direct naar inhoud van Regels
Plan: Ommen Oost, Boerenerven
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.20131005002-on01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Ommen Oost, Boerenerven" met identificatienummer NL.IMRO.0175.20131005002-van de gemeente Ommen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 de verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijke informatie met nummer NL.IMRO.0175.20131005002-on01;

1.4 aan huis gebonden beroep of vrij beroep

een (para)medisch, juridisch, administratie, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aan- en uitbouw

een onderdeel van een hoofdgebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;

1.6 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.9 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage

een in het bestemmingsplan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.12 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.13 bestaand
  • a. het gebruik dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig is of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • b. het onder a. bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.17 bijgebouw

een gebouw dan dat in ruimtelijk bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zijnde een (bedrijfs)woning;

1.18 boerderijwoning

een woning, die staat in de zichtlijn van de oprijlaan van het erf en/of het eerste gebouw is op het erf;

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.26 bruto vloeroppervlakte

de oppervlakte van een ruimte of van een groep van ruimten gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen, één en ander zoals omschreven in NEN 2580;

1.27 carport

een geheel of gedeeltelijk overdekte opstelplaats voor een auto welke ten minste aan twee zijden open is;

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 erf

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.32 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.33 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.34 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.35 horecabedrijf

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

horecabedrijf categorie 1

een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Bij de openingstijden wordt aangesloten op de openingstijden van de winkels;


horecabedrijf categorie 2

Een horecabedrijf waar in hoofdzaak bedrijfsmatig overwegend ter plaatse bereide maaltijden worden verstrekt, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende dranken, en die in het algemeen gedurende de avonduren zijn geopend;


horecabedrijf categorie 3

Een horecabedrijf waar in hoofdzaak bedrijfsmatige alcoholhoudende dranken worden verstrekt, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van kleinere etenswaren en/of (al dan niet mechanische) muziek ten gehore wordt gebracht. Deze bedrijven hebben een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht;


horecabedrijf categorie 4

Een horecabedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, dancings en jongerencentra;


horecabedrijf categorie 5

Een horecabedrijf waar in hoofdzaak bedrijfsmatig gelegenheid van nachtverblijf wordt verstrekt al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide maaltijden en (alcoholhoudende) dranken;

1.36 huishouden

één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen;

1.37 kantoor

een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, welke bestemd is of zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen;

1.38 kleinschalige beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten

kleinschalige beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten die niet vallen onder de vrije beroepen oftewel aan huis gebonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen zijn. Het is in ruimtelijke zin niet relevant of het gaat om een beroep of bedrijf. Bepalend is of de activiteiten gezien de aard, omvang en intensiteit passend zijn binnen de woonfunctie. De gemeentelijke afweging welke activiteiten hier wel en niet toelaatbaar zijn, is maatgevend;

1.39 kunstwerken

bouwwerken, geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en degelijke;

1.40 mandelig erf

vorm van gebonden mede-eigendom van een erf. De eigenaren van de aangrenzende erven zijn de gezamenlijke eigenaren van het erf.

1.41 motorrijtuig

voertuigen voorzien van een motor bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen;

1.42 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.43 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.44 overig hoofdgebouw

hoofdgebouw, dat niet valt aan te merken als voorste hoofdgebouw 

1.45 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.46 overkapping

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten ruimte van lichte constructie die niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven, waaronder in ieder geval een carport wordt verstaan;

1.47 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.48 parc fermé

Achter of naast de startheuvel van een fietscrossbaan gelegen gesloten ruimte, waar renners zich kunnen opstellen voor de wedstrijd.

1.49 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.50 perceel

Een of meerdere aaneengesloten bij elkaar horende en in het gebruik een eenheid vormende grond cq. gronden;

1.51 perceelsgrens

Een grens tussen twee percelen.

1.52 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.53 rooilijn
  • a. langs een weg waar bestaande bebouwing is gesitueerd: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn die zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de naar de weg gekeerde gevels van de bestaande bebouwing;
  • b. langs een weg waarlangs geen bestaande bebouwing als onder 1 bedoeld is gesitueerd en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;
1.54 schuurwoning

een woning, geen boerderijwoning zijnde en uitgezonderd bestaande woningen ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan:

1.55 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.56 sportterrein

terrein ingericht voor sportuitoefening;

1.57 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.58 tribune

bouwwerk dienend als zitplaatsen of staanplaatsen voor toeschouwers al dan niet overkapt;

1.59 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.60 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.61 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.62 voorgevelrooilijn

de langs de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging heeft ten opzichte van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen op de naastgelegen bouwpercelen;

1.63 voorkeursgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, en/of het Besluit geluidhinder;

1.64 voorste bouwgrens

de meest dichtbij en evenwijdig aan de weg, vanwaar het bouwperceel wordt ontsloten, gelegen bouwgrens

1.65 voorste hoofdgebouw

het meest dichtbij de weg, vanwaar het wordt ontsloten, gelegen hoofdgebouw, ten opzichte van een overig hoofdgebouw

1.66 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.67 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de horizontale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.9 ondergeschikte bouwonderdelen:

bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 1 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. geluidwerende voorzieningen;
  • c. water en waterretentievoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. fiets- en voetpaden;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken, voorzieningen en (on)bebouwde gronden en tevens voor:

  • h. een waterverbinding en voorzieningen voor de waterhuishouding ter plaatse van de aanduiding 'water'
  • i. een inrit ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'. met dien verstande dat per aanduidingsvlak ten hoogste 1 inrit is toegestaan met een maximum breedte van 5 m.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Bouwen is toegestaan uitsluitend ten dienste van de in artikel 3.1 omschreven bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 6 m bedraagt en de bouwhoogte van speelvoorzieningen ten hoogste 5 m bedraagt.
3.2.2 Nutsvoorzieningen

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1 is het bouwen van gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijf toegestaan en gelden daarvoor de volgende regels:

  • a. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 30 m3;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de bestemming wijzigen in 'Sport' en/of 'Groen - Houtsingel', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • 1. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan:
    • a. de woonsituatie van de omringende woningen;
    • b. de milieusituatie;
    • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • 2. bij wijziging naar de bestemming Sport' zijn tevens parkeervoorzieningen toegestaan, uitsluitend ten behoeve van het sportpark;
  • 3. de economische haalbaarheid dient te worden aangetoond;

Artikel 4 Groen - Houtsingel

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Houtsingel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. houtsingels;
  • b. waterlopen;
  • c. openbare nutsvoorzieningen;
  • d. geluidwerende voorzieningen;

en tevens voor

  • e. een ontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  • f. een waterverbinding en voorzieningen voor de waterhuishouding ter plaatse van de aanduiding 'water'.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Bouwen is toegestaan uitsluitend ten dienste van de in artikel 4.1 omschreven bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde bedraagt maximaal 3 m.
4.2.2 Nutsvoorzieningen

In afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.1 is het bouwen van gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijf toegestaan en gelden daarvoor de volgende regels:

  • a. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 30 m3;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Vergunningsplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 4.3.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de met de bestemming Groen - Houtsingel aangewezen gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist volgens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. aanleggen en dempen van water;
  • d. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het vellen en rooien van houtopstanden
4.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in sublid 4.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
4.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 4.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in dit artikel bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 5 Sport

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportactiviteiten in de vorm van;
    • 1. sportterreinen en -voorzieningen;
    • 2. beheersvoorzieningen;
  • b. met bijbehorende voorzieningen, zoals
    • 1. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
    • 2. parkeervoorzieningen: uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
    • 3. groenvoorzieningen en speelvoorzieningen.
    • 4. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • c. bij de bestemming behorende wegen en paden;
  • d. aan de bestemming ondergeschikte horecavoorzieningen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Bouwen is toegestaan uitsluitend ten dienste van de in artikel 5.1 omschreven bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10,5 m.
  • c. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens dient minimaal 3 m te bedragen, dan wel tenminste de afstand van het bestaande gebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens indien deze minder bedraagt;
  • d. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  • 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen
  • 2. de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 18 m bedragen;
  • 3. de hoogte van een tribune mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • 4. de oppervlakte van een tribune mag niet meer bedragen dan 300 m2;
  • 5. de hoogte van een ballenvanger mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • 6. de hoogte van een startheuvel inclusief starthek voor de fietscrossvereniging mag niet meer bedragen dan 7,8 m;
  • 7. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen
5.2.1 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijf gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 30 m3;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: 5.2 onder b. voor het verhogen van de toegestane bouwhoogte met maximaal 15%.

5.3.2 Bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: 5.2 onder a. voor het bouwen van gebouwen buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, ten behoeve van:

  • a. juryvoorzieningen;
  • b. dug-outs;
  • c. kassa's
  • d. parc fermé
5.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen gebruik als detailhandel, horecabedrijf of prostitutie, m.u.v. die activiteiten die verband houden met of voortvloeien uit de werkzaamheden van een sportkantine.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 onder b sub 2 voor het gebruik ten dienste van parkeervoorzieningen, buiten de op de verbeelding aangegeven vlakken aangeduid met 'parkeerterrein', als:de noodzaak daartoe wordt aangetoond.

