direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Kwekerij
Plan: Buitengebied, Koedijk 9+9a Giethmen/Grefeldijk Lemele
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.20101003001-va01

Artikel 4 Agrarisch - Kwekerij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch - Kwekerij ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een kwekerij;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', mede voor het wonen in een bedrijfswoning;

met daarbijbehorende:

  • c. ondergeschikte detailhandel;
  • d. gebouwen, kassen uitgezonderd;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • g. tuinen;
  • h. erven;
  • i. ontsluitingspaden;
  • j. voorzieningen;
  • k. agrarische gronden.
4.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch - Kwekerij ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • c. de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • d. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd worden, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  • c. aanbouwen en uitbouwen dienen op niet minder dan 2,5 m uit de zijdelingse perceelgrenzen te worden gebouwd;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer dan 150 m2;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • d. de bebouwing dient binnen een zone van 30 m op het achtererf en zijerf, gemeten ten opzichte van het bouwvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning' te worden geplaatst;
  • e. de bebouwing dient ten minste 3 m achter de voorgevel van de woning te worden gebouwd;
  • f. bijbehorende bouwwerken en een bouwhoogte van niet meer dan 3 m, moeten ten minste op 1 m achter de voorgevelrooilijn worden geplaatst;
  • g. bijbehorende bouwwerken dienen op niet minder dan 1 m uit de zijdelingse perceelgrens te worden gebouwd, tenzij op de perceelgrens wordt gebouwd;
  • h. bebouwing op het achtererf en zijerf dient op niet minder dan 10 m uit de as van de langs het erf gelegen weg te worden gebouwd.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'kas' zijn uitsluitend folietunnels toegestaan tot een oppervlakte van niet meer dan 4.500 m2;
  • b. de bouwhoogte van folietunnels mag niet meer dan 3,50 m bedragen;
  • c. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • d. in overige gevallen mag de bouwhoogte van terreinafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen;
  • e. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 4.2.2 onder c en het bepaalde in 4.2.3 onder d tot en met h en toestaan dat de situering van de bijbehorende bouwwerken wijzigt.
4.3.2 Afwegingskader

Een in 4.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. de aanvraag vergezeld gaat van een goed onderbouwd inrichtingsplan;
  • b. de nieuwe indeling leidt tot een verhoging van de beeldkwaliteit op het bouwvlak;
  • c. de ontwikkeling stedenbouwkundig getoetst wordt;
  • d. de nieuwe indeling niet leidt tot beperking van omliggende agrarische bedrijven.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen anders dan toegestaan als kleinschalig kampeerterrein;
  • b. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering, met dien verstande dat de totale opslaghoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen, voor doeleinden van handel en/of andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden.