direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen
Plan: Buitengebied, Rood voor rood Dalmsholterweg 20
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.20111003008-va01

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. bed & breakfast;

met daarbijbehorende:

  • d. gebouwen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. tuinen en erven;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen
  • i. tijdelijke waterberging en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer en sierwater; en
  • j. ontsluitings(wegen).
5.2 Bouwregels

Op de tot "Wonen" bestemde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen in casu woonhuizen;
  • b. bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2.1 Hoofdgebouwen in casu woonhuizen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak mag niet meer dan één woonhuis worden gebouwd;
  • c. het woonhuis moet binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de inhoud van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 750 m³;
  • e. de goothoogte mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.

5.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van bijgebouwen mag maximaal 150 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 4 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 6 m bedragen.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde;

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen met dien verstande dat indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het woonhuis of het verlengde daarvan worden opgericht, de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. in de overige gevallen mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. paardenbakken met een maximale afmeting van 20x40 m dienen binnen het bouwvlak gelegen te zijn, lichtmasten ten behoeve van paardenbakken zijn niet toegestaan.

5.2.4 Afwijkende maatvoering

In afwijking van het bepaalde in 5.2.1, 5.2.2 en 5.2.3 geldt dat indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, deze maatvoering als maximum respectievelijk minimum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en dat ingeval van herbouw de afwijkende maatvoering mag worden aangehouden met dien verstande dat de herbouw op dezelfde plaats moet plaatsvinden.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.3 onder c ten behoeve van de realisatie van een paardenbak buiten het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de paardenbak redelijkerwijs niet binnen het bestemmingsvlak gesitueerd kan worden;
  • b. de paardenbak dient voorzien te zijn van landschappelijke inpassing;
  • c. de paardenbak dient op minimaal 50 m van bouwvlakken van derden gelegen te zijn;
  • d. de paardenbak dient aansluitend aan het bestemmingsvlak gesitueerd te worden;
  • e. lichtmasten ten behoeve van paardenbakken zijn niet toegestaan.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Aan huis gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Het gebruik van ruimten van de hoofdgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie blijft behouden;
  • b. het ondergeschikte medegebruik van de gebouwen dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 100 m²;
  • c. het ondergeschikte medegebruik van de gebouwen mag niet bestaan uit detailhandel en/of horeca en/of prostitutie;
  • d. er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis gebonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
  • e. parkeren op eigen terrein moet plaatsvinden;

5.4.2 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 2 opgenomen inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 24 maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen ter plaatse van de bouwlocatie, conform het in Bijlage 2 opgenomen inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Overige aan huis gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in juncto 1.3 ten behoeve van een aan huis gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsactiviteiten welke niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 maar die naar aard en omvang gelijk zijn te stellen met de aangegeven categorie van activiteiten, niet zijnde detailhandel, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie blijft behouden;
  • b. het ondergeschikte medegebruik van de gebouwen dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 100 m²;
  • c. het ondergeschikte medegebruik van de gebouwen mag niet bestaan uit detailhandel en/of horeca en/of prostitutie;
  • d. er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis gebonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • g. parkeren op eigen terrein moet plaatsvinden;

5.5.2 Paardenbak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 voor de realisatie van een paardenbak met een maximale afmeting van 20 x 40, met dien verstande dat het alleen is toegestaan indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden, alsmede de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

5.5.3 Aan huis gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4.1 voor het toestaan dat bijgebouwen worden gebruikt ten behoeve van aan huis gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie blijft behouden;
  • b. het ondergeschikte medegebruik van de gebouwen dient beperkt te blijven tot een ruimte (of ruimten) met een maximum totale bruto-vloeroppervlakte van 100 m²;
  • c. het ondergeschikte medegebruik van de gebouwen mag niet bestaan uit detailhandel en/of horeca en/of prostitutie;
  • d. er dient een directe relatie te bestaan tussen het aan huis gebonden (en uit te oefenen) beroep en de (hoofd)bewoner(s) van de woning;
  • e. parkeren op eigen terrein moet plaatsvinden;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • g. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • h. parkeren op eigen terrein moet plaatsvinden.

5.5.4 Voorwaardelijke verplichting

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4.2 indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 2 andere landschapsmaatregelen wordt getroffen, met dien verstande dat:

  • a. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 2 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in Bijlage 2 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van artikel 3.6 Wro bevoegd de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 in die zin te wijzigen dat de categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, voor zover wijziging van de milieubelasting van het desbetreffende bedrijfstype daartoe aanleiding geeft.