Artikel 6 Tuin

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Bestemming

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor bestemd voor tuin en erf, met daaraan ondergeschikt ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

6.2 Bouwregels

Bouwen is toegestaan uitsluitend ten dienste van de in artikel 6.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende regels: uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen worden gebouwd, met een bouwhoogte van maximaal 3 m, erfafscheidingen maximaal 2 m, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde, die worden geplaatst vóór de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan waarvan de bouwhoogte maximaal 1 m mag bedragen.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikelen 6.1 en 6.2 ten behoeve van erkers, afdaken, balkons, entreeportalen en veranda's, met dien verstande dat:

  • a. de overschrijding van de voorgevelrooilijn maximaal 1,20 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erkers, afdaken, entreeportalen en veranda's maximaal 3 m bedraagt, dan wel de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m mag bedragen;
  • c. de breedte van erkers, afdaken, balkons, entreeportalen en veranda's maximaal 75% van de breedte van de betreffende gevel van het hoofdgebouw mag bedragen;
  • d. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal 2,5 m dient te bedragen.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en wandel- en fietspaden ten behoeve van doorgaand en overig verkeer;
  • b. parkeer- en groenvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • d. een waterverbinding en voorzieningen voor de waterhuishouding ter plaatse van de aanduiding 'water';
  • e. openbare nutsvoorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Bouwen is toegestaan uitsluitend ten dienste van de in artikel 7.1 omschreven bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde ten behoeve van de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het wegverkeer maximaal 10 m mag bedragen.
7.2.2 Nutsvoorzieningen

In afwijking van het bepaalde in artikel 7.2.1 is het bouwen van gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijf toegestaan en gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 30 m3;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • b. bermen, paden, wegen;
  • c. groenvoorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde waaronder bruggen, steigers, taluds, dammen en/of duikers;

en tevens voor een ontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'.

8.2 Bouwregels

Bouwen is toegestaan uitsluitend ten dienste van de in artikel 8.1 omschreven bestemming en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt voor bruggen en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

en tevens voor:

  • c. een bedrijf aan huis ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis';
  • d. een perceelsontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  • e. een waterverbinding en voorzieningen voor de waterhuishouding ter plaatse van de aanduiding 'water';
  • f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. openbare nutsvoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen;
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen

Bouwen is toegestaan uitsluitend ten dienste van de in artikel 9.1 omschreven bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. uitsluitend het bestaande aantal woningen per bouwperceel is toegestaan;
  • c. de hoofdgebouwen dienen te worden geplaatst binnen een strook gemeten vanuit de voorste bouwgrens met een diepte van 20 meter.
  • d. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande hoofdgebouw tot die perceelgrens voor zover deze minder bedraagt;
  • e. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan 115% van de goot- en bouwhoogte van het bestaande hoofdgebouw op het bouwperceel.
  • f. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 60% van het bouwperceel, dan wel ten hoogste percentage aan bestaande bebouwing indien dat meer bedraagt;
  • g. aan- en uitbouwen dienen aan het hiervoor gestelde te voldoen, dan wel aan het gestelde onder 9.2.2.
9.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt niet meer dan 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 1 m lager moet zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw en met dien verstande dat de bouwhoogte van bestaande gebouwen mag worden gehandhaafd indien deze meer bedraagt;
  • b. de goothoogte van een aan- en uitbouwen en een bijgebouw en de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m, dan wel de bestaande goot- dan wel bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • c. de bijgebouwen en overkappingen worden achter (het verlengde van) de naar de weg, vanwaar het bouwperceel wordt ontsloten, gekeerde gevels van het hoofdgebouw gebouwd, met dien verstande dat bijgebouwen minimaal 3 m, dan wel minimaal de afstand van het bestaande bijgebouw indien deze minder is, achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd. Overkappingen mogen in lijn met de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • d. bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers mogen tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1,20 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 75% van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m.
  • e. de gezamenlijke oppervlakte per hoofdgebouw, inclusief de oppervlakte van aan- en uitbouwen die niet voldoen aan de eisen van het hoofdgebouw, bedraagt maximaal 150 m².
  • f. de onder e. bepaalde oppervlakte is alleen toegestaan indien niet meer dan 60% van het bouwperceel wordt bebouwd, dan wel niet meer dan het percentage aan bestaande bebouwing indien dat meer bedraagt, met dien verstande dat het maximale bebouwingspercentage van 60% ook van toepassing is op overkappingen;
  • g. in afwijking van het gestelde onder c. mogen bijgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m tevens op een afstand van ten minste 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd.
9.2.3 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen voor nutsvoorzieningen, gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 30 m³;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
9.2.4 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel de bestaande bouwhoogte, indien deze meer bedraagt;
  • b. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan), met dien verstande dat bestaande erf- en perceelafscheidingen eveneens zijn toegestaan.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeervoorzieningen;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 9.2.1, sub b. en d. met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens ten minste 1 m dient te bedragen;
  • b. lid 9.2.1, sub b. indien dit in overeenstemming is met het gemeentelijk woonbeleid of er aanleiding is om het aantal woningen in een gebouw of op een bouwperceel te wijzigen vanwege andere marktomstandigheden en/of het voorkomen van leegstand;
  • c. lid 9.2.1, sub c. voor het bouwen in een strook met een grotere diepte;
  • d. lid 9.2.1 sub e. en g. voor het verhogen van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met maximaal 15%, mits het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. lid 9.2.1 sub f. voor het verhogen van het percentage, met dien verstande dat op ieder bouwperceel voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's is aangebracht ten behoeve van de woonfunctie ter plekke, dan wel in alternatieve ruimte in de nabijheid is of wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en onderhoud van de alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte;
  • f. lid 9.2.2 sub a. en b. mits de bouwhoogte van het bijgebouw of de overkapping gelijk of ondergeschikt blijft aan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, dan wel de goothoogte van het bijgebouw of de overkapping gelijk of ondergeschikt blijft aan de goothoogte van het hoofdgebouw;
  • g. lid 9.2.2. sub c. voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen op een kortere afstand tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw, dan wel voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw;
  • h. lid 9.2.4 sub a. tot een bouwhoogte van maximaal 5 m;
  • i. lid 9.2.4 sub b. tot een bouwhoogte van maximaal 3 m.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Algemeen

