direct naar inhoud van Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
Plan: Uitvaartcentrum met crematorium Schipleidelaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-id: NL.IMRO.0173.BP16033-va01
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
In deze regels wordt verstaan onder:
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan:
het bestemmingsplan Uitvaartcentrum met crematorium Schipleidelaan van de gemeente Oldenzaal.
1.2 Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0173.BP16033-va01 met de bijbehorende regels.
1.3 Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Aanduidingsvlak:
een op de verbeelding aangegeven vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.
1.6 Agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door
middel van het telen van gewassen (houtteelt en kweek van graszoden
daaronder begrepen) en/of door middel van het houden van dieren, daaronder
niet begrepen een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een
gebruiksgerichte paardenhouderij of een wormenkwekerij.
1.7 Ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.8 Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 Bestemmingsgrens:
een grens vormt van een bestemmingsvlak.
1.10 Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.11 Bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.12 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.13 Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.14 Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.15 Bouwperceelgrens:
De grens van een bouwperceel.
1.16 Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.17 Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.18 Crematorium:
een gebouw waar overledenen worden gecremeerd c.q. verbrand - hieronder niet begrepen een crematorium voor dieren -, met de daarbijbehorende functies, zoals een ontvangstruimte.
1.19 Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.20 Hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste
bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.21 Landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare
verschijningsvorm van dat gebied.
1.22 Markeringselementen:
bouwwerken welke tot doel hebben het specifieke karakter van een gebouw of locatie aan te geven, zoals een kruis of klokkentoren.
1.23 Natuurwetenschappelijke waarde:
aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische,
bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied.
1.24 Normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer
van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel
de realisering van de bestemming.
1.25 Peil:
a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. in andere gevallen:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
1.26 Plankaart:
de analoge verbeelding van het Bestemmingsplan Uitvaartcentrum met crematorium Schipleidelaan, bestaande uit de kaarten 165818, dan wel de digitale verbeelding van het Bestemmingsplan Uitvaartcentrum met crematorium Schipleidelaan, zoals is vastgelegd in het bestand NL.IMRO.0173.BP16033-va01.gml.
1.27 Prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen
met een ander tegen vergoeding.
1.28 Recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de
functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is
toegestaan.
1.29 Rouwcentrum:
een gebouw van een uitvaartondernemer, waar een overledene wordt opgebaard in afwachting van de begrafenis of crematie, met de daarbijbehorende functies, zoals kantoren, verzorging van de overledene, rouwbezoeken, uitvaartdiensten en afscheid.
1.30 Seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig,
of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen
worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische
aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan
een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon,
een seksbioscoop, een seksautomatenhal,een sekstheater of een
parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  1. goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  1. inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
  1. (bouw)hoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  1. oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters,
kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen,
gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, dakkapellen en overstekende
daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van
bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
  1. voor lengten in meters (m);
  2. voor oppervlakten in vierkante meters (m2);
  3. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
  4. voor verhoudingen in procenten (%).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze planregels wordt gemeten tot of vanuit
het hart van de lijn.
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Agrarisch met waarden- Natuur en Landschap
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, niet zijnde een boomkwekerij;
  2. het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen (niet in een volkstuincomplex);
  3. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden;
  4. infrastructurele voorzieningen, zoals deze bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  5. water(berging) en de waterhuishouding;
  6. extensief recreatief medegebruik in de vorm van voet-, fiets- en/of ruiterpaden;
met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzieningen - niet zijnde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en/of voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest - en terreinen.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 1,50 m mag bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  2. het gebruik van gronden en opstallen, voor doeleinden van handel en/of andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1. Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen of verharden van wegen, voet-, fiets-, en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m2, met uitzondering van:
    • het aanleggen en verharden van wegen en/of paden ter directe ontsluiting van agrarische bouwpercelen;
    • het aanbrengen van kuilvoerplaten en sleufsilo's in een directe ruimtelijke relatie met een agrarisch bouwperceel;
    • het aanbrengen van koe- en kavelpaden;
      1. het vellen en rooien van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de gemeentelijke kapverordening of de Boswet is geregeld;
      2. het zaaien of aanplanten van bomen en andere houtopstanden;
      3. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
      4. het graven of dempen van sloten en poelen;
      5. het scheuren van grasland anders dan voor graslandverbetering;
      6. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet.
3.4.2 Uitzondering op verbod
Het in 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op andere-werken en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.4.3 Afwegingskader
Een in 3.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de agrarische en/of de landschappelijke en/of de natuurwetenschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de bestemming te wijzigen in de bestemming(en) Bos en/of Natuur, mits:
  • natuurontwikkeling uitsluitend plaatsvindt ter uitvoering van het Natuurgebiedsplan Noordoost-Twente dan wel een landschapsontwikkelingsplan;
  • het ruimtelijke en hydrologisch afgeronde (natuur)eenheden betreft;
  • omliggende agrarische bedrijven bij de realisatie van een nieuw landgoed niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden zullen worden gehinderd;
en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de (aangrenzende) gronden;
  • de waarden van de (aangrenzende) gronden.
Artikel 4 Maatschappelijk - Begraafplaats
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. begraafplaats;
  2. rouwcentrum;
  3. crematorium, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'crematorium';
  4. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden;
  5. markeringselementen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - markeringselement';
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en terreinen.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.2.1 Hoofdgebouwen
Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. het bebouwingspercentage mag 100% bedragen, tenzij anders op de plankaart is aangegeven;
  3. het aantal gebouwen per bouwvlak mag niet meer dan één bedragen;
  4. de goot- en/of bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van lichtmasten en markeringselementen mag niet meer dan 5 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor het vervoer over de weg, met daarbijbehorende bebouwing en voorzieningen
zoals ongelijkvloerse kruisingen met (spoor)wegen en water,
voet/fietspaden, bermen en bermsloten, taluds en parkeer- groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene gebruiksregel
Tot een met de bestemming strijdig gebruik, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 8 Overige regels
8.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
9.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
9.1.2 Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
9.1.3 Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
9.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
9.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
9.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
9.2.4 Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als "Regels van het bestemmingsplan Uitvaartcentrum met crematorium Schipleidelaan"
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oldenzaal, gehouden op 11 juli 2011
De griffier, De voorzitter,