Plan: | Buitengebied, Zorglandgoed, Stegerveld |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0175.20101003002-va01 |
Er is een archeologisch onderzoek uitgevoerd in het kader van de ontwikkeling van het zorglandgoed (Archeologische Rapporten Oranjewoud 2010/62. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek ten behoeve van Zorglandgoed Stegerveld te Stegeren, gemeente Ommen (Ov.), 219841, rev. 02, 27 april 2010, Oranjewoud). Het doel van het bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerd verwachtingsmodel. Het doel van het inventariserend veldonderzoek was het toetsen van het verwachtingsmodel.
Op basis van het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied in het Vechtdal ligt. Deze landschappelijke eenheid wordt gekenmerkt door hoge dekzandruggen/-koppen, rivier- en stuifduinen temidden van beek-/rivierdalafzettingen en overstromingsvlakten van de Vecht. De hogere zones in het landschap kennen een lange en intensieve bewonings-geschiedenis. Uit de AHN analyse (Actueel Hoogtebestand Nederland) blijkt dat dergelijke hoger gelegen zones binnen beide plangebieden liggen. Het gehele plangebied ligt op een stuifzandwelving. Daarnaast is ten noordoosten van het plangebied een verhoging gelegen die wellicht kan worden geïnterpreteerd als een stuifduin of een dekzandopduiking. Deze zones staan gevisualiseerd op tekening 219841-Geomorfologie. Deze zones kennen een middelhoge archeologische verwachting ten aanzien van archeologische resten uit alle perioden. In de directe omgeving van het plangebied komen binnen deze zones meerdere vindplaatsen voor. Vooral grafcomplexen daterend uit het Neolithicum tot Romeinse tijd komen voor. In het plangebied zelf zijn nog geen vindplaatsen geregistreerd. Ook staan kansrijke locaties ten aanzien van de Middeleeuwen aangegeven. Het betreft hier Middeleeuwse agrarische complexen, namelijk essen.
Op basis van het bureauonderzoek werd geadviseerd om het specifieke archeologische verwachtingsmodel te toetsen door middel van een inventariserend veldonderzoek door middel van karterende boringen. Dit booronderzoek heeft uitgewezen dat de bodemopbouw in het plangebied uit licht overgestoven bodem bestaat. De opgestoven bovengrond heeft een dikte van circa 45 cm. Hieronder is de C-horizont aanwezig. Er zijn geen restanten van bodemvorming meer aanwezig. De bovenliggende bodemlagen zijn niet meer in gave toestand in de bodem aanwezig. Bij inspectie en het zeven van de boorkernen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.
Conclusie
Op basis van het inventariserende veldonderzoek door middel van karterende boringen wordt het volgende geconcludeerd.
Vanwege de afwezigheid van enige vorm van bodemvorming en de afwezigheid van archeologische indicatoren in de boorkernen wordt aan het plangebied een lage trefkans toegekend ten aanzien van de aanwezigheid van archeologische waarden.
Geadviseerd wordt dan ook om het plangebied vrij te geven voor wat betreft archeologie. Een vervolgonderzoek wordt niet nodig geacht. Dit ter beoordeling aan het bevoegd gezag.