direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied 10e partiele herziening Oude Postweg 24
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0173.BP16046-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Buitengebied 10e partiele herziening Oude Postweg 24" met identificatienummer NL.IMRO.0173.BP16046-va01 van de gemeente Oldenzaal;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 bestemmingsplan "Buitengebied 2007":

het bestemmingsplan "Buitengebied 2007" van de gemeente Oldenzaal als vastgesteld op 5 maart 2009;

1.4 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.5 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, daaronder niet begrepen een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een wormenkwekerij;

1.9 agrarische nevenactiviteit:

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwblok die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bed & breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.12 bedrijf:

een bedrijfseconomische eenheid, gericht op het behalen van winst;

1.13 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.15 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.19 boerderijkamer:

(deel van) een (voormalig) agrarisch gebouw welke blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in kamers en dat, al dan niet in combinatie met dagverblijf, beschikbaar is;

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 buitenrijbaan:

een omheind terrein, ten behoeve van het berijden van paarden;

1.25 dagrecreatie:

recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang;

1.26 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.27 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover dit bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt;

1.28 evenement:

een voor het publiek toegankelijke, verplaatsbare, georganiseerde gebeurtenis, (openlucht-)manifestatie, (thema-)dag of week;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 geluidsgevoelig object

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.31 horeca:

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven;

1.32 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.33 huishouden:

een persoon of groep personen die een huishouding voert;

1.34 intensieve veehouderij:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf voor het houden van vee en pluimvee - zelfstandig of als neventak - met een omvang van tenminste 250 m2, waarbij dit houden van vee en pluimvee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen; het biologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet en het houden van melkrundvee, schapen of paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij;

1.35 inwoning:

de situatie waarin twee huishoudens één woning bewonen, waarbij de woning één hoofdtoegang heeft en de ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;

1.36 kampeermiddel:

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, niet zijnde een stacaravan, en dienend voor recreatief nachtverblijf;

1.37 kleinschalig kampeerterrein:

een kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.38 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.39 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.40 ondergeschikte horeca:

niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is;

1.41 overkapping:

een grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag;

1.42 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
1.43 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.44 teeltondersteundende kassen:

glastuinbouw als onderdeel van de agrarische bedrijfsvoering;

1.45 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.46 verblijfsrecreatie:

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen;

1.47 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.48 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder dan wel een daarop gebaseerd Besluit;

1.49 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden;

1.50 woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

1.51 zorgboerderij:

een (voormalig) agrarisch erf in het buitengebied waar kleinschalige zorg wordt geboden aan cliënten met lichamelijke en/of verstandelijke beperkingen, in de vorm van dagbestedingsactiviteiten, naschoolse opvang, en een gezinshuis, waarbij de verbinding met agrarische en/of natuurgerichte activiteiten (professioneel dan wel hobbymatig) aanwezig is.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

Ruimten, zoals kelders en kruip- en soortgelijke ruimten, onder de onderzijde van de begane grondvloer - en tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren - worden niet meegerekend bij de inhoud van een bouwwerk, tenzij de onderzijde van de begane grondvloer op meer dan 0,3 meter boven peil is gelegen.

Indien een kelder aan de buitenzijde een directe toegang heeft wordt deze toegang niet meegerekend bij de inhoud van een bouwwerk.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, dakkappellen, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.7 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m2);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (o).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat een intensieve veehouderij is uitgesloten;
  • b. het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen (niet in een volkstuincomplex);
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'erf' tevens voor tuinen, erven, infrastructurele voorzieningen en parkeervoorzieningen behorende bij de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';
  • d. extensief recreatief medegebruik in de vorm van voet-, fiets- en/of ruiterpaden;
  • e. water(berging) en de waterhuishouding.

met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde en voorzieningen, niet zijnde bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest en terreinen.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 1,50 m mag bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen, voor doeleinden van handel en/of andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden.

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat een intensieve veehouderij is uitgesloten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij', tevens voor een zorgboerderij met bijbehorende multifunctionele bijeenkomstruimten tot een bebouwingsoppervlakte van 500 m2;
  • c. ondergeschikte horeca ten dienste van de bestemming;
  • d. agrarische nevenactiviteiten mits die plaatsvinden:
    • 1. binnen de bedrijfsgebouwen en tot een oppervlakte van niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning uitgezonderd, en niet meer dan 300 m2;
    • 2. buiten en direct aansluitend aan de bedrijfsgebouwen, tot een oppervlakte van niet meer dan 1.000 m2;
  • e. het wonen in één bedrijfswoning, alsmede de huisvesting van twee huishoudens (inwoning) in één woonhuis met een inhoud van niet meer dan 900 m3;
  • f. verblijfsrecreatieve voorzieningen binnen bedrijfsgebouwen, niet verder dan 25 m verwijderd van het hoofdgebouw, in de vorm van boerderijkamers tot een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 200 m2 waarbij de oppervlakte per boerderijkamer niet meer mag bedragen dan 50 m2 en met dien verstande dat per agrarisch bedrijf ten hoogste 15 slaapplaatsen zijn toegestaan;
  • g. verblijfsrecreatieve voorzieningen binnen bedrijfsgebouwen, niet verder dan 25 m verwijderd van het hoofdgebouw, in de vorm van pension en/of bed & breakfast, tot een oppervlakte van niet meer dan 300 m2;
  • h. dagrecreatieve voorzieningen binnen bedrijfsgebouwen, in de vorm van ontvangstruimten ten behoeve van verkoop af boerderij, rondleidingen etcetera, tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m2;
  • i. de verkoop van op het eigen bedrijf geproduceerde producten;
  • j. een buitenrijbaan en/of een rijhal, zoals deze bestaat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, tot een oppervlakte van niet meer dan 1000 m2;
  • k. water(berging) en de waterhuishouding;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, voorzieningen, tuinen, erven en agrarische gronden.

4.2 Bouwregels

Op de tot 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

4.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 5,50 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 12 m bedragen;
  • d. de dakhelling mag niet minder dan 15o bedragen;
  • e. de bouwhoogte respectievelijk gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende kassen mag niet meer bedragen dan 6 meter respectievelijk 500 m2;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met f geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • b. met het oog op inwoning mag de inhoud van de oorspronkelijke bedrijfswoning niet meer dan 900 m3 bedragen, dan wel de inhoud van de hoofdvorm van dat gebouw op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, met dien verstande dat de verschijningsvorm van de woning ongewijzigd dient te blijven en dat sprake moet zijn van één bouwmassa met het uiterlijk van één woning;
  • c. de goothoogte van een vrijstaande bedrijfswoning mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een vrijstaande bedrijfswoning mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 20o en niet meer dan 60o bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met e geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
4.2.3 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m2 bedragen, met dien verstande dat niet meer dan 50 m2 daarvan mag worden benut voor aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met c geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van hooibergen, (kunst)mest- en/of voedersilo's mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2,50 m bedragen, met uitzondering van vlaggenmasten en lichtmasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2.1 onder a en toestaan dat de afstand wordt verminderd tot 0 m;
  • b. lid 4.2.1 onder b en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte wordt verhoogd tot 7 m;
  • c. lid 4.2.1 onder b en d en 4.2.2 onder c en e en toestaan dat een gebouw (al dan niet gedeeltelijk) wordt voorzien van een afwijkende dakvorm dan wel een plat dak;
  • d. lid 4.2.2 onder b en toestaan dat de inhoud van de bedrijfswoning wordt vergroot tot niet meer dan de inhoud van het bedrijfsgebouw waarvan de oorspronkelijke bedrijfswoning deel uitmaakt.
4.3.2 Afwegingskader

De in 4.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de (aangrenzende) gronden;
  • f. de milieusituatie en de waarden van aangrenzende percelen.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen, voor doeleinden van handel en/of andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden, anders dan op basis van 4.1 is toegestaan;
  • c. het gebruik van bouwwerken als zijnde geluidsgevoelige objecten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - geluidsgevoelige objecten'.
4.4.2 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik (laten) nemen van gronden en bouwwerken conform de in 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform de in Bijlage 1 opgenomen Inrichtingsplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken conform de in 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 12 maanden na het onherroeppelijk worden van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen zoals weergegeven in het in Bijlage 1 opgenomen Inrichtingsplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.1 ten behoeve van agrarische nevenactiviteiten binnen de bedrijfsgebouwen en tot een oppervlakte van niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning uitgezonderd, tot niet meer dan 500 m2;
  • b. lid 4.1 en 4.2.4 ten behoeve van een buitenrijbaan tot een oppervlakte van niet meer dan 800 m2, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tussen de buitenrijbaan en de bestaande rechtmatig geplaatste bebouwing niet meer dan 25 m mag bedragen;
    • 2. de afstand tussen de buitenrijbaan en een woning van derden niet minder dan 70 m mag bedragen;
    • 3. verlichtingsvoorzieningen mogen worden gebouwd tot een hoogte van niet meer dan 8 meter;
    • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden van de (aangrenzende) gronden;
  • c. lid 4.1 ten behoeve van de verkoop van niet op het eigen bedrijf geproduceerde streekgebonden producten met dien verstande dat er sprake dient te zijn van kleinschaligheid en dat de basis van de verkoop wordt gevormd door op het eigen bedrijf geproduceerde producten en met dien verstande dat de oppervlakte ten behoeve van deze functie niet meer dan 50 m2 mag bedragen;
  • d. lid 4.1 ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein;
  • e. lid 4.1 ten behoeve van de binnenopslag van kampeermiddelen tot een oppervlakte van niet meer dan 500 m2.
4.5.2 Afwegingskader

De in 4.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de (aangrenzende) gronden.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen:

  • a. teneinde de bestemming te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen - Landhuis' en 'Landgoed' zoals opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied 2007":, mits:
    • 1. sprake is van beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. de grootte van het landgoed minimaal 10 ha zal zijn;
    • 3. op het landgoed sprake zal zijn van een woongebouw met een minimale inhoud van 1.500 m3;
    • 4. in geval van een woonfunctie de voorkeursgrenswaarde in acht wordt genomen;
    • 5. 30% van de oppervlakte van het landgoed zal bestaan uit nieuw bos of een ander natuurdoeltype;
    • 6. omliggende agrarische bedrijven bij de realisatie van een nieuw landgoed niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden zullen worden gehinderd;
    • 7. met een inrichtingsplan of een beeldkwaliteitplan wordt aangetoond dat er sprake zal zijn van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied.
  • b. teneinde de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' of een aangrenzende gebiedsbestemming, mits:
    • 1. sprake is van beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. een aanmerkelijke reductie van de oppervlakte van bestaande bedrijfsgebouwen plaatsvindt;
    • 3. in geval van een woonfunctie de voorkeursgrenswaarde in acht wordt genomen;
  • c. teneinde de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits:
    • 1. wordt voldaan aan de voorwaarden zoals vervat in de 'rood-voor-rood-regeling', zoals opgenomen in bijlage 1 van het bestemmingsplan "Buitengebied 2007":;
    • 2. de locatie niet is gelegen binnen de 56 dB(A)-contour;
    • 3. de voorkeursgrenswaarde in acht wordt genomen;
  • d. teneinde de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen', voor de bouw van een woonhuis met een inhoud van niet minder dan 750 m3 en niet meer dan 2.000 m3 (inclusief bijgebouwen en te behouden karakteristieke gebouwen) mits:
    • 1. sprake is van beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering;
    • 2. de voorkeursgrenswaarde in acht wordt genomen;
    • 3. het woonhuis is bestemd voor enkelvoudige bewoning;
    • 4. minimaal 800 m2 van alle opstallen wordt gesloopt;
    • 5. een beeldkwaliteitsplan kan worden overlegd, waarin een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit wordt gegarandeerd;
    • 6. aansluitend aan het woonhuis een gebied van 1,5 ha wordt ingezet voor het versterken van de landschappelijke waarden.
  • e. ten behoeve van agrarische nevenactiviteiten binnen de bedrijfsgebouwen tot een oppervlakte van niet meer dan 500 m2;
  • f. ten behoeve van verblijfsrecreatieve voorzieningen binnen bestaande bedrijfsgebouwen, niet verder dan 25 m verwijderd van het hoofdgebouw, tot een oppervlakte van niet meer dan 500 m2, met dien verstande dat in geval van boerderijkamers geldt dat de oppervlakte per boerderijkamer niet meer mag bedragen dan 50 m2 en dat in dat geval per agrarisch bedrijf ten hoogste 30 slaapplaatsen zijn toegestaan;
  • g. ten behoeve van de binnenopslag van kampeermiddelen tot een oppervlakte van niet meer dan 1.000 m2;
  • h. ten behoeve van sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke en/of met het buitengebied samenhangende dan wel daarop gerichte educatieve (buitengebied) functies binnen de bedrijfsgebouwen, waaronder begrepen expositieruimten, natuur- en landschapseducatie en natuur- en landschapsbeheer;

en voorts:

  • i. ten behoeve van milieuvriendelijke ambachtelijke bedrijven, kunstnijverheidsbedrijven, bijenhouderijen en dierenpensions/hondenkennels;
  • j. ten behoeve van agrarisch verwante bedrijven zoals agrarische hulpbedrijven, loon- en veehandelsbedrijven, vis- en wormkwekerijen;
  • k. ten behoeve van hoveniersbedrijven, maneges, dierenartsenpraktijken en dierenklinieken;

mits:

  • de activiteiten uitsluitend dan wel overwegend worden uitgeoefend binnen de bestaande bebouwing, dan wel binnen de bestaande bouwmassa;
  • de infrastructuur niet wordt verzwaard;
  • een (bedrijfs)woning wordt gehandhaafd en het aantal woningen niet toeneemt. Toename van het aantal woningen is wel geoorloofd in geval toepassing wordt gegeven aan de 'rood-voor-rood-regeling' zoals opgenomen in bijlage 1 van het bestemmingsplan "Buitengebied 2007":
  • er geen of nauwelijks sprake is van verkeersaantrekkende werking;
  • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden van de (aangrenzende) gronden of de waarden van de (aangrenzende) gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming;
  • b. Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  • c. Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, het innemen van standplaats, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift een vergunning of afwijking is vereist en deze is verleend;
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en het bepaalde in lid 8.2.2, indien strikte toepassing van de verbodsbepalingen zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van inhoud en oppervlaktes;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de hoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de hoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  • f. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
  • g. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek-)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • h. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;
  • i. de bestemmingsregels ten behoeve van jaarlijkse evenementen, festiviteiten en/of manifestaties.
7.2 Afwegingskader

De in lid 7.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de (aangrenzende) gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
8.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot ,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
8.1.2

Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 8.1.1 met maximaal 10%.

8.1.3

Lid 8.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik
8.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

8.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 8.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

8.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in lid 8.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

8.2.4

Lid 8.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Buitengebied 10e partiele herziening Oude Postweg 24" van de gemeente Oldenzaal.