direct naar inhoud van Artikel 4 Wonen
Plan: Buitengebied, Rood voor Rood Haarsweg 111 Ommen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.20121003002-va01

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit zoals genoemd in de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. tuinen en erven;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. ontsluitingswegen;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Op de voor "Wonen" aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. het hoofdgebouw moet binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. per bouwvlak mag niet meer dan één woonhuis worden gebouwd;
  • d. de inhoud van het hoofdgebouw mag niet meer mag bedragen dan 750 m3;
  • e. de goothoogte mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.

4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij één woning mag ten hoogste 150 m2 bedragen;
  • b. bijgebouwen worden vrijstaand gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' een bijgebouw zowel aangebouwd als vrijstaand kan worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 4 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw maximaal dezelfde goothoogte van het hoofdgebouw mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 6 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' de bouwhoogte van een aangebouwd bijgebouw maximaal dezelfde bouwhoogte van het hoofdgebouw mag bedragen.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het woonhuis of het verlengde daarvan worden opgericht, de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. in de overige gevallen mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer dan 3 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de hoofdvorm, detaillering en het materiaalgebruik voor gebouwen, voorzover die eisen in het betreffende geval redelijkerwijs noodzakelijk worden geacht voor de realisering en instandhouding van de beoogde beeldkwaliteit, dat wil zeggen dat met de bebouwing van de naastliggende kavel één erfcluster ontstaat, met bebouwing in familie ontworpen.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het gebruik van ruimten van de gebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie blijft behouden;
  • b. het ondergeschikte medegebruik van de gebouwen dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de bruto-vloeroppervlakte van de gebouwen;
  • c. het ondergeschikte medegebruik van de gebouwen mag niet bestaan uit detailhandel en/of horeca en/of prostitutie;
  • d. er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

4.4.2 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 2 opgenomen beplantingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 12 maanden na het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 2 opgenomen beplantingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Bed & breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het uitoefenen van een bed & breakfast in de bestaande gebouwen, met dien verstande dat:

  • a. bed & breakfast mag bestaan uit maximaal vier slaapkamers en één gemeenschappelijke huiskamer met een maximale oppervlakte van 30 m² per kamer;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
4.5.2 Overige aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 onder a ten behoeve van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit welke niet genoemd worden in de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten maar die naar aard en omvang gelijk zijn te stellen met de aangegeven categorie van activiteiten, niet zijnde detailhandel, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie blijft behouden;
  • b. het ondergeschikte medegebruik van de gebouwen dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 25% van de bruto-vloeroppervlakte van de gebouwen;
  • c. het ondergeschikte medegebruik van de gebouwen mag niet bestaan uit detailhandel en/of horeca en/of prostitutie;
  • d. er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis verbonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

 

4.5.3 Paardenbak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 voor de realisatie van een paardenbak, met dien verstande dat:

  • a. burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan:
    • 1. de situering van de paardenbak;
    • 2. de afmetingen van de paardenbak;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

 

4.5.4 Voorwaardelijke verplichting

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4.2 indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 2, andere landschapsmaatregelen wordt getroffen, met dien verstande dat:

  • a. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 2 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in Bijlage 2 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.