direct naar inhoud van Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
Plan: Uitvaartcentrum met crematorium Schipleidelaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-id: NL.IMRO.0173.BP16033-va01
Artikel 3 Agrarisch met waarden- Natuur en Landschap
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, niet zijnde een boomkwekerij;
  2. het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen (niet in een volkstuincomplex);
  3. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden;
  4. infrastructurele voorzieningen, zoals deze bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  5. water(berging) en de waterhuishouding;
  6. extensief recreatief medegebruik in de vorm van voet-, fiets- en/of ruiterpaden;
met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzieningen - niet zijnde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en/of voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest - en terreinen.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 1,50 m mag bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  2. het gebruik van gronden en opstallen, voor doeleinden van handel en/of andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1. Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen of verharden van wegen, voet-, fiets-, en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m2, met uitzondering van:
    • het aanleggen en verharden van wegen en/of paden ter directe ontsluiting van agrarische bouwpercelen;
    • het aanbrengen van kuilvoerplaten en sleufsilo's in een directe ruimtelijke relatie met een agrarisch bouwperceel;
    • het aanbrengen van koe- en kavelpaden;
      1. het vellen en rooien van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de gemeentelijke kapverordening of de Boswet is geregeld;
      2. het zaaien of aanplanten van bomen en andere houtopstanden;
      3. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
      4. het graven of dempen van sloten en poelen;
      5. het scheuren van grasland anders dan voor graslandverbetering;
      6. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet.
3.4.2 Uitzondering op verbod
Het in 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op andere-werken en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.4.3 Afwegingskader
Een in 3.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de agrarische en/of de landschappelijke en/of de natuurwetenschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de bestemming te wijzigen in de bestemming(en) Bos en/of Natuur, mits:
  • natuurontwikkeling uitsluitend plaatsvindt ter uitvoering van het Natuurgebiedsplan Noordoost-Twente dan wel een landschapsontwikkelingsplan;
  • het ruimtelijke en hydrologisch afgeronde (natuur)eenheden betreft;
  • omliggende agrarische bedrijven bij de realisatie van een nieuw landgoed niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden zullen worden gehinderd;
en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de (aangrenzende) gronden;
  • de waarden van de (aangrenzende) gronden.