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding ten behoeve van dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan huis gebonden beroep;
  • c. opslag voor de voorgevel van het hoofdgebouw.
9.4.2 Aan huis gebonden beroep of vrij beroep

De uitoefening van aan huis gebonden beroep of vrij beroep is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de aan huis gebonden activiteiten voor het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
  • b. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100m².
  • c. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan huis gebonden beroep uitoefent;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis gebonden beroep;
  • e. het parkeren dient binnen het erf op eigen terrein plaats te vinden, dan wel in alternatieve ruimte waarin in de nabijheid wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en/of onderhouden van alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte.
9.4.3 Aan huis verbonden bedrijf

De uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. bedrijf aan huis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis', in ten hoogste categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. kantoren als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van het bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis'.
  • c. ten hoogste 100 m2 vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijgebouwen gezamenlijk mag worden gebruikt ten dienste van het bedrijf aan huis;
  • d. de bepalingen genoemd in artikel 9.5.1.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.1 en 9.4.2 voor het toestaan van kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten waarbij niet meer dan maximaal 30% van de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen ten behoeve van de kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag worden genomen met dien verstande dat:

  • a. de kleinschalige beroeps- en of bedrijfsactiviteiten behoren tot maximaal categorie 1 van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten met inachtneming van de hierin genoemde afstanden;
  • b. niet is toegestaan een horeca-inrichting, met uitzondering van een bed en breakfast voorziening;
  • c. niet toegestaan is detailhandel, behoudens als ondergeschikte activiteit bij en direct verband houdend met de uitoefening van de kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten;
  • d. niet toegestaan is groothandel;
  • e. niet toegestaan zijn reparatiewerkzaamheden voor particulieren van motoren, motorvoertuigen, vaartuigen, caravans, landbouwvoertuigen of bromfietsen;
  • f. kleinschalige bedrijfsactiviteiten die niet zijn genoemd in categorie 1 van de als bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten eveneens zijn toegestaan nadat door aanvrager is aangetoond dat deze activiteiten wat betreft geur, stof en geluid en gevaar en wat betreft ruimtelijke uitstraling, omvang en intensiteit, met een bedrijf uit categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten gelijk kunnen worden gesteld;
  • g. de kleinschalige bedrijfsactiviteiten mogen geen onevenredige hinder opleveren voor de omgeving, geen onevenredige afbreuk doen aan het ruimtelijk (woon) karakter van de buurt, geen onevenredige aantasting opleveren voor de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de nabijgelegen gronden, geen onevenredige nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en mogen niet leiden tot onaanvaardbare parkeerdruk, geen publieksgericht karakter hebben, uitsluitend bezoek op afspraak is toegestaan;
  • h. opslag van goederen of stalling van motorrijtuigen, aanhangwagens en fietsen die verband houden met de kleinschalige bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan in gebouwen;
  • i. degene die gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die de kleinschalige bedrijfsactiviteiten uitoefent;
  • j. de kleinschalige bedrijfsactiviteiten mogen uitsluitend inpandig worden verricht.
9.5.2 Zorgfuncties bij het wonen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 onder b en 9.4.1, voor het in één of meerdere woningen wonen in groepsverband voor speciale doelgroepen, zoals hulpbehoevenden met daarbij behorende speciale woonzorgfuncties, met dien verstande dat:

  • a. de vestiging geen onevenredige afbreuk ten aanzien van het woon- en leefklimaat (waaronder geluidhinder) voor omwonenden zal opleveren;
  • b. de aanvraag om een omgevingsvergunning in dient te gaan op de mogelijkheid van verstoring van het woon- en leefklimaat en eventueel noodzakelijke maatregelen die nodig zijn om hinder voor omwonenden te voorkomen.

Artikel 10 Wonen - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in de vorm van grondgebonden woningen;
  • b. aan huis gebonden beroep;

en tevens voor:

  • c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. water, waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen; met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen

Bouwen is toegestaan uitsluitend ten dienste van de in artikel 10.1 omschreven bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het voorste hoofdgebouw dient te worden gebouwd als boerderijwoning
  • c. elk overig hoofdgebouw dient te worden gebouwd als schuurwoning
  • d. de afstand van het hoofdgebouw, behorend bij een boerderijwoning, tot de zijdelingse bouwperceelgrens danwel de perceelsgrens van het mandelig erf, bedraagt ten minste 3 m,
  • e. tenminste één gevel van het hoofdgebouw, behorend bij een schuurwoning, dient in de perceelsgrens van het mandelig erf te worden gebouwd.
  • f. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan 3,5 m, respectievelijk 9 m.
  • g. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 40% van het bouwperceel.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag ten hoogste het aangeduide aantal woningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
  • i. gebouwen dienen te worden voorzien van een kap.
  • j. aan- en uitbouwen dienen aan het hiervoor gestelde te voldoen, dan wel aan het gestelde onder 10.2.3.
10.2.2 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 30 m3;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
10.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt niet meer dan 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 1 m lager moet zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • b. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw en de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • c. de bijgebouwen en overkappingen worden minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd;
  • d. per bouwvlak is ten hoogste 1 vrijstaand bijgebouw op het mandelig erf toegestaan, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 150 m²;
  • e. in afwijking van het gestelde onder d, mogen bij ieder hoofdgebouw ook vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd tot een gezamenlijk maximum oppervlakte van 75 m², inclusief de oppervlakte van aan- en uitbouwen die niet voldoen aan de eisen van het hoofdgebouw;
  • f. de onder d. en e. bepaalde oppervlakte is alleen toegestaan indien niet meer dan 40% van het bestemmingsvlak wordt bebouwd, met dien verstande dat het maximale bebouwingspercentage van 40% ook van toepassing is op overkappingen;
10.2.4 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • b. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan),
10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeervoorzieningen;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 10.2.1, sub h. indien dit in overeenstemming is met het gemeentelijk woonbeleid of er aanleiding is om het aantal woningen in een gebouw of op een bouwperceel te wijzigen vanwege andere marktomstandigheden en/of het voorkomen van leegstand;
  • b. lid 10.2.1 sub f. voor het verhogen van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met maximaal 15%, mits het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. lid 10.2.1 sub g. voor het verhogen van het percentage, met dien verstande dat op ieder bouwperceel voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's is aangebracht ten behoeve van de woonfunctie ter plekke, dan wel in alternatieve ruimte in de nabijheid is of wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en onderhoud van de alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte;
  • d. lid 10.2.3 sub a. en b. mits de bouwhoogte van het bijgebouw of de overkapping gelijk of ondergeschikt blijft aan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, dan wel de goothoogte van het bijgebouw of de overkapping gelijk of ondergeschikt blijft aan de goothoogte van het hoofdgebouw;
  • e. lid 10.2.3. sub c. voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen op een kortere afstand tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw, dan wel voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw;
  • f. lid 10.2.3 sub f. voor het verhogen van het percentage.
  • g. lid 10.2.4 sub a. tot een bouwhoogte van maximaal 5 m;
  • h. lid 10.2.4 sub b. tot een bouwhoogte van maximaal 3 m.
10.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van bouwpercelen;
  • c. de kapvorm van gebouwen;
  • d. de materialisering;

en tevens ten aanzien van:

  • e. het bouwen van een vrijstaand bijgebouw, overeenkomstig lid 10.2.3 sub e:

mits voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning bij een stedenbouwkundige advies wordt ingewonnen,

en onder voorwaarde dat deze eisen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met:

  • 1. de woonsituatie in de directe omgeving;
  • 2. een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit, zoals neergelegd in het vastgestelde Beeldkwaliteitsplan "Boerenerven" van de gemeente Ommen.
  • 3. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • 4. de verkeers-, sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
  • 5. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Algemeen


Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding ten behoeve van dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan huis gebonden beroep;
  • c. opslag voor de voorgevel van het hoofdgebouw.
10.5.2 Aan huis gebonden beroep

De uitoefening van aan huis gebonden beroepen is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de aan huis gebonden activiteiten voor het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
  • b. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • c. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan huis gebonden beroep uitoefent;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis gebonden beroep;
  • e. het parkeren dient binnen het erf op eigen terrein plaats te vinden, dan wel in alternatieve ruimte waarin in de nabijheid wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en/of onderhouden van alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte.
10.5.3 Aanlegverplichting
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de bestemming, overeenkomstig de in lid 10.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder de aanleg en instandhouding van houtsingels ter plaatse van de bestemming Groen - Houtsingel, in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 10.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 6 maanden na het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van houtsingels ter plaatse van de bestemming..
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
10.6.1 Kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.1 en 10.5.2 voor het toestaan van kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten waarbij niet meer dan maximaal 30% van de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen ten behoeve van de kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag worden genomen met dien verstande dat:

  • a. de kleinschalige beroeps- en of bedrijfsactiviteiten behoren tot maximaal categorie 1 van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten met inachtneming van de hierin genoemde afstanden;
  • b. niet is toegestaan een horeca-inrichting, met uitzondering van een bed en breakfast voorziening;
  • c. niet toegestaan is detailhandel, behoudens als ondergeschikte activiteit bij en direct verband houdend met de uitoefening van de kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten;
  • d. niet toegestaan is groothandel;
  • e. niet toegestaan zijn reparatiewerkzaamheden voor particulieren van motoren, motorvoertuigen, vaartuigen, caravans, landbouwvoertuigen of bromfietsen;
  • f. kleinschalige bedrijfsactiviteiten die niet zijn genoemd in categorie 1 van de als bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten eveneens zijn toegestaan nadat door aanvrager is aangetoond dat deze activiteiten wat betreft geur, stof en geluid en gevaar en wat betreft ruimtelijke uitstraling, omvang en intensiteit, met een bedrijf uit categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten gelijk kunnen worden gesteld;
  • g. de kleinschalige bedrijfsactiviteiten mogen geen onevenredige hinder opleveren voor de omgeving, geen onevenredige afbreuk doen aan het ruimtelijk (woon) karakter van de buurt, geen onevenredige aantasting opleveren voor de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de nabijgelegen gronden, geen onevenredige nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en mogen niet leiden tot onaanvaardbare parkeerdruk, geen publieksgericht karakter hebben, uitsluitend bezoek op afspraak is toegestaan;
  • h. opslag van goederen of stalling van motorrijtuigen, aanhangwagens en fietsen die verband houden met de kleinschalige bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan in gebouwen;
  • i. degene die gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die de kleinschalige bedrijfsactiviteiten uitoefent;
  • j. de kleinschalige bedrijfsactiviteiten mogen uitsluitend inpandig worden verricht.
10.6.2 Zorgfuncties bij het wonen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 onder b en 10.5.1 voor het in één of meerdere woningen wonen in groepsverband voor speciale doelgroepen, zoals hulpbehoevenden met daarbij behorende speciale woonzorgfuncties, met dien verstande dat:

  • a. de vestiging geen onevenredige afbreuk ten aanzien van het woon- en leefklimaat (waaronder geluidhinder) voor omwonenden zal opleveren;
  • b. de aanvraag om een omgevingsvergunning in dient te gaan op de mogelijkheid van verstoring van het woon- en leefklimaat en eventueel noodzakelijke maatregelen die nodig zijn om hinder voor omwonenden te voorkomen.

Artikel 11 Wonen - 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in de vorm van grondgebonden woningen;
  • b. aan huis gebonden beroep;

en tevens voor:

  • c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. water, waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen; met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen

Bouwen is toegestaan uitsluitend ten dienste van de in artikel 11.1 omschreven bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De gebouwen dienen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de afstand van het hoofdgebouw, behorende bij een boerderijwoning, tot de zijdelingse bouwperceelgrens danwel de perceelsgrens van het mandelig erf, bedraagt ten minste 3 m,
  • c. tenminste één gevel van het hoofdgebouw, behorend bij een schuurwoning, dient in de perceelsgrens van het mandelig erf te worden gebouwd.
  • d. de goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m, respectievelijk 9 m.
  • e. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 40% van het bestemmingsvlak;
  • f. de dakhelling van gebouwen dient tenminste 30 graden en ten hoogste 60 graden te bedragen.
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag ten hoogste het aangeduide aantal woningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
  • h. aan- en uitbouwen dienen aan het hiervoor gestelde te voldoen, dan wel aan het gestelde onder 11.2.3,
11.2.2 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 30 m3;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
11.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 1 m lager moet zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • b. de goothoogte van een bijgebouw en de bouwhoogte van een overkapping bedraagt niet meer dan 3,5 m;
  • c. per bouwvlak is ten hoogste 1 vrijstaand bijgebouw op het mandelig erf toegestaan, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 150 m²;
  • d. in afwijking van het gestelde onder c, mogen bij ieder hoofdgebouw ook vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd tot een gezamenlijk maximum oppervlakte van 75 m², inclusief de oppervlakte van aan- en uitbouwen die niet voldoen aan de eisen van het hoofdgebouw;
  • e. de onder c. en d. bepaalde oppervlakte is alleen toegestaan indien niet meer dan 40% van het bestemmingsvlak wordt bebouwd, met dien verstande dat het maximale bebouwingspercentage van 40% ook van toepassing is op overkappingen;
11.2.4 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • b. er zijn uitsluitend vergunningsvrije erf- en perceelafscheidingen toegestaan overeenkomstig artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (zoals dat geldt op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan).
11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeervoorzieningen;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 11.2.1, sub g. indien dit in overeenstemming is met het gemeentelijk woonbeleid of er aanleiding is om het aantal woningen in een gebouw of op een bouwperceel te wijzigen vanwege andere marktomstandigheden en/of het voorkomen van leegstand;
  • b. lid 11.2.1 sub d. voor het verhogen van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met maximaal 15%, mits het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. lid 11.2.1 sub e. voor het verhogen van het percentage, met dien verstande dat op ieder bouwperceel voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's is aangebracht ten behoeve van de woonfunctie ter plekke, dan wel in alternatieve ruimte in de nabijheid is of wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en onderhoud van de alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte;
  • d. lid 11.2.3 sub a. en b. mits de bouwhoogte van het bijgebouw of de overkapping gelijk of ondergeschikt blijft aan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, dan wel de goothoogte van het bijgebouw of de overkapping gelijk of ondergeschikt blijft aan de goothoogte van het hoofdgebouw;
  • e. lid 11.2.3 sub e. voor het verhogen van het percentage.
  • f. lid 11.2.4 sub a. tot een bouwhoogte van maximaal 5 m;
  • g. lid 11.2.4 sub b. tot een bouwhoogte van maximaal 3 m.
11.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van bouwpercelen;
  • c. de kapvorm van gebouwen;

en tevens ten aanzien van:

  • d. het bouwen van een vrijstaand bijgebouw, overeenkomstig lid 11.2.3 sub d:

mits voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning bij een stedenbouwkundige advies wordt ingewonnen,

en onder voorwaarde dat deze eisen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met:

  • 1. de woonsituatie in de directe omgeving;
  • 2. een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit, zoals neergelegd in het vastgestelde Beeldkwaliteitplan "Boerenerven" van de gemeente Ommen;
  • 3. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • 4. de verkeers-, sociale- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding;
  • 5. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
11.5 Specifieke gebruiksregels
11.5.1 Algemeen

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding ten behoeve van dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan huis gebonden beroep;
  • c. opslag voor de voorgevel van het hoofdgebouw.
11.5.2 Aan huis gebonden beroep

De uitoefening van aan huis gebonden beroepen is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de aan huis gebonden activiteiten voor het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
  • b. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100m²;
  • c. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan huis gebonden beroep uitoefent;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met het aan huis gebonden beroep;
  • e. het parkeren dient binnen het erf op eigen terrein plaats te vinden, dan wel in alternatieve ruimte waarin in de nabijheid wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en/of onderhouden van alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte.
11.5.3 Aanlegverplichting
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de bestemming, overeenkomstig de in lid 11.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder de aanleg en instandhouding van de houtsingels ter plaatse van de bestemming Groen - Houtsingel, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 11.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 6 maanden na het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen voor uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de houtsingels ter plaase van de bestemming Groen - Houtsingel.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
11.6.1 Kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.1 en 11.5.2 voor het toestaan van kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten waarbij niet meer dan 30 % van de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen ten behoeve van de kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag worden genomen met dien verstande dat:

  • a. de kleinschalige beroeps- en of bedrijfsactiviteiten behoren tot maximaal categorie 1 van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten met inachtneming van de hierin genoemde afstanden;
  • b. niet is toegestaan een horeca-inrichting, met uitzondering van een bed en breakfast voorziening;
  • c. niet toegestaan is detailhandel, behoudens als ondergeschikte activiteit bij en direct verband houdend met de uitoefening van de kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten;
  • d. niet toegestaan is groothandel;
  • e. niet toegestaan zijn reparatiewerkzaamheden voor particulieren van motoren, motorvoertuigen, vaartuigen, caravans, landbouwvoertuigen of bromfietsen;
  • f. kleinschalige bedrijfsactiviteiten die niet zijn genoemd in categorie 1 van de als bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten eveneens zijn toegestaan nadat door aanvrager is aangetoond dat deze activiteiten wat betreft geur, stof en geluid en gevaar en wat betreft ruimtelijke uitstraling, omvang en intensiteit, met een bedrijf uit categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten gelijk kunnen worden gesteld;
  • g. de kleinschalige bedrijfsactiviteiten mogen geen onevenredige hinder opleveren voor de omgeving, geen onevenredige afbreuk doen aan het ruimtelijk (woon) karakter van de buurt, geen onevenredige aantasting opleveren voor de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de nabijgelegen gronden, geen onevenredige nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en mogen niet leiden tot onaanvaardbare parkeerdruk, geen publieksgericht karakter hebben, uitsluitend bezoek op afspraak is toegestaan;
  • h. opslag van goederen of stalling van motorrijtuigen, aanhangwagens en fietsen die verband houden met de kleinschalige bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan in gebouwen;
  • i. degene die gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die de kleinschalige bedrijfsactiviteiten uitoefent;
  • j. de kleinschalige bedrijfsactiviteiten mogen uitsluitend inpandig worden verricht.
11.6.2 Zorgfuncties bij het wonen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 onder b en 11.5.1 voor het in één of meerdere woningen wonen in groepsverband voor speciale doelgroepen, zoals hulpbehoevenden met daarbij behorende speciale woonzorgfuncties, met dien verstande dat:

  • a. de vestiging geen onevenredige afbreuk ten aanzien van het woon- en leefklimaat (waaronder geluidhinder) voor omwonenden zal opleveren;
  • b. de aanvraag om een omgevingsvergunning in dient te gaan op de mogelijkheid van verstoring van het woon- en leefklimaat en eventueel noodzakelijke maatregelen die nodig zijn om hinder voor omwonenden te voorkomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Bestaande afmetingen

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

13.2 Bestaande afstanden

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

13.3 Bestaande percentages

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

13.4 Bouw en herbouw van geluidsgevoelige objecten

Indien sprake is van (her)bouw van geluidsgevoelige objecten in een zone langs een (spoor)weg als bedoeld in de Wet geluidhinder mag de afstand tot deze (spoor)weg niet worden verkleind.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

15.1 vrijwaringszone - watergang
15.1.1 Bouwregels

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - watergang' zijn mede bestemd voor het beheer en onderhoud van de waterlopen, waarbinnen geen bouwwerken mogen worden gebouwd en geen opgaande beplanting mag worden aangebracht.

15.1.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1.1 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen.

15.2 wetgevingszone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 sub a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming ‘Groen - Houtsingel' te wijzigen in de bestemming ‘Verkeer' voor zover gelegen binnen het op de verbeelding aangegeven ‘wetgevingszone - wijzigingsgebied’, indien blijkt dat het noodzakelijk is om op deze wijze een verbreding van de aanliggende weg te realiseren in verband met een toename van het verkeersaanbod en/of ter verbetering van de verkeersveiligheid.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

16.1 Afwijken van de bestemmingsregels
16.1.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • c. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 bedraagt en de goothoogte niet meer dan 4 m bedraagt;
  • d. de toegelaten bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen tot een bouwhoogte van 3 m, en de toegelaten bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, tot een bouwhoogte van 5 meter.
16.1.2 Voorwaarden op het afwijken van de bestemmingsregels

Omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 16.1.1 kan slechts worden verleend, indien deze niet leidt tot een onevenredige aantasting van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de parkeervoorzieningen;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
16.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeervoorzieningen;

bij omgevingsvergunning afwijken voor het overschrijden van bouwgrenzen, voor zover deze overschrijdingen niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat bestemmingsgrenzen hierbij niet mogen worden overschreden.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

17.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen:

  • a. voor de bouw van een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk van openbaar nut tot een maximum inhoud van 400 m3 en een maximum bouwhoogte van 4 m, mits deze wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. voor de bouw van antennemasten tot en bouwhoogte van 45 m, mits deze wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. in de vorm van het aanbrengen van veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwvlakken, met achtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de bestemmingsgrenzen mogen niet meer dan 5 m worden verschoven;
    • 2. de overschrijdingen van de bouwvlakken, mogen niet meer dan 10 m bedragen;
    • 3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 4. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
    • 5. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn, dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde, zoals bedoeld bij of krachtens de Wet geluidhinder (Wgh).

Artikel 18 Overige regels

18.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen;
  • c. de ruimte tussen bouwwerken.
18.2 Afstemming APV

Dit bestemmingsplan verzet zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen en andere meerdaagse of regelmatig terugkerende activiteiten, mits, voor zover noodzakelijk, een vergunning op basis van de APV is verleend en voldaan wordt aan het activiteitenbesluit.

18.3 Afstemming welstandstoets

Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:

  • a. de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
  • b. de plaatsing op het bouwperceel.

ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, (voor zover die binnen het betreffende gebied van toepassing zijn) mits:

    • 1. de vermindering van de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte;
    • 2. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Ommen Oost, Boerenerven'.