direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Woningbouw Beerzerveld
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.2024TAMOP0002-ON01

Regels

Preambule

Dit plan beoogt 34 nieuwbouwwoningen mogelijk te maken op de locatie ten zuiden van de Van Alewijkstraat in het noord-westen van de kern Beerzerveld.
Juridisch is het plan een nieuw hoofdstuk in het omgevingsplan van de gemeente Ommen. De in deze wijziging van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als afdelingen van hoofdstuk 22a van het omgevingsplan van de gemeente Ommen. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer 22a gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22a' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de volgende begripsbepalingen:

1.1 toepassing omgevingsplan

artikel 1.1 van het Omgevingsbesluit, artikel 1.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, artikel 1.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving zijn van overeenkomstige toepassing op dit omgevingsplan, tenzij hierna daarvan is afgeweken.

1.2 plan

het omgevingsplan van de gemeente Ommen.

1.3 TAM-omgevingsplan

het TAM-omgevingsplan 'TAM-omgevingsplan Woningbouw Beerzerveld' met identificatienummer NL.IMRO.0175.2024TAMOP0002-ON01 van de gemeente Ommen.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het uitvoeren van activiteiten.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aaneengebouwde hoofdgebouwen

blokken van meer dan twee niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.7 aan huis gebonden beroep

een (para)medisch, juridisch, administratie, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde.

1.9 bed- en breakfastvoorziening

het tegen betaling aanbieden van toeristisch en kortdurend verblijf en ontbijt waarbij gasten parkeren op het bij de woning behorende eigen terrein. Onder bed- en breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoengebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.10 bestaande bouwwerken

bouwwerken die aanwezig en toegestaan waren voor het tijdstip dat dit TAM-omgevingsplan rechtskracht heeft verkregen.

1.11 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping.

1.12 bouwwerkperceelgrens

de grens van een bouwwerkperceel.

1.13 detailhandelsactiviteiten

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.14 gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen een dak.

1.15 hofwoning

een gebouw gecombineerd in een cluster wat als één geheel wordt vormgegeven en als herkenbare eenheid zichtbaar wordt gemaakt.

1.16 kaart

de digitale voorstelling van de in dit plan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.

1.17 locatie

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarmee ingevolge de regels bepaalde activiteiten zijn toegelaten.

1.18 locatiegrens

de grens van een locatie.

1.19 openbare nutsvoorzieningen

een voorziening voor elektriciteit, gas, water, telecommunicatie, (gescheiden) inzameling van (huishoudelijke)afvalstoffen, opslag en transport van afvalwater, openbare veiligheid, volksgezondheid en een daarmee gelijk te stellen voorziening van algemeen nut.

1.20 overkapping

bijbehorend bouwwerk in de vorm van een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven.

1.21 peil
  • 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • 2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
  • 3. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.
1.22 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.23 siertuin

een tuin waarin sierplanten kunnen worden aangeplant en verzorgd zonder dat sprake is van (buiten)verblijfsruimte.

1.24 twee-aaneen gebouwd hoofdgebouw

een blok van twee aaneengebouwde hoofdgebouwen, niet zijnde gestapeld hoofdgebouwen.

1.25 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.

1.26 voorgevelrooilijn

de langs de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging heeft ten opzichte van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen op de naastgelegen bouwpercelen.

1.27 vrijstaand hoofdgebouw

een niet-aaneengebouwd hoofdgebouw.

1.28 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.29 wooneenheid

een woning.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • a. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld onder c.
  • b. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 van dit plan zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  • c. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie 'TAM-omgevingsplan Woningbouw Beerzerveld', waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0175.2024TAMOP0002-ON01.

Artikel 3 Meet- en rekenbepalingen

In aanvulling op artikel 22.24 van het omgevingsplan, gelden de volgende meet- en rekenbepalingen:

3.1 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

3.2 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

3.3 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

3.4 overschrijding door ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding ten opzichte van de bouwregels niet meer dan 1 m bedraagt.

3.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

3.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

3.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Artikel 4 Algemeen gebruiks- en bouwverbod

Niet genoemde gebruiks- en bouwactiviteiten en gebruiks- en bouwactiviteiten die in strijd zijn met dit TAM-omgevingsplan zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande bouwwerken.

