (met name bij oude meanders);
  • Weinig tot geen bebouwing in de rivieruiterwaarden;
  • Onregelmatige verkaveling structuur.

Bij nieuwe initiatieven zijn op basis, van de hiervoor genoemde landschappelijke karakteristieken, de onderstaande relevante uitgangspunten uit het LOP opgenomen:

De schaal van het landschap grotendeels kleinschalig, in combinatie met grotere, open uiterwaarden.

  • een nieuw initiatief moet kleinschalig zijn;
  • geen lange, rechte bomenrijen maar boomgroepen of losstaande bomen;

De compositie van gebouw en landschap zijn met elkaar verweven, de gebouwen staan los gestrooid op het erf, er zijn altijd bomen die hoger zijn dan de bebouwing.

  • een nieuw initiatief heeft 1 hoge, groene rand, dan wel een bestaande bosrand dan wel een nieuw aangelegde groep bomen;
  • geen naaldbomen, maar loofbomen die de hoogte van de bebouwing overstijgen;
  • geen opvallende kleuren, maar kleuren die passen bij de kleur van het landschap;
  • gebouwen hebben een eenvoudige hoofdvorm, moderne architectuur is mogelijk.

Bij de erfinrichting worden de volgende uitgangspunten gehanteerd.

  • een nieuw initiatief heeft een bescheiden, groene inrichting van het erf;
  • liever gras dan grote oppervlakken verhardingen;
  • geen muren of schuttingen maar een meidoornhaag of bomen.

Relatie met de ontwikkeling

Bij het opstellen van het erfinrichtingsplan zijn de uitgangspunten van het LOP gebruikt. Zo past het initiatief goed bij de schaal van het landschap. Daarnaast wordt er veel bebouwing en verharding verwijderd, waardoor het bebouwd én verhard oppervlak fors afneemt. In het plan worden de bestaande groenstructuren behouden en versterkt door middel van boomgroepen en losse bomen. De gekozen beplanting (zie ook Ruimtelijke kwaliteitsplan) is gebiedseigen en past hierdoor goed bij het landschap. Door de uitgangspunten van het LOP de gebruiken in het inrichtingsplan, wordt gesteld dat de ontwikkeling past binnen het LOP van de gemeente Ommen.

3.4.4 Inspiratieboek ruimtelijke kwaliteit

De gemeente Ommen heeft in 2011 het inspiratieboek ruimtelijke kwaliteit opgesteld. Het doel van het inspiratieboek is het inspireren van iedereen, die bezig is met een ruimtelijke initiatief in het buitengebied van Ommen. Het inspiratieboek beschrijft de karakteristieken van het landschap en oude erven. Voor woningen geeft het daarnaast richtlijnen voor de situering, bouwmassa, verschijningsvorm, erf inrichting en details. Onderstaand de aanvullingen vanuit dit inspiratieboek op de eerder genoemde uitgangspunten.

Situering

  • Rafelig silhouet;
  • Bomen en bebouwing hebben verschillende richtingen, een losse strooiing;
  • Deels open, deels gesloten
  • Zichtlijnen van en naar het landschap;
  • Lage hagen en (solitaire) bomen die het gebouw inkaderen maar niet verstoppen;
  • Inheemse plantsoorten

Bouwmassa

  • Eenduidige hoofdvorm;
  • Zadeldak voert boventoon;

Verschijningsvorm

  • Boerenschuur als inspiratiebron voor een nieuwe woning;
  • Maar ook: een modern jasje van traditionele materialen met gebruik making van een fraai uitzicht over de Regge.

Erfinrichting

  • Erf gaat op in het landschap;
  • Solitaire forse bomen;
  • Transparante overgang naar het landschap;
  • Lage haag, max. 1 meter hoog.

Details

  • Wees terughoudend met inrichtingselementen op het erf;
  • Beperk verlichting;
  • Verhardingen sober en eenvoudig.

Relatie met de ontwikkeling

Bij het opstellen van het inrichtingsplan en vormgeving van de bebouwing heeft het inspiratieboek gediend als aanvulling op de eerder benoemde uitgangspunten. Het inrichtingsplan is in lijn met de genoemde uitgangspunten van het inspiratie boek. Zo gaat het erf op in het landschap, worden solitaire bomen behouden en waar nodig opnieuw aangeplant. De nieuwe hagen hebben een hoogte van maximaal 1 meter. De verharding wordt zoveel mogelijk beperkt en heeft een sobere uitstraling. Wat betreft de uitgangspunten voor de woningen wordt verwezen naar Toekomstige situatie.

3.4.5 Conclusie gemeentelijk beleid

De ontwikkeling aan de Belte is getoetst aan het bestemmingsplan, gemeentelijk omgevingsplan én het inspiratieboek is gebruikt. De voorgenomen ontwikkeling is in lijn met de gemeentelijke doelstellingen.

3.5 Conclusie

De voorgestelde ontwikkeling is in overeenstemming met beleidsaspecten die door rijk, provincie en gemeente zijn geformuleerd. De ruimtelijke voorwaarden uit de gemeentelijke beleidsstukken zijn opgenomen in het ontwerp van de ontwikkeling aan de Belte.

Hoofdstuk 4 Waardentoets

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de impact van de ontwikkeling op de verschillende waarden in het gebied beschreven. Hieronder vallen flora & fauna, archeologie, cultuurhistorie en water. Er wordt beschreven wat er is onderzocht en welke resultaten hieruit zijn gekomen. Vervolgens wordt hier een conclusie uit getrokken met de gevolgen van deze ontwikkeling op de waarden in het gebied.

4.2 Natuur- en landschapswaarden

Vanaf 1 januari 2017 is in de Nederland de Wet natuurbescherming in werking getreden. De wet vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. Met het van kracht worden van de nieuwe wet worden de provincies het bevoegd gezag. Alleen bij ruimtelijke ingrepen waarmee grote nationale belangen zijn gemoed, blijft het Rijk het bevoegd gezag. De Wet natuurbescherming bestaat uit drie onderdelen: bescherming van soorten, bescherming van Natura 2000-gebieden en de bescherming van bosopstanden. Om de ontwikkeling aan de Belte mogelijk te maken is door Eelerwoude en flora en fauna onderzoek uitgevoerd, waarbij de ecoloog op 19 oktober 2017 een veldbezoek heeft uitgevoerd. De belangrijkste conclusies zijn hieronder opgenomen, de gehele rapportage is te vinden in bijlage 2 van de toelichting Quickscan Flora en Fauna.

Soortenbescherming

De Wet natuurbescherming erkent de intrinsieke waarde van in het wind levende planten-en diersoorten, of de soort nu beschermd is of niet (= zorgplicht). De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wilde levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Overtreding van de zorgplicht is niet strafbaar gesteld, maar kan door toepassing van bestuursdwang wel worden gehandhaafd.

Vleermuizen

Alle vleermuissoorten zijn soorten-beschermd onder de Wet natuurbescherming. Het opzettelijk verjagen, vangen en doden van individuen van beschermde soorten, alsmede het verstoren of vernielen van vaste verblijfplaatsen (inclusief de functionele leefomgeving) is verboden vanuit Wet natuurbescherming. De functionaliteit van verblijfplaatsen van vleermuizen dient ten allen tijde gegarandeerd te blijven, deze onderbouwing staat in de quickscan onder 5.2.1. Er wordt niet verwacht dat de te slopen schuren een functie hebben als verblijfplaats voor vleermuizen. Tijdens het veldbezoek op 19 oktober 2017 zijn geen sporen aangetroffen die duiden op rust-verblijfplaatsen van vleermuizen. De stallen zijn bedekt met golfplaten, zonder geschikte ruimte onder de platen. De lage muren bestaan uit damwandplaten zonder spouwruimten die door vleermuizen benut kunnen worden. Ook verkeren de schuren in een slechte staat, waardoor er grote temperatuurschommelingen in  aanwezig zijn.

Verblijfplaatsen van vleermuizen worden niet verwacht in de te slopen bebouwing. Negatieve effecten op verblijfplaatsen worden uitgesloten. Verblijfplaatsen in bomen op het erf kunnen niet geheel uitgesloten worden, op het erf worden een aantal bomen gekapt. Het gaat om bomen zonder geschikte verblijfplaatsmogelijkheden voor vleermuizen.

Wel kan het plangebied een functie vervullen als foerageergebied voor vleermuizen. Echter, ook in de toekomst blijft het plangebied geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. Negatieve effecten op foerageergebied worden niet verwacht. De eventuele vliegroute blijft behouden. Wel dient rekening te houden met verlichting. In de huidige situatie is beperkt verlichting aanwezig op het erf en in de toekomst zal dit mogelijk enigszins toenemen.

Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is voor vleermuizen niet noodzakelijk mits rekening gehouden wordt met verlichting. Eisen met betrekking tot de verlichting zijn bindend opgelegd in de Quickscan Flora en Fauna. In het kader verlichting staat hoe er rekening mee gehouden kan worden, belangrijkste in deze is dat omliggende groenstructuren niet verlicht worden en dat verlichting gebruikt wordt die naar beneden uitstraalt en niet de gehele omgeving verlicht.

Kerkuil

Van een aantal vogelsoorten zijn de nestlocaties het hele jaar door beschermd. Ook de functionele leefomgeving is daarbij beschermd. Bij aantasting van de nestlocatie en/of de functionele leefomgeving is een ontheffing noodzakelijk. Van kerkuil zijn oude sporen aangetroffen, sporen die wijzen op recent gebruik van de schuren of een vaste rust en verblijfplaats zijn niet aanwezig. kerkuil heeft de schuur in het verleden als rustplek gebruikt, mogelijk wordt de schuur nog steeds sporadisch als rustplek gebruikt.

Om ervoor te zorgen dat ook na de sloop van de schuren een rustplek voorhanden is, dient een nestkast in het plangebied of directe omgeving opgehangen te worden. Dit dient te gebeuren op een donkere en rustige plek op minimaal 5 meter hoogte. Minimaal 3 maanden voor de sloop dient de kast opgehangen te worden, zodat de kerkuil vroegtijdig de kast kan ontdekken, in de nabijheid van de te slopen opstallen (bijv. in een kapschuur en/of bij de buren), zodat er ten aller tijde een alternatieve verblijfplaats voor handen is.

