Plan: | Buitengebied, Rood voor rood Dalmsholterweg 20 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0175.20111003008-va01 |
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.
Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura2000) worden aangemerkt als speciale beschermingszones (SBZ's).
Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Vanaf dat moment heeft Nederland de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving verankerd. Nederland zal aan de hand van een vergunningenstelsel de zorgvuldige afweging waarborgen rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de Minister van EL&I.
Het plangebied is niet gelegen binnen een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied "Vecht- en Beneden Reggegebied" is gelegen op een afstand van ruim 450 meter. In figuur 6.1 is de ligging van het plangebied ten opzichte van dit Natura 2000-gebied weergegeven.
Figuur 6.1. Ligging van het plangebied ten opzichte van het Natura 2000-gebied (Bron: Provincie Overijssel)
Gezien de afstand van het plangebied tot het Natura 2000-gebied, de invulling van het tussenliggende gebied en de aard en omvang van de ingreep wordt geconcludeerd dat er geen aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natura 2000-gebied.
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De EHS is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van de EHS geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
Het dichtstbijzijnde gebied dat is aangewezen als EHS is gelegen op circa 250 meter afstand. Gezien de afstand van het plangebied tot de EHS, de invulling van het tussenliggende gebied en aard van de ingreep wordt geconcludeerd dat er geen aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS.
Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
Eelerwoude uit Goor heeft op de locatie een quickscan flora & fauna uitgevoerd. Hierna worden de resultaten uit dit onderzoek behandeld. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 5 van deze toelichting.
Uit het onderzoek blijkt dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn voor de aangetroffen strikt beschermde vleermuizen en broedvogels welke jaarrond gebruik maken van hun nestplaats, er hoeft voor deze soortgroep geen ontheffing te worden aangevraagd. De aangetroffen en de algemeen te verwachten voorkomende soorten behoeft ook geen ontheffing. Geadviseerd wordt dat het slopen buiten het broedseizoen plaatsvindt en dat eventuele verlichting zoveel mogelijk moet worden beperkt.
In iedere situatie dient "zorgvuldig gehandeld" te worden zoals bedoeld wordt in de Flora- en faunawet onder artikel 2, eerste en tweede lid.
Het uitvoeren van een nader onderzoek in het kader van flora & fauna is niet noodzakelijk. Ook is geen sprake van significant negatieve effecten op Natura-2000 gebieden of natuur onderdeel uitmakend van de EHS.