direct naar inhoud van Regels
Gemeente: Oldenzaal
Status: vastgesteld
Team:
Contact:

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan Beldhuismolenweg 6+6a van de gemeente Oldenzaal;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0173.BP16057- met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aanpijling

een op de plankaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.7 aanvullend archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens de gemeente Oldenzaal, of door een diens, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK) en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.8 archeologische deskundige

een door burgemeester en wethouder aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie;

1.9 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;

1.12 bed & breakfast

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.13 bedrijf

een bedrijfseconomische eenheid, gericht op het behalen van winst;

1.14 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.15 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie dat in de logiesverblijven permanent wisselende recreatieve (nachts)verblijfsmogelijkheden geboden worden;

1.16 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.17 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke, bestaand of vergund op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;

1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 Bevi-inrichting

inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.21 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; voor zover het bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning betreft, wordt voor de toepassing van dit begrip in afwijking van het begrip hoofdgebouw de bedrijfswoning aangemerkt als hoofdgebouw;

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.23 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.28 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.29 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.30 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.31 definitief archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens de gemeente Oldenzaal, of door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK), beschikkend over een opgravingsvergunning als bedoeld in de Erfgoedwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.32 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.33 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een horecabedrijf, een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.34 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé;

1.35 discotheek

een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;

1.36 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.37 eerste verdieping

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.38 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.39 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.40 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst;

1.41 horeca(bedrijf)

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek;

1.42 horizontale diepte van een gebouw

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

1.43 hotel

gebouw met bijbehorende voorzieningen, waar reizigers tegen betaling op een kamer kunnen overnachten;

1.44 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren;

1.45 inwoning

de huisvesting van twee huishoudens in één woning;

1.46 kampeermiddel

een tent, tentwagen, een kampeerauto of een caravan, niet zijnde een stacaravan, en dienend voor recreatief nachtverblijf;

1.47 kantoor

Een ruimte, of bij elkaar behorende ruimten, die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke diensverlening -niet zijnde detailhandel- al dan niet met een (publieksgerichte) baliefunctie;

1.48 kleinschalig kampeerterrein

een kampeerterrein voor niet meer dan 15 kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.49 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.50 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociale, culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, recreatieve, verzorgende, medische en overheidsfuncties, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikt detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.51 natuur(wetenschappe)lijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.52 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.53 onderbouw

een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;

1.54 onderkomens

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;

1.55 peil

voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

  • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
  • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.56 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.57 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;

1.58 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.59 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.60 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.61 stacaravan

een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grotere afstanden, als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, en dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.62 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.63 verticale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;

1.64 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.65 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.66 vuurwerkbedrijf

inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.67 Wgh-inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

1.68 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.69 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

af het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkappelen niet meegerekend;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

Ruimten, zoals kelders en kruip- en soortgelijke ruimten, onder de onderzijde van de begane grondvloer - en tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren en tot een maximale oppervlakte van 100 m2 buiten de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren- worden niet meegerekend bij de inhoud van een bouwwerk, tenzij de onderzijde van de begane grondvloer op meer dan 0,3 meter boven peil is gelegen.

Indien een kelder aan de buitenzijde een directe toegang heeft, wordt deze toegang niet meegerekend bij de inhoud van een bouwwerk.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.7 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • voor lengten in meters (m);
  • voor oppervlakten in vierkante meters (m2);
  • voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
  • voor hoeken/hellingen in graden (o).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos, bebossing en groenvoorzieningen;
  • b. recreatief en/of educatief medegebruik;
  • c. infrastructurele voorzieningen, zoals deze bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • d. waterhuishouding en berging;
  • e. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke, ecologische en landschappelijke waarden, zoals het aanleggen danwel verleggen van waterlopen, beken daaronder begrepen;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, voorzieningen en terreinen.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Bos' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

3.2.1 Bouwwerken geen gebouw zijnde

voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bepalingen gelden:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 1,50 m bedragen;

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Algemeen

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Bos zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen en rooien van bomen en andere houtopstanden;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
  • c. het aanleggen of verharden van wegen en paden;
  • d. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van recreatief of educatief medegebruik;
  • e. het aanbrengen van bovengrondse en/of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet.
3.3.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 3.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het terinzage leggen van het ontwerp van dit plan.

3.3.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar, mits door die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden van de gronden ontstaan of kunnen ontstaan.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Voorwaardelijke verplichting - Archeologisch onderzoek

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het in gebruik nemen van de grond door aanplant van bos overeenkomstig de bestemmingsomschrijving zonder in overleg met Provincie Overijssel de verplichting tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek zoals gesteld in Artikel 5 nader in te vullen en overeenkomstig uit te voeren.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep;
  • b. de huisvesting van twee huishoudens in één woonhuis (inwoning);
  • c. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van bed & breakfast tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m2;
  • d. een buitenrijbaan, zoals deze bestaat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • e. een caravanstalling als nevenactiviteit ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - caravanstalling';
  • f. behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden in de vorm van karakteristieke panden en/of de karakteristieke structuur van het erf, ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
  • g. de waterhuishouding;

met daarbijbehorende:

  • h. gebouwen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • j. tuinen;
  • k. erven.
4.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één vrijstaand woonhuis worden gebouwd en ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' woonhuizen tot het aangegeven aantal;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' mag het aantal aaneen te bouwen woonhuizen niet meer bedragen dan het aangegeven aantal;
  • c. de inhoud van een woonhuis mag niet meer dan 1000 m3 bedragen;
  • d. de afstand van een vrijstaand woonhuis en van de vrijstaande zijde van een aaneengebouwd woonhuis tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • g. de breedte mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • h. de dakhelling mag niet minder dan 30º bedragen;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder d tot en met h geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient - in afwijking van de in dit artikel opgenomen maatvoering - de uitwendige hoofdvorm van de bestaande gebouwen, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd.

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor een bijbehorend bouwwerk gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 100 m2 bedragen, met dien verstande dat niet meer dan 50 m2 daarvan mag worden benut voor aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen;
  • b. een bijgebouw mag worden gebouwd op een afstand van 4 m achter de naar de weg(en) gekeerde (voor)gevel(s) van het woonhuis en het verlengde daarvan en de afstand tot het woonhuis mag niet meerdan 25 m bedragen;
  • c. de afstand van een bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • d. de goothoogte van een aanbouw, uitbouw, overkapping of een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden vergroot tot ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het woonhuis;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met f geldt dat de afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient - in afwijking van de in dit artikel opgenomen maatvoering - de uitwendige hoofdvorm van de bestaande gebouwen, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen, met uitzondering van vlaggenmasten en lichtmasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.

4.2.4 Slopen van een bouwerk
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of delen daarvan te slopen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
  • b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen en/of;
    • 2. uitsluitend inpandig plaatsvinden en/of;
    • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
  • c. De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. de karakteristieke hoofdvorm of structuur van het erf niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld; of
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm of structuur van het erf in redelijkheid niet is te handhaven; of
    • 3. het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken; of
    • 4. sprake is van een groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep; of
    • 5. instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet verlangd kan worden, gezien de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat in verhouding tot de kosten van waardedaling en renovatie, met dien verstande dat:
      i. een verzoek om een omgevingsvergunning voor het slopen van eenbouwwerk dient vergezeld te gaan van een deskundigenrapport dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het pand in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie;
      ii. gelijktijdig een omgevingsvergunning dient te zijn aangevraagd voor het oprichten van vervangende bebouwing die aantoonbaar in overeenstemming is met een cultuurhistorisch en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving, waarbij de karakteristieken van het bestaande pand zoveel mogelijk herkenbaar blijven;
    • 6. er sprake is van verbouw of nieuwbouw met behoud en/of terugbouwen van de karakteristieke hoofdvorm;
  • d. Het bevoegd gezag betrekt bij het verlenen van een omgevingsvergunning een advies van deskundigen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 4.1 onder d en 4.2.3 ten behoeve van een buitenrijbaan tot een oppervlakte van niet meer dan 200 m2, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tussen de buitenrijbaan en de bestaande rechtmatig geplaatste bebouwing niet meer dan 25 m mag bedragen;
    • 2. de afstand tussen de buitenrijbaan en een woning van derden niet minder dan 70 m mag bedragen;
    • 3. verlichtingsvoorzieningen mogen worden gebouwd tot een hoogte van niet meer dan 8 m;
    • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden van de (aangrenzende) gronden;
  • b. 4.1 ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein;
  • c. 4.2.1 onder d en toestaan dat de afstand wordt verminderd tot 0 m;
  • d. 4.2.1 onder e en toestaan dat de goothoogte wordt vergroot tot de goothoogte van de bestaande bebouwing;
  • e. 4.2.2 onder a ten behoeve van de vervanging van meerdere bijgebouwen, waarvan de gezamenlijke oppervlakte op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan meer bedraagt dan 100 m2, door één of meerdere bijgebouw(en), met dien verstande dat met de vervanging een vermindering (sanering) van de oppervlakte wordt gerealiseerd en dat niet meer dan 100 m2 plus 50% van het meerdere boven de 100 m2 wordt teruggebouwd, en mits de vervanging bijdraagt aan een aanmerkelijke verbetering van de landschappelijke situatie ter plaatse;
  • f. 4.2.2 onder a en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot niet meer dan 200 m2 ten behoeve van de stalling van dieren en/of de opslag, mits de noodzaak is aangetoond, er sprake is van eigendom van gronden met een oppervlakte van niet minder dan 5.000 m2 en hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. 4.1 en toestaan dat een bijgebouw wordt gebruikt voor afhankelijke woonruimte (mantelzorg), met dien verstande dat dit plaatsvindt binnen de bestaande bebouwingsregeling en tot een oppervlakte van niet meer dan 75 m2.

4.4.2 Afwegingskader

Een in 4.4 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Toegestaan gebruik

Ter plaatse van de de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - caravanstalling' is het toegestaan stallingsmogelijkheid voor kampeermiddelen te exploiteren als nevenactiviteit, met dien verstande dat;

  • a. de caravanstalling enkel is toegestaan in de bestaande bebouwing, en;
  • b. de oppervlakte van de bestaande bebouwing niet mag worden uitgebreid ten behoeve van de nevenactiviteit.
4.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het gebruik van een vrijstaand bijgebouw voor zelfstandige bewoning.

4.5.3 Voorwaardelijke verplichting - Landschappelijke inpassing
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de inrichtingsmaatregelen zoals beschreven in het in Bijlage 1 opgenomen Landschapsplan.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform de in Bijlage 1 opgenomen inrichtingsschets, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

4.5.4 Voorwaardelijke verplichting - Sloopverplichting
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van nieuwe bouwwerken overeenkomstig de bestemmingsomschrijving, zonder de sloop van de in Bijlage 1 aangewezen bouwwerken;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemmingsomschrijving in artikel 4.1 worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan, uitvoering wordt gegeven aan de sloop van de in Bijlage 1 aangewezen bouwwerken.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij gebruikmaking van de bevoegdheid bij een omgevingsvergunning af te wijken van de gebruiksregels worden de algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden als genoemd in 4.4.2 gehanteerd.

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 4.5.3 en 4.5.4 indien in plaats van de landschapsmaatregelen andere landschapsmaatregelen wordt getroffen, met dien verstande dat:

  • 1. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 1 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden;
  • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden. :
4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding ‘karakteristiek’ wordt aangebracht, indien:
    • 1. door verbeteringswerkzaamheden dan wel veranderende inzichten een niet als karakteristiek aangeduid gebouw of geheel van gebouwen die het erf vormen (weer) karakteristiek wordt, met dien verstande dat aan de hand van een onafhankelijk deskundigenrapport wordt aangetoond dat het gebouw of (weer) als ‘karakteristiek’ is aan te merken;
  • b. de aanduiding ‘karakteristiek’ wordt verwijderd, indien:
    • 1. karakteristieke hoofdvorm van het gebouw of de structuur van het erf niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw of het totaal van de gebouwen die het erf vormen kan worden hersteld;
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm van het gebouw of het gehele erf in zijn geheel redelijkerwijs niet te handhaven is in relatie tot de functie die het gebouw of erf moet of uitsluitend nog kan vervullen;
    • 3. door veranderende inzichten een als karakteristiek aangeduid gebouw of erf niet meer als karakteristiek wordt aangemerkt, met dien verstande dat aan de hand van een onafhankelijk deskundigenrapport wordt aangetoond dat het gebouw niet meer als ‘karakteristiek’ is aan te merken;

Artikel 5 Waarde - Hoge archeologische verwachtingswaarde

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Hoge archeologische verwachtingswaarde' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwen

Op de tot 'Waarde - Hoge archeologische verwachtingswaarde' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

5.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 5.2.1 is niet van toepassing:

  • a. op bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 250 m2;
  • b. indien op basis van aanvullend en/of definitief onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • c. indien het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt gebruikt.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 en worden toegestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de basisbestemming, mits:

  • d. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de activiteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • e. advies is ingewonnen bij een archeologisch deskundige.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk. geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm;
  • b. het verlagen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- en/of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.

5.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. als bedoeld in lid 5.4.1 onder a indien sprake is van een oppervlakte kleiner dan 250 m2;
  • b. die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen, met name werkzaamheden voor bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan danwel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning of ontgrondingenvergunning;
  • d. op locaties waar op basis van onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • e. die op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
  • f. waarin de Erfgoedwet voorziet.

5.4.3 Afwegingskader

De in lid 5.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind en nadat de provinciaal of gemeentelijk archeoloog daaromtrent is gehoord.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde:

  • a. de bestemming 'Waarde - Hoge archeologische verwachtingswaarde' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van aanvullend en/of definitief onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. de bestemming 'Waarde - Hoge archeologische verwachtingswaarde' te wijzigen indien de noodzaak daartoe op basis van aanvullend en/of definitief onderzoek is aangetoond.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

6.1 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bebouwingsgrenzen
7.1.1 Bouwen binnen geluidzones

Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze planregels geldt ten aanzien van de gronden gelegen binnen een geluidzone vanwege een (spoor)weg als bedoeld in de Wet geluidhinder dat indien en voor zover op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan aanwezige woning op hetzelfde bouwperceel vervangen wordt door een andere woning en de afstand van de nieuwe woning tot de (spoor)weg waarlangs zich de zone bevindt, ten opzichte van de afstand van de te vervangen woning tot deze (spoor)weg, niet mag worden verminderd.

7.1.2 Afwijking

Burgemeester en wethouder kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1.1 , indien en voor zover uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van het wegbeheer, de verkeersveiligheid daaronder begrepen, geen bezwaar bestaat.

7.1.3 Bebouwingsgrenzen

Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze planregels dienen, wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden grenzend aan een verkeersbestemming, de volgende afstanden uit de as van de weg in acht genomen:

Categorie   Afstand uit de wegas  
Verkeer - Klasse A   100 m  
Verkeer - Klasse C   30 m  
Verkeer - Klasse D   15 m  

7.1.4 Afwijking

Burgemeester en wethouder kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1.3 , indien en voor zover uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van het wegbeheer, de verkeersveiligheid daaronder begrepen, geen bezwaar bestaat.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.

8.2 Toegestaan gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Karakteristiek

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen in Artikel 4 Wonen.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de hoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de hoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  • f. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
  • g. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek-)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • h. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;
  • i. de bestemmingsregels ten behoeve van jaarlijkse evenementen, festiviteiten en/of manifestaties.

10.2 Afwegingskader

De in lid 10.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de (aangrenzende) gronden.

Artikel 11 Algemene procedureregels

11.1 Algemene procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging ingevolge artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening is afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid onder artikel 12.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 3. Het eerste lid onder artikel 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is,mag worden voortgezet;
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 12.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 12.2 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. Het eerste lid onder artikel 12.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van bestemmingsplan Beldhuismolenweg 6+6a, vastgesteld door de gemeenteraad in de vergadering van 25 maart 2024.