direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.20111003001-va01

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het Bestemmingsplan uitbreiding en herinrichting Camping Bergzicht van de gemeente Ommen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0175.20111003001-va01 met de bijbehorende regels( en eventuele bijlagen).

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.8 bedrijfsmatige exploitatie:
  • a. het binnen een geheel bedrijfsmatig verhuren van kavels grond of standplaatsen (met de
    bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie ten behoeve van de door de huurders te plaatsen recreatieverblijven, welke huurders elders hun hoofdverblijf hebben en/of;
  • b. het binnen een geheel bedrijfsmatig verhuren van verblijfsaccommodatie voor korte perioden, waarbij in de maanden april tot en met september maximaal 6 weken aan dezelfde persoon verhuurd mag worden en die elders zijn of haar hoofdverblijf heeft.
1.9 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slecht bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.10 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.14 bijgebouw:

een, al dan niet vrijstaand, gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en niet gebruikt mag worden voor bewoning.

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 caravan:

een mobiel kampeermiddel dat kan worden aangemerkt als aanhangwagen in de zin van de Regeling Voertuigen.

1.20 centrale voorzieningen:

gebouwen op verblijfsrecreatieve terreinen zoals een bedrijfswoning, een receptie, een kantine, een kampwinkel, een zwembad en soortgelijke gebouwen ten dienste van de bedrijfsvoering.

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 groepsaccommodatie:

een gebouw bedoeld voor recreatief nachtverblijf van groepen.

1.23 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.24 kampeermiddel:
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enige ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.25 kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens de inrichting bestemd, op daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.

1.26 landschapswaarde:

de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik.

1.27 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.28 recreatief nachtverblijf:

het exploiteren van recreatieve verblijven/appartementen binnen de bestaande bedrijfsgebouwen.

1.29 seizoensstandplaats:

standplaats waar gedurende meerdere aaneengesloten maanden hetzelfde kampeermiddel, niet zijnde een stacaravan, is/wordt geplaatst.

1.30 stacaravan:

een kampeermiddel dat voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a. onder de stacaravan moet een origineel as/wielstelsel aanwezig zijn;
  • b. de stacaravan mag maximaal uit één bouwlaag bestaan;
  • c. de totale oppervlakte van een stacaravan inclusief bijgebouw en/of aanbouw mag maximaal 60 m² bedragen, waarbij de oppervlakte van het bijgebouw en/of aanbouw niet meer bedraagt dan maximaal 6 m²;
  • d. de hoogte van een stacaravan mag niet meer dan 3,75 m bedragen;
  • e. de stacaravan staat op het maaiveld en de stacaravan, of afzonderlijke delen daarvan, is op het terrein voort te bewegen als aanhanger;
  • f. de stacaravan mag niet zijn/worden opgebouwd uit steenachtige materialen.
1.31 tenthuisje:

een recreatieve verblijfplaats met vaste wanden en een dak van tentzeil dat dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.32 toeristische standplaats:

een standplaats die bedoeld is voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel gedurende een aaneengesloten periode van maximaal zes weken in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

1.33 trekkershut:

een houten blokhut dat dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.