direct naar inhoud van 3.3 Ecologie
Plan: Hardenbergerweg 21, Ommen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.20101005003-va01

3.3 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort. Door Ecogroen is een quickscan ecologie uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn in de tekst hieronder verwerkt.

Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.

Op basis van de aard van de ruimtelijke ingrepen en de afstand tot beschermde natuurgebieden wordt ingeschat dat de beoogde plannen geen negatieve effecten hebben op de in de omgeving aanwezige Natura 2000-gebieden, Beschermde natuurmonumenten, EHS of belangrijke natuurwaarden buiten de EHS.

Soortbescherming

Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Op 11 januari 2011 is een veldbezoek aan het plangebied gebracht. Tijdens dit bezoek is aandacht besteed aan de beschermde soorten binnen de Flora- en faunawet (Ffwet) en vooral aan de juridisch zwaarder beschermde soorten (Ffwet tabel 2 en 3) en aan bedreigde (Rode Lijst) soorten. In aanvulling op dit onderzoek is middels vier nachtelijke bezoeken onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Twee nachtelijke bezoeken zijn uitgevoerd in de periode mei-juli en hebben zich gericht op kraamkolonies/zomerverblijfplaatsen. De laatste twee nachtelijke bezoeken zijn in september uitgevoerd en hebben zich gericht op baltslocaties/ paarverblijfplaatsen. Gelijktijdig is onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van vliegroutes en foerageergebied van vleermuizen. Onderstaand geven wij een samenvatting van de resultaten van het veldonderzoek alsmede een overzicht ten aanzien van de noodzaak van het aanvragen van een ontheffing.

Resultaten veldonderzoek

  • Tijdens het veldonderzoek zijn in het plangebied geen beschermde plantensoorten aangetroffen. Deze worden gezien de terreingesteldheid ook niet verwacht.
  • In de af te breken woning zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. wel zijn enkele langsvliegende en foeragerende Gewone dwergvleermuizen en Laatvliegers waargenomen. De plannen hebben hierop geen nadelige gevolgen.
  • In het plangebied zijn diverse laag beschermde grondgebonden zoogdiersoorten te verwachten zoals Bosmuis, Rosse woelmuis en Huisspitsmuis en Egel te verwachten. Zwaarder beschermde soorten als Steenmarter (Ff-wet tabel 2) zijn niet aangetroffen en worden niet verwacht;.
  • In het plangebied zijn geen nesten aanwezig van broedvogelsoorten waarvan de nestplaats jaarrond beschermd is. Wel zijn in de beplanting in het plangebied diverse algemene broedvogels te verwachten als Merel, Winterkoning, Tjiftjaf, Heggenmus en Zwartkop. In het verwoeste dak is een nest van Turkse tortel of Houtduif aanwezig.
  • Voortplanting en overwintering van laagbeschermde amfibieën is te verwachten in respectievelijk de tuinvijver en de strooisellaag onder beplanting. Zwaarder beschermde amfibieën zijn op basis van bekende verspreidingsgegevens en terreinkenmerken niet te verwachten;.
  • Reptielen, beschermde vissen, libellen, dagvlinders en andere ongewervelden zijn niet aangetroffen en worden op basis van biotoopkenmerken en bekende verspreidingsgegevens ook niet in het plangebied verwacht..

Ontheffing Flora en faunawet

  • Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering op te starten in de periode voor half maart en na half juli. Voor Houtduif en Turkse tortel loopt dit seizoen respectievelijk tot half november en half december. Voor het broedseizoen wordt echter geen standaardperiode gehanteerd, maar het is van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.
  • Bij de beoogde plannen zouden mogelijk exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren en amfibieën verloren gaan. Voor de in voorliggende situatie aanwezige of te verwachten tabel 1-soorten geldt in deze situatie echter automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen van de Flora- en faunawet, waardoor verbodsbepalingen niet worden overtreden.
  • Om schade aan kleine landzoogdieren en amfibieën te minimaliseren is het wenselijk – indien de planning van de activiteiten dit toelaat – werkzaamheden in het plangebied zoveel mogelijk uit te voeren in de periode september- december (mits vorstvrij).

Het totale rapport van Ecogroen is als Bijlage 3 Natuurtoets bij deze toelichting gevoegd.