Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Het Hulsbeek
Status: geconsolideerd
Plan identificatie: NL.IMRO.0173.BPGC16036-gc01

Regels

  
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
  
plan
 
het bestemmingsplan 'Het Hulsbeek' van de gemeente Oldenzaal;
  
bestemmingsplan
 
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0173.BPGC16036-va01 met bijbehorende regels;
  
de verbeelding
 
de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijk informatie;
  
aanbouw
 
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
  
aanduiding
 
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
  
aanduidingsgrens
 
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
  
aan huis verbonden beroep
 
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  
afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels
 
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
  
ander bouwwerk
 
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
  
archeologische waarde
 
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;
  
bebouwing
 
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  
bedrijf
 
een bedrijfseconomische eenheid gericht op het behalen van winst;
  
bedrijfswoning
 
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
  
bestemmingsgrens
 
de grens van een bestemmingsvlak;
  
bestemmingsvlak
 
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
  
bijgebouw
 
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
  
bouwen
 
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
  
bouwgrens
 
de grens van een bouwvlak;
  
bouwperceel
 
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
  
bouwperceelgrens
 
een grens van een bouwperceel;
  
bouwvlak
 
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
  
bouwwerk
 
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
  
detailhandel
 
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  
dienstverlening
 
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
  
evenementen
 
periodieke en/ of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, markten, beurzen en concerten;
  
gebouw
 
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
  
hoofdgebouw
 
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op het bouwperceel kan worden aangemerkt;
  
horecabedrijf
 
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek;
  
inwoning
 
de huisvesting van twee huishoudens in één woning;
  
kampeermiddel
 
een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, niet zijnde een stacaravan, en dienend voor recreatief nachtverblijf;
  
kampeerterrein
 
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
  
kleinschalig kampeerterrein
 
een kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  
manege
 
een bedrijf met een publieksgericht karakter, dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het stallen van paarden en/of pony's en het berijden en verzorgen van paarden en pony's, waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen;
  
omgevingsvergunning
 
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
  
ondergeschikte horeca
 
niet zelfstandige horeca ten dienste van een andere functie met een omvang en ruimtelijke uitstraling die ondergeschikt is aan die andere functie;
  
overkapping
 
een grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag, afgedekt met een dak;
  
peil
  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
 
prostitutie
 
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
  
recreatief medegebruik
 
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
  
recreatieve bewoning
 
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
  
recreatiewoning
 
een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor wisselende groepen van recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;
  
seksinrichting
 
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
  
stacaravan
 
een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grotere afstanden, als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, en dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;
  
uitbouw
 
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
  
voorgevel
 
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien het een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
  
wijziging
 
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
  
woning
 
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden;
  
zakelijke dienstverlening
 
kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.
 
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 gebouwen en bouwwerken
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  
de breedte van een bouwwerk
 
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;
  
de bouwhoogte van een bouwwerk
 
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  
de dakhelling
 
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  
de goothoogte van een bouwwerk
 
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  
de inhoud van een bouwwerk
 
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  
de oppervlakte van een bouwwerk
 
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, dakkapellen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
 
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
  1. voor lengten in meters (m);
  2. voor oppervlakten in vierkante meters (m2);
  3. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
  4. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
  
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. horeca, met uitzondering van discotheken, nachtclubs en bardancings;
  2. cultuur en ontspanning, met uitzondering van seksinrichtingen;
  3. sport;
  4. maximaal 100 m2 zakelijke dienstverlening;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
 
3.2 Bouwregels
Op de tot Gemengd bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
 
3.2.1
voor gebouwen de volgende bepalingen gelden:
  1. de afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de afstand tot de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens niet minder dan 5 m mag bedragen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' mag de oppervlakte niet meer bedragen dan de aangegeven oppervlakte;
  3. de goothoogte mag niet meer dan 4,50 m bedragen;
  4. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  5. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
3.2.2
voor andere-bouwwerken de volgende bepalingen gelden:
  1. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige andere-bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a en worden toegestaan dat de afstand wordt verminderd tot 0 m.
 
3.3.2
De genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de natuurlijke- en landschappelijke waarden;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de gebruiksmogelijkheden van de (aangrenzende) gronden.
Artikel 4 Horeca
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. horecabedrijven;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' het wonen in één bedrijfswoning;
met daarbij behorende gebouwen, andere-bouwwerken, tuinen, erven, terrassen, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.
 
4.2 Bouwregels
Op de tot Horeca bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
 
4.2.1
voor gebouwen de volgende bepalingen gelden:
  1. de afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de afstand tot de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens niet minder dan 5 m mag bedragen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' mag de oppervlakte niet meer bedragen dan de aangegeven oppervlakte;
  3. de goothoogte mag niet meer dan 4,50 m bedragen;
  4. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  5. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
4.2.2
voor bedrijfswoningen de volgende bepalingen gelden:
  1. de inhoud mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  2. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  3. voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt dat:
    1. de goothoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen;
    3. de dakhelling niet minder dan 20º en niet meer dan 60º mag bedragen.
4.2.3
voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning de volgende bepalingen gelden:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m2 bedragen, met dien verstande dat niet meer dan 50 m2 daarvan mag worden benut voor aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen;
  2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
4.2.4
voor andere-bouwwerken de volgende bepalingen gelden:
  1. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige andere-bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder a en worden toegestaan dat de afstand wordt verminderd tot 0 m.
 
4.3.2
De genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de natuurlijke- en landschappelijke waarden;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de gebruiksmogelijkheden van de (aangrenzende) gronden.
Artikel 5 Natuur
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke, ecologische en landschappelijke waarden;
  2. extensief recreatief en/of educatief medegebruik;
  3. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals deze bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
met daarbij behorende andere-bouwwerken, voorzieningen en terreinen.
 
5.2 Bouwregels
Op de tot Natuurbestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere-bouwwerkenten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de hoogte niet meer dan 1,50 m mag bedragen.
 
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen of verharden van wegen, voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 20 m2;
  2. het vellen, rooien, zaaien of aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de gemeentelijke kapverordening of de Boswet is geregeld;
  3. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  4. het graven of dempen van sloten en poelen;
  5. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
  6. het aanbrengen van bovengrondse en/of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet.
5.3.2
Het in artikel 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
  1. die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Natuurbeschermingswet;
  4. die worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan.
5.3.3
De in artikel 5.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.
 
Artikel 6 Recreatie - Dagrecreatie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Recreatie - Dagrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. dagrecreatieve voorzieningen als sport- en speelvelden, evenemententerrein, vijvers, trimbaan en wielerbaan;
  2. voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke, ecologische en landschappelijke waarden;
  3. evenementen, met dien verstande dat per jaar maximaal 12 evenementen zijn toegestaan met meer dan 10.000 bezoekers;
  4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' het wonen in één bedrijfswoning;
  5. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' een educatief informatiepunt en een schaapskooi met ondergeschikte horeca;
  6. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' op het navolgende adres tevens voor de volgende activiteit:
    - Bornsedijk 86 kartbaan;
    - Bornsedijk 105 outdoor challenge park;
    - Hengelosestraat 230 klimbos;
    - Oldenzaalsedijk 22 saunabedrijf;
    met ondergeschikte horeca;
  7. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uitkijktoren' een uitkijktoren;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'water', tevens voor water(partijen);
met daarbij behorende gebouwen, andere-bouwwerken, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, voorzieningen voor de waterhuishouding en waterberging, groenvoorzieningen en terreinen.
 
6.2 Bouwregels
Op de tot Recreatie - Dagrecreatie bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
 
6.2.1
voor gebouwen de volgende bepalingen gelden:
  1. de afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de afstand tot de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens niet minder dan 5 m mag bedragen;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen zoals EHBO, (schuil)hutten, sanitaire voorzieningen en clubgebouwen mag niet meer bedragen dan 750 m2 , met dien verstande dat de oppervlakte per gebouw niet meer dan 100 m2 mag bedragen en dat één gebouw een oppervlakte mag hebben van niet meer dan 150 m2;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' mag de gezamenlijke oppervlakte – de oppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen daaronder niet begrepen – niet meer bedragen dan de aangegeven oppervlakte, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'horeca' maximaal 600 m2 van de aangegeven oppervlakte voor horeca gebruikt mag worden;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorziening' mag de gezamenlijke oppervlakte – de oppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen daaronder niet begrepen – niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' is aangegeven;
  5. de goothoogte mag niet meer dan 4,50 m bedragen;
  6. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  7. in afwijking van het bepaalde onder e en f mag de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uitkijktoren' niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven.
6.2.2
voor bedrijfswoningen de volgende bepalingen gelden:
  1. de inhoud mag niet meer dan 750 m3 bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan een grotere inhoud aanwezig is, in welk geval die grotere inhoud is toegestaan;
  2. de goothoogte mag niet meer dan 4,50 m bedragen;
  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  4. voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt dat:
    1. de goothoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen;
    3. de dakhelling niet minder dan 20º en niet meer dan 60º mag bedragen.
6.2.3
voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning de volgende bepalingen gelden:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m2 bedragen, met dien verstande dat niet meer dan 50 m2 daarvan mag worden benut voor aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen;
  2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
6.2.4
voor andere-bouwwerken de volgende bepalingen gelden:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige andere-bouwwerken mag niet meer dan 6 m bedragen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de natuurlijke- en landschappelijke waarden;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in artikel 6.2.1 onder a en worden toegestaan dat de afstand wordt verminderd tot 0 m;
  2. het bepaalde in artikel 6.2.1 onder g en worden toegestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uitkijktoren' de bouwhoogte van uitkijktorens wordt verhoogd tot 30 m.
6.4.2
De genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de natuurlijke- en landschappelijke waarden;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de gebruiksmogelijkheden van de (aangrenzende) gronden.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in artikel 6.1 en aan de bestemming gerelateerde detailhandel worden toegestaan;
  2. het bepaalde in artikel 6.1 en worden toestaan dat tevens activiteiten worden ontplooid die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane activiteiten, mits het geen geluidzoneplichtige bedrijven betreft.
6.5.2
De genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de natuurlijke- en landschappelijke waarden;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de gebruiksmogelijkheden van de (aangrenzende) gronden.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het vellen, rooien, zaaien of aanplanten van bomen en andere houtopstanden voor zover het beplanting betreft die niet in de gemeentelijke kapverordening of de Boswet is geregeld;
  2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 50 m2.
6.6.2
Het in artikel 6.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
6.6.3
De in artikel 6.6.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.
 
Artikel 7 Recreatie - Verblijfsrecreatie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Recreatie - Verblijfsrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijfsmatig geëxploiteerde verblijfsrecreatieve voorzieningen tot een aantal van 87 kampeermiddelen en/of stacaravans;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' het wonen in één bedrijfswoning;
met daarbij behorende detailhandel en ondergeschikte horeca, gebouwen, andere-bouwwerken, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, voorzieningen voor de waterhuishouding, groenvoorzieningen en terreinen.
 
7.2 Bouwregels
Op de tot Recreatie - Verblijfsrecreatie bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
 
7.2.1
voor gebouwen ten behoeve van algemene voorzieningen, onderhoud en beheer de volgende bepalingen gelden:
  1. de afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de afstand tot de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens niet minder dan 5 m mag bedragen;
  2. de gezamenlijke oppervlakte – de oppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen daaronder niet begrepen – mag niet meer dan 525 m2 bedragen;
  3. de goothoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
  4. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.
7.2.2
voor stacaravans de volgende bepalingen gelden:
  1. het aantal per standplaats mag niet meer dan één bedragen;
  2. de afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  3. de oppervlakte inclusief bergingen, daaronder begrepen niet meer dan 1 vrijstaande berging van niet meer dan 6 m2, mag niet meer dan 60 m2 bedragen;
  4. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,50 m bedragen;
  5. de onderlinge afstand mag niet minder dan 5 m bedragen.
7.2.3
voor bedrijfswoningen de volgende bepalingen gelden:
  1. de inhoud mag niet meer dan 750 m3 bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan een grotere inhoud aanwezig is, in welk geval die grotere inhoud is toegestaan;
  2. de goothoogte mag niet meer dan 4,50 m bedragen;
  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  4. voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt dat:
    1. de goothoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen;
    3. de dakhelling niet minder dan 20º en niet meer dan 60º mag bedragen.
7.2.4
voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning de volgende bepalingen gelden:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m2 bedragen, met dien verstande dat niet meer dan 50 m2 daarvan mag worden benut voor aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen;
  2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
7.2.5
voor andere-bouwwerken de volgende bepalingen gelden:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige andere-bouwwerken mag niet meer dan 6 m bedragen.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de natuurlijke- en landschappelijke waarden;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.1 onder a en worden toegestaan dat de afstand wordt verminderd tot 0 m.
 
7.4.2
De genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de natuurlijke- en landschappelijke waarden;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de gebruiksmogelijkheden van de (aangrenzende) gronden.
Artikel 8 Sport - Manege
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport - Manege aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een manege;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' het wonen in één bedrijfswoning;
met daarbij behorende ondergeschikte horeca, gebouwen, andere-bouwwerken, een buitenrijbaan, wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.
 
8.2 Bouwregels
Op de tot Sport - Manege bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
 
8.2.1
voor gebouwen de volgende bepalingen gelden:
  1. de afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de afstand tot de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens niet minder dan 5 m mag bedragen;
  2. de gezamenlijke oppervlakte – de oppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij behorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen daaronder niet begrepen – mag niet meer bedragen dan 3.000 m2;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,50 m;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
8.2.2
voor bedrijfswoningen de volgende bepalingen gelden:
  1. de inhoud mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  2. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  3. voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt dat:
    1. de goothoogte niet meer dan 4 m mag bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen;
    3. de dakhelling niet minder dan 20º en niet meer dan 60º mag bedragen.
8.2.3
voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning de volgende bepalingen gelden:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m2 bedragen, met dien verstande dat niet meer dan 50 m2 daarvan mag worden benut voor aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen;
  2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  3. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
8.2.4
voor andere-bouwwerken de volgende bepalingen gelden:
  1. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige andere-bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2.1 onder a en worden toegestaan dat de afstand wordt verminderd tot 0 m.
 
8.3.2
De genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de natuurlijke- en landschappelijke waarden;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de gebruiksmogelijkheden van de (aangrenzende) gronden.
Artikel 9 Verkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverhard' uitsluitend een onverharde weg en de bescherming van het landschappelijke karakter;
  3. parkeer- groen- en speelvoorzieningen;
  4. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
9.2 Bouwregels
Op de tot Verkeer bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming en/of nutsvoorzieningen, met dien verstande dat:
 
9.2.1
voor gebouwen de volgende bepalingen gelden:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
9.2.2
voor andere-bouwwerken de volgende bepalingen gelden:
 
de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan voor de verlichting, wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 4 m bedragen.
 
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverhard' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  2. het verwijderen of anderszins herprofileren van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen.
9.3.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, het landschappelijke karakter van de onverharde weg wordt aangetast.
 
9.3.3
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.3.1 is nodig voor:
  1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die van een zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat bij voorbaat vaststaat dat het landschappelijke karakter van de onverharde weg niet wordt aangetast;
  2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  3. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
Artikel 10 Wonen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woondoeleinden, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep;
  2. de huisvesting van twee huishoudens in één woonhuis (inwoning);
  3. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van bed & breakfast tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m2;
  4. een buitenrijbaan, zoals deze bestaat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  5. de waterhuishouding;
met daarbij behorende gebouwen, andere-bouwwerken, tuinen en erven.
 
10.2 Bouwregels
Op de tot Wonen bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
 
10.2.1
voor hoofdgebouwen in casu woonhuizen de volgende bepalingen gelden:
  1. per bestemmingsvlak mag één vrijstaand woonhuis worden gebouwd;
  2. de inhoud van een woonhuis mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  3. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat de inhoud van het woonhuis mag worden vergroot tot niet meer dan de inhoud van het gebouw waarvan de oorspronkelijke woning deel uitmaakt;
  4. de afstand van een vrijstaand woonhuis en van de vrijstaande zijde van een aaneengebouwd woonhuis tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  5. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;
  6. de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen;
  7. de breedte mag niet minder dan 5 m bedragen;
  8. de dakhelling mag niet minder dan 30º bedragen;
  9. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met h geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden;
  10. herbouw van bestaande woningen is uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande funderingen;
    2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
    3. de bouwwijze (vrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).
10.2.2
voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning de volgende bepalingen gelden:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m2 bedragen, met dien verstande dat niet meer dan 50 m2 daarvan mag worden benut voor aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen;
  2. een bijgebouw mag worden gebouwd op een afstand van 4 m achter de naar de weg(en) gekeerde (voor)gevel(s) van het woonhuis en het verlengde daarvan en de afstand tot het woonhuis mag niet meer dan 25 m bedragen;
  3. de afstand van een bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  4. de goothoogte van een aanbouw, uitbouw, overkapping of een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden vergroot tot ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het woonhuis;
  5. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  6. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;
  7. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met f geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
10.2.3
voor andere-bouwwerken de volgende bepalingen gelden:
  1. indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het woonhuis of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m bedragen, met uitzondering van vlaggenmasten en lichtmasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de natuurlijke- en landschappelijke waarden;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in artikel 10.2.1 onder d en worden toegestaan dat de afstand wordt verminderd tot 0 m;
  2. het bepaalde in artikel 10.2.1 onder e en worden toegestaan dat de goothoogte wordt vergroot tot de goothoogte van de bestaande bebouwing;
  3. het bepaalde in artikel 10.2.1 onder j en worden toegestaan dat een woning wordt hergebouwd buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn en/of afwijkend van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning;
  4. het bepaalde in artikel 10.2.2 onder a ten behoeve van de vervanging van meerdere bijgebouwen, waarvan de gezamenlijke oppervlakte op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan meer bedraagt dan 100 m2, door één of meerdere bijgebouw(en), met dien verstande dat met de vervanging een vermindering (sanering) van de oppervlakte wordt gerealiseerd en dat ten hoogste 100 m2 plus 50% van het meerdere boven de 100 m2 wordt teruggebouwd, en mits de vervanging bijdraagt aan een aanmerkelijke verbetering van de landschappelijke situatie ter plaatse;
  5. het bepaalde in artikel 10.2.2 en worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 200 m2 ten behoeve van de stalling van dieren en/op de opslag, mits de noodzaak is aangetoond, er sprake is van eigendom van gronden met een oppervlakte van ten minste 5.000 m2 en hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4.2
De genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de natuurlijke- en landschappelijke waarden;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de gebruiksmogelijkheden van de (aangrenzende) gronden.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van een vrijstaand bijgebouw voor zelfstandige bewoning.
 
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
10.6.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in artikel 10.1 ten behoeve van een buitenrijbaan tot een oppervlakte van maximaal 200 m2, met dien verstande dat:
    1. de afstand tussen de buitenrijbaan en de bestaande rechtmatig geplaatste bebouwing niet meer dan 25 m mag bedragen;
    2. de afstand tussen de buitenrijbaan en een woning van derden niet minder dan 70 m mag bedragen;
    3. verlichtingsvoorzieningen mogen worden gebouwd tot een hoogte van niet meer dan 8 m;
    4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden van de (aangrenzende) gronden;
  2. het bepaalde in artikel 10.1 ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein;
  3. het bepaalde in artikel 10.1 en artikel 10.5 en worden toegestaan dat een bijgebouw wordt gebruikt voor afhankelijke woonruimte (mantelzorg), met dien verstande dat dit plaatsvindt binnen de bestaande bebouwingsregeling en tot een oppervlakte van niet meer dan 75 m2.
10.6.2
De genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de natuurlijke- en landschappelijke waarden;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de gebruiksmogelijkheden van de (aangrenzende) gronden.
Artikel 11 Leiding - Brandstof
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Brandstof aangewezen gronden zijn naast de basisbestemming bestemd voor het aanbrengen, gebruiken en instandhouden van een ondergrondse brandstoftransportleiding; met daarbij behorende andere-bouwwerken.
 
11.2 Bouwregels
Op de tot Leiding - Brandstofbestemde gronden:
  1. mag in afwijking van de bestemmingsregels niet worden gebouwd ten dienste van de basisbestemming;
  2. mogen andere-bouwwerken ten dienste van de leiding worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 11.2 onder a voor het bouwen ten dienste van de basisbestemming, voor zover uit overleg met de leidingbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van de bescherming van de ondergrondse brandstoftransportleiding geen bezwaar bestaat.
 
11.3.2
De genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de externe en sociale veiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de (aangrenzende) gronden.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen van hoogopgaande of diepwortelende beplanting;
  2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  3. het verrichten van graafwerkzaamheden, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  4. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  5. het permanent opslaan van goederen, waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  6. het aanleggen van watergangen;
  7. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
11.4.2
Het in artikel 11.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
11.4.3
De in artikel 11.4.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken of werkzaamheden de veiligheid en de bedrijfszekerheid van het transport niet in gevaar wordt gebracht.
 
11.4.4
Alvorens te beslissen omtrent de in artikel 11.4.1 genoemde vergunning winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.
 
Artikel 12 Leiding - Gas
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
  1. een ondergrondse hoofdtransportgasleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
  2. het beheer en onderhoud van de leiding;
  3. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
12.1.2
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de in artikel 12.1.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.
 
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag uitsluitend ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
 
12.2.2 Gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
 
12.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m. 
 
12.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
  1. de veiligheid van de gasleiding niet wordt geschaad;
  2. schriftelijk advies is gevraagd aan de leidingbeheerder.
12.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.1.2 voor het toestaan van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, mits:
  1. de veiligheid van de gasleiding niet wordt geschaad;
  2. ter plaatse een aanvaardbaar verblijfsklimaat kan worden gerealiseerd.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel  12.1.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  5. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander meubilair;
  6. het permanent opslaan van goederen.
12.5.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, de veiligheid van de gasleiding wordt geschaad.
 
12.5.3
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.5.1 wordt niet eerder verleend dan nadat schriftelijk advies is verkregen van de leidingbeheerder.
 
12.5.4
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.5.1 is nodig voor:
  1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
Artikel 13 Waarde - Archeologie 1
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn naast de basisbestemming tevens bestemd voor de bescherming van de hoge archeologische waarden.
 
13.2 Bouwregels
Op de tot Waarde - Archeologie 1 bestemde gronden mogen in afwijking van de bestemmingsregels uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
 
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.2 ten behoeve van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de basisbestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad .
 
13.3.2
Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.3.1 is niet vereist, indien:
  1. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  2. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  3. het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 250 m2.
13.3.3
Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.3.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
 
13.3.4
In geval van verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen is het aan de gemeente Oldenzaal of een daardoor aangewezen partij altijd toegestaan archeologische waarnemingen te doen ten tijde van de bouwwerkzaamheden.
 
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 m en over een oppervlakte groter dan 250 m2, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. het verlagen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaarden waarbij stobben worden verwijderd;
  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgde door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
13.4.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.4.1 wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
 
13.4.3
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van een onafhankelijk archeologisch deskundige.
 
13.4.4
Het in artikel 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  3. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
    1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.4.1 of een ontgrondingvergunning;
  4. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
Artikel 14 Waarde - Archeologie 2
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn naast de basisbestemming tevens bestemd voor de bescherming van de middelhoge archeologische waarden.
 
14.2 Bouwregels
Op de tot Waarde - Archeologie 2 bestemde gronden mogen in afwijking van de bestemmingsregels uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
 
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 14.2 ten behoeve van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de basisbestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad .
 
14.3.2
Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.3.1 is niet vereist, indien:
  1. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  2. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  3. het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 2.500 m2.
14.3.3
Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.3.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
 
14.3.4
In geval van verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen is het aan de gemeente Oldenzaal of een daardoor aangewezen partij altijd toegestaan archeologische waarnemingen te doen ten tijde van de bouwwerkzaamheden.
 
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 m en over een oppervlakte groter dan 2.500 m2, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  2. het verlagen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaarden waarbij stobben worden verwijderd;
  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgde door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
14.4.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.4.1 wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
 
14.4.3
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van een onafhankelijk archeologisch deskundige.
 
14.4.4
Het in artikel 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  3. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
    1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.4.1 of een ontgrondingvergunning;
  4. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
3 Algemene regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 16 Algemene gebruiksregels
16.1
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming.
 
16.2
Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
 
16.3
Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, het innemen van standplaats, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift een vergunning, ontheffing of vrijstelling is vereist en deze is verleend.
 
Artikel 17 Algemene aanduidingsregels
17.1 Geluidzone
17.1.1
Op de voor Geluidzone aangewezen gronden mag geen toename plaatsvinden van geluidgevoelige functies.
 
17.1.2
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding wordt verwijderd, met dien verstande dat de wijziging uitsluitend plaats vindt nadat de contourbepalende (bedrijfs)activiteit is beëindigd.
 
Artikel 18 Algemene afwijkingsregels
18.1 Afwijken
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de bestemmingsregels en worden toegestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van andere-bouwwerken en worden toegestaan dat de hoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van andere-bouwwerken en worden toegestaan dat de hoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  6. de bestemmingsregels en worden toegestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
  7. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek-)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  8. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en worden toegestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;
  9. de bestemmingsregels ten behoeve van jaarlijkse evenementen, festiviteiten en/of manifestaties.
18.2 Voorwaarden
De genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de milieusituatie;
  5. de natuurlijke- en landschappelijke waarden;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de gebruiksmogelijkheden van de (aangrenzende) gronden.
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  4. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
20.1 Overgangsrecht bouwwerken
20.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
20.1.2
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 20.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 20.1.1 met maximaal 10%.
 
20.1.3
Artikel 20.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
20.2 Overgangsrecht gebruik
20.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
20.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 20.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
20.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 20.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  
20.2.4
Artikel 20.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 21 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Het Hulsbeek.
  
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 23 september 2013.
   
De griffier, De voorzitter,
   
……………… ………………