De belangrijkste mitigeren de maatregel is het uitvoeren van de werkzaamheden in de minst kwetsbare periode voor de kerkuil. Dit betekent buiten de broedperiode. Gezien de sporen wordt niet verwacht dat de soort in de opstallen broedt. Voorafgaand aan de sloop dienen de opstallen gecontroleerd te worden op de kerkuil. Indien deze niet wordt aangetroffen kunnen de opstallen gesloopt worden. Indien de soort wel aanwezig is dient de kerkuil verjaagd te worden door middel van het 'vogelvriendelijk' slopen van de opstallen. Dit betekent dat de opstallen voor de sloop eerst gestript worden. Dit houdt in dat eerst het plaatwerk verwijderd dient te worden. Nadat de kerkuil verjaagd is, kunnen de opstallen in zijn geheel gesloopt worden.

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden betreffen een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/43/EEG) en de gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Voorheen heette de NNN de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het Natuurnetwerk is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing en de ontwikkeling van dit natuurnetwerk. In of in de directe nabijheid van de NNN geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

Natura 2000

Het omliggende gebied nabij de Regge is aangewezen als Natura 2000-gebied Vecht- en Beneden-Reggegebied.  De Regge is een kleine laaglandrivier in het oostelijk zandgebied. Langs de Vecht bevinden zich oude meanders in verschillende stadia van verlanding, rivierduinen, natte en droge schraalgraslanden (waaronder stroomdalgraslanden), ruigten, struwelen gedomineerd door sleedoorn, heiderestanten met jeneverbesstruweel en loofbos. In de ongestoorde kronkelwaarden is een grote verscheidenheid aan milieuomstandigheden die worden bepaald door hoogteligging, vochtigheid, voedselrijkdom, kalkgehalte, expositie en microklimaat.

De omliggende gronden zijn aangekocht door de provincie en worden ontwikkeld als stroomdalgrasland. Dit habitattype is voornamelijk gevoelig voor verzuring, vermesting en verzilting. Door aankoop van de grond, zijn de bedrijfsactiviteiten gestaakt en daarmee ook de bemesting van omliggende gronden. In de voorgenomen ontwikkeling wordt een functieverandering mogelijk gemaakt, van agrarisch naar een woonbestemming. De woonbestemming heeft een kleinere invloed op de omliggende gronden dat het voormalige loon- annex grondverzet bedrijf. Daarom word niet verwacht dat er significant negatieve effecten optreden op het omliggende Natura 2000-gebied.

Natuurnetwerk Nederland

Met de voorgenomen ontwikkeling worden geen negatieve effecten op de kwaliteit van de wezenlijke waarden en kenmerken van de NNN verwacht. Door de voorgenomen ruimtelijke en landschappelijke impuls zullen deze juist versterkt worden. De waardevolle bomen en bosje blijven gehandhaafd en worden versterkt voor nieuwe groenstructuren (zie ruimtelijk kwaliteitsplan). Tevens worden landschapsontsiering bebouwing gesloopt en zal het bebouwingsoppervlak afnemen.Ook de samenhang blijft intact, werkzaamheden vinden plaats op het bestaande erf en hebben geen invloed op de samenhang van de aanwezige en omliggende NNN.

Met betrekking tot areaal zullen er twee woningen gebouwd worden op locaties waarbij 1 woning binnen de begrenzing van NNN ligt en de andere woning net buiten de NNN tussen de twee bosjes is gelegen. Echter de te saneren noordelijke schuur ligt tevens in NNN gebied en is wat betreft oppervlakte groter dan de te bouwen woning. Feitelijk zal hierdoor geen afname van areaal zijn. Tevens zullen er meer bomen toegevoegd worden dan dat er gekapt worden (zowel in aantal als in oppervlak).

Bescherming houtopstanden

De bescherming van houtopstanden kent twee belangrijke instrumenten: meldingsplicht en herplantingsplicht. Een kapmelding is verplicht bij de kap van bomen buiten de bebouwde kom (i.h.k.v. Boswet) indien kap plaatsvindt in een houtopstand van 10 are of meer of een bomenrij van 20 bomen. Er geldt een 1 op 1 herplantplicht. Provincies bepalen welke gegevens bij een melding moeten worden aangeleverd. Voor het vellen van een houtopstand in verband met realisatie van een Natura 2000-doel is er geen herplantplicht.

Er worden op enkele plekken bomen gekapt, het gaat in totaal om 24 bomen verspreidt door het gebied. Dit kan gezien worden als een beheermaatregel en valt niet onder de bescherming van houtopstanden, de bosjes blijven intact. Daarnaast worden er 41 bomen terug geplant. In het kader van het bestemmingsplan is een ruimtelijke kwaliteitsplan opgesteld, waarmee is geborgd dat het erf wordt aangevuld met diverse bomen en planten.

Landschapswaarden

Het plangebied aan de Belt ligt gedeeltelijk in het Natuurnetwerk Nederland en ligt in het Rivierenlandschap. Daarnaast zijn de omliggende gronden omgevormd tot natuur. Het inrichtingsplan gaat uit van het huidige landschap, wat inhoud dat de aanwezige natuurwaarden worden behouden.

De voorgestelde inrichtingsmaatregelen zijn een opwaardering voor de ruimtelijke kwaliteit op de aangewezen locatie. De maatregelen borduren voort en versterken de bestaande karakteristieken en kwaliteiten van de plek. Elementen als rechtlijnige beplanting en kunstmatige steilranden die geen recht doen aan het waardevolle reliëf van het landschap worden verwijderd waardoor de grillige lijnen worden hersteld. Hoofdzaak bij de inrichting van de twee kavels is dat de bebouwing opgaat in de aanwezige beplanting door een eenvoudige opzet van bebouwing en erf in het landschap en het gebruik van gebiedseigen (erf)beplanting.

De dekzandkop met daarop de bestaande beplanting geldt als drager van de voorgestelde ontwikkelingen. Beide erven vinden hierbinnen hun plek als een eenduidig groen compact element met een oriëntatie naar het open landschap van de Regge. De vanzelfsprekende samenhang tussen erf en landschap wordt versterkt en bebouwing heeft een ingetogen karakter ten opzichte van het landschap.

Doordat verschillende bebouwing wordt vervangen door twee nieuwe woningen waardoor verrommeling wordt tegengegaan. Ook is de nieuwe bebouwing van een hogere kwaliteit en esthetisch beter passend in de omgeving. Voor dit project is dan ook een basis inspanning ruimtelijke kwaliteit op erfniveau vereist. Een versterking van de ruimtelijke kwaliteit vindt plaats door het aanplanten van landschaps- en erfbeplanting, passend in het landschap. Het erf wordt op die manier beter in het landschap ingepast en de nieuwe groenstructuren bieden mogelijkheden voor fauna zich beter door het landschap te verplaatsen.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

Aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden moeten zoveel mogelijk worden behouden. Op basis van het verdrag van Malta en de wet op de archeologische monumentenzorg is het uitgangspunt gesteld om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke te bewaren en maatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. De verstoorder van de bodem is verantwoordelijk voor het behoud van de archeologische resten. Daar waar behoud ter plekke niet mogelijk is, betaalt de verstoorder het archeologisch onderzoek en de mogelijke opgravingen. Voor ruimtelijke plannen die archeologische waarden bedreigen, moeten betrokken partijen in beeld brengen welke archeologische waarden in het geding zijn.

4.3.1 Archeologie

Om de archeologische waarden in beeld te brengen is medio 2017 een Archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd, het onderzoek is opgenomen in bijlage 3. Het uitgevoerde onderzoek heeft geresulteerd in de volgende gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied aan de Belte.

Op basis van de geomorfologische en bodemkundige gegevens kan worden gesteld dat voor het plangebied een hoge archeologische verwachting geldt. De aangetroffen archeologische resten in de nabijheid van het plangebied beslaan een brede tijdsperiode. Het gaat daarbij overwegend om materiaal uit een natte context, dat is aangetroffen bij de hermeandering van de Beneden Regge. De resten geven aan dat het gebied (vrijwel) permanent geschikt was voor vormen van gebruik en bewoning.

Archeologische resten uit een context die vergelijkbaar is met de condities in het plangebied ontbreken vooralsnog. Er kunnen binnen het plangebied archeologische resten verwacht worden in de vorm van verspreide begraving, (periodieke) bewoning en landgebruik uit de vroegere perioden (Steentijd - Bronstijd). Daarbij zal het vermoedelijk gaan om losse vondsten van sporen en artefacten.

Archeologische resten vanaf de IJzertijd kunnen bestaan uit nederzettingsresten en voor de betreffende periode kenmerkend vondstmateriaal, zoals aardewerk, bouwkeramiek en glas. Eventuele archeologische resten kunnen direct vanaf maaiveld verwacht worden. Gezien de hydrologische condities in het plangebied is de verwachting dat de conservering van eventuele organische archeologische resten matig tot slecht is. Anorganische resten kunnen wel goed bewaard gebleven zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01_0021.png"

Figuur 19. Uitsnede archeologische beleidskaart

Conclusie

Het plangebied ligt op een dekzandkop in de directe nabijheid van de Beneden Regge. Op basis van het bureauonderzoek kan worden gesteld dat voor het plangebied als geheel een hoge archeologische verwachting geldt, met name voor de delen die niet geëgaliseerd lijken te zijn. Er kunnen archeologische waarden verwacht worden uit alle perioden.

Aan de hand van het Archeologisch bureauonderzoek is een overleg gevoerd met de regio archeoloog. Deze heeft geadviseerd dat er geen aanleiding is voor een vervolgonderzoek. Dit vanwege het feit dat de ontwikkeling ruimschoots binnen de vrijstellingsgrens van 2500 m2 valt. De gemeente Ommen sluit zich aan bij dit advies. Een nader onderzoek naar archeologische waarden is daarom niet nodig.

4.3.2 Cultuurhistorie

Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden mee gewogen bij het vaststellen van ruimtelijke plannen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.

Wat zijn cultuurhistorische waarden? De Memorie van Toelichting bij het Besluit ruimtelijke ordening zegt met betrekking tot artikel 3.1.6 het volgende:

Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01_0022.png"

Figuur 20. Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart

Conclusie

Het plangebied aan de Belte ligt op een dekzandhoogte in de buitenbocht van de Beneden Regge. In het verleden was er een voetveer over de rivier even ten zuidoosten van het plangebied. In het begin van de 20e eeuw is de Beneden Regge gekanaliseerd. Het voetveer bleef na de kanalisering nog enige tijd in bedrijf. De oude rivierloop bleef een tijd lang open liggen. Er werd een duiker geplaatst om het voetveer te kunnen bereiken. Aan de gemeentegrens is de oude loop nog herkenbaar. In recente jaren heeft hermeandering plaatsgevonden, waarbij de oude meanders weer open gegraven zijn.

De historische kaarten geven gedurende de tijd zowel bos als heide aan ter plaatse van het plangebied. Op de kadastrale minuutplan (zie Afbeelding 4.3) ligt het gehele plangebied binnen perceel 563, dat aangeduid wordt als heide. Pas in de jaren '80 van de 20e eeuw verschijnt de eerste bebouwing op het kaartbeeld. In de directe omgeving is oudere bebouwing aanwezig. Gelet op de bovenstaande bevindingen is het niet aannemerlijk dat er in de voorgenomen ontwikkelingen cultuurhistorische waarden in het geding komen.

4.4 Water

Het is verplicht om in elk bestemmingsplan een waterparagraaf op te nemen. In deze waterparagraaf wordt een overzicht gegeven van het beleid dat van toepassing is op het plangebied aan de Belte. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden aangetoond dat in het plan mogelijkheden bestaan voor een goede waterhuishouding.

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er per (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

Rijksbeleid

Het Nationaal Waterplan (NWP) is in december 2009 opgesteld en geeft de hoofdlijnen aan van het beleid dat het Rijk voert in de periode 2009 tot en met 2015 om tot een duurzaam waterbeheer te komen. Het NWP richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. NWP is een opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het NWP is tevens eens structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wro. Een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogt en het bereiken van een goede waterkwaliteit zijn de basisvoorwaarden voor welvaart en welzijn. De volgende generaties moeten Nederland als veilig en welvarend waterland ervaren. Water is mooi en Nederlanders genieten graag van water. Het doel van het NWP is: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst. De uitvoering van projecten van het NWP zijn al in volle gang. Zo hebben we in Nederland het Hoogwaterbeschermingsprogramma, programma's voor de rivierverruiming (Ruimte voor de rivier en de maaswerken) en stroomgebiedbeheersplannen zodat de waterkwaliteit wordt verbeterd.

Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

Het waterschap Vechtstromen heeft het waterbeleid vastgelegd in de Waterbeheerplan (voormalig waterschap Regge en Dinkel). Het plan is opgesteld in samenwerking met de vier andere waterschappen in Rijn-Oost (de Reest en Wieden, Groot Salland, Regge en Dinkel en Rijn en IJssel). Het nieuwe Waterbeheerplan 2016-2021 is op 7 oktober 2015 vastgesteld. In het waterbeheerplan staan de korte en de lange termijn doelstellingen van het waterschap. Het waterschap kiest daarbij voor ruimtelijke, duurzame oplossingen, zowel in tijd als kwaliteit, waarbij het gedachtegoed van het Waterbeheer 21e eeuw en de Kaderrichtlijn Water nadrukkelijk is meegenomen. Door de watertoets wordt er al meteen vroegtijdig nagedacht over de rol van water binnen een ontwikkeling.

Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

Watersysteem

In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.

Afvalwaterketen

Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

Watertoets

Op grond van artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen voorzien worden van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.

Met behulp van een watertoets is op de website www.dewatertoets.nl is op 29 juni 2018 het plan getoetst aan waterbelangen en is een wateradvies opgevraagd bij waterschap Vechtstromen. Naar aanleiding van de toetsing heeft er op 25 juli 2018, telefonisch overleg plaatgevonden met een ambtenaar van het waterschap Vechtstromen. Uit dit gesprek blijkt dat de volgende uitgangspunten van belang zijn voor deze voorgenomen ontwikkeling:

  • Afvoer hemelwater
  • Aanleghoogte nieuwe woningen
  • Lozing afvalwater

Aan Belte wordt ruim 1600 m2 aan landschapsontsierende bebouwing en erfverharding gesloopt. Daarnaast worden op deze locatie twee woningen met klein bijgebouw (max 75 m2) gerealiseerd. Het erf aan de Belte loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. De ontwikkeling heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het erf geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. Het verharde oppervlak op het erf neemt fors af. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied. Het hemelwater wordt geinfiltreerd.

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 cm ten opzichte van de gemiddelde hoogste rondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 cm boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. In de ontwikkeling wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.

Het waterschap stelt dat woningen, die niet aangesloten zijn op de drukriolering, het afvalwater lozen op een voorziening met een zuiverende werking, zoals een IBA of een septictank. De huidige woningen aan de Belte lozen in de huidige situatie het afvalwater via een septictank. Voor het lozen van huishoudelijk afvalwater van de nieuwe woningen worden voorzieningen die voldoet aan het landelijke  “Besluit lozing afvalwater huishoudens”.

4.5 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen invloed op natuur- en archeologische waarden en past binnen de uitgangspunten van een goede waterhuishouding.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Inleiding

Nieuwe initiatieven hebben te maken met milieuaspecten. Een aantal van deze milieuaspecten zijn ruimtelijk relevant. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op:

  • Bodem
  • Geluid
  • Luchtkwaliteit
  • Externe veiligheid
  • Bedrijven en milieuzonering
  • Wet geurhinder en veehouderij
  • Vormvrije m.e.r.-beoordeling
  • Kabels en leidingen
  • Verkeer en parkeren

5.2 Bodem

Sinds 1 januari 2008 is in het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) vastgelegd hoe we in Nederland omgaan met het hergebruik van schone en licht verontreinigde grond en de bescherming van de bodem. Bij vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de gewenste ontwikkeling.

Om te bepalen of het toekomstige gebruik van de ontwikkellocatie geschikt is voor de realisatie van twee woonbestemmingen, heeft Krüse Milieu in 2017 een bodem onderzoek uitgevoerd. De rapportage is opgenomen in de bijlage Bodemonderzoek, de belangrijkste conclusie is hieronder weergegeven.

Conclusie

Uit milieukundig oogpunt is, met uitzondering ter plekke van de olieverontreiniging op het noordoostelijke terreindeel, geen bezwaar tegen eventuele nieuwbouwplannen, aangezien de vastgestelde verontreinigingen in dit onderzoek geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).

De verontreiniging veroorzaakt bij het huidig gebruik van het terrein geen gezondheidsrisico's voor de mens (de olieverontreiniging bevindt zich on de ondergrond en het grondwater). De olieverontreiniging dient mogelijk te worden gesaneerd wanneer het terreindeel wordt herontwikkeld en een andere (gevoeligere) bestemming krijgt. De verontreiniging mag niet zonder toestemming van het bevoegd gezag worden verminderd of verplaatst. De initiatiefnemer is voornemens, ongeacht de soort bestemming, de verontreiniging te saneren.

5.3 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgesteld dat, indien in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals verblijfsruimten) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (rail- en weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:

  • wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen;
  • wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

Conclusie

Het plangebied ligt aan een doodlopende weg, welke uitmond in een 'woonerf'. De maximale snelheid op dit erf is niet hoger dan 30 km/uur, een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

5.4 Luchtkwaliteit

Het wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit is sinds 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). In titel 5.2 van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In dit programma staat onder andere beschreven wanneer en hoe overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen moet worden aangepakt. In het programma wordt rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Ontwikkelingen die binnen het programma passen, hoeven niet meer te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor projecten die niet in betekende mate bijdragen aan luchtverontreiniging, hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 ìg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Conclusie

Het initiatief betreft het herbestemmen van een agrarisch erf naar woonerf en realisatie van twee woningen. Een dergelijke ontwikkeling is dermate klein dat deze niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit betekent dat wordt voldaan aan de hierboven genoemde voorwaarde. Luchtkwaliteit vormt daardoor geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.

5.5 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij onder andere: productie, opslag, verlading en gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Vanaf 1 januari 2010 zijn er strikte risicogrenzen die in milieuvergunningen en bestemmingsplannen moeten worden vastgelegd. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Dit gaat concreet om bedrijven die risicovol zijn, vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Externe veiligheid kan op twee manieren ingedeeld worden:

  • Transportrisico behandelt de externe veiligheid langs transportassen waarover of waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd, zoals spoorlijnen, buisleidingen en snelwegen.
  • Risico bij inrichtingen gaat over externe veiligheid rond bedrijven waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt, bijvoorbeeld tankstations met LPG-verkoop.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten om afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Hierdoor wordt het aantal personen in de omgeving van een risicovol bedrijf beperkt. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van een kansberekening.

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is vanaf 1 januari 2011 het toetsingskader bij planontwikkeling in de nabijheid van hogedrukaardgasleidingen en overige leidingen met gevaarlijke stoffen. De afweging van de externe veiligheidssituatie van buisleidingen heeft grondslag in de Wet Milieubeheer (Wm) en in de Wro. In onderstaande figuur is een uitsnede van de risicokaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0025-va01_0023.png"

21. Uitsnede risicokaart (www.risicokaart.nl)

Conclusie

Op de risicokaart is te zien dat er de omgeving van de Belte geen risicovolle aspecten zijn die van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling. Het milieuaspect externe veiligheid vormt geen belemmering, nader onderzoek is daarom niet nodig.

5.6 Wet geurhinder en veehouderij

Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij moet worden beoordeeld of de realisatie van nieuwe woningen of andere geurgevoelige objecten een belemmering vormt voor omliggende agrarische bedrijven. Tevens moet worden beoordeeld of binnen het plangebied sprake is van een goed leefklimaat.

Conclusie

Het plangebied aan de Belte ligt aan een doodlopende weg en is daarmee vrij afgelegen. Ten westen van het plangebied, op circa 220 meter afstand, ligt het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf. Tussen het plangebied én het agrarisch bedrijf liggen meerdere burgerwoningen, deze vormen geen belemmering voor de bedrijfsvoering. Met het toevoegen van twee woningen wordt niet verwacht dat het bedrijf in haar bedrijfsvoering wordt belemmerd. Daarnaast ligt het bedrijf op ruim 220 meter afstand, waardoor voor de nieuwe woningen ook een goed woon en leefklimaat gegarandeerd kan worden.

Ten oosten van het plangebied ligt een intensieve veehouderij, op een afstand van circa 260 meter. Deze afstand is dusdanig groot, dan deze geen invloed heeft op de ontwikkeling van twee woningen. De GGD heeft in een gezondheidsadvies aan gemeenten gesteld dat de afstand tussen een burgerwoning en een intensieve veehouderij ten minste 250 moet bedragen om een goed woon en leefklimaat te garanderen. In dit geval ligt de intensieve veehouderij op 260 meter en wordt gesteld dat een goed woon een leefklimaat gegarandeerd wordt.

5.7 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn opgenomen.

Conclusie

In de direct omgeving van het plangebied komt geen bedrijvigheid voor welke invloed kan hebben op de voorgenomen ontwikkeling. De ontwikkeling aan de Belte wordt niet belemmerd door het milieuaspect van bedrijven- en milieuzonering.

5.8 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.

Concreet betekent dit dat het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben ook wel genoemd de 'vergewisplicht'. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst, beoordeeld moet worden of er een MER gemaakt moet worden. Voor projecten of activiteiten die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r. beoordeling noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:

  • de kenmerken van het project;
  • de plaats van het project;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet opgenomen in onderdeel D van het Besluit milieueffectrapportage. Daarnaast is de ontwikkeling getoetst aan de hand van de selectiecriteria uit de EEG-richtlijn. Gelet op de kleinschaligheid en aard van de voorgenomen ontwikkeling, wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen met zich mee brengt. Daarom is een nadere m.e.r.-beoordeling niet nodig.

5.9 Conclusie

Uit de toetsing van de voorgestane ontwikkeling van het plangebied aan relevante milieuhygiënische aspecten, blijkt dat de gewenste ontwikkeling niet belemmerd wordt door milieuaspecten uit de directe omgeving. Tegelijktijd levert de ontwikkeling geen onevenredig negatieve milieutechnische hinder voor de directe omgeving.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten en planverantwoording

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling (de regels en de verbeelding) van dit bestemmingsplan is vormgegeven.

In paragraaf 1.3 van deze toelichting is reeds aangegeven dat de voorgenomen ontwikkeling niet past binnen de geldende bestemmingen. Daarom is voor de locatie een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Wanneer dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen,zal het als zelfstandig plan vigeren.

Er zijn vier typen regels opgenomen: inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en een slotregel. Deze regels sluiten waar mogelijk en relevant aan op het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening Ommen-Zuid" van de gemeente Ommen. Daartoe zijn de regels omgezet naar de nu geldende SVBP2012-standaarden en is aangesloten op de meest recente wetgeving.

6.2 Inleidende regels

In artikel 1 Begrippen is omschreven wat met de gebruikte begrippen wordt bedoeld. Het gaat om begrippen die van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifieke juridische betekenis hebben. Bij toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

In artikel 2 Wijze van meten is aangegeven hoe de maten die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, gemeten dienen te worden.

6.3 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Essen- en Kampenlandschap, deze gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf en onder andere het behoud en bescherming van landschapswaarden. Dit bestemmingsplan wijkt af van de standaardregel. De regels met betrekking tot het agrarisch bouwvlak zijn komen te vervallen omdat deze niet is opgenomen in dit bestemmingsplan.

Artikel 4 Natuur gaat in op de bouw- en gebruiksmogelijkheden van gronden met een natuurbestemming. Deze bestemming is opgenomen rondom de gronden met de bestemming wonen. Door het opnemen van deze bestemming vervalt het agrarisch bouwvlak en daarmee de mogelijkheid tot het bouwen van schuren.

Artikel 5 Verkeer gaat in op de bouw-en gebruiksmogelijkheden van de verkeersbestemming, welke ligt op de Belte. Er wordt niet afgeweken van de standaardregels.

Artikel 6 Wonen gaat in op de bouw- en gebruiksmogelijkheden van gronden met woondoeleinden. Binnen de woonbestemming zijn twee woningen toegestaan. Dit bestemmingsplan wijkt op drie aspecten af van het bestemmingsplan buitengebied:

  • In de nieuwe situatie wordt het mogelijk om naast de twee bestaande woningen, twee rood voor rood woningen te bouwen.
  • De rood voor rood woningen mogen een bijgebouw van max 75 m2 bouwen.
  • De huidige bedrijfswoning (de Belte 3a) krijgt een verruimde regel voor het bouwen van een overkapping, welke qua hoogte de huidige bouwhoogte van de woning aan houdt.
  • De regels maken het mogelijk om een woning onder architectuur te bouwen, waarmee wordt afgeweken van de standaard bouwregels.

6.4 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels (artikel 7 t/m 12) bevat de algemene regels. Dit zijn regels die niet specifiek aan een bestemming zijn gekoppeld, maar die altijd voor elke locatie gelden. Dit betreffen algemene bouwregels, gebruiksregels, afwijkingsregels, wijzigingsregels en overige regels. Voor deze algemene regels wordt aangesloten bij de algemene regels bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening Ommen-Zuid".

6.5 Overgangs- en slotregels

In artikelen 13 en 14 van de regels staan de overgangs- en slotregels ten aanzien van bouwen en gebruik. Het laatste artikel is Slotregel. Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

In artikel art. 3.1.6 lid 1, Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is en beschreven moet worden hoe burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

7.2 Ruimtelijke uitvoerbaarheid

In de voorgaande hoofdstukken is beschreven hoe de voorgenomen ontwikkeling past binnen het van toepassing zijnde overheidsbeleid en wet- en regelgeving op verschillende niveaus. Er is ook geconstateerd dat er geen milieukundige belemmeringen zijn. Ruimtelijk is de voorgenomen ontwikkeling daarmee uitvoerbaar.

7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg provincie Overijssel

Het bestemmingsplan is in het kader van vooroverleg toegezonden aan de Provincie Overijssel. Naar aanleiding van de vooroverleg reactie is de afspraak tussen de Provincie en gemeente Ommen uit de onderbouwing verwijdert, waardoor de inleiding van de toelichting is veranderd. De onderbouwing over de KGO is nader uitgewerkt. Hiervoor is paragraaf 3.3.2 toegevoegd aan de onderbouwing, hierin is verder ingegaan op de basisinspanning en extra impuls in het kader van de KGO. De wijziging in de KGO is ook vertaald in het Bijlage 1 Ruimtelijke kwaliteitsplan van de toelichting van dit bestemmingsplan. Tevens zijn de woonbestemmingen op de verbeelding van het bestemmingsplan verkleind, waardoor het oppervlak van de natuurbestemming is vergroot.

Vooroverleg waterschap Vechtstromen

Naar aanleiding van de watertoets is het waterschap geïnformeerd over de voorgenomen ontwikkeling. Het waterschap heeft nog aanvullende informatie geleverd met betrekking tot de lozing van afvalwater. De aanvullende informatie is opgenomen in hoofdstuk 4.4, waarmee wordt gezorgd dat het treffen van afvalwater voorzieningen in lijn dienen te zijn met het "besluit lozing afvalwater huishoudens".

Overleg met omwonenden

Al in een vroeg stadium is overleg gevoerd met omwonenden over de situering van de nieuwe woningen. Het overleg heeft geleid tot een aanpassing van de situering, met als resultaat de situering zoals opgenomen in dit bestemmingsplan. De in dit bestemmingsplan opgenomen situering, kan rekenen op instemming van de omwonenden aan de Belte. Daarnaast is er overleg gevoerd over de aanwezig natuurwaarden, deze blijven behouden en worden middels een natuurbestemming vastgelegd in dit bestemmingsplan. Hiermee zijn bouwmogelijkheden op dit perceel nu én in de toekomst uitgesloten.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen Gedurende deze termijn is door één belanghebbende een zienswijze ingediend.

De zienswijze heeft betrekking op de woning aan de Belte 3a. Het bijgebouw voor deze woning ligt voor een gedeelte in de bestemming natuur. Daarom is de natuurbestemming gewijzigd naar de bestemming wonen, waardoor het bijgebouw volledig binnen de woonbestemming ligt. Het oppervlak dat van een natuurbestemming wijzigt naar een woonbestemming is aan de westzijde van de Belte 3a verevent. Hierdoor is er geen sprake van een afname natuurbestemming. De aanpassing is afgestemd met de reclamant, waardoor het plan op draagvlak van deze partij kan rekenen.

Met het doorvoeren van de bovenstaande wijziging is het plan maatschappelijk uitvoerbaar.

7.4 Economische uitvoerbaarheid

In beginsel is de gemeenteraad verplicht een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In een exploitatieplan wordt opgenomen welke kosten met de uitvoering van het bouwplan gemoeid zijn en wie welke kosten voor zijn of haar rekening neemt. Deze afspraken zijn opgenomen in artikel 6.12 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening. Deze verplichting geldt niet als het 'verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd zijn', aldus lid 2 van dit artikel. In onderhavig geval zijn de kosten anderszins verzekerd. In de voorgenomen ontwikkeling draagt de initiatiefnemer de kosten van het project. Initiatiefnemer is daarbij tevens de grondeigenaar.

Met de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten, waarin het kostenverhaal inclusief planschade en leges is geregeld. Hierdoor is kostenverhaal voor de gemeente volledig verzekerd.

Het project betreft een particulier initiatief. Voor de activiteiten die worden uitgevoerd geldt dat de initiatiefnemer zelf verantwoordelijk is voor de financiering van deze ontwikkelingen.

Het bestemmingsplan leidt niet tot kosten voor de gemeente die via een exploitatieplan verhaald zouden moeten worden. Voor de benodigde procedure worden leges geïnd en via een overeenkomst is geregeld dat alle eventuele planschade op de initiatiefnemer wordt verhaald.

Hiermee is de financiële uitvoerbaarheid gewaarborgd. Het financiële risico van het project ligt bij de initiatiefnemer.

7.5 Conclusie

Uit de voorgaande paragrafen is gebleken dat de voorgenomen ontwikkeling zowel ruimtelijk, maatschappelijk als economisch uitvoerbaar is. De voorgenomen ontwikkeling kan worden gerealiseerd.