Hoofdstuk 2 Aanwijzingen in de fysieke leefomgeving

Artikel 5 Beperkingengebieden

5.1 Bodemfunctieklasse wonen - aanwijzing

In afwijking van de in het tijdelijke deel van het plan van de gemeente Ommen opgenomen nota bodembeheer regio IJsselland, zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - bodemfunctieklasse wonen’ aangewezen als gebied met bodemfunctieklasse wonen zoals bedoeld in artikel 5.89p van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

5.2 Intrekgebied - aanwijzing

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - intrekgebied' zijn aangewezen als intrekgebied zoals bedoeld in de provinciale omgevingsverordening Overijssel.

Hoofdstuk 3 Gebruiksactiviteiten

Artikel 6 Gebruiksactiviteiten algemeen - verbod

6.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op het gebruik van gronden en bouwwerken.

6.2 Gebruiksactiviteiten algemeen - verbod

Het is verboden om de volgende gebruiksactiviteiten te verrichten:

  • a. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de activiteit gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. het gebruik van gronden als stallings- en opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de activiteit gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 7 Groen - activiteiten binnen groen - toegestaan

7.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op activiteiten ter plaatse van de locatie 'Groen - activiteiten binnen groen - toegestaan'.

7.2 Activiteiten binnen groen - toegestaan

De volgende activiteiten zijn toegestaan:

  • a. het in gebruik nemen en in stand houden van:
    • 1. groenvoorzieningen;
    • 2. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • 3. openbare nutsvoorzieningen;
    • 4. fiets- en voetpaden;
    • 5. sport- en speelvoorzieningen.

Artikel 8 Verkeer - activiteiten binnen verkeer - toegestaan

8.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op activiteiten ter plaatse van de locatie 'Verkeer - activiteiten binnen verkeer - toegestaan'.

8.2 Activiteiten binnen verkeer - toegestaan

De volgende activiteiten zijn toegestaan:

  • a. het in gebruik nemen en in stand houden van:
    • 1. wegen en wandel- en fietspaden;
    • 2. parkeervoorzieningen;
    • 3. groenvoorzieningen;
    • 4. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • 5. openbare nutsvoorzieningen.

Artikel 9 Wonen - wonen - toegestaan

9.1 Toepassingsbereik
  • a. De regels in dit artikel zijn van toepassing op wonen ter plaatse van de locatie 'Wonen - wonen - toegestaan'.
  • b. Onder wonen als bedoeld in dit artikel wordt verstaan:
    • 1. het huisvesten van één huishouden in één wooneenheid, met dien verstande dat een huishouden ook mag worden aangevuld met een huishouding ten behoeve van dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen.
  • c. Onder huishouden als bedoeld in dit artikel wordt verstaan:
    • 1. één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen.
  • d. Onder wooneenheid als bedoeld in dit artikel wordt verstaan:
    • 1. een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld om te wonen.
  • e. Onder wonen als bedoeld in dit artikel wordt niet verstaan:
    • 1. opslag voor de voorgevel.
9.2 Wonen - toegestaan
  • a. Wonen is toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - siertuin' de gronden alleen kunnen worden gebruikt als siertuin.
  • b. Het aantal wooneenheden dat mag worden gebruikt ten behoeve van wonen bedraagt niet meer dan 34 wooneenheden.

Hoofdstuk 4 Ondergeschikte gebruiksactiviteiten

Artikel 10 Beroepen aan huis - toegestaan

10.1 Toepassingsbereik
  • a. De regels van dit artikel zijn van toepassing op het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte beroepen aan huis ter plaatse van locatie 'Beroepen aan huis - toegestaan'.
  • b. Onder ondergeschikte beroepen aan huis als bedoeld in dit artikel wordt verstaan:
    • 1. een (para)medisch, juridisch, administratie, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.
10.2 Beroepen aan huis - toegestaan

De uitoefening van een ondergeschikt beroep aan huis is toegestaan, als:

  • a. het beroep aan huis uitsluitend inpandig worden verricht;
  • b. de oppervlakte niet meer dan 30% van de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen bedraagt, tot een maximum van 45 m2;
  • c. er een directe relatie bestaat tussen het beroep aan huis en de (hoofd)gebruiker van de woning;
  • d. er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het beroep aan huis;
  • e. het parkeren binnen het erf op eigen terrein plaatsvindt, dan wel in alternatieve ruimte waarin in de nabijheid wordt voorzien.

Artikel 11 Kleinschalige beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten aan huis - vergunningplicht

11.1 Toepassingsbereik
  • a. De regels van dit artikel zijn van toepassing op het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis ter plaatse van locatie ' Kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis - vergunningplicht'.
  • b. Onder ondergeschikte kleinschalige beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis als bedoeld in dit artikel wordt verstaan:
    • 1. kleinschalige beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten die niet vallen onder de vrije beroepen oftewel aan huis gebonden beroepen, maar daarmee gelijk te stellen zijn en gezien de aard, omvang en intensiteit passend zijn binnen de woonfunctie;
    • 2. een bed- en breakfastvoorziening.
11.2 Kleinschalige beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten aan huis - vergunningplicht

Ondergeschikte kleinschalige beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn verboden zonder omgevingsvergunning.

11.3 Kleinschalige beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten aan huis - beoordelingsregels

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 11.2 wordt alleen verleend als:

  • a. de kleinschalige beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit aan huis beperkt blijft tot maximaal 30% van de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen, tot een maximum van 45 m2;
  • b. het een kleinschalige beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit aan huis betreft in categorie 1 zoals is opgenomen in bijlage 1;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b wordt de omgevingsvergunning ook verleend als is aangetoond dat deze activiteit wat betreft geur, stof, geluid, gevaar en wat betreft ruimtelijke uitstraling, omvang en intensiteit met een bedrijf uit categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten gelijk kan worden gesteld;
  • d. er geen horeca-activiteit plaatsvindt;
  • e. er geen detailhandelsactiviteit plaatsvindt, behoudens als ondergeschikte activiteit bij en direct verband houdend met de uitoefening van de kleinschalige beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit;
  • f. er geen groothandelsactiviteit plaatsvindt;
  • g. er geen reparatiewerkzaamheden voor particulieren van motoren, motorvoertuigen, vaartuigen, caravans, landbouwvoertuigen of bromfietsen plaatsvindt;
  • h. de kleinschalige beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit:
    • 1. geen onevenredige hinder oplevert voor de omgeving;
    • 2. geen onevenredige afbreuk doet aan het ruimtelijk (woon) karakter van de buurt;
    • 3. geen onevenredige aantasting oplevert voor de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de nabijgelegen gronden;
    • 4. geen onevenredige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en niet leidt tot onaanvaardbare parkeerdruk;
    • 5. geen publieksgericht karakter heeft; en
    • 6. uitsluitend bezoek op afspraak ontvangt;
  • i. het opslaan van goederen of stallen van motorrijtuigen, aanhangwagens en fietsen die verband houden met een kleinschalige beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit aan huis uitsluitend plaatsvindt in gebouwen;
  • j. er een directe relatie bestaat tussen de kleinschalige beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit aan huis en de (hoofd)gebruiker van de woning;
  • k. de kleinschalige beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit aan huis uitsluitend inpandig wordt verricht.
11.4 Kleinschalige beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten aan huis - voorschriften

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11 kunnen voorschriften worden verbonden.

Hoofdstuk 5 Bouwactiviteiten

Artikel 12 Algemene regels bouwactiviteiten

12.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van bouwwerken.

12.2 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven, of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Hoofdgebouw bouwen - vergunningplicht

13.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van hoofdgebouwen ter plaatse van de locatie 'Hoofdgebouw bouwen - vergunningplicht'.

13.2 Hoofdgebouw bouwen - beoordelingsregels

In aanvulling op artikel 22.29 van het plan wordt de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan, voor het bouwen van een hoofdgebouw, alleen verleend als:

  • a. de minimum afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens 3 meter bedraagt;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a wordt de omgevingsvergunning ook verleend als op de bouwperceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de goothoogte niet meer bedraagt dan 6 meter;
  • d. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10 meter;
  • e. de gevels in metselwerk van baksteen wordt uitgevoerd waarbij de baksteen rood, roodbruin of bruin is;
  • f. het hoofdgebouw zich oriënteert op de weg;
  • g. de afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot de openbare ruimte niet minder bedraagt dan 4 meter;
  • h. wordt aangetoond dat het hemelwater bij een neerslagintensiteit van 10 mm/u kan worden afgevoerd.
13.3 Hoofdgebouw bouwen - inwinnen advies

Voordat door het college wordt besloten over de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan wint het college schriftelijk advies in bij de adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit over de vraag of het bouwplan in overeenstemming is te achten met de beoordelingsregels inzake beeldkwaliteit.

13.4 Hoofdgebouw bouwen - voorschriften

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 14 Hofwoning bouwen - vergunningplicht

14.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van hofwoningen ter plaatse van de locatie 'Hofwoning bouwen - vergunningplicht'.

14.2 Hofwoning bouwen - beoordelingsregels

In aanvulling op artikel 22.29 van het plan wordt de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan, voor het bouwen van een hofwoning, alleen verleend als:

  • a. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,5 meter;
  • b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 7 meter;
  • c. de hofwoningen aaneen worden gebouwd;
  • d. de diepte van een hofwoning niet meer dan 15 meter bedraagt;
  • e. de gevels niet in metselwerk van rode, roodbruine of bruine baksteen wordt uitgevoerd;
  • f. de afstand van de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw tot de openbare ruimte niet minder bedraagt dan 2 meter;
  • g. wanneer sprake is van een beneden-bovenwoning: de bovenwoning wordt voorzien van een balkon die is georiënteerd op de openbare ruimte;
  • h. wordt aangetoond dat het hemelwater bij een neerslagintensiteit van 10 mm/u kan worden afgevoerd.
14.3 Hofwoning bouwen - inwinnen advies

Voordat door het college wordt besloten over de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan wint het college schriftelijk advies in bij de adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit over de vraag of het bouwplan in overeenstemming is te achten met de beoordelingsregels inzake beeldkwaliteit.

14.4 Hofwoning bouwen - voorschriften

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 15 Bijbehorend bouwwerk bouwen - toegestaan

15.1 Toepassingsbereik
  • a. Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de locatie 'Bijbehorend bouwwerk bouwen - toegestaan'.
15.2 Aanvulling op artikel 22.27 en artikel 22.36 van het plan

Bij de toepassing van artikel 22.27 en 22.36 van het plan moet ook worden voldaan aan de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een bodemgevoelig bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • b. het bijbehorend bouwwerk is uitsluitend toegestaan binnen de locatie 'Bijbehorend bouwwerk bouwen - toegestaan'.

Artikel 16 Bijbehorend bouwwerk bouwen - vergunningplicht

16.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de locatie 'Bijbehorend bouwwerk bouwen - vergunningplicht', tenzij toepassing kan worden gegeven aan artikel 15 van dit TAM-omgevingsplan en artikel 22.27 en artikel 22.36 van het plan.

16.2 Bijbehorend bouwwerk bouwen - beoordelingsregels

In aanvulling op artikel 22.29 van het plan wordt de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan, voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk, alleen verleend als:

  • a. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en bijgebouw niet meer dan 6 meter bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 1 meter lager moet zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de bouwhoogte van een overkapping niet meer dan 3,5 meter;
  • c. de goothoogte van een bijgebouw niet meer dan 3,5 meter bedraagt;
  • d. het bijgebouw minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d mag een bijgebouw, een aan- en uitbouw en een overkapping waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt tevens op een afstand van ten minste 1 meter achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken als bedoeld in artikel 16 en erkers als bedoeld in artikel 18 niet meer bedraagt dan:
    • 1. 75 m2 voor percelen met een oppervlakte tot 500 m2; en
    • 2. 90 m2 voor percelen met een oppervlakte groter dan 500 m2;

waarbij het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 60% bedraagt.

16.3 Bijbehorend bouwwerk bouwen - voorschriften

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 17 Bijbehorend bouwwerk bij hofwoning bouwen - vergunningplicht

17.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de locatie 'Bijbehorend bouwwerk bij hofwoning bouwen - vergunningplicht'.

17.2 Bijbehorend bouwwerk bij hofwoning bouwen - beoordelingsregels

In aanvulling op artikel 22.29 van het plan wordt de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan, voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk bij een hofwoning, alleen verleend als:

  • a. het bijbehorend bouwwerk niet vrijstaand wordt gebouwd;
  • b. de goothoogte niet meer dan 3,5 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 6 meter bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 1 meter lager moet zijn dan de bouwhoogte van de hofwoning;
  • d. de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 120 m2.
17.3 Bijbehorend bouwwerk bij hofwoning bouwen - voorschriften

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 18 Erker bouwen - vergunningplicht

18.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van erkers ter plaatse van de locatie 'Erker bouwen - vergunningplicht'

18.2 Erker bouwen - beoordelingsregels

In aanvulling op artikel 22.29 van het plan wordt de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan, voor het bouwen van een erker, alleen verleend als:

  • a. de erker tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
  • b. de horizontale diepte van de erker niet meer dan 1,2 meter bedraagt;
  • c. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 meter bedraagt;
  • d. de breedte van de erker niet meer dan 75% van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
  • e. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 meter.
18.3 Erker bouwen - voorschriften

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 19 Sport- of speeltoestel bouwen - verbod

19.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van een sport- of speeltoestel ter plaatse van de locatie 'Sport- of speeltoestel bouwen - verbod'.

19.2 Sport- of speeltoestel bouwen - verbod

In afwijking van artikel 22 van dit TAM-omgevingsplan en artikel 22.27, sub d, van het plan, is het bouwen van een sport- of speeltoestel verboden.

Artikel 20 Erf- of perceelafscheiding bouwen - gebod

20.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van erf- of perceelafscheidingen ter plaatse van de locatie 'Erf- of perceelafscheiding bouwen - gebod' en geldt als aanvulling op artikel 22.27 sub f van het plan en artikel 2.1b van de Vangnetregeling Omgevingswet.

20.2 Erf- of perceelafscheiding bouwen - gebod

Bij de toepassing van artikel 22.27 sub f van het plan en artikel 2.1b van de Vangnetregeling Omgevingswet moet ook worden voldaan aan de volgende regel:

  • a. binnen 1 jaar na ingebruikname van een bouwperceel ten behoeve van wonen zoals bedoeld in artikel 9 wordt het aan openbaar toegankelijk gebied grenzende gedeelte van een bouwperceel voorzien van een begroeid groen hekwerk, met uitzondering van de delen van het bouwperceel waar een wintergroene haag wordt aangelegd op grond van artikel 24.

Artikel 21 Erf- of perceelafscheiding bij hofwoning bouwen - toegestaan

21.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van erf- of perceelafscheidingen ter plaatse van de locatie 'Erf- of perceelafscheiding bij hofwoning bouwen - toegestaan' en geldt als aanvulling op en als afwijking van artikel 22.27 sub f van het plan en artikel 2.1b van de Vangnetregeling Omgevingswet.

21.2 Erf- of perceelafscheiding bij hofwoning bouwen - gebod

Bij de toepassing van artikel 22.27 sub f van het plan en artikel 2.1b van de Vangnetregeling Omgevingswet moet ook worden voldaan aan de volgende regels:

  • a. een erf- en terreinafscheiding die grenst aan openbaar toegankelijk gebied heeft een open uitstraling; en
  • b. de bouwhoogte van een erf- of perceelafscheiding op de erfgrens bedraagt niet meer dan 1,2 meter.

Artikel 22 Ander bouwwerk bouwen - vergunningplicht

22.1 Toepassingsbereik
  • a. Dit artikel is van toepassing op het bouwen, verbouwen en in stand houden van andere bouwwerken ter plaatse van de locatie 'Ander bouwwerk bouwen - vergunningplicht', tenzij toepassing kan worden gegeven aan artikel 22.27 en artikel 22.36 van het plan.
  • b. Onder ander bouwwerk als bedoeld in dit artikel wordt verstaan:
    • 1. een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
22.2 Ander bouwwerk bouwen - beoordelingsregels

In aanvulling op artikel 22.29 wordt de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan, voor het bouwen van een ander bouwwerk, alleen verleend als:

  • a. de bouwhoogte van een ander bouwwerk niet meer dan 3 meter bedraagt.
22.3 Ander bouwwerk bouwen - voorschriften

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het plan kunnen voorschriften worden verbonden.

Hoofdstuk 6 Aanlegactiviteiten

Artikel 23 Algemene regels aanlegactiviteiten

23.1 Toepassingsbereik
  • a. De regels in dit artikel zijn van toepassing op aanlegactiviteiten.
  • b. Onder aanlegactiviteiten als bedoeld in dit artikel wordt verstaan:
    • 1. het uitvoeren van werken of werkzaamheden.
23.2 Aanlegactiviteiten algemeen - toegestaan
  • a. Aanlegactiviteiten die in overeenstemming zijn met de gebruiksactiviteiten zoals omschreven in dit TAM-omgevingsplan zijn toegestaan, tenzij specifieke regels gelden op grond van hoofdstuk 6 van dit TAM-omgevingsplan. In dat geval moet worden voldaan aan de specifieke regels die gelden voor de desbetreffende aanlegactiviteit.
  • b. In afwijking van de specifieke regels op grond van hoofdstuk 6, is het toegestaan aanlegactiviteiten uit te voeren voor zover de activiteiten het normale onderhoud en beheer betreffen.

Artikel 24 Wintergroene haag aanleggen - gebod

24.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op het aanleggen van een wintergroene haag ter plaatse van de locatie 'Wintegroene haag aanleggen - gebod'.

24.2 Wintergroene haag aanleggen - gebod

Binnen 1 jaar na ingebruikname van een bouwperceel ten behoeve van wonen zoals bedoeld in artikel 9 wordt:

  • a. het aan aan openbaar toegankelijk gebied grenzende gedeelte van de voortuin van het hoofdgebouw voorzien van een wintergroene haag met een hoogte tussen de 0,8 meter en 1,2 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is het aanleggen van een wintergroene haag niet verplicht binnen de locatie 'Hofwoning bouwen - vergunningplicht' als op dat bouwperceel een veranda wordt gerealiseerd;
  • c. in het geval van een hoofdgebouw dat aan twee zijden grenst aan openbaar toegankelijk gebied: de zijkant van het bouwperceel dat grenst aan de voortuin tot ten minste halverwege de bouwmassa voorzien van een wintergroene haag met een hoogte tussen de 0,8 meter en 1,2 meter.

Hoofdstuk 7 Overige activiteiten

Artikel 25 Parkeren

25.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op bouwactiviteiten waarbij een parkeerbehoefte wordt verwacht gelet op het beoogde gebruik van dat bouwwerk.

25.2 Parkeren - beoordelingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het omgevingsplan wordt alleen verleend als:

  • a. wanneer het hoofdgebouw vrijstaand of twee-aaneengebouwd wordt gebouwd: op eigen terrein ten minste twee opstelplaatsen voor een auto worden gerealiseerd, waarbij de gezamenlijke breedte van de opstelplaatsen op eigen terrein niet meer dan 4,5 meter bedraagt;
  • b. bij de aanvraag wordt aangetoond dat op het bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk hoort, wordt voorzien in de te verwachten behoefte aan ruimte voor het parkeren voor of het stallen van auto's, motorfietsen, fietsen of andere voertuigen, zoals vastgelegd in de ''Parkeernormennota Ommen''; of
  • c. aangetoond wordt dat het voldoen aan de regels onder b op overwegende bezwaren stuit of op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
  • d. bij toepassing van het bepaalde onder b mag de parkeerruimte niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer;
  • e. bij toepassing van het bepaalde onder b moet de bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's de afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare auto's. Aan deze eis wordt voldaan door vast te houden aan de richtlijnen en maatvoering conform de ''Parkeernormennota Ommen'' of door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s).
25.3 Parkeren - voorschriften

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het omgevingsplan kunnen voorschriften worden verbonden, in ieder geval over:

  • a. de aanleg en instandhouding van parkeergelegenheid.

Artikel 26 Laden en lossen

26.1 Toepassingsbereik

Dit artikel is van toepassing op bouwactiviteiten waarbij een ruimte voor laden of lossen wordt verwacht gelet op het beoogde gebruik van dat bouwwerk.

26.2 Laden en lossen - beoordelingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het omgevingsplan wordt alleen verleend als:

  • a. bij de aanvraag aangetoond wordt dat op het bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk hoort, wordt voorzien in de te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen; of
  • b. aangetoond wordt dat het voldoen aan de regels onder a op overwegende bezwaren stuit of op andere wijze in de nodige laad-en losruimte wordt voorzien.
26.3 Laden en lossen - voorschriften

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het omgevingsplan kunnen voorschriften worden verbonden, in ieder geval over:

  • a. de instandhouding van laad- en losruimte.

Hoofdstuk 8 Overgangs - en slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

27.1 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met dit TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  • 5. Het overgangsrecht voor gebruik zoals bedoeld in artikel 27.1 van dit TAM-omgevingsplan, heeft een geldingstermijn van 10 jaar vanaf de dag